Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen ter beantwoording voor te leggen aan de minister van Volksge- zondheid, Welzijn en Sport over zijn brief van 6 maart 2003 inzake de ontwerp-amvb, hou- dende wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering en het Vergoedingen- besluit particulier verzekerden in verband met de invoering van een verwijsfunctie van de bedrijfsarts (VWS-03-264). De op 16 april 2003 toegezonden vragen zijn met de antwoor- den, die de minister bij brief van ........ heeft toegezonden, hieronder afgedrukt.

Vragen CDA-fractie

1.
Bestaat er voor zorgverzekeraars contracteervrijheid t.a.v. de bedrijfsarts? Zo ja, op welke wijze is dit verankerd? Zo neen, waarom niet?

1.
Ja. In de voorgestelde algemene maatregel van bestuur (amvb) is als voorwaarde geregeld dat ziekenfondsen schriftelijke afspraken maken over het verwijzen door de bedrijfsarts. Er is hiertoe voor zowel het ziekenfonds als de arbodienst/bedrijfsarts geen verplichting opgeno- men.

2.
Op welke wijze is de honorering van bedrijfsartsen geregeld? Vallen de kosten van deze ver- wijsfunctie buiten de WTG? Zo neen, gelden hier dan ook maximumtarieven inzake een con- sult? Zo ja, in hoeverre is het dan voor verzekeraars interessant om meer verwijzingen via de bedrijfsarts te laten verlopen bij bijvoorbeeld particulier verzekerden?

2.
De werkgever is op grond van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Arbowet) verplicht een arbodienst in te schakelen. In deze wet is bepaald dat de werkgever de arbodienst en de daar werkzame deskundigen, waaronder bedrijfsartsen, financiert. Bedrijfsartsen zijn derhal- ve niet aangewezen als categorie van organen van gezondheidszorg in de Wet Tarieven Ge- zondheidszorg (WTG). De WTG beheerst dus niet de kosten die met deze verwijzing zijn gemoeid. Met de voorgestelde amvb wordt geregeld dat de kosten van de zorgverlening waarnaar de bedrijfsarts verwijst, ten laste kunnen komen van de ziekenfondsverzekering.

3.
Valt het afsluiten van overeenkomsten tussen verzekeraars en bedrijfsartsen onder het toe- zicht van de NMA?

3.
Ja, indien schriftelijke afspraken tussen verzekeraars en bedrijfsartsen/arbodiensten de me- dedinging zouden beperken, zijn deze vatbaar voor toetsing door de Nederlandse Mededin- gingsautoriteit (NMa). In algemene zin geldt dat collectieve afspraken ­ dan wel afgestemd gedrag - tussen ondernemingen de mededinging niet mag beperken. De Nederlandse Mede- dingingsautoriteit (NMa) ziet er op toe dat - waar de overheid in de wet- en regelgeving ruimte schept voor mededinging - partijen deze ruimte niet inperken met collectieve afspra- ken, afgestemd gedrag of misbruik van economische machtspositie. De Mededingingswet geeft de NMa mogelijkheden om eventuele concurrentie-beperkende gedragingen te bestrij- den.


---

4.
Indien een bedrijf meerdere bedrijfsartsen in dienst heeft, wordt dan met iedere bedrijfsarts afzonderlijk een overeenkomst gesloten, of wordt dit als een collectief contract gezien met de bedrijfsgeneeskundige dienst van het desbetreffende bedrijf?

4.
In de voorgestelde amvb is opgenomen dat het ziekenfonds schriftelijke afspraken dient te maken met een arbodienst of met individuele, geregistreerde bedrijfsartsen. Indien er meer- dere bedrijfsartsen werkzaam zijn binnen een (interne) arbodienst (voorheen bedrijfsgezond- heidsdienst), kan een ziekenfonds derhalve voor deze bedrijfsartsen een gezamenlijke af- spraak maken over de verwijsfunctie met de betreffende arbodienst.

5.
In de brief van 18 november 2002 wordt gesproken van een verwijsfunctie van bedrijfsart- sen "voor diagnostiek en/of behandeling van arbeidsrelevante aandoeningen". Waarom is deze inperking van de verwijsfunctie niet expliciet in deze Amvb opgenomen?

6.
In de brief van 18 november 2002 wordt melding gemaakt van het feit dat het CVZ advi- seert om de verwijsfunctie in eerste instantie te beperken tot "die terreinen waarover binnen de arbeids- en bedrijfsgeneeskunde richtlijnen en protocollen bestaan". In de nu voorliggende Amvb, alsmede in de toelichting, wordt hier niet meer naar verwezen. Kan het regerings- standpunt hierover worden verschaft?

Antwoord op vraag 5 en 6.
De voorgestelde amvb regelt een algemene verwijsbevoegdheid voor de bedrijfsarts waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen arbeidsrelevante en andere aandoeningen. De re- den daarvoor is dat het niet altijd goed mogelijk is hierin op voorhand onderscheid te maken. Dit zou met het oog op (vergoeding van) de vervolgbehandeling kunnen leiden tot onduide- lijkheid en onzekerheid over de vraag of de verwijzing terecht door de bedrijfsarts is afgege- ven. Gezien zijn specifieke deskundigheid op het gebied van arbeid en gezondheid en zijn werkzaamheden op het terrein van de arbozorg, zal de bedrijfsarts zich in de praktijk overi- gens voornamelijk richten op klachten van werknemers die te maken hebben met het werk.

