Partij van de Arbeid


05-06-2003


Raadsnotitie inzake oudkomers

Spreekt u al Nederlands?

Meer, beter en sneller Nederlands leren.

Inleiding

In Amsterdam wonen circa 150.000 oudkomers. Dit zijn mensen die vóór
1998 in Nederland zijn komen wonen. Sommigen van hen, maar lang niet allemaal, beheersen de Nederlandse taal voldoende. De Partij van de Arbeid vindt het belangrijk dat iedereen die in Amsterdam woont of werkt een behoorlijke kennis heeft van de Nederlandse taal. Ten behoeve van het oudkomersbeleid ontvangt Amsterdam jaarlijks 6,4 miljoen euro van het Rijk in de periode 2001-2003. Al eerder ontving Amsterdam, in het kader van het grotestedenbeleid, voor de jaren 1999 tot en met 2003 19,4 miljoen euro. Hiermee is het beleid ontwikkeld en toegepast. Een inburgerings- en taalcursus voor oudkomers kost tussen de 2000 en 6000 euro. Dit betekent dat met het huidige bijdrage van het Rijk minimaal 3200 en maximaal 9600 oudkomers bereikt kunnen worden. Los van het feit dat met de huidige middelen die Amsterdam ontvangt van het Rijk ten behoeve van oudkomers maximaal 9600 van de
150.000 oudkomers bereikt kunnen worden, constateren wij ook dat er nog steeds ondanks alle moeite veel knelpunten zijn bij de uitvoering van het oudkomersbeleid. Deze knelpunten zorgen voor lange wachtlijsten, voortijdig afhaken of zelfs helemaal niet aanmelden door gebrek aan kennis.

Het nieuwe college heeft onlangs laten weten voortvarend op zoek te willen gaan naar mensen die zich in het verleden ooit hebben aangemeld voor een taalcursus, maar dit nooit hebben afgemaakt. De Partij van de Arbeid is tevreden met deze toegezegde extra inspanning, maar zij wil meer. De PvdA wil dat het sneller en beter gaat met het leren van de Nederlandse taal door oudkomers. Wij zijn van mening dat, zolang het nog mogelijk is, zoveel mogelijk Amsterdamse oudkomers bereikt moeten worden om de Nederlandse taal te leren. We leggen de lat hoog, maar dat is de Amsterdamse samenleving zeker waard. Wij schrijven daarom deze notitie om de meest voorkomende knelpunten te benoemen en daarbij een oplossingsrichting aan te dragen. De PvdA wil dat oudkomers de Nederlandse taal beheersen, maar omdat we beseffen dat niet iedereen bereikt kan worden moet datgene wat we doen beter, sneller en effectiever.

We kunnen niet alle 150.000 oudkomers bereiken. Dus we moeten kiezen: gemotiveerde jonge mensen met kinderen die (kunnen) werken

De Partij van de Arbeid wenst dat alle Amsterdamse oudkomers die in aanmerking komen voor een taalcursus hier ook gebruik van maken. De praktijk leert echter dat met de huidige middelen die Amsterdam van het Rijk ontvangt, het onmogelijk zal zijn om al deze mensen te bereiken. Het is dus van belang om te kiezen en prioriteiten te stellen. Onze prioriteit gaat uit naar jonge mensen, opvoeders en zij die kunnen werken en zeer gemotiveerd zijn om Nederlands te leren. Wij verwachten namelijk dat met deze groepen op korte termijn resultaten geboekt kunnen worden. Wij realiseren ons dat hiermee de grote groep vrouwen van boven de 55 jaar als laatste aan de beurt komt. Maar kiezen doet soms nu eenmaal pijn. Wij willen in het bijzonder gemotiveerde oudkomers met een baan voorrang bieden. Zodat zij nog beter hun weg kunnen vinden in de Amsterdamse samenleving. Daarvoor is het van belang dat zij zelfstandig, zonder al te veel overheidsbemoeienis, hun eigen taalcursussen kunnen regelen. Voor deze groep denken wij aan een persoonsgebonden budget.

Sociaal taalbeleid: PvdA-visie op inburgering oudkomers. Dit betekent toegepast Nederlands leren in de eigen omgeving en op het eigen niveau.

