Partij van de Arbeid
05-06-2003
Raadsnotitie inzake oudkomers
Spreekt u al Nederlands?
Meer, beter en sneller Nederlands leren.
Inleiding
In Amsterdam wonen circa 150.000 oudkomers. Dit zijn mensen die vóór
1998 in Nederland zijn komen wonen. Sommigen van hen, maar lang niet
allemaal, beheersen de Nederlandse taal voldoende. De Partij van de
Arbeid vindt het belangrijk dat iedereen die in Amsterdam woont of
werkt een behoorlijke kennis heeft van de Nederlandse taal. Ten
behoeve van het oudkomersbeleid ontvangt Amsterdam jaarlijks 6,4
miljoen euro van het Rijk in de periode 2001-2003. Al eerder ontving
Amsterdam, in het kader van het grotestedenbeleid, voor de jaren 1999
tot en met 2003 19,4 miljoen euro. Hiermee is het beleid ontwikkeld en
toegepast. Een inburgerings- en taalcursus voor oudkomers kost tussen
de 2000 en 6000 euro. Dit betekent dat met het huidige bijdrage van
het Rijk minimaal 3200 en maximaal 9600 oudkomers bereikt kunnen
worden. Los van het feit dat met de huidige middelen die Amsterdam
ontvangt van het Rijk ten behoeve van oudkomers maximaal 9600 van de
150.000 oudkomers bereikt kunnen worden, constateren wij ook dat er
nog steeds ondanks alle moeite veel knelpunten zijn bij de uitvoering
van het oudkomersbeleid. Deze knelpunten zorgen voor lange
wachtlijsten, voortijdig afhaken of zelfs helemaal niet aanmelden door
gebrek aan kennis.
Het nieuwe college heeft onlangs laten weten voortvarend op zoek te
willen gaan naar mensen die zich in het verleden ooit hebben aangemeld
voor een taalcursus, maar dit nooit hebben afgemaakt. De Partij van de
Arbeid is tevreden met deze toegezegde extra inspanning, maar zij wil
meer. De PvdA wil dat het sneller en beter gaat met het leren van de
Nederlandse taal door oudkomers. Wij zijn van mening dat, zolang het
nog mogelijk is, zoveel mogelijk Amsterdamse oudkomers bereikt moeten
worden om de Nederlandse taal te leren. We leggen de lat hoog, maar
dat is de Amsterdamse samenleving zeker waard. Wij schrijven daarom
deze notitie om de meest voorkomende knelpunten te benoemen en daarbij
een oplossingsrichting aan te dragen. De PvdA wil dat oudkomers de
Nederlandse taal beheersen, maar omdat we beseffen dat niet iedereen
bereikt kan worden moet datgene wat we doen beter, sneller en
effectiever.
We kunnen niet alle 150.000 oudkomers bereiken. Dus we moeten kiezen:
gemotiveerde jonge mensen met kinderen die (kunnen) werken
De Partij van de Arbeid wenst dat alle Amsterdamse oudkomers die in aanmerking komen voor een taalcursus hier ook gebruik van maken. De praktijk leert echter dat met de huidige middelen die Amsterdam van het Rijk ontvangt, het onmogelijk zal zijn om al deze mensen te bereiken. Het is dus van belang om te kiezen en prioriteiten te stellen. Onze prioriteit gaat uit naar jonge mensen, opvoeders en zij die kunnen werken en zeer gemotiveerd zijn om Nederlands te leren. Wij verwachten namelijk dat met deze groepen op korte termijn resultaten geboekt kunnen worden. Wij realiseren ons dat hiermee de grote groep vrouwen van boven de 55 jaar als laatste aan de beurt komt. Maar kiezen doet soms nu eenmaal pijn. Wij willen in het bijzonder gemotiveerde oudkomers met een baan voorrang bieden. Zodat zij nog beter hun weg kunnen vinden in de Amsterdamse samenleving. Daarvoor is het van belang dat zij zelfstandig, zonder al te veel overheidsbemoeienis, hun eigen taalcursussen kunnen regelen. Voor deze groep denken wij aan een persoonsgebonden budget.
Sociaal taalbeleid: PvdA-visie op inburgering oudkomers. Dit betekent
toegepast Nederlands leren in de eigen omgeving en op het eigen
niveau.