7.
Volgens de brief van 18 november 2002 acht de minister het splitsen in een eerste verwij- zing en een vervolgverwijzing geen efficiënte manier van zorgverlening, maar hoe dient een bedrijfsarts te handelen in geval van, op zijn verwijzing bij rugklachten, op de röntgenfoto vastgestelde metastasen (uitzaaiingen van kanker) in de wervelkolom? Mag hij ook de verde- re verwijzing voor zijn/haar rekening nemen, of gaat dit nu via de huisarts? Is dit verwijsbe- leid onderdeel van de overeenkomst met de zorgverzekeraar of dient dit te worden geregeld in het samenwerkingsprotocol huisarts/bedrijfsarts?

7.
De bedrijfsarts richt zich op arbeidsrelevante aandoeningen. Zoals toegelicht in het antwoord op de vragen 5 en 6 geldt bij de verwijsmogelijkheid van de bedrijfsarts geen onderscheid tussen arbeidsrelevante en andere aandoeningen. De bedrijfsarts kan dus bij rugklachten verwijzen naar een medisch-specialist. De bedrijfsarts informeert de huisarts van betrokkene over de verwijzing. De medisch-specialist waarnaar is verwezen, is vervolgens verantwoor- delijk voor diagnostiek en behandeling. Indien blijkt dat de aandoening geen arbeidsrelevante achtergrond heeft, is betrokkenheid van de bedrijfsarts niet meer nodig. De medisch-specia- list en/of de huisarts nemen de behandeling verder voor hun rekening. De bedrijfsarts han- delt daarbij volgens ontwikkelde richtlijnen en protocollen. Over de samenwerking en de on- derlinge communicatie rond het verwijzen hebben de Landelijke Huisartsen Vereniging


---

(LHV), de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) en het Ne- derlands Huisartsen Genootschap (NHG) inmiddels afspraken gemaakt (zie bijgaande brief van de LHV, de NHG en de NVAB aan VWS). Op basis van deze afspraken tussen de be- roepsgroepen kan een vertaling plaatsvinden in de afspraken met ziekenfondsen.

8.
Volgens de toelichting bij de Amvb is in de bepaling van het onderhavige besluit de voor- waarde opgenomen dat er schriftelijke afspraken gemaakt worden tussen het ziekenfonds van de verzekerde en de bedrijfsarts. Ziekenfondsen krijgen aldus een instrument om invloed uit te oefenen op de kwaliteit en doelmatigheid van het verwijsbeleid van bedrijfsartsen. Welke juridische basis heeft deze schriftelijke afspraak en welke sancties zijn hieraan ver- bonden? Wordt in deze afspraak ook geregeld welke (arbeidsrelevante) aandoeningen het betreft in het geval van een verwijzing door de bedrijfsarts?

8.
Het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering gebaseerd op de Ziekenfondswet vormt - na het van kracht worden van de voorgestelde amvb - de juridische basis voor de schriftelij- ke afspraken over het verwijzen door de bedrijfsarts. Indien het verwijsbeleid niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, kan het ziekenfonds als sanctie de afspraken met de bedrijfsarts/arbodienst opzeggen. Hierdoor worden de verwijsmogelijkheden van de be- drijfsarts die van belang zijn voor de dienstverlening aan werknemers (en werkgevers), be- perkt. Zoals in het antwoord op vraag 7 is aangegeven zal de bedrijfsarts zich aan de hand van de ontwikkelde richtlijnen en gedragsregels richten op arbeidsrelevante aandoeningen. Dit is ook het uitgangspunt in de afspraken tussen ziekenfondsen en bedrijfsartsen/arbo- diensten.

9.
De NVAB zal verder samen met het LHV met een plan van aanpak komen om de noodzake- lijke communicatie tussen huisartsen en bedrijfsartsen te verbeteren. Zal dit worden verwe- zenlijkt vóór of na het van kracht worden van deze Amvb per 1 januari 2004?

9.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 hebben de LHV, de NVAB en het NHG reeds samen afspraken (plan van aanpak) gemaakt over invoering van de verwijsfunctie. Zij wer- ken nu aan een implementatieplan om deze afspraken in de praktijk toe te passen via com- municatieformulieren, gezamenlijke nascholing, gezamenlijk onderwijs in de beroepsopleiding en ministages. Er worden dus al activiteiten uitgevoerd om de communicatie tussen huisart- sen en bedrijfsartsen verder te intensiveren, voorafgaand aan het van kracht worden van de amvb. Overigens sluiten deze activiteiten aan op de samenwerkingsprojecten tussen huis- artsen en bedrijfsartsen, die de beroepsgroepen twee jaar geleden zijn gestart. Het verbete- ren van de communicatie was een belangrijk onderdeel van deze projecten. Er is dus op 1 januari 2004 een ruim voldoende basis om de amvb in werking te laten treden.

10.
Per 1 januari 2004 wordt bij bedrijfsartsen voldoende deskundigheid verondersteld over si- tuaties waarin verwijzen zinvol is, en waarbij kennis aanwezig is over hetgeen de tweede lijn te bieden heeft. Kan inzicht worden gegeven op welke wijze in de daarvoor benodigde bij- scholing wordt voorzien? Heeft deze bijscholing een verplichtend karakter en is deze bijscho- ling een voorwaarde voor af te sluiten overeenkomsten tussen zorgverzekeraars en bedrijfs- artsen? Zal deze bijscholing in principe vóór 1 januari 2004 kunnen worden afgerond? (al- gemeen)

10.


