Openbaar Ministerie

, 5 juni 2003

Altijd reactie OM bij eigenrichting

Den Haag,
Burgers die het recht in eigen hand nemen door (vermeende) plegers van zeden- of andere delicten aan te pakken zullen hierop altijd worden aangesproken door het Openbaar Ministerie (OM). Dit kan bestaan uit strafrechtelijke vervolging, maar ook uit een bemiddelingspoging of uit een gesprek.
Het Openbaar Ministerie zal bij deze afweging rekening houden met de achtergrond van degene die voor eigen rechter speelt en met de manier waarop dit is gebeurd. Is sprake van een strafbaar feit, dan wordt vervolgens gekeken naar de positie van de verdachte ten opzichte van het oorspronkelijke feit en naar de "juridische status" van de belaagde.
Bij de afweging welke reactie moet volgen is de afstand tussen het slachtoffer van de zedenpleger en degene die het recht in eigen hand neemt van belang. Hieruit volgt dat ouders van misbruikte kinderen niet zonder meer worden vervolgd wanneer zij zich inzetten voor de bescherming van hun kinderen tegen hun belager. Het OM zal onder bepaalde omstandigheden terughoudender zijn met het instellen van strafrechtelijke vervolging, maar dit betekent niet dat een bepaalde categorie een vrijbrief krijgt.
Dat is de landelijke lijn die door het College van procureurs-generaal in deze zaken is vastgesteld. De vraag of iemand wordt vervolgd wegens eigenrichting blijft aan de officier van justitie. Deze zal de afweging moeten maken of het gezien alle relevante feiten en omstandigheden opportuun is om vervolging in te stellen.

"Op het eerste gezicht een weinig populaire taak" Het College van procureurs-generaal stelt dat het aanpakken van mensen die zich schuldig maken aan eigenrichting "op het eerste gezicht een weinig populaire taak" lijkt. ,,Bij het grote publiek bestaat veel begrip voor de particuliere initiatieven, met name van ouders van misbruikte kinderen, om vanuit beschermingsoverwegingen pedoseksuelen bekend te maken en eventueel verhuizing af te dwingen." Daar tegenover staat een toenemend besef dat de kansen op resocialisatie en herintegratie van zedendelinquenten eveneens belangrijk zijn. Het College wijst er bovendien dat een aantal pijlers van ons strafrecht in het geding is, namelijk dat een verdachte onschuldig is tot de rechter zich heeft uitgesproken en dat iemand die zijn straf heeft uitgezeten, heeft afgerekend met de samenleving.

Belediging, smaad, laster
Als incidenten op terrein van "naming and shaming" worden vervolgd dan kan dit gebeuren via delicten als eenvoudige belediging, smaad, smaadschrift, laster en/of opruiing. Het is immers strafbaar een persoon publiekelijk zwart te maken ook als degene die dit doet de waarheid meent te spreken. Onder omstandigheden kan ook worden gedacht aan dwang. Dat kan het geval zijn als iemand wordt gedwongen te verhuizen onder bedreiging van bekendmaking van een strafrechtelijk verleden.
Bij een aantal incidenten is het niet eenvoudig om ze onder een strafbaar feit te brengen, hoewel ze als moreel verwerpelijk gezien kunnen worden, aldus het College. Een voorbeeld hiervan is de website op internet die binnenkort wordt geopend waar mensen kunnen zien in welke buurten en wijken zedenplegers wonen, die niet met name worden genoemd. Ook op deze ontwikkelingen zal het OM alert blijven.

Het aanplakken van affiches
Het aanplakken van affiches met een foto van een persoon met de boodschap dat deze "kinderverkrachter" is of "pedoseksueel", is in principe strafbaar. Sommige actievoerders voeren aan dat zij "in het algemeen belang" handelen door de namen van (vermeende) zedendelinquenten bekend te maken. Dit beroep zal niet snel van toepassing zijn, want het belang dat zij menen te dienen is een deelbelang, aldus het College van procureurs-generaal. Het algemeen belang vergt immers ook dat mensen niet publiekelijk aan de schandpaal worden genageld, maar dat afgestraften weer een plaats in de samenleving kunnen innemen en dat de toepassing van het recht niet in de publieke sfeer plaatsvindt.