In de Wet Inburgering Nieuwkomers is het uitgangspunt dat na het
volgen van 600 uur Nederlands een cursist een havo-niveau van de
Nederlandse taal dient te hebben bereikt, zg fase 4. Gezien de
opleidingsachtergrond van de meeste oudkomers is dit niveau niet voor
iedereen haalbaar. De PvdA streeft daarom naar een sociaal taalbeleid.
Dit betekent een taaltraject gericht op het werk, niveau, aspiraties
en achtergrond van de cursist. Het gaat ons namelijk niet om het
passief beheersen van de Nederlandse taal door oudkomers, maar om
oudkomers evenals nieuwkomers met behulp van de Nederlandse taal bij
te staan in het vergroten van hun zelfredzaamheid en hun kansen in de
Nederlandse samenleving. Het beheersen van het Nederlands
vergemakkelijkt simpele, maar essentiële dingen in het leven zoals
boodschappen doen, het kunnen afleggen van een bezoek aan de huisarts,
naar een tien minuten gesprek op de school van de kinderen, het kunnen
maken van een praatje met de buren of het solliciteren naar een hogere
functie. Daarnaast is de Nederlandse taal bovendien onmisbaar bij de
communicatie met het stadsbestuur en andere overheidsinstanties. De
Partij van de Arbeid vindt de Nederlandse taal vooral belangrijk in
het licht van een succesvolle binding en integratie tussen oude en
nieuwe Amsterdammers. Het kunnen uitspreken van waardering of
ongenoegen van andermans gedrag of levenswijze begint immers bij de
uiting daarvan.
In een rapport over inburgering en onthaalbeleid in Nederland en
Vlaanderen blijkt dat de sociale omstandigheden zeer bepalend zijn
voor de mate waarin en wijze waarop mensen met taalonderwijs omgaan.
Gezien deze sociale implicaties streeft de Partij van de Arbeid naar
een integraal sociaal beleid, waarbij uit wordt gegaan van iemands
loopbaan en levensfase en een relatie wordt gelegd met de buitenwereld
waarin iemand gaat functioneren. Wij willen dat het sociaal taalbeleid
een integraal onderdeel wordt van het oudkomersbeleid, bedoeld voor
zowel nieuwkomers, oudkomers als mensen met een lage opleiding in
Nederland. Hierdoor wordt het mogelijk voor grote aantallen mensen om
beter mee te doen in de samenleving en vooruit te komen. Dit
impliceert dat de aandacht in het oudkomersbeleid dient te verschuiven
van het passief bijbrengen van de Nederlandse taal naar de actieve
toepassing ervan. Wat doen oudkomers met de verworven kennis nadat de
cursus is afgesloten? Komt men buiten de cursustijden voldoende in
aanraking met Nederlandssprekenden om de taal te oefenen? Zo niet, hoe
kan dat bevorderd worden.
Deze notitie is tot stand gekomen op basis van informatie die wij hebben verkregen uit gesprekken met taalaanbieders, zelforganisaties, medewerkers bij stadsdelen die belast zijn met de uitvoering van het oudkomersbeleid, deskundigen en medewerkers uit de uitzendbranche en gesprekken met de oudkomers zelf. In deze notitie signaleren wij niet alleen problemen, maar wij komen ook met een aantal concrete oplossingen om de gesignaleerde knelpunten op te lossen. Wij verwachten dat het college van B& W zo snel mogelijk begint met de uitvoering van de door ons genoemde oplossingsrichtingen.
Knelpunten in de uitvoering van het oudkomersbeleid
In het algemeen geldt dat het aanbod van taalcursussen niet in alle opzichten voldoende vraaggestuurd is. Er wordt nog steeds veel vanuit het beschikbare aanbod gedacht en gewerkt. Cursisten hebben onvoldoende inzicht in hun mogelijkheden en beperkte vrijheid om zelf te bepalen waar, bij wie en hoelang zij taallessen wil volgen.
De gesignaleerde problemen in de uitvoering van de inburgerings- en
taalcurssussen voor oudkomers zijn als volgt te benoemen
:
1. De werving van mensen gaat niet goed en niet snel genoeg en het
aanmeldingsproces duurt te lang en is te bureaucratisch.
2. Er is te weinig aandacht voor werkende oudkomers. Hun werkgevers
worden (bijna) niet betrokken bij het aanbod van taallessen.