---

In de opleiding tot basisarts - die zowel huisartsen als bedrijfsartsen moeten doorlopen voor- dat zij aan hun vervolgopleiding kunnen beginnen ­ wordt aandacht besteed aan het onder- deel verwijzen. Wat dat betreft hebben bedrijfsartsen dezelfde kennis als huisartsen. Verder hebben bedrijfsartsen al de nodige praktische kennis en deskundigheid opgebouwd met het verwijzen naar de tweedelijns-arbozorg. De verwijsbevoegdheid zal alleen voorbehouden zijn aan geregistreerde bedrijfsartsen. Deze artsen hebben ­ na de opleiding tot basisarts - een 4-jarige vervolgopleiding tot bedrijfsarts gevolgd. De voorwaarden voor registratie zijn vast- gelegd in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Bedrijfsartsen zijn ingeschreven in het register van sociaal-geneeskundigen met als specialisatie arbeids- en bedrijfsgeneeskunde. Bijscholing op het gebied van algemene kennis, vaardigheden en des- kundigheid is voorwaarde voor herregistratie op grond van de Wet BIG. De beroepsgroep werkt momenteel aan het aanpassen van de eindtermen voor bedrijfsartsen. De verwijsfunc- tie wordt daarin meegenomen. De Netherlands School of Public and Occupational Health (NSPOH) en de Sociaal Geneeskundige Bedrijfsartsenopleiding (SGBO) zijn reeds bezig met de ontwikkeling van na- en bijscholingsmodules, waarbij met name aandacht besteed zal worden aan het verwijzen naar de reguliere zorg. En tenslotte zal de NVAB nog dit jaar ver- wijsparagrafen toevoegen aan de bestaande richtlijnen. Op 1 januari 2004 zullen bedrijfsart- sen dus voldoende kennis en ervaring hebben en zijn voldoende activiteiten in gang gezet op het gebied van bij- en nascholing om de verwijsbevoegdheid van kracht te laten gaan.

11.
Er is een klankbordgroep welke de introductie van de verwijsfunctie voor de bedrijfsarts moet begeleiden. De vakbeweging heeft vooralsnog geen gehoor gegeven aan de uitnodi- ging plaats te nemen in deze klankbordgroep. Wil de regering nog eens een toelichting ge- ven op de bezwaren van de vakbeweging welke deelname aan deze klankbordgroep in de weg staan?

11.
De FNV heeft namens de vakbeweging aangegeven geen principieel tegenstander te zijn van de verwijsmogelijkheid voor de bedrijfsarts, mits de invoering zorgvuldig verloopt en zeker is gesteld dat de deskundigheid en onafhankelijkheid van de bedrijfsarts is gewaarborgd. Ik ben het van harte eens met deze uitgangspunten, die ik ook bij dit traject centraal stel. Ik ver- bind daaraan echter niet de conclusie dat de invoering van de verwijsfunctie voor de be- drijfsarts moet worden uitgesteld. Om de invoering zorgvuldig te laten verlopen, is een pro- jectorganisatie ingesteld waarvan de klankbordgroep onderdeel uitmaakt. Juist vanwege de bezwaren die zijn geuit, hecht ik zeer aan deelname van de vakbeweging aan de klankbord- groep. De vakbeweging heeft voor zover mij bekend deelname nog in beraad.

12.
Het College voor Zorgverzekeringen geeft in overweging te bezien of de bedrijfsarts niet op- genomen kan worden als verstrekking binnen de ziekenfondswet. Wil de regering nog eens gemotiveerd een standpunt bepalen t.a.v. deze overweging van het College?

12.
In mijn brief van 18 november 2002 heb ik in reactie op het rapport van het CVZ aangege- ven dat de positionering van de bedrijfsarts zeker nader onderzoek waard is. Daarbij denk ik niet in eerste instantie aan het onderbrengen van de bedrijfsarts als verstrekking binnen de Ziekenfondswet. De huidige taken van bedrijfsartsen liggen op het gebied van het arbeids- omstandighedenbeleid: preventie, advisering met betrekking tot arbobeleid, voorlichting, ad- visering, vormgeving en uitvoering verzuimbeleid en gezondheidskundige begeleiding van in- dividuele werknemers. Zoals bepaald in de Arbowet is een werkgever verplicht zich bij een aantal van deze taken te laten bijstaan door een gecertificeerde arbodienst. De bedrijfsarts, in dienst van de arbodienst, functioneert als adviseur van de werkgever en werknemer bij het uitvoeren van deze taken. Met het onderhavige besluit wordt aan de taken van de be-


---

drijfsarts de mogelijkheid van verwijzing van werknemers naar verstrekkingen van de Zieken- fondswet toegevoegd. De bedrijfsarts heeft dus een ander takenpakket dan artsen in de re- guliere gezondheidszorg. Om die reden ligt het niet voor de hand om de bedrijfsarts geheel in het domein van de gezondheidszorg te betrekken.