In de Wet Inburgering Nieuwkomers is het uitgangspunt dat na het volgen van 600 uur Nederlands een cursist een havo-niveau van de Nederlandse taal dient te hebben bereikt, zg fase 4. Gezien de opleidingsachtergrond van de meeste oudkomers is dit niveau niet voor iedereen haalbaar. De PvdA streeft daarom naar een sociaal taalbeleid. Dit betekent een taaltraject gericht op het werk, niveau, aspiraties en achtergrond van de cursist. Het gaat ons namelijk niet om het passief beheersen van de Nederlandse taal door oudkomers, maar om oudkomers evenals nieuwkomers met behulp van de Nederlandse taal bij te staan in het vergroten van hun zelfredzaamheid en hun kansen in de Nederlandse samenleving. Het beheersen van het Nederlands vergemakkelijkt simpele, maar essentiële dingen in het leven zoals boodschappen doen, het kunnen afleggen van een bezoek aan de huisarts, naar een tien minuten gesprek op de school van de kinderen, het kunnen maken van een praatje met de buren of het solliciteren naar een hogere functie. Daarnaast is de Nederlandse taal bovendien onmisbaar bij de communicatie met het stadsbestuur en andere overheidsinstanties. De Partij van de Arbeid vindt de Nederlandse taal vooral belangrijk in het licht van een succesvolle binding en integratie tussen oude en nieuwe Amsterdammers. Het kunnen uitspreken van waardering of ongenoegen van andermans gedrag of levenswijze begint immers bij de uiting daarvan.

In een rapport over inburgering en onthaalbeleid in Nederland en Vlaanderen blijkt dat de sociale omstandigheden zeer bepalend zijn voor de mate waarin en wijze waarop mensen met taalonderwijs omgaan. Gezien deze sociale implicaties streeft de Partij van de Arbeid naar een integraal sociaal beleid, waarbij uit wordt gegaan van iemands loopbaan en levensfase en een relatie wordt gelegd met de buitenwereld waarin iemand gaat functioneren. Wij willen dat het sociaal taalbeleid een integraal onderdeel wordt van het oudkomersbeleid, bedoeld voor zowel nieuwkomers, oudkomers als mensen met een lage opleiding in Nederland. Hierdoor wordt het mogelijk voor grote aantallen mensen om beter mee te doen in de samenleving en vooruit te komen. Dit impliceert dat de aandacht in het oudkomersbeleid dient te verschuiven van het passief bijbrengen van de Nederlandse taal naar de actieve toepassing ervan. Wat doen oudkomers met de verworven kennis nadat de cursus is afgesloten? Komt men buiten de cursustijden voldoende in aanraking met Nederlandssprekenden om de taal te oefenen? Zo niet, hoe kan dat bevorderd worden.

Deze notitie is tot stand gekomen op basis van informatie die wij hebben verkregen uit gesprekken met taalaanbieders, zelforganisaties, medewerkers bij stadsdelen die belast zijn met de uitvoering van het oudkomersbeleid, deskundigen en medewerkers uit de uitzendbranche en gesprekken met de oudkomers zelf. In deze notitie signaleren wij niet alleen problemen, maar wij komen ook met een aantal concrete oplossingen om de gesignaleerde knelpunten op te lossen. Wij verwachten dat het college van B& W zo snel mogelijk begint met de uitvoering van de door ons genoemde oplossingsrichtingen.

Knelpunten in de uitvoering van het oudkomersbeleid

In het algemeen geldt dat het aanbod van taalcursussen niet in alle opzichten voldoende vraaggestuurd is. Er wordt nog steeds veel vanuit het beschikbare aanbod gedacht en gewerkt. Cursisten hebben onvoldoende inzicht in hun mogelijkheden en beperkte vrijheid om zelf te bepalen waar, bij wie en hoelang zij taallessen wil volgen.

De gesignaleerde problemen in de uitvoering van de inburgerings- en taalcurssussen voor oudkomers zijn als volgt te benoemen :


1. De werving van mensen gaat niet goed en niet snel genoeg en het aanmeldingsproces duurt te lang en is te bureaucratisch.
2. Er is te weinig aandacht voor werkende oudkomers. Hun werkgevers worden (bijna) niet betrokken bij het aanbod van taallessen. Bovendien is het voor oudkomers met een baan moeilijk om naast hun baan taallessen te volgen. Dit heeft te maken met de ongunstige tijden waarop de lessen gegeven worden. Bovendien klaagt men ook over het extensieve karakter en lange duur van de cursus (circa 7 maanden).

