Algemene Rekenkamer

Kloof tussen beleid en uitvoering

Wet BOPZ en de praktijk van zorg voor dementerenden liggen ver uit elkaar

Er is een kloof tussen de Wet Bijzondere Opneming in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) en de werkbaarheid van de wet in de praktijk van de zorg voor dementerenden. Dit komt met name omdat de wet (van oorsprong) vooral gericht is op behandeling van psychiatrische patiënten met uitzicht op verbetering. Dementerenden behoeven echter meer verzorging en hebben vaak geen uitzicht op verbetering. Hierdoor zijn kernbeginselen van de wet moeilijk toepasbaar op de specifieke zorg voor dementerenden. Het is daarnaast moeilijk om zicht te krijgen op de toepassing van vrijheidsbeperking bij dementerenden. Dit staat in het rapport 'Dementerenden en de Wet BOPZ' dat de Algemene Rekenkamer vandaag publiceert.

De Wet BOPZ is in het leven geroepen om de rechtspositie van onvrijwillig opgenomen patiënten te beschermen. In de wet staan eisen waaraan zorginstellingen moeten voldoen en regels waaraan hulpverleners zich bij de behandeling moeten houden, met name als het gaat om het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Onder vrijheidsbeperking wordt o.a. verstaan: het in bed of (rol)stoel vastzetten en het gedwongen toedienen van medicatie. Onvrijwillige opname is alleen toegestaan in instellingen met een BOPZ-aanmerking ('vergunning'). Een van de belangrijkste eisen aan deze instellingen is dat er een afdeling met 24-uurs zorg aanwezig is.

Kernbegrippen uit de Wet BOPZ zijn moeilijk toepasbaar De zorginstellingen zijn niet in staat de Wet BOPZ op alle punten na te leven. Een oorzaak van de kloof tussen wet en praktijk kan verklaard worden uit het feit dat het ziektebeeld van een dementerende sterk afwijkt van andere psychiatrische ziektebeelden. De Wet BOPZ gaat uit van een medisch- of behandelmodel, terwijl dementerende ouderen vooral beschermd moeten worden tegen de gevolgen van dwalen en onrust. Van verbetering of stabilisering van de geestesstoornis is in de meeste gevallen geen sprake. Ook is niet altijd duidelijk wanneer het gedrag van de dementerende als verzet tegen de opname of behandeling uitgelegd moet worden. Dit is van belang omdat dit consequenties heeft voor de rechtspositie van de dementerenden.


1/3 van de opgenomen dementerenden in instelling zonder BOPZ-aanmerking De vraag naar passende zorg voor dementerenden is groot, al is niet bekend hoe groot precies. Uit het onderzoek blijkt dat eenderde van de opgenomen dementerende ouderen wordt verzorgd in een instelling (verzorgingstehuis) zonder BOPZ-aanmerking. Vrijwel alle verpleeghuizen in Nederland hebben wel een BOPZ-aanmerking. Ziekenhuizen en een groot aantal verzorgingshuizen zouden een BOPZ-aanmerking moeten hebben, maar komen daar niet voor in aanmerking, omdat alleen afdelingen en niet de hele instelling een BOPZ-aanmerking kunnen krijgen. Uit het onderzoek blijkt dat het ook in deze instellingen vaak noodzakelijk is vrijheidsbeperkende maatregelen toe te passen. Juridisch is er wel een verschil tussen wel en niet BOPZ-aanmerkte instellinge n. BOPZ-aangemerkte instellingen hebben een aantal verplichtingen, waaronder registratie van vrijheidsbeperking in geval van dwang of nood en melding aan de toezichthouder, de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ).

Geen zicht op uitvoering van de wet
Uit het onderzoek blijkt dat de omschrijving van wat de instellingen onder vrijheidsbeperking verstaan sterk varieert. Registratie op centraal instellings-niveau van vrijheidsbeperking vindt slechts beperkt plaats. Hierdoor is het lastig om inzicht te krijgen in de toepassing hiervan en is er geen vergelijkbare, transparante informatie over de uitvoering van de wet. Bij instellingen die centraal de toepassing van vrijheidsbeperking registreren, bleek het bewustzijn rond vrijheidsbeperking groter te zijn.

VWS positief over ander wettelijk kader
De Algemene Rekenkamer beveelt aan om de uitvoerbaarheid van de Wet BOPZ te verbeteren. Dit kan door begrippen te verhelderen en de eisen die aan instellingen voor ouderenzorg gesteld worden meer aan te laten sluiten op de praktijk. Ook beveelt zij aan de mogelijkheid en wenselijkheid te onderzoeken van een wettelijk kader dat beter aansluit bij de specifieke kenmerken van de sector. De Staatssecretaris van VWS stemt in met de bevinding dat de Wet BOPZ en de praktijk ver uit elkaar liggen en wil deze met elkaar verzoenen. Zij staat positief tegenover de mogelijkheid van een ander wettelijk kader.

Nederland vergrijst: feiten en cijfers over dementie Prognoses voor het aantal dementerenden : in 2000 bedroeg het aantal patiënten van 65+ met dementie 170.000 (1 op 93), naar verwachting loopt dat aantal op tot 207.000 in 2010 (1 op 81) en 246.000 in 2020 (1 op 71). In het jaar 2050 zullen naar verwachting 412.000 (1 op 44) mensen van 65+ dementie hebben. In 2000 verbleef naar schatting 35% van alle dementiepatiënten in een verpleeg- of verzorgingshuis



Algemene Rekenkamer