Bovendien is het voor oudkomers met een baan moeilijk om naast hun
baan taallessen te volgen. Dit heeft te maken met de ongunstige
tijden waarop de lessen gegeven worden. Bovendien klaagt men ook
over het extensieve karakter en lange duur van de cursus (circa 7
maanden).
3. Er zijn te weinig prikkels voor gemotiveerde oudkomers om
zelfstandig de Nederlandse taal te leren.
4. Uitvoeringsproblemen bij het organiseren en uitbetalen van
kinderopvang.
5. De opgelegde quotering van het aantal deelnemers per stadsdeel
beperkt in een aantal stadsdelen de instroom van cursisten,
terwijl elders ruimte is. Er ontstaan hierdoor wachtlijsten. En
het is nog steeds niet voor alle cursisten mogelijk om zich in hun
stadsdeel aan te melden voor het volgen van Nederlandse
taallessen.
6. De (officiële en erkende) eindtoets ontbreekt, waardoor de mensen
de cursus niet met een diploma of certificaat waardig kunnen
afsluiten.
7. Met het verdwijnen van de monopoliepositie van het ROC en het
gebrek aan voldoende gekwalificeerde alternatieve aanbieders
ontstaat een probleem om in de komende jaren vraaggericht te
werken en cursisten voldoende keuzemogelijkheden te bieden.
Hieronder worden deze punten nader toegelicht en worden
oplossingsrichtingen aangedragen:
Ad. 1 Problemen bij het werven van mensen en het aanmeldproces is te
lang en te bureaucratisch.
De contacten tussen de zelfhulporganisaties, stadsdelen en aanbieders
van trajecten zijn niet sluitend. Niet alle oudkomers zijn op de
hoogte van de mogelijkheid om taalcursussen te volgen. In Zuidoost is
door stichting PEWA een initiatief ontworpen om de contacten tussen
stadsdelen en zelfhulporganisaties te verbeteren ten behoeve van de
werving en aanmelding. Als dit initiatief werkt, zou dit moeten kunnen
worden toegepast in andere stadsdelen. Wanneer cursisten zijn
aangemeld, duurt het te lang voordat zij bericht krijgen. In de regel
duurt het zelfs maanden voordat men iets hoort. Soms raken
aanmeldingsformulieren kwijt in de ambtelijke molen en verliest men
daardoor het contact met de oudkomer. Deze bureaucratische inrichting
zorgt er niet alleen voor dat de cursisten gedemotiveerd raken, maar
er bestaat dus ook een risico dat men het contact met de oudkomer
kwijtraakt.
Oplossingsrichting
Om dit probleem te verhelpen is het noodzakelijk om (meer) te
investeren in de relatie tussen zelfhulporganisaties, stadsdelen en
aanbieders van taalcursussen. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een
meldpunt inburgering oudkomers. De taak van deze meldpunten zou moeten
zijn het verbeteren van de contacten tussen stadsdelen en
zelforganisaties. Daarnaast stellen wij voor dat er meer gerichte
informatie komt over de mogelijkheid om als oudkomer de Nederlands
taal te leren. Het is hierbij noodzakelijk om gebruik te maken van
belangrijke informatiebronnen voor allochtonen. (lokale radio/tv,
kranten, posters bij winkels, kerken, moskeeën, basisscholen,
buurthuizen etc.)
Het moet mogelijk worden gemaakt voor de cursist om zich op meerdere
en voor hem herkenbare plekken in te schrijven. Binnen een maand na
aanmelding moet men al kunnen starten met de taalcursus. Wij denken
dat het nodig is om een digitaal systeem op te zetten waar iedereen
die betrokken is bij het aanbieden van de taalcursussen toegang toe
heeft. Dit systeem registreert vanaf dag 1 elk contact dat er is
geweest met een oudkomer. Het systeem dient ook inzicht te bieden in
het indelen van andere partners die betrokken zijn binnen de keten,
zodat men op elk moment kan zien wie waar mee bezig is. Het zoekraken
van formulieren behoort bij een dergelijk systeem tot het verleden.