Vragen PvdA-fractie

13.
Wat is de meerwaarde van introductie van de verwijsfunctie van de bedrijfsarts?

13.
De verwijsfunctie moet ertoe bijdragen dat zieke werknemers sneller, effectiever en doelma- tiger begeleid en behandeld worden. Het gaat daarbij om zowel diagnose, behandeling als functieherstel. De voordelen daarvan zijn dat ziekte of uitval uit het arbeidsproces kan wor- den voorkomen, dat sneller herstel en terugkeer naar een vorm van arbeid mogelijk wordt, dat vroegtijdige reïntegratie wordt bevorderd en dat uiteindelijk de instroom in de WAO ver- mindert. Bovendien verwacht ik dat de verwijsfunctie ertoe zal bijdragen dat er meer aan- dacht komt voor de factor arbeid binnen de reguliere gezondheidszorg. Een bedrijfsarts kent de werkomstandigheden van de betreffende werknemers en zal daardoor oorzaak en gevolg (belasting en belastbaarheid) van de klachten voor de werknemer - als het gaat om arbeids- relevante aandoeningen - het beste in kaart kunnen brengen. Ook zal de bedrijfsarts in de meeste gevallen kunnen vaststellen of aanvullende diagnostiek noodzakelijk is en welke be- handeling het meest in aanmerking komt voor de betreffende werknemer. De bedrijfsarts moet ­ net als de huisarts ­ onafhankelijk kunnen optreden richting andere medici en rich- ting werkgevers als deskundige op het gebied van arbeidsrelevante klachten. Daarom wil ik een verwijsfunctie voor bedrijfsartsen realiseren.

14.
In uw brief wijst u op het belang van de ontwikkeling van deskundigheid van de bedrijfsarts. Deelt u de mening dat voldoende deskundigheid en dus de meerwaarde per 1 januari 2004 gegarandeerd kan worden?

14.
Ja. Zoals ik in het antwoord op vraag 10 heb aangegeven is een bedrijfsarts nu reeds vol- doende deskundig.

15.
Deelt u de mening dat onvoldoende deskundigheid kan leiden tot een matige invulling van de verwijsfunctie van bedrijfsartsen en gevolgen kan hebben voor de waarborg van belangen van de patiënt/werknemer?

15.
Algemeen kan worden gesteld dat onvoldoende deskundigheid van welke arts dan ook altijd kan leiden tot matige invulling van zijn of haar taken. Maar zoals bij het antwoord op vraag 10 aangegeven, zijn bedrijfsartsen voldoende deskundig.

16.
Is het verantwoord dat arbodiensten en bedrijfsartsen zelf bepalen of zij willen investeren in bijscholing?

16.
De verwijsbevoegdheid zal ­ zoals aangegeven in het antwoord op vraag 10 - alleen voorbe- houden zijn aan geregistreerde bedrijfsartsen, die voldoende opleiding en na- en bijscholing hebben genoten. Dit betekent dat als arbodiensten en bedrijfsartsen gebruik willen maken


---

van de mogelijkheid om werknemers te gaan verwijzen, zij voldoende moeten blijven inves- teren in na- en bijscholing. Een bijkomend effect van de verwijsfunctie zal daardoor zijn dat deze bijdraagt aan de verdere professionalisering van bedrijfsartsen.

17.
Bent u bereid de feitelijke invoering van de verwijsfunctie van bedrijfsartsen uit te stellen in- dien blijkt dat een groot deel van de bedrijfsartsen nog niet (voldoende) is bijgeschoold?

17.
Zoals ik in het antwoord op vraag 10 heb aangegeven, zijn bedrijfsartsen voldoende (bij)ge- schoold. Uitstel van de invoeringsdatum is dan ook niet aan de orde.

18.
In uw brief stelt u dat een goede afstemming tussen de bedrijfsarts en de huisarts een be- langrijke voorwaarde is voor een succesvolle invoering van de verwijsfunctie van de bedrijfs- arts. Wat is de status van het plan van aanpak dat de NVAB en de LHV zullen opstellen om de communicatie tussen huisartsen en bedrijfsartsen te verbeteren?

18.
In mijn antwoord op vraag 9 heb ik aangegeven dat de LHV, de NVAB en de NHG reeds af- spraken hebben gemaakt en dat zij nu werken aan een implementatieplan om deze gedrags- regels in de praktijk vorm te geven.

19.
Verwacht u dat de afstemming tussen bedrijfsartsen en huisartsen op 1 januari 2004 vol- doende gestalte heeft gekregen om over te gaan tot invoering van de verwijsfunctie voor bedrijfsartsen? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, waarom niet?

19.
Ja. Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 9.

20.
Is de onafhankelijkheid van bedrijfsartsen voldoende gewaarborgd?

20.
De onafhankelijke positie van de bedrijfsarts is vastgelegd in de Arbowet, in de Regeling Certificatie Arbodiensten, in het Professioneel Statuut van de bedrijfsarts dat is overeenge- komen tussen de NVAB en Branche Organisatie Arbodiensten (BOA), in de eindtermen van de opleiding tot bedrijfsarts en tenslotte in de beroepscode voor bedrijfsartsen van de NVAB. In de Arbowet is bepaald dat de deskundigen die de werkgever bijstaan op het ge- bied van arbeidsomstandigheden (onder andere de bedrijfsarts) hun bijstand verlenen met behoud van hun zelfstandigheid en van hun onafhankelijkheid ten opzichte van de werkge- ver. Het Professioneel Statuut bepaalt onder meer dat de arbodienst de bedrijfsarts het no- dige verschaft wat betreft tijd, personele, instrumentele en ruimtelijke voorzieningen om zijn of haar werk te verrichten conform professionele standaarden en richtlijnen van de bedrijfs- arts. Ook dient de kwaliteit van het medisch handelen en het handhaven van de normen van de medische ethiek door de arbodienst geborgd te worden in het kwaliteitssysteem. Daar- naast verkrijgen arbodiensten hun `certificaat arbodienst' van een Certificerende Instelling, die de Minister van SZW daartoe heeft aangewezen. De auditors daarvan behoren zelf tot de beroepsgroepen die verplicht werkzaam zijn binnen arbodiensten, zoals bedrijfsartsen. Deze toetsen ook gedurende de looptijd van certificaten of voldaan wordt aan de Regeling waar- onder het Professioneel Statuut valt. Ook houdt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) toezicht op de beroepsuitoefening van een bedrijfsarts, zoals beschreven in het antwoord op vraag 28.


---

21.

In hoeverre bestaat er een spanning tussen de belangen van de arbodienst en werkgever aan de ene en de gezondheid van de werknemer aan de andere kant?

21.
Het voeren van een arbo- en verzuimbeleid is de verantwoordelijkheid van de werkgever in samenwerking met de werknemers. Een werkgever is er in het kader van het bedrijfsbelang bij gebaat dat zijn werknemers zo gezond mogelijk zijn en blijven. Juist ook daarom heeft de wetgever de verplichte deskundige bijstand door een arbodienst geïntroduceerd. In deze zin is er dus geen sprake van spanning zoals bedoeld in de vraagstelling. De arbodienst, en daarbinnen in het bijzonder de bedrijfsarts, adviseert over het algemene ziekteverzuimbeleid van de werkgever en geeft overeengekomen ondersteuning bij algemene preventie en bij af- zonderlijke verzuimgevallen. Indien gewenst kunnen individuele werknemers gebruik maken van de klachtenregeling van de arbodienst. Deze klachtenregeling is opgenomen in de wette- lijk verplichte certificatie van arbodiensten.

22.
In hoeverre kan de verwijspraktijk onderdeel zijn van een integrale arbozorg, waarin preven- tie, verzuimbegeleiding en curatieve zorg met elkaar in verband worden gebracht?

22.
De verwijspraktijk is al onderdeel van een integrale arbozorg. Een bedrijfsarts is specialist bij uitstek op het terrein van arbeid en gezondheid. Hij/zij kent de situatie in een bedrijf en de werkomstandigheden van werknemers. Daardoor kan hij/zij oorzaak en gevolg van klachten van werknemers goed in kaart brengen en beoordelen welke vervolgactiviteiten noodzakelijk zijn. Daarbij valt te denken aan preventieve acties, verzuimbegeleiding, verwijzing naar de tweedelijns arbozorg voor behandeling en/of verwijzing naar de curatieve zorg voor aanvul- lende diagnostiek en/of behandeling.

23.
Zou de verwijsmogelijkheid niet op zijn minst afhankelijk dienen te zijn van de omvang van het arbocontract van een onderneming?

23.
Nee. Er is geen reden het verwijzen door de bedrijfsarts alleen mogelijk te maken bij een be- paalde omvang van het arbocontract.

24.
Welke stappen heeft u genomen om de onafhankelijkheid van de bedrijfsarts te garanderen en wat zijn hiervan de concrete resultaten?

24.
In het antwoord op vraag 20 geef ik aan op welke wijze de onafhankelijkheid van de be- drijfsarts gewaarborgd is.

25.
Kunt u gezien bovenstaande garanderen dat de invoering van de verwijsfunctie door de be- drijfsarts per 1 januari 2004 zorgvuldig zal gebeuren?

25.
Ja. De onafhankelijkheid van de bedrijfsarts is dermate goed gewaarborgd dat de invoering per 1 januari 2004 zorgvuldig kan plaatsvinden. VWS en SZW werken samen met de be-


---

trokken partijen aan een zorgvuldige invoering die bovendien nauw door het CVZ gemonitord wordt.

Vragen VVD-fractie

26.
Welke overeenkomsten en verschillen bestaan op dit moment tussen het beroep van huis- arts en bedrijfsarts als het gaat om inhoud van de zorg? Welke verschillen in opleiding zijn er?

26.
De overeenkomsten en verschillen zijn in het korte bestek van deze vraag alleen globaal te duiden. Beide beroepsgroepen zijn gekwalificeerd als arts en hebben daarna een vervolgop- leiding van 3 (huisarts) of 4 jaar (bedrijfsarts) gevolgd. Bij de bedrijfsarts ligt het accent op de relatie tussen arbeid en gezondheid (preventie, begeleiding en reïntegratie), de patiënten- populatie bestaat uit werknemers. De huisarts werkt als generalist en behandelt een brede, algemene populatie. Bedrijfsartsen zijn sociaal geneeskundigen en wortelen daarmee in de preventieve gezondheidszorg, huisartsen werken met name curatief. Waar bij huisart- sen behandeling, kleine ingrepen en medicatie in de patiëntencontacten voorkomen, zullen bedrijfsartsen adviseren en begeleiden.

27.
Hoe wordt ervoor gezorgd dat "verwijzen" in de opleiding tot bedrijfsarts wordt opgeno- men?

27.
In mijn antwoord op vraag 10 ga ik nader in op het aspect verwijzen in de opleiding van be- drijfsartsen.

28.
Op welke wijze gaat de Inspectie voor de Gezondheidszorg toezien op dit deel van gezond- heidszorg?

28.
De IGZ houdt toezicht op de beroepsuitoefening van de geregistreerde bedrijfsartsen, basis- artsen en bedrijfsartsen in opleiding werkzaam bij of in opdracht van een arbodienst ingevol- ge artikel 86 van de Wet BIG. Bij het toezicht gaat de aandacht van de IGZ vooral uit naar de bepalingen in artikel 40 van de Wet BIG: zijn de voorwaarden aanwezig voor de indivi- duele beroepsbeoefenaar om verantwoorde zorg te kunnen leveren? De IGZ zal daarbij bin- nen iedere te bezoeken arbodienst bij een steekproef van de daar werkzame BIG-geregi- streerde professionals de volgende onderdelen van kwaliteit beoordelen: toegankelijkheid, deskundigheid, kwaliteitssystemen en patiëntenrechten.

29.
Welke bezwaren bestaan bij partijen in het veld tegen invoering van de verwijsfunctie voor de bedrijfsarts?

29.
De volgende partijen in het veld staan achter invoering van de verwijsfunctie: de NVAB, Zorgverzekeraars Nederland (ZN), de BOA, de VNO-NCW, de Orde van Medisch Specialisten (OMS) en GGZ-Nederland. De LHV had aanvankelijk reserves: het voorstel zou een zware druk leggen op de vertrouwensrelatie bedrijfsarts-huisarts, de bedrijfsarts zou volgens de LHV alleen bij arbeidsgerelateerde aandoeningen mogen verwijzen en de dossierfunctie van de huisarts zou onder druk komen staan. Hierover heeft de LHV inmiddels afspraken ge-


---

maakt met de NVAB en de NHG zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7. De Neder- landse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) vraagt aandacht voor de rol van de pati- ent/werknemer bij dit traject en stelt dat de primaire verantwoordelijkheid voor het zorgpro- ces bij huisartsen moet blijven. De huisarts blijft eerstverantwoordelijke voor aandoeningen die niet arbeidsgerelateerd zijn. In de genoemde afspraken die de beroepsgroepen hierover gemaakt hebben, is ook vastgelegd dat de werknemer toestemming moet geven voor het uitwisselen van gegevens. In het antwoord op vraag 46 ga ik nader in op de positie van werknemers. De vakbeweging heeft geen principiële bezwaren tegen invoering van de ver- wijsfunctie, maar stelt dat de invoering zorgvuldig moet verlopen en dat de deskundigheid en onafhankelijkheid van de bedrijfsarts gewaarborgd moet zijn. In mijn antwoord op vraag 11 ben ik nader op de overwegingen van de vakbeweging ingegaan.

30.
Welk effect heeft de maatregel op het aantal verwijzingen dat jaarlijks plaatsvindt? Welke financiële gevolgen heeft de maatregel?

30.
Ik verwacht geen majeure wijziging van het aantal verwijzingen als gevolg van deze maatre- gel. Er kan wel een verschuiving plaatsvinden van verwijzingen door huisartsen naar verwij- zingen door bedrijfsartsen. Om de gevolgen goed in kaart te brengen werkt het CVZ op mijn verzoek aan de voorbereidingen voor registratie, monitoring en evaluatie van invoering van de verwijsfunctie. Medio 2004 is een rapportage beschikbaar over de nulmeting. Eind 2004 zijn de resultaten bekend over het eerste half jaar na invoering van de verwijsfunctie. Op ba- sis daarvan zal ik beter kunnen aangeven of en welk (financieel) effect deze invoering heeft. Ik zal u hierover begin 2005 rapporteren.

31.
Op welke wijze hebben particuliere initiatieven een remmend effect op de ontwikkeling van arbeids- en bedrijfsgeneeskunde in de reguliere zorgverlening?

31.
Particuliere initiatieven hebben geen remmend effect op de ontwikkeling van aandacht voor arbeidsrelevante klachten in de reguliere zorgverlening. In tegendeel, de reguliere zorg wordt eerder gestimuleerd om de zorg op een vergelijkbare manier aan te bieden. De tweedelijns- arbozorg heeft in het algemeen een andere aanpak ontwikkeld dan de reguliere zorgverle- ning: meer multidisciplinair, aandoeninggericht en gericht op omgaan met de klachten in plaats van herstel, waardoor eerder terugkeer naar het maatschappelijk (werk)leven mogelijk is. Het blijkt dat er grote behoefte is aan dergelijke werkwijzen bij zowel werkgever als werknemer.

32.
Hoe is op dit moment geregeld dat ziekenfondsen en zorgverleners afspraken maken over kwaliteit, doelmatigheid, etc. van de te leveren zorg? Wordt altijd een overeenkomst geslo- ten? Zo niet, waarom niet?