3. Er zijn te weinig prikkels voor gemotiveerde oudkomers om zelfstandig de Nederlandse taal te leren.

4. Uitvoeringsproblemen bij het organiseren en uitbetalen van kinderopvang.

5. De opgelegde quotering van het aantal deelnemers per stadsdeel beperkt in een aantal stadsdelen de instroom van cursisten, terwijl elders ruimte is. Er ontstaan hierdoor wachtlijsten. En het is nog steeds niet voor alle cursisten mogelijk om zich in hun stadsdeel aan te melden voor het volgen van Nederlandse taallessen.

6. De (officiële en erkende) eindtoets ontbreekt, waardoor de mensen de cursus niet met een diploma of certificaat waardig kunnen afsluiten.

7. Met het verdwijnen van de monopoliepositie van het ROC en het gebrek aan voldoende gekwalificeerde alternatieve aanbieders ontstaat een probleem om in de komende jaren vraaggericht te werken en cursisten voldoende keuzemogelijkheden te bieden.

Hieronder worden deze punten nader toegelicht en worden oplossingsrichtingen aangedragen:

Ad. 1 Problemen bij het werven van mensen en het aanmeldproces is te lang en te bureaucratisch.

De contacten tussen de zelfhulporganisaties, stadsdelen en aanbieders van trajecten zijn niet sluitend. Niet alle oudkomers zijn op de hoogte van de mogelijkheid om taalcursussen te volgen. In Zuidoost is door stichting PEWA een initiatief ontworpen om de contacten tussen stadsdelen en zelfhulporganisaties te verbeteren ten behoeve van de werving en aanmelding. Als dit initiatief werkt, zou dit moeten kunnen worden toegepast in andere stadsdelen. Wanneer cursisten zijn aangemeld, duurt het te lang voordat zij bericht krijgen. In de regel duurt het zelfs maanden voordat men iets hoort. Soms raken aanmeldingsformulieren kwijt in de ambtelijke molen en verliest men daardoor het contact met de oudkomer. Deze bureaucratische inrichting zorgt er niet alleen voor dat de cursisten gedemotiveerd raken, maar er bestaat dus ook een risico dat men het contact met de oudkomer kwijtraakt.

Oplossingsrichting

Om dit probleem te verhelpen is het noodzakelijk om (meer) te investeren in de relatie tussen zelfhulporganisaties, stadsdelen en aanbieders van taalcursussen. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een meldpunt inburgering oudkomers. De taak van deze meldpunten zou moeten zijn het verbeteren van de contacten tussen stadsdelen en zelforganisaties. Daarnaast stellen wij voor dat er meer gerichte informatie komt over de mogelijkheid om als oudkomer de Nederlands taal te leren. Het is hierbij noodzakelijk om gebruik te maken van belangrijke informatiebronnen voor allochtonen. (lokale radio/tv, kranten, posters bij winkels, kerken, moskeeën, basisscholen, buurthuizen etc.)

Het moet mogelijk worden gemaakt voor de cursist om zich op meerdere en voor hem herkenbare plekken in te schrijven. Binnen een maand na aanmelding moet men al kunnen starten met de taalcursus. Wij denken dat het nodig is om een digitaal systeem op te zetten waar iedereen die betrokken is bij het aanbieden van de taalcursussen toegang toe heeft. Dit systeem registreert vanaf dag 1 elk contact dat er is geweest met een oudkomer. Het systeem dient ook inzicht te bieden in het indelen van andere partners die betrokken zijn binnen de keten, zodat men op elk moment kan zien wie waar mee bezig is. Het zoekraken van formulieren behoort bij een dergelijk systeem tot het verleden. Wij pleiten voor een herkenbaar (digitaal) loket zodat men op elk moment van de dag vanuit elke willekeurige plek zich kan aanmelden voor een cursus. Wat hiervoor nodig is, is een computer en een internetverbinding. Zo wordt het mogelijk gemaakt dat men zich op school, via de kerk, moskee, kantoor van de zelforganisatie, via het werk of internetcafé kan aanmelden. Dit loket dient het mogelijk te maken dat men zich informeert, aanmeldt, een afspraak maakt voor een intakegesprek, wordt doorverwezen voor een assesment en uiteindelijk te horen krijgt waar en wanneer hij of zij terechtkwam voor het volgen van de taallessen.

Verkort het aanmeldingsproces tot maximaal een maand. Dit betekent dat de cursist na aanmelding het assesment heeft doorlopen en dan direct weet wanneer men terechtkan voor de taallessen. Zorg ervoor dat cursisten zich op meerder plekken en op verschillende manieren kunnen informeren over de aanmelding, de cursus, de regels en procedures en over de aanbieders. Aanmelding per internet of het verkrijgen van online informatie zou in dit geval ook uitkomst kunnen bieden. Er moet in ieder geval voor gezorgd worden dat er een relatie ontstaat met de cursist. Die moet een duidelijk aanspreekpunt voor zich hebben waar men na aanmelding terecht kan met vragen. Zorg er ook voor dat na de aanmelding men op elk gewenst moment kan inzien hoe het er voor staat met de aanmelding en bij wie men terecht kan voor vragen.

Ad 2. Er is te weinig aandacht voor werkende oudkomers en de mogelijkheid om daarbij werkgevers in te schakelen.

Omdat het huidige beleid vooral is gericht op werkzoekenden en opvoeders vallen werkende oudkomers buiten de boot. Bovendien wordt daardoor onvoldoende gebruik gemaakt van de mogelijkheid om daarbij ook de werkgevers te betrekken en de taallessen op de werkvloer aan te bieden. De tijden waarop de lessen worden gegeven zijn ongunstig voor mensen die overdag werken en de cursussen zijn niet intensief genoeg. Werkgevers zijn best bereid om hun werknemers de mogelijkheid te bieden om de Nederlandse taal te leren. Alleen behoort dit niet tot hun core-business en ontbreekt het aan tijd en capaciteit om dit goed te organiseren. Men heeft hierbij behoefte aan ondersteuning en goede randvoorwaarden. Uit gesprekken blijkt namelijk dat werkgevers ook vinden dat hun medewerkers de taal niet goed genoeg beheersen en dat ze daardoor bijvoorbeeld geen promotie kunnen maken, of alleen uitzendkracht kunnen blijven in plaats van te werken met een behoorlijk contract. De reden waarom deze werkgevers nog geen Nederlandse cursus op de werkvloer hebben ingevoerd, is de veronderstelling dat dit te veel tijd en organisatie vergt. (druk, druk, druk en geen eerste prioriteit).

Oplossingsrichting

Maak voor oudkomers met een baan, maar die zeer gemotiveerd zijn een persoonsgebonden budget mogelijk. Maak daarbij afspraken over de gewenste eindresultaten. Indien iemand de cursus niet afmaakt, betaalt men het geïnvesteerde bedrag terug aan de gemeente. Ontwikkel voor deze groep intensieve cursussen en biedt de mogelijkheid om de cursus buiten kantooruren te volgen. Betrek werkgevers bij de werving, het aanbod en de organisatie van de taallessen. En richt je daarbij vooral op de uitzendbranche en werkgevers in de productie en magazijnbranche waar oudkomers veelal werkzaam zijn. In het verleden is met succes een project afgesloten bij een grote werkgever in de postbranche en in de aardappelbranche. Ga vooral op zoek naar the best practices en maak gebruik van de daarbij behaalde successen! Het college van Burgemeester en Wethouders dient in gesprek te gaan met werkgevers waar veel oudkomers werkzaam zijn om met hen tot afspraken te komen, zodat de betreffende medewerkers naast hun werk de Nederlandse taal kunnen leren. Hiervoor kunnen de zogenaamde duale trajecten worden ingezet. Op dit moment zijn er dertig duale trajecten voor verschillende beroepen. Dit zijn leer-werktrajecten waarbij het mogelijk is om toegepast op het beroep dat men uitoefent de Nederlandse taal te leren. Dit is overigens niets nieuws, want deze duale trajecten bestaan al sinds 1970. Er bestaan hiervoor ook certificaten. Er zullen echter wel docenten moeten worden opgeleid die gekwalificeerd zijn om les te geven in deze duale trajecten.

Ad 3. Gebrek aan prikkels voor gemotiveerde (werkende) oudkomers die zelfstandig op zoek willen gaan naar een taalcursus.

Oudkomers die gemotiveerd zijn en vaak ook een hoge opleiding hebben genoten worden door de huidige uitvoering van het oudkomersbeleid niet geprikkeld om zelfstandig te werk gaan om de Nederlandse taal te leren. Er is bijvoorbeeld geen centraal informatiepunt waar men informatie kan krijgen over de taallessen en de aanbieders. Ook is het nog niet mogelijk dat op grote schaal wordt gewerkt met persoonsgebonden budgetten waarmee zij hun eigen taallessen kunnen inkopen. Er zijn te weinig gekwalificeerde aanbieders en flexibele lestijden, zodat men niet zelf kan kiezen bij wie en op welke momenten men de lessen wenst te volgen. Veel oudkomers hebben, ondanks dat ze de Nederlandse taal niet (voldoende) beheersen, een baan. Immers van belang om te kunnen voorzien in het (gezins)onderhoud. In de gevallen waarop men gemotiveerd is om Nederlandse taallessen te volgen stuit men op een aantal praktische problemen zoals: de voor hen ongunstige tijdstippen waarop de lessen worden gegeven, het feit dat het niet mogelijk is om bijvoorbeeld onder werktijd en in overleg met de werkgever taallessen op de werkvloer te krijgen en het weinig intensieve karakter van de taallessen. Vooral als men werkt is de behoefte groot aan korter durende en meer intensieve taallessen. Oudkomers met een baan zijn veelal werkzaam in niet al te hoge posities bij magazijn- en productiebedrijven. Bovendien is hierbij in de meeste gevallen sprake van tijdelijke dienstverbanden via een uitzendbureau. Men zit dus vaak niet in de positie om de werkgever eisen te stellen met betrekking tot het volgen van taallessen tijdens werkuren. Wat er dan in de praktijk gebeurt, is dat men naast het werk wel begint aan een taalcursus maar door de praktische problemen voortijdig afhaakt.

Oplossingsrichting

Er is vooral bij de werkende oudkomers behoefte aan meer flexibiliteit en de mogelijkheid om zelf door middel van een persoonsgebonden budget te bepalen waar men de cursussen wil volgen en op welke tijden. Dat betekent dat men de vrijheid krijgt om de taallessen zelf in te kopen. Hiervoor is het van belang om duidelijke criteria te stellen ten aanzien van de kwaliteit en de gewenste resultaten. De kosten worden voorgefinancierd. Men ondertekent een contract. Bij vrijheid en flexibiliteit horen duidelijke afspraken over de randvoorwaarden en de verwachte eindresultaten. Houdt de cursist zich daar niet aan, dan worden de kosten op hem of haar verhaald. Bovendien is de PvdA van mening dat vanwege het ontbreken van een stok achter de deur bij oudkomers nagedacht moet worden over een bonusmalus regeling. Oudkomers die zich aanmelden en de cursus met succes en binnen de tijd afmaken een symbolische beloning dienen te krijgen. De beloning hoeft wat ons betreft niet bij voorbaat te worden uitgedrukt in geld.

Ad 4 Kinderopvang

Ouders hebben de vrijheid om zelf hun kinderopvang te regelen en ontvangen hiervoor per kind vier euro per uur. Stadsdelen dienen dit bedrag te voldoen aan de ouders. Door het ontbreken van duidelijkheid over de besteding en uitkering van dit bedrag blijft het geld vaak liggen en worden ouders gedwongen de kosten zelf te betalen. In het nieuwe beleid is het mogelijk gemaakt om cursisten zelf te laten bepalen waar en bij wie zij de kinderopvang inkopen. De oplossing bestaat namelijk uit een financiële vergoeding van vier euro per kind per uur. De hiervoor benodigde middelen zijn overgeheveld naar de stadsdelen die hierover afspraken kunnen maken met de cursisten. Uit de praktijk blijkt echter dat het de stadsdelen ontbreekt aan duidelijke richtlijnen en voorwaarden waaraan het flexibel regelen van de kinderopvang moet voldoen. Dit leidt er toe dat de middelen niet worden uitgegeven en dat cursisten voorlopig zelf de vergoeding voor de kinderopvang moeten voorschieten. In enkele gevallen kunnen de kosten zo hoog oplopen dat de cursisten met kinderen afhaken. In een situatie waarin een cursist met twee kinderen drie uur per week zeven maanden lang een cursus volgt, loopt dit al gauw op tot 1008 euro.

Oplossingsrichting

Met betrekking tot de kinderopvang verzoeken wij het college om stadsdelen zo snel mogelijk inzicht te geven in de regels en voorwaarden. Maak het duidelijk op welke wijze de middelen ten behoeve van kinderopvang verdeeld en verantwoord moeten worden. Met stadsdelen dient te worden afgesproken dat cursisten die gebruik wensen te maken van kinderopvang tijdig de daarvoor beschikbaar gestelde middelen krijgen en het moet voorkomen worden dat er situaties ontstaan waarin cursisten zelf de kinderopvang dienen te bekostigen die in bepaalde situaties hoog kunnen oplopen, waardoor de cursist driegt af te haken.

Ad. 5 Opgelegde quotering aan stadsdelen. Het is nog steeds niet voor alle cursisten mogelijk om zich in hun eigen stadsdeel aan te melden voor het volgen van Nederlandse taallessen.

De quotas die zijn opgelegd aan stadsdelen voor het maximale aantal trajecten die men kan aanbieden aan oudkomers werkt niet altijd in de praktijk. Stadsdelen met relatief veel aanvraag zitten nu al met wachtlijsten, terwijl andere stadsdelen met relatief weinig aanvragen behoefte hebben aan meer cursisten. Dit werkt problemen in de hand. Cursisten moeten te lang wachten op een plek en haken hierdoor onnodig af.

Stadsdelen zijn niet altijd met elkaar te vergelijken als het gaat om de mate waarin men organisatorisch in staat is om inburgeringtrajecten aan te bieden aan oudkomers. Sommige stadsdelen zijn hierin heel ver, andere stadsdelen moeten vaak nog beginnen met de opzet van een organisatie en het werven van personeel. Het is nog steeds niet mogelijk voor alle oudkomers om zich in hun eigen stadsdeel aan te melden voor een taalcursus. Dit komt simpelweg doordat sommige stadsdelen organisatorisch nog niet zo ver zijn met het oudkomersbeleid, ondanks de bevoegdheid van stadsdelen om meer verantwoordelijkheid te dragen in de uitvoering en het aanbod van de inburgeringtrajecten.

Oplossingsrichting

Maak het voor cursisten mogelijk om zich een ander stadsdeel aan te melden voor taallessen als er in hun eigen stadsdeel sprake is van wachtlijsten. Het is van belang om hierbij in overleg te treden met de stadsdelen en zoveel mogelijk de samenwerking tussen de stadsdelen te bevorderen. Het geniet de voorkeur om bij voorbaat de samenwerking tussen stadsdelen die aan elkaar grenzen te bevorderen. Dit veroorzaakt namelijk de minste overlast voor cursisten die zich niet in hun eigen stadsdeel kunnen aanmelden. Zij kunnen dan worden doorverwezen naar een aangrenzend stadsdeel. Het overhevelen van middelen en bevoegdheden alleen is niet voldoende. De PvdA wil stadsdelen daarnaast ook meer faciliteren en ondersteunen bij de uitvoering van het oudkomersbeleid. Wij denken aan het opzetten van een helpdesk voor stadsdelen. Ook moet het mogelijk worden gemaakt dat stadsdelen onderlinge kennis en ervaring kunnen uitwisselen.

Ad.6 Het ontbreekt aan een centrale toetsing en cursisten krijgen geen erkend diploma of certificaat.

Voorafgaand aan de cursus worden oudkomers getoetst op hun startniveau en kennis. Er vindt echter geen goede toetsing plaats bij afsluiting van de cursus. De effectiviteit van de taalcursussen blijft op deze manier onzichtbaar. Bovendien is het op dit moment zo georganiseerd dat elke aanbieder van taalcursussen zelf verantwoordelijk is voor het maken van een eindtoets. Terwijl hiervoor sinds 1992 staatsexamens zijn ontwikkeld voor NT2 fase 1 en fase 2. De toets vooraf is niet dwingend en duidelijk vastgelegd in de afspraken die worden gemaakt met de aanbieders van de taallessen. Door het ontbreken van een duidelijk eindresultaat en een te boeken vooruitgang wordt de cursist overgeleverd aan de goedheid van de aanbieder.

Dit bevordert ook kwaliteitsverbetering niet, daar wordt hij of zij namelijk niet op afgerekend. In de praktijk is het zo dat het de aanbieders vrij staat om naar eigen inzicht en goeddunken te zorgen voor een afsluiting van de taallessen. Als de cursus wel wordt afgesloten met een toets, is er weer niemand die toeziet op het niveau en de kwaliteit van de toetsen. Het is niet alleen teleurstellend voor een cursist dat er geen waardige afsluiting van de cursus is, maar het maakt het bovendien moeilijker voor hen om hogerop te komen op de arbeidsmarkt of in het onderwijs. Zij kunnen immers niet met behulp van een objectief middel (zoals een erkend certificaat of diploma) aantonen dat zij met goed gevolg hebben deelgenomen aan een Nederlandse taalcursus. Voor analfabeten of mensen met een lage opleiding die deze ambities niet hebben ligt het verhaal anders. In dit geval merken wij op dat ook voor deze groep oudkomers nagedacht moet worden over een goede afsluiting van de taalcursussen zoals dat bij duale trajceten gaat. Het niet hebben gevolgd van een (voor)opleiding hoeft namelijk geen struikelblok te zijn voor het ontvangen van een certificaat of een diploma. Er zal voor elk niveau bekeken moeten worden op welke wijze de vooruitgang gemeten kan worden aan het eind van een cursus.

Oplossingsrichting

Ten aanzien van het ontbreken van de toepassing van een centrale toets voor de oudkomerstrajecten pleiten wij voor een kort onderzoek die inzicht biedt in de de voor- en nadelen van een centrale toets. Er bestaan in de inburgeringstrajecten voor nieuwkomers reeds twee soorten eindtoetsen. Op dit moment wordt door enkele partijen in het bedrijfsleven ook gewerkt aan de ontwikkeling van nieuwe toetsvormen. Wij raden het college hierbij aan om de samenwerking te zoeken met de overige steden die ook te maken hebben met inburgering van oudkomers. Er moet voor elk wat wils zijn: de ene keer zal het gaan om een diploma/certificaat waar een cursus verder komt in het werk of vervolgopleiding, de andere keer zal het gaan om een gedenkwaardig afsluitingsmoment.

Ad.7 Het ROC en gedwongen winkelnering

Met het verdwijnen van de monopoliepositie van het ROC en het gebrek aan voldoende gekwalificeerde alternatieve aanbieders van taallessen ontstaat er een probleem om in de komende jaren vraaggericht te werken en cursisten voldoende keuzemogelijkheden te bieden. De PvdA vindt dat daarom nu al gezocht moet worden naar goede alternatieve opleidingsinstituten en gekwalificeerde docenten en hiervoor ook buiten Amsterdam geworven moet worden naar gekwalificeerde aanbieders die bovendien in staat zijn om te werken vanuit de behoefte en vraag van de cursist.

Oplossingsrichting

Het is belangrijk om in anticipatie op het wegvallen van de gedwongen winkelnering bij het ROC stellen een goed beeld te hebben van alternatieve aanbieders en te bezien of deze voldoen aan de vereiste kwaliteitscriteria. Hierbij stellen wij ook voor om buiten Amsterdam te werven naar gekwalificeerde aanbieders van taalcursussen aan oudkomers.

Samenvatting: problemen bij het oudkomersbeleid en een dringend verzoek aan het College van B & W om hier verbeteringen aan te brengen

De gesignaleerde problemen op een rij:

1. Het ontbreekt in Amsterdam aan een sociaal taal- en inburgeringsbeleid voor oudkomers. Dat wil zeggen een inburgeringstbeleid met als doel om mensen mogelijk te maken zodat zij op hun eigen niveau actief kunnen participeren in de samenleving.

2. De aandacht van de inburgerings-trajecten is te weinig gericht op werk en werkende oudkomers. Gemotiveerden worden niet of onvoldoende gestimuleerd om inburgerings- en taalcursussen te volgen. Er daarbij wordt onvoldoende gebruik gemaakt van de inspanningskrachten van werkgevers.

3. De werving van mensen gaat niet goed en niet snel genoeg en het aanmeldingsproces duurt te lang en is te bureaucratisch.
4. Uitvoeringsproblemen bij het organiseren en uitbetalen van kinderopvang.

5. De opgelegde quotering van het aantal deelnemers per stadsdeel beperkt in een aantal stadsdelen de instroom van cursisten. Er ontstaan hierdoor wachtlijsten. En het is nog steeds niet voor alle cursisten mogelijk om zich in hun stadsdeel aan te melden voor het volgen van Nederlandse taallessen.
6. Er zijn te weinig prikkels voor gemotiveerde oudkomers om zelfstandig de Nederlandse taal te leren.

7. Er is te weinig aandacht voor werkende oudkomers. Hun werkgevers worden (bijna) niet betrokken bij het aanbod van taallessen. Bovendien is het voor oudkomers met een baan moeilijk om naast hun baan taallessen te volgen. Dit heeft te maken met de ongunstige tijden waarop de lessen gegeven worden. Bovendien klaagt men ook over het extensieve karakter en lange duur van de cursus (circa 7 maanden).

8. De (officiële en erkende) eindtoets worden niet toegepast terwijl de mogelijkheid daartoe wel bestaat. Hierdoor de mensen de cursus niet met een diploma of certificaat waardig kunnen afsluiten.
9. Met het verdwijnen van de monopoliepositie van het ROC en het gebrek aan voldoende gekwalificeerde alternatieve aanbieders ontstaat een probleem om in de komende jaren vraaggericht te werken en cursisten voldoende keuzemogelijkheden te bieden. Gezien de hierboven gesignaleerde problemen in de uitvoering van het oudkomersbeleid stelt de PvdA de volgende oplossingsrichtingen voor. Wij verzoeken het college om bij het maken van een nieuw beleid voor oudkomersbeleid deze punten mee te nemen of hiermee rekening te houden.

1. Bestaande inburgerings-en taalcursussen dienen te worden omgezet naar duale trajecten. Dat wil zeggen praktische taalverwerving met als doel om daarmee een beroep uit te oefenen.

2. Zet in op werkende en gemotiveerde oudkomers met kinderen. Maak afspraken met grote werkgevers in de schoonmaak en productiesector om hun werknemers de mogelijkheid te bieden om naast het werk Nederlands te leren en in te burgeren.
3. Zorg voor een persoonsgebonden budget, taallessen buiten kantooruren en intensieve cursussen voor zeer gemotiveerde oudkomers met een baan.

4. Ontwikkel een bonusmalusregeling. Beloon succes, verhaal kosten als afspraken over randvoorwaarden en eindresultaten niet worden gehaald.

5. Zorg voor meer competitie, kennisuitwisseling en biedt ondersteuning aan stadsdelen.

6. Investeer in relatie met zelforganisaties die een sluitend element kunnen zijn in de keten.

7. Verkort het aanmeldingsproces tot maximaal een maand
8. Maak bij afsluiting van de inburgerings- en taaltrajecten gebruik van eindtoetsen, welke officieel wordt erkend en geef cursisten die geslaagd zijn een diploma/certificaat en/of een gedenkwaardige afsluiting.

9. Ten aanzien van kinderopvang: maak zo snel mogelijk duidelijk aan de stadsdelen op welke wijze de gelden voor kinderopvang dienen te worden verdeeld en aan welke voorwaarden deze dienen te voldoen.

10. Hef de quotering per stadsdeel op en bevorder de samenwerking tussen (aan elkaar grenzende) stadsdelen.
11. Zorg voor voldoende gekwalificeerde aanbieders en schakel hierbij ook aanbieders van buiten Amsterdam in.

Amsterdam, juni 2003

Het raadslid van de PvdA

Amma Asante

Amma Asante