Wij pleiten voor een herkenbaar (digitaal) loket zodat men op elk
moment van de dag vanuit elke willekeurige plek zich kan aanmelden
voor een cursus. Wat hiervoor nodig is, is een computer en een
internetverbinding. Zo wordt het mogelijk gemaakt dat men zich op
school, via de kerk, moskee, kantoor van de zelforganisatie, via het
werk of internetcafé kan aanmelden. Dit loket dient het mogelijk te
maken dat men zich informeert, aanmeldt, een afspraak maakt voor een
intakegesprek, wordt doorverwezen voor een assesment en uiteindelijk
te horen krijgt waar en wanneer hij of zij terechtkwam voor het volgen
van de taallessen.
Verkort het aanmeldingsproces tot maximaal een maand. Dit betekent dat
de cursist na aanmelding het assesment heeft doorlopen en dan direct
weet wanneer men terechtkan voor de taallessen. Zorg ervoor dat
cursisten zich op meerder plekken en op verschillende manieren kunnen
informeren over de aanmelding, de cursus, de regels en procedures en
over de aanbieders. Aanmelding per internet of het verkrijgen van
online informatie zou in dit geval ook uitkomst kunnen bieden. Er moet
in ieder geval voor gezorgd worden dat er een relatie ontstaat met de
cursist. Die moet een duidelijk aanspreekpunt voor zich hebben waar
men na aanmelding terecht kan met vragen. Zorg er ook voor dat na de
aanmelding men op elk gewenst moment kan inzien hoe het er voor staat
met de aanmelding en bij wie men terecht kan voor vragen.
Ad 2. Er is te weinig aandacht voor werkende oudkomers en de mogelijkheid om daarbij werkgevers in te schakelen.
Omdat het huidige beleid vooral is gericht op werkzoekenden en
opvoeders vallen werkende oudkomers buiten de boot. Bovendien wordt
daardoor onvoldoende gebruik gemaakt van de mogelijkheid om daarbij
ook de werkgevers te betrekken en de taallessen op de werkvloer aan te
bieden. De tijden waarop de lessen worden gegeven zijn ongunstig voor
mensen die overdag werken en de cursussen zijn niet intensief genoeg.
Werkgevers zijn best bereid om hun werknemers de mogelijkheid te
bieden om de Nederlandse taal te leren. Alleen behoort dit niet tot
hun core-business en ontbreekt het aan tijd en capaciteit om dit goed
te organiseren. Men heeft hierbij behoefte aan ondersteuning en goede
randvoorwaarden. Uit gesprekken blijkt namelijk dat werkgevers ook
vinden dat hun medewerkers de taal niet goed genoeg beheersen en dat
ze daardoor bijvoorbeeld geen promotie kunnen maken, of alleen
uitzendkracht kunnen blijven in plaats van te werken met een
behoorlijk contract. De reden waarom deze werkgevers nog geen
Nederlandse cursus op de werkvloer hebben ingevoerd, is de
veronderstelling dat dit te veel tijd en organisatie vergt. (druk,
druk, druk en geen eerste prioriteit).
Oplossingsrichting
Maak voor oudkomers met een baan, maar die zeer gemotiveerd zijn een
persoonsgebonden budget mogelijk. Maak daarbij afspraken over de
gewenste eindresultaten. Indien iemand de cursus niet afmaakt, betaalt
men het geïnvesteerde bedrag terug aan de gemeente. Ontwikkel voor
deze groep intensieve cursussen en biedt de mogelijkheid om de cursus
buiten kantooruren te volgen. Betrek werkgevers bij de werving, het
aanbod en de organisatie van de taallessen. En richt je daarbij vooral
op de uitzendbranche en werkgevers in de productie en magazijnbranche
waar oudkomers veelal werkzaam zijn. In het verleden is met succes een
project afgesloten bij een grote werkgever in de postbranche en in de
aardappelbranche. Ga vooral op zoek naar the best practices en maak
gebruik van de daarbij behaalde successen! Het college van
Burgemeester en Wethouders dient in gesprek te gaan met werkgevers
waar veel oudkomers werkzaam zijn om met hen tot afspraken te komen,
zodat de betreffende medewerkers naast hun werk de Nederlandse taal
kunnen leren. Hiervoor kunnen de zogenaamde duale trajecten worden
ingezet. Op dit moment zijn er dertig duale trajecten voor
verschillende beroepen. Dit zijn leer-werktrajecten waarbij het
mogelijk is om toegepast op het beroep dat men uitoefent de
Nederlandse taal te leren. Dit is overigens niets nieuws, want deze
duale trajecten bestaan al sinds 1970. Er bestaan hiervoor ook
certificaten. Er zullen echter wel docenten moeten worden opgeleid die
gekwalificeerd zijn om les te geven in deze duale trajecten.
Ad 3. Gebrek aan prikkels voor gemotiveerde (werkende) oudkomers die zelfstandig op zoek willen gaan naar een taalcursus.
Oudkomers die gemotiveerd zijn en vaak ook een hoge opleiding hebben
genoten worden door de huidige uitvoering van het oudkomersbeleid niet
geprikkeld om zelfstandig te werk gaan om de Nederlandse taal te
leren. Er is bijvoorbeeld geen centraal informatiepunt waar men
informatie kan krijgen over de taallessen en de aanbieders. Ook is het
nog niet mogelijk dat op grote schaal wordt gewerkt met
persoonsgebonden budgetten waarmee zij hun eigen taallessen kunnen
inkopen. Er zijn te weinig gekwalificeerde aanbieders en flexibele
lestijden, zodat men niet zelf kan kiezen bij wie en op welke momenten
men de lessen wenst te volgen. Veel oudkomers hebben, ondanks dat ze
de Nederlandse taal niet (voldoende) beheersen, een baan. Immers van
belang om te kunnen voorzien in het (gezins)onderhoud. In de gevallen
waarop men gemotiveerd is om Nederlandse taallessen te volgen stuit
men op een aantal praktische problemen zoals: de voor hen ongunstige
tijdstippen waarop de lessen worden gegeven, het feit dat het niet
mogelijk is om bijvoorbeeld onder werktijd en in overleg met de
werkgever taallessen op de werkvloer te krijgen en het weinig
intensieve karakter van de taallessen. Vooral als men werkt is de
behoefte groot aan korter durende en meer intensieve taallessen.
Oudkomers met een baan zijn veelal werkzaam in niet al te hoge
posities bij magazijn- en productiebedrijven. Bovendien is hierbij in
de meeste gevallen sprake van tijdelijke dienstverbanden via een
uitzendbureau. Men zit dus vaak niet in de positie om de werkgever
eisen te stellen met betrekking tot het volgen van taallessen tijdens
werkuren. Wat er dan in de praktijk gebeurt, is dat men naast het werk
wel begint aan een taalcursus maar door de praktische problemen
voortijdig afhaakt.
Oplossingsrichting
Er is vooral bij de werkende oudkomers behoefte aan meer flexibiliteit
en de mogelijkheid om zelf door middel van een persoonsgebonden budget
te bepalen waar men de cursussen wil volgen en op welke tijden. Dat
betekent dat men de vrijheid krijgt om de taallessen zelf in te kopen.
Hiervoor is het van belang om duidelijke criteria te stellen ten
aanzien van de kwaliteit en de gewenste resultaten. De kosten worden
voorgefinancierd. Men ondertekent een contract. Bij vrijheid en
flexibiliteit horen duidelijke afspraken over de randvoorwaarden en de
verwachte eindresultaten. Houdt de cursist zich daar niet aan, dan
worden de kosten op hem of haar verhaald. Bovendien is de PvdA van
mening dat vanwege het ontbreken van een stok achter de deur bij
oudkomers nagedacht moet worden over een bonusmalus regeling.
Oudkomers die zich aanmelden en de cursus met succes en binnen de tijd
afmaken een symbolische beloning dienen te krijgen. De beloning hoeft
wat ons betreft niet bij voorbaat te worden uitgedrukt in geld.
Ad 4 Kinderopvang
Ouders hebben de vrijheid om zelf hun kinderopvang te regelen en
ontvangen hiervoor per kind vier euro per uur. Stadsdelen dienen dit
bedrag te voldoen aan de ouders. Door het ontbreken van duidelijkheid
over de besteding en uitkering van dit bedrag blijft het geld vaak
liggen en worden ouders gedwongen de kosten zelf te betalen. In het
nieuwe beleid is het mogelijk gemaakt om cursisten zelf te laten
bepalen waar en bij wie zij de kinderopvang inkopen. De oplossing
bestaat namelijk uit een financiële vergoeding van vier euro per kind
per uur. De hiervoor benodigde middelen zijn overgeheveld naar de
stadsdelen die hierover afspraken kunnen maken met de cursisten. Uit
de praktijk blijkt echter dat het de stadsdelen ontbreekt aan
duidelijke richtlijnen en voorwaarden waaraan het flexibel regelen van
de kinderopvang moet voldoen. Dit leidt er toe dat de middelen niet
worden uitgegeven en dat cursisten voorlopig zelf de vergoeding voor
de kinderopvang moeten voorschieten. In enkele gevallen kunnen de
kosten zo hoog oplopen dat de cursisten met kinderen afhaken. In een
situatie waarin een cursist met twee kinderen drie uur per week zeven
maanden lang een cursus volgt, loopt dit al gauw op tot 1008 euro.
Oplossingsrichting
Met betrekking tot de kinderopvang verzoeken wij het college om
stadsdelen zo snel mogelijk inzicht te geven in de regels en
voorwaarden. Maak het duidelijk op welke wijze de middelen ten behoeve
van kinderopvang verdeeld en verantwoord moeten worden. Met stadsdelen
dient te worden afgesproken dat cursisten die gebruik wensen te maken
van kinderopvang tijdig de daarvoor beschikbaar gestelde middelen
krijgen en het moet voorkomen worden dat er situaties ontstaan waarin
cursisten zelf de kinderopvang dienen te bekostigen die in bepaalde
situaties hoog kunnen oplopen, waardoor de cursist driegt af te haken.
Ad. 5 Opgelegde quotering aan stadsdelen. Het is nog steeds niet voor
alle cursisten mogelijk om zich in hun eigen stadsdeel aan te melden
voor het volgen van Nederlandse taallessen.
De quotas die zijn opgelegd aan stadsdelen voor het maximale aantal
trajecten die men kan aanbieden aan oudkomers werkt niet altijd in de
praktijk. Stadsdelen met relatief veel aanvraag zitten nu al met
wachtlijsten, terwijl andere stadsdelen met relatief weinig aanvragen
behoefte hebben aan meer cursisten. Dit werkt problemen in de hand.
Cursisten moeten te lang wachten op een plek en haken hierdoor onnodig
af.
Stadsdelen zijn niet altijd met elkaar te vergelijken als het gaat om
de mate waarin men organisatorisch in staat is om inburgeringtrajecten
aan te bieden aan oudkomers. Sommige stadsdelen zijn hierin heel ver,
andere stadsdelen moeten vaak nog beginnen met de opzet van een
organisatie en het werven van personeel. Het is nog steeds niet
mogelijk voor alle oudkomers om zich in hun eigen stadsdeel aan te
melden voor een taalcursus. Dit komt simpelweg doordat sommige
stadsdelen organisatorisch nog niet zo ver zijn met het
oudkomersbeleid, ondanks de bevoegdheid van stadsdelen om meer
verantwoordelijkheid te dragen in de uitvoering en het aanbod van de
inburgeringtrajecten.
Oplossingsrichting
Maak het voor cursisten mogelijk om zich een ander stadsdeel aan te
melden voor taallessen als er in hun eigen stadsdeel sprake is van
wachtlijsten. Het is van belang om hierbij in overleg te treden met de
stadsdelen en zoveel mogelijk de samenwerking tussen de stadsdelen te
bevorderen. Het geniet de voorkeur om bij voorbaat de samenwerking
tussen stadsdelen die aan elkaar grenzen te bevorderen. Dit
veroorzaakt namelijk de minste overlast voor cursisten die zich niet
in hun eigen stadsdeel kunnen aanmelden. Zij kunnen dan worden
doorverwezen naar een aangrenzend stadsdeel. Het overhevelen van
middelen en bevoegdheden alleen is niet voldoende. De PvdA wil
stadsdelen daarnaast ook meer faciliteren en ondersteunen bij de
uitvoering van het oudkomersbeleid. Wij denken aan het opzetten van
een helpdesk voor stadsdelen. Ook moet het mogelijk worden gemaakt dat
stadsdelen onderlinge kennis en ervaring kunnen uitwisselen.
Ad.6 Het ontbreekt aan een centrale toetsing en cursisten krijgen geen
erkend diploma of certificaat.
Voorafgaand aan de cursus worden oudkomers getoetst op hun startniveau
en kennis. Er vindt echter geen goede toetsing plaats bij afsluiting
van de cursus. De effectiviteit van de taalcursussen blijft op deze
manier onzichtbaar. Bovendien is het op dit moment zo georganiseerd
dat elke aanbieder van taalcursussen zelf verantwoordelijk is voor het
maken van een eindtoets. Terwijl hiervoor sinds 1992 staatsexamens
zijn ontwikkeld voor NT2 fase 1 en fase 2. De toets vooraf is niet
dwingend en duidelijk vastgelegd in de afspraken die worden gemaakt
met de aanbieders van de taallessen. Door het ontbreken van een
duidelijk eindresultaat en een te boeken vooruitgang wordt de cursist
overgeleverd aan de goedheid van de aanbieder.
Dit bevordert ook kwaliteitsverbetering niet, daar wordt hij of zij
namelijk niet op afgerekend. In de praktijk is het zo dat het de
aanbieders vrij staat om naar eigen inzicht en goeddunken te zorgen
voor een afsluiting van de taallessen. Als de cursus wel wordt
afgesloten met een toets, is er weer niemand die toeziet op het niveau
en de kwaliteit van de toetsen. Het is niet alleen teleurstellend voor
een cursist dat er geen waardige afsluiting van de cursus is, maar het
maakt het bovendien moeilijker voor hen om hogerop te komen op de
arbeidsmarkt of in het onderwijs. Zij kunnen immers niet met behulp
van een objectief middel (zoals een erkend certificaat of diploma)
aantonen dat zij met goed gevolg hebben deelgenomen aan een
Nederlandse taalcursus. Voor analfabeten of mensen met een lage
opleiding die deze ambities niet hebben ligt het verhaal anders. In
dit geval merken wij op dat ook voor deze groep oudkomers nagedacht
moet worden over een goede afsluiting van de taalcursussen zoals dat
bij duale trajceten gaat. Het niet hebben gevolgd van een
(voor)opleiding hoeft namelijk geen struikelblok te zijn voor het
ontvangen van een certificaat of een diploma. Er zal voor elk niveau
bekeken moeten worden op welke wijze de vooruitgang gemeten kan worden
aan het eind van een cursus.
Oplossingsrichting
Ten aanzien van het ontbreken van de toepassing van een centrale toets
voor de oudkomerstrajecten pleiten wij voor een kort onderzoek die
inzicht biedt in de de voor- en nadelen van een centrale toets. Er
bestaan in de inburgeringstrajecten voor nieuwkomers reeds twee
soorten eindtoetsen. Op dit moment wordt door enkele partijen in het
bedrijfsleven ook gewerkt aan de ontwikkeling van nieuwe toetsvormen.
Wij raden het college hierbij aan om de samenwerking te zoeken met de
overige steden die ook te maken hebben met inburgering van oudkomers.
Er moet voor elk wat wils zijn: de ene keer zal het gaan om een
diploma/certificaat waar een cursus verder komt in het werk of
vervolgopleiding, de andere keer zal het gaan om een gedenkwaardig
afsluitingsmoment.
Ad.7 Het ROC en gedwongen winkelnering
Met het verdwijnen van de monopoliepositie van het ROC en het gebrek
aan voldoende gekwalificeerde alternatieve aanbieders van taallessen
ontstaat er een probleem om in de komende jaren vraaggericht te werken
en cursisten voldoende keuzemogelijkheden te bieden. De PvdA vindt dat
daarom nu al gezocht moet worden naar goede alternatieve
opleidingsinstituten en gekwalificeerde docenten en hiervoor ook
buiten Amsterdam geworven moet worden naar gekwalificeerde aanbieders
die bovendien in staat zijn om te werken vanuit de behoefte en vraag
van de cursist.
Oplossingsrichting
Het is belangrijk om in anticipatie op het wegvallen van de gedwongen
winkelnering bij het ROC stellen een goed beeld te hebben van
alternatieve aanbieders en te bezien of deze voldoen aan de vereiste
kwaliteitscriteria. Hierbij stellen wij ook voor om buiten Amsterdam
te werven naar gekwalificeerde aanbieders van taalcursussen aan
oudkomers.
Samenvatting: problemen bij het oudkomersbeleid en een dringend
verzoek aan het College van B & W om hier verbeteringen aan te brengen
De gesignaleerde problemen op een rij:
1. Het ontbreekt in Amsterdam aan een sociaal taal- en
inburgeringsbeleid voor oudkomers. Dat wil zeggen een
inburgeringstbeleid met als doel om mensen mogelijk te maken zodat
zij op hun eigen niveau actief kunnen participeren in de
samenleving.
2. De aandacht van de inburgerings-trajecten is te weinig gericht op
werk en werkende oudkomers. Gemotiveerden worden niet of
onvoldoende gestimuleerd om inburgerings- en taalcursussen te
volgen. Er daarbij wordt onvoldoende gebruik gemaakt van de
inspanningskrachten van werkgevers.
3. De werving van mensen gaat niet goed en niet snel genoeg en het
aanmeldingsproces duurt te lang en is te bureaucratisch.
4. Uitvoeringsproblemen bij het organiseren en uitbetalen van
kinderopvang.
5. De opgelegde quotering van het aantal deelnemers per stadsdeel
beperkt in een aantal stadsdelen de instroom van cursisten. Er
ontstaan hierdoor wachtlijsten. En het is nog steeds niet voor
alle cursisten mogelijk om zich in hun stadsdeel aan te melden
voor het volgen van Nederlandse taallessen.
6. Er zijn te weinig prikkels voor gemotiveerde oudkomers om
zelfstandig de Nederlandse taal te leren.
7. Er is te weinig aandacht voor werkende oudkomers. Hun werkgevers
worden (bijna) niet betrokken bij het aanbod van taallessen.
Bovendien is het voor oudkomers met een baan moeilijk om naast hun
baan taallessen te volgen. Dit heeft te maken met de ongunstige
tijden waarop de lessen gegeven worden. Bovendien klaagt men ook
over het extensieve karakter en lange duur van de cursus (circa 7
maanden).
8. De (officiële en erkende) eindtoets worden niet toegepast terwijl
de mogelijkheid daartoe wel bestaat. Hierdoor de mensen de cursus
niet met een diploma of certificaat waardig kunnen afsluiten.
9. Met het verdwijnen van de monopoliepositie van het ROC en het
gebrek aan voldoende gekwalificeerde alternatieve aanbieders
ontstaat een probleem om in de komende jaren vraaggericht te
werken en cursisten voldoende keuzemogelijkheden te bieden.
Gezien de hierboven gesignaleerde problemen in de uitvoering van
het oudkomersbeleid stelt de PvdA de volgende oplossingsrichtingen
voor. Wij verzoeken het college om bij het maken van een nieuw
beleid voor oudkomersbeleid deze punten mee te nemen of hiermee
rekening te houden.
1. Bestaande inburgerings-en taalcursussen dienen te worden
omgezet naar duale trajecten. Dat wil zeggen praktische
taalverwerving met als doel om daarmee een beroep uit te
oefenen.
2. Zet in op werkende en gemotiveerde oudkomers met kinderen.
Maak afspraken met grote werkgevers in de schoonmaak en
productiesector om hun werknemers de mogelijkheid te bieden
om naast het werk Nederlands te leren en in te burgeren.
3. Zorg voor een persoonsgebonden budget, taallessen buiten
kantooruren en intensieve cursussen voor zeer gemotiveerde
oudkomers met een baan.
4. Ontwikkel een bonusmalusregeling. Beloon succes, verhaal
kosten als afspraken over randvoorwaarden en eindresultaten
niet worden gehaald.
5. Zorg voor meer competitie, kennisuitwisseling en biedt
ondersteuning aan stadsdelen.
6. Investeer in relatie met zelforganisaties die een sluitend
element kunnen zijn in de keten.
7. Verkort het aanmeldingsproces tot maximaal een maand
8. Maak bij afsluiting van de inburgerings- en taaltrajecten
gebruik van eindtoetsen, welke officieel wordt erkend en geef
cursisten die geslaagd zijn een diploma/certificaat en/of een
gedenkwaardige afsluiting.
9. Ten aanzien van kinderopvang: maak zo snel mogelijk duidelijk
aan de stadsdelen op welke wijze de gelden voor kinderopvang
dienen te worden verdeeld en aan welke voorwaarden deze
dienen te voldoen.
10. Hef de quotering per stadsdeel op en bevorder de samenwerking
tussen (aan elkaar grenzende) stadsdelen.
11. Zorg voor voldoende gekwalificeerde aanbieders en schakel
hierbij ook aanbieders van buiten Amsterdam in.
Amsterdam, juni 2003
Het raadslid van de PvdA
Amma Asante
Amma Asante