Actueel

Hof wijst vordering in uitleveringszaken VS af

Bron: Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum actualiteit: 5-06-2003

's-Gravenhage, 5 juni 2003 - Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft vandaag uitspraak gedaan in een tweetal zaken over de uitlevering van Nederlanders aan de Verenigde Staten van Amerika. Het gaat om gevallen waarbij de VS uitlevering hebben verzocht van Nederlanders die ervan verdacht worden te zijn betrokken bij de uitvoer van XTC naar de VS. Het hof besloot dat de Staat geen garantie van de VS hoeft te vragen om terugkeer van betrokkenen naar Nederland na hun berechting in de VS. Volgens het hof zijn er onvoldoende aanwijzingen dat zij in de VS zozeer behoorlijke rechtskundige hulp zullen worden onthouden of dat zij in hun detentieperiode in de VS zo slecht behandeld zullen worden dat sprake zal zijn van flagrante strijd met de mensenrechten.

De rechtbank had de uitlevering toelaatbaar verklaard en het daartegen ingestelde beroep was door de Hoge Raad verworpen. Toen de minister van justitie daarop besliste de uitlevering van beiden toe te staan hebben de betrokkenen aan de voorzieningenrechter te Den Haag in kort geding gevorderd de Staat te verbieden hen uit te leveren. Zij voerden daarvoor verschillende argumenten aan, onder andere dat het in de VS toegepaste systeem van "plea-bargaining" verhindert dat zij daar een eerlijk proces krijgen. In dat systeem wordt aan verdachten die afzien van behandeling van hun zaak in een volledig strafproces en die daartoe een schuldbekentenis afleggen een aanzienlijk lagere straf in het vooruitzicht gesteld dan zij zouden krijgen indien in een volledig strafproces hun schuld zou worden aangenomen.
De voorzieningenrechter van de Haagse rechtbank heeft zijn beslissing op de vorderingen aangehouden en aan de Staat gevraagd eerst een aantal vragen over dat systeem van plea-bargaining te beantwoorden. De Staat was het met die aanhouding van de zaken niet eens en is tegen de vonnissen van de voorzieningenrechter bij het Haagse hof in hoger beroep gegaan.

Nederlandse Staat mag erop vertrouwen dat VS mensenrechten waarborgt Het hof heeft beslist dat de voorzieningenrechter mag onderzoeken of voor de betrokkenen gevaar dreigt dat zij na uitlevering worden behandeld in flagrante strijd met het als een van de mensenrechten geldende recht op een eerlijk proces. In dit geval bestond volgens het hof voor het stellen van de vragen over het systeem van plea-bargaining geen goede reden, omdat nergens uit blijkt dat een volledig strafproces in de VS zo lang duurt dat van flagrante strijd met een eerlijk proces sprake is en zonder behoorlijke aanwijzingen dat het anders is mag de Nederlandse Staat erop vertrouwen dat de VS ervoor zorgt dat die flagrante strijd zich niet voordoet. Dat in de VS (na een volledige strafprocedure) doorgaans veel hogere straffen voor drugsdelicten worden opgelegd dan na plea-bargaining en dan in Nederland wil niet zeggen dat daarom flagrante strijd dreigt met mensenrechten. Bovendien gaat het hof ervan uit dat de betrokkenen na berechting in de VS naar Nederland worden teruggezonden om hun straf hier te ondergaan en dat dan hun straffen naar Nederlandse maatstaven worden aangepast.

Hof vernietigt vonnissen en wijst vordering af
Het hof wijst deze zaken niet terug naar de voorzieningenrechter van de rechtbank om verder te beslissen. Het hof doet de zaken zelf af. Omdat de ander argumenten die betrokkenen hebben aangevoerd evenmin opgaan heeft het hof de vonnissen van de Haagse voorzieningenrechter vernietigd en de vorderingen van de betrokkenen afgewezen.

Vergelijkbare zaken
Thans loopt nog een drietal andere zaken waarin een verbod van uitlevering naar de VS wordt gevorderd.
Eén van die zaken (het gaat eigenlijk om een groep nauw samenhangende zaken) was gelijk met de nu besliste zaken aan het hof voorgelegd. Het hof houdt zijn beslissing in die (groep van) zaken nog aan. Daarin spelen andere argumenten en andere omstandigheden. Het hof hoopt ook in die zaken op korte termijn uitspraak te kunnen doen. De twee overige zaken zijn niet meer urgent. Die gaan over het verbod tot uitlevering van Nederlanders, die al naar de VS waren overgebracht voordat hun zaken bij het hof aanhangig waren. De betrokkenen zijn na hun berechting inmiddels naar Nederland teruggekeerd. De beslissingen in die zaken zijn alleen nog van belang voor het principe en voor de proceskosten. Bij de hoge werklast waarmee het hof wordt geconfronteerd is ervoor gekozen eerst aandacht te geven aan de werkelijk urgente zaken. De uitspraken in die twee andere zaken zullen te zijner tijd volgen.

Zie voor de andere uitspraak: 'AF9614'

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AF9613