LEI
persbericht / nr. 1736
5-juni-2003
Natuur en landschap als alternatieve landbouwtak
Het ontwikkelen van nieuwe natuur- en landschapselementen en het
onderhoud van de bestaande elementen kunnen uitgroeien tot een
volwaardige alternatieve bedrijfstak voor de agrarische sector. Deze
kan daarmee bijdragen aan de door de overheid beoogde verbetering van
de landschapskwaliteit. Voorwaarde is dat de boeren voor hun diensten
een marktconforme vergoeding ontvangen en zekerheid over de
continuïteit van contracten en betalingen. Dat concludeert het LEI op
grond van een onderzoek in vier zogenaamde 'proeftuinen'. Proeftuinen
zijn gebieden waarin het ministerie van LNV, provincies en
plaatselijke betrokkenen samen zoeken naar de beste aanpak voor
agrarisch beheer van natuur- en landschapselementen. In totaal kent
Nederland acht proeftuinen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht
van het Ministerie van LNV.
Verbetering van de landschapskwaliteit door inschakeling van boeren en
tuinders vormt één van de speerpunten van het beleid. Dat kan alleen
slagen bij een goede systematiek voor beheersvergoedingen. De huidige
Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer is niet geschikt om nieuwe
natuur- en landschapselementen te ontwikkelen, en houdt te weinig
rekening met de plaatselijke omstandigheden. Een passend
vergoedingssysteem zou onder meer aan de volgende voorwaarden moeten
voldoen.
Vergoedingen voor beheer of herstel van bestaande natuur- en
landschapselementen moeten marktconform zijn, dat wil zeggen dat ze
kunnen concurreren met de opbrengst uit agrarische activiteiten.
Bovendien moeten ze afhankelijk van de aard van de elementen
aansluiten bij de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (algemeen
voorkomende elementen), het Normenboek Staatsbosbeheer (specifieke
elementen of taken) of berekeningen van de Provinciale Stichtingen
Landschapsbeheer (streekeigen elementen). In een aantal gevallen
zullen de bestaande berekeningen en de daarop gebaseerde hoogte van de
vergoedingen wel moeten worden geactualiseerd.
Vergoedingen voor het ontwikkelen en beheren van nieuwe natuur- en
landschapselementen moeten naast een beheersvergoeding ook een
vergoeding omvatten voor gederfd inkomen uit grondgebruik en een
vergoeding voor eventueel verlies aan vermogen. De te vergoeden
opbrengstsaldos variëren voor de onderzochte proeftuinen en
bedrijfstypen van 1.200 tot 2.550 euro per hectare per jaar (inclusief
een stimulansbonus van 20% om de overschakeling naar de nieuwe tak te
bevorderen). De waarde van grond met de bestemming natuur en landschap
bedraagt ongeveer slechts een kwart van die van grond met een
landbouwkundige bestemming; bij wijziging van het bestemmingsplan moet
dus vergoeding worden betaald. Een vermogensverliescompensatie is niet
nodig als de grond ook na de ontwikkeling van natuur- en
landschapselementen zijn landbouwkundige bestemming houdt ('nieuw
groen is vrij groen') of als een langlopend contract geboden wordt met
voldoende zekerheid.
Vergoedingen voor wandelpaden moeten bij voorkeur eenmalig worden
uitgekeerd voor een periode van bijvoorbeeld 10 jaar, en onder meer
een volledige compensatie inhouden voor gedane investeringen (zoals
bruggetjes en overstapjes over hekken). Zij dienen ook een
schadevergoedingsregeling te omvatten. Voor paden dichtbij recreatie-
of bevolkingscentra zou een toeslag op de normale vergoeding kunnen
worden gegeven.
_________________________________________________________________
Vier proeftuinen in ontwikkeling; Gebiedsanalyses, plannen, inkomens
en een nieuwe ver-goedingssystematiek natuur en landschap. Bekijk het
rapport: 4.03.05.