32.
Om in de aanspraken van verzekerden te voorzien dienen ziekenfondsen op grond van de Ziekenfondswet overeenkomsten te sluiten met zorgverleners. Ziekenfondsen dienen daarbij ook afspraken te maken over de kwaliteit en doelmatigheid van de zorgverlening. Zieken- fondsen zijn over het algemeen goed in staat aan deze taak uitvoering te geven. Toch komt het voor dat er omstandigheden zijn waardoor overeenkomsten niet tot stand komen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij huisartsen die niet bereid zijn voor een beperkt aantal verzekerden een overeenkomst te sluiten. Het CVZ heeft in een circulaire van november 2001 aangege- ven welke handelwijze ziekenfondsen in dat geval kunnen volgen. Aansluitend op de circu-

10

laire van het CVZ is het College van toezicht op de zorgverzekeringen begin 2002 gekomen tot een beleidsstandpunt over de beoordeling van uitgaven voor huisartsenzorg indien ver- eiste overeenkomsten niet tot stand zijn gekomen. Het uitgangspunt blijft dat ziekenfondsen al het mogelijke moeten doen om voldoende overeenkomsten te sluiten met zorgverleners.

33.
Welke sancties staan op het niet maken van schriftelijke afspraken omtrent kwaliteit, doel- matigheid en afstemming met derden van het verwijsbeleid tussen de bedrijfsarts of arbo- dienst en het ziekenfonds van de verzekerde?

33.
In het antwoord op vraag 8 ben ik in ingegaan op de gevolgen bij het niet maken van afspra- ken.

34.
Op welke wijze moeten zorgverzekeraars zich inspannen om te komen tot goede afspraken met bedrijfsartsen?

34.
In het antwoord op vraag 32 ben ik op deze vraag ingegaan.

35.
Hoe is op dit moment de communicatie tussen huisartsen en bedrijfsartsen geregeld? Welke knelpunten doen zich voor?

36.
Hoe wordt de communicatie tussen huisarts en bedrijfsarts gestandaardiseerd?

35 en 36.
Twee jaar geleden hebben de beroepsgroepen een aantal samenwerkingsprojecten tussen huisartsen en bedrijfsartsen gestart. Het verbeteren van de communicatie was een belangrijk onderdeel van deze projecten. De beroepsgroepen zagen destijds de volgende knelpunten: tijdgebrek, slechte bereikbaarheid voor elkaar, onvoldoende kennis van elkaars vak/meer- waarde en ongelijkwaardig beleefde positie van de bedrijfsarts ten opzichte van de huisarts. In mijn antwoord op vraag 9 ga ik nader in op de activiteiten die inmiddels zijn ondernomen om deze knelpunten weg te nemen en de afspraken die de LHV, de NVAB en de NHG heb- ben gemaakt over onderlinge communicatie.

37.
Hoe wordt tussentijds gerapporteerd over de voortgang en het optreden van ongewenste ef- fecten?

37.
In mijn antwoord op vraag 30 heb ik aangegeven dat het CVZ de gevolgen van invoering van de verwijsfunctie zal monitoren en evalueren. Daarbij heb ik tevens aangegeven u begin 2005 te zullen rapporteren over de resultaten.


---

Vragen SP-fractie

38.
Bedrijfsartsen kunnen met dit besluit rechtstreeks verwijzen naar de reguliere zorgverlener in het kader van de ziekenfondswet. Is de bedrijfsarts ook verplicht hier de huisarts van op de hoogte te brengen, zodat deze een compleet overzicht houdt van het medische traject dat zijn cliënt doorloopt?

38.
Ja. De huisarts is dossierhouder en de bedrijfsarts zal de huisarts in overleg met de patiënt/- werknemer moeten informeren over de (aanpak bij) aandoeningen van deze werknemer. In mijn antwoord op vraag 7 ga ik in op de afspraken die de LHV, de NVAB en het NHG hier- over hebben gemaakt. Het gaat daarbij ondermee over het elkaar informeren over verwijzin- gen, zodat de huisarts een compleet overzicht en dossier houdt van het medische traject. In het functieprofiel van de huisarts is overigens aangegeven dat ook de huisarts de bedrijfs- arts zal moeten informeren indien het gaat om arbeidsrelevante aandoeningen.

39.
`Partijen bleken zich in het beginsel kunnen vinden in een verwijsbevoegdheid voor de be- drijfsarts'. Betekent het woord `beginsel' dat er punten kritiek is ontstaan over de verwij- zingsbevoegdheid? Zo ja, wat is er met deze kritiek gedaan? (blz. 4)

40.
Zijn er op het moment partijen die zich niet kunnen vinden in de verwijsfunctie van bedrijfs- artsen? Wat is hiervan het gevolg?

39 en 40.
In mijn antwoord op vraag 29 ga ik nader in op de standpunten van de diverse partijen. Sa- men met de betrokken partijen zullen we ­ ondermeer via de klankbordgroep verwijsfunctie bedrijfsarts ­ de verwijsfunctie zo zorgvuldig mogelijk invoeren.

41.
`.. specifieke kennis en ervaring van de bedrijfsarts op het terrein van arbeid en gezond- heid..' Wanneer de werknemer in de Ziektewet zit zonder aandoening die gerelateerd is aan het terrein van arbeid blijft de huisarts dan de eerst verantwoordelijke op het gebied van verwijzen? Zo niet, in hoeverre kan een werknemer de doorverwijzing van de bedrijfsarts weigeren en aangeven het medische beleid tot verbetering van zijn toestand over te willen laten aan zijn huisarts?

41.
Ja, de huisarts blijft eerstverantwoordelijke voor aandoeningen die niet arbeidsrelevant zijn. Voor een werknemer die in de periode van loondoorbetaling bij ziekte zit, geldt echter dat de aandoening indien niet arbeidsgerelateerd dan toch wel arbeidsrelevant is. De Wet Verbete- ring Poortwachter schrijft voor dat in dit geval zowel de werkgever als de werknemer de verplichting heeft om een plan van aanpak op te stellen voor de behandeling en mogelijke terugkeer van de werknemer naar het werk. De werkgever zal hiervoor in het algemeen de bedrijfsarts inschakelen. Daarom zal het noodzakelijk zijn dat de bedrijfsarts en huisarts in overleg met de werknemer contact met elkaar opnemen.

42.
Tot op heden worden werknemers door bedrijfsartsen doorverwezen naar het private circuit en het is belangrijk dat de behandeling van arbeidsrelevante klachten ook in de reguliere zorgverlening plaatsvindt, omdat er meer aandacht komt voor de invloed van werk op het ontstaan van klachten. In hoeverre heeft het private circuit gezorgd voor meer aandacht

12

voor deze klachten en wordt er aan hen ook eisen gesteld om aandacht te vragen voor het ontstaan van de klachten?

42.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 31 heeft de tweedelijns arbozorg (het private circuit) een meer vraaggestuurde aanpak. Daarmee heeft de tweedelijns arbozorg zeker ge- zorgd voor meer aandacht voor deze klachten. Financiers van deze zorg (werkgevers en in- komensverzekeraars) kunnen voorwaarden stellen aan de kwaliteit van deze zorg, waaronder aandacht voor preventieve maatregelen. Voorbeelden van preventieve maatregelen zijn de inkoop van maatregelen gericht op het voorkomen van RSI, bedrijfsfysiotherapie en het zelf in dienst nemen van bedrijfsmaatschappelijk werkers.

43.
Is de verwijsbevoegdheid voor AWBZ-behandeling in verband met psychiatrische aandoe- ning, bij artikel 2 vierde lid al geregeld, daar er gesproken wordt dat dit zal worden gere- geld? Zo niet, op welk termijn verwacht u dat dit geregeld gaat worden?

43.
Nee. Het is mijn bedoeling de betreffende ministeriële regeling op grond van het Besluit zorg- aanspraken AWBZ gelijktijdig met de inwerkingtreding van het onderhavige besluit aan te passen.

44.
Zijn psychiatrische aandoeningen niet bij uitstek aandoeningen waar de scheidslijn arbeids- gerelateerde en niet arbeidsgerelateerde zeer dun is, en de kennis van de historie van de per- soon van groot belang?

44.
Bij psychische aandoeningen, maar ook bij klachten aan het bewegingsapparaat is de scheidslijn tussen arbeidsgerelateerd en niet arbeidsgerelateerd inderdaad niet altijd duidelijk aanwezig. In die gevallen zijn niet alleen de medische historie en de privé-omstandigheden, maar ook de werkhistorie en -omstandigheden van de betreffende werknemer van belang. Juist daarom moeten huisartsen en bedrijfsartsen goed met elkaar communiceren bij derge- lijke aandoeningen bij werknemers, zodat een juiste diagnose en een goed behandelingsplan opgesteld kan worden. De NVAB heeft in 2000 de richtlijn `Handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met psychische klachten' uitgebracht. Hierin worden indicaties voor eerstelijns (be)handelen door de bedrijfsarts en verwijzingen naar de eerstelijn (huisarts, psycholoog, maatschappelijk werk) en de tweede lijn (GGZ, psychiater, tweedelijns arbozorg) beschre- ven.

45.
Om ongewenste gevolgen te voorkomen moeten de ziekenfondsen middels een instrument de kwaliteit en doelmatigheid van het verwijsbeleid door de bedrijfsarts kunnen controleren. Wat zijn de gevolgen voor de bedrijfsarts als blijkt dat hij niet doelmatig verwijst, en welke gevolgen heeft dit voor de persoon die oneigenlijk doorverwezen blijkt te zijn?

45.
In het antwoord op vraag 8 ga ik op de gevolgen voor de bedrijfsarts als deze niet doelmatig verwijst. Dit heeft geen financiële consequenties voor de werknemer die door de betreffende bedrijfsarts is verwezen, omdat in die situatie is voldaan aan de voorwaarde van verwijzing door een bedrijfsarts waarmee het ziekenfonds afspraken heeft gemaakt.

13

46.
Hebben werknemers de mogelijkheid een verwijzing te weigeren als zij twijfelen aan de doel- matigheid van een verwijzing? Zo ja, waar kunnen zij met deze twijfel terecht? Vindt u dat dit wel geregeld zou moeten worden?

46.
Een werknemer kan ­ net als bij een verwijzing door de huisarts - niet gedwongen worden zich te laten behandelen. Wel heeft een werknemer ­ net als de werkgever - de plicht om al- les in het werk te stellen om zijn herstel te bevorderen. Dit is onder meer vastgelegd in arti- kel 7: 660A en artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek. Daarbij kan het gaan om het mee- werken aan een verwijzing of een daarop volgende behandeling volgens algemeen geaccep- teerde medische maatstaven gericht op herstel en/of hervatting van het werk. In geval van twijfel over het handelen van een bedrijfsarts kan een werknemer de eigen huisarts raadple- gen. Verder kan een werknemer, die het niet eens is met de verwijzing van de bedrijfsarts, op basis van de Regeling Certificatie Arbodiensten binnