Algemene Rekenkamer

Kloof tussen beleid en uitvoering

Te weinig sturing in woonzorgbeleid voor ouderen

Nederland vergrijst in hoog tempo, maar er zijn wachtlijsten en tekorten aan geschikte woningen en zorgvoorzieningen. De voor het woonzorgbeleid verantwoordelijke ministers hebben geen heldere, toetsbare beleidsdoelstellingen geformuleerd. Ook hebben ze geen overzicht van vraag en aanbod en van de resultaten van het beleid op lokaal en regionaal niveau. Onduidelijk is wie de regie heeft op plaatselijk niveau. Zonder adequaat richtinggevend kader van het Rijk ontstaat er een afstand tussen het woonzorgbeleid van het Rijk en de uitvoering daarvan op plaatselijk niveau. Dit staat in het rapport Wonen, zorg en welzijn van ouderen dat de Algemene Rekenkamer vandaag publiceert.

In 2015 zullen er meer dan een miljoen 75+-ers in Nederland zijn, van wie een derde ouder is dan 85 jaar. Velen van hen hebben zorg nodig. Het uitgangspunt van het ouderenbeleid is om mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Hiervoor zijn voldoende goed toegankelijke woningen en adequate zorg- en welzijnsvoorzieningen nodig.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) zijn ervoor verantwoordelijk dat het systeem voor het woonzorgbeleid goed is èn dat het goed functioneert. Het beleid wordt in samenwerking uitgevoerd door vooral gemeenten en provincies, woningcorporaties, zorgverzekeraars en zorgaanbieders.

Ministers zijn verantwoordelijk voor het systeem
De doelstelling van het beleid is dat er een gevarieerd en hoogwaardig aanbod van wonen en zorg beschikbaar is. Hiertoe moeten de betrokken bewindspersonen heldere beleidsdoelstellingen formuleren, beleidsprestaties kwantificeren en over voldoende beleidsinformatie beschikken. Dit is echter niet het geval. Hierdoor kunnen de ministers niet goed evalueren, bijsturen en verantwoorden. Ook ontbreekt een richtinggevend kader waardoor de decentrale beleidsuitvoerders niet altijd weten wat de bedoeling van het Rijk is. Zo is het niet helder wanneer van zorg thuis moet worden overgegaan naar zorg in een verpleeg- of verzorgingshuis. Voorts moeten de ministers aangeven wie op plaatselijk niveau het voortouw moet nemen bij de onderlinge afstemm ing van wonen, zorg en welzijn. Nu liggen de regierollen bij de gemeenten (voor wonen en welzijn) en de zorgkantoren (voor de zorg). Hierdoor is de samenwerking niet altijd productief en komen plannen vaak niet van de grond.

Knelpunten op plaatselijk niveau
Plaatselijk zijn er veel plannen en projecten om de tekorten in het woonzorgaanbod te verminderen. Er zijn echter belemmeringen, zoals onvoldoende geschikte bouwlocaties en hoge grondkosten. Dit kunnen de ministers niet direct beïnvloeden. Andere knelpunten vallen wel onder de verantwoordelijkheid van de bewindslieden. Het gaat om het ontbreken van één lokale regisseur, waardoor er te weinig samenhang is tussen wonen, zorg en welzijn. Ook is er geen beleid voor kwetsbare groepen die zelfstandig wonen, terwijl dat in hun situatie eigenlijk niet meer verantwoord is. De Algemene Rekenkamer heeft schrijnende gevallen van onder meer dementerende ouderen aangetroffen en stuitte op een gebrek aan samenwerking tussen onder andere gemeenten en zorgkantoren.

Reactie ministers en koepelorganisaties
De bewindspersonen van VWS en van VROM werken eraan om doelstellingen en prestaties zo concreet mogelijk te formuleren. Hoewel ze erkennen dat het beter kan, vinden ze de beschikbare beleidsinformatie voldoende. Een richtinggevend kader vinden ze niet nodig, omdat het Rijk de lokale partijen niet moet hinderen. Ze willen geen regisseur aanwijzen, maar vinden dat de lokale partijen hun verantwoordelijkheid moeten nemen en moeten samenwerken.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft wèl behoefte aan een richtinggevend kader en vindt dat de regietaak bij de gemeenten ligt. Het Interprovinciaal Overleg wijst op mogelijkheden om het rijksbeleid via de provincies te versterken.

Nawoord Algemene Rekenkamer
De Algemene Rekenkamer benadrukt de urgentie van de problematiek en de verantwoordelijkheid van de ministers voor het functioneren van het systeem. Ze mist een tijdpad voor het formuleren van de beleidsdoelstellingen en betreurt het dat de bewindspersonen geen richtinggevend kader opstellen en geen uitspraak willen doen over de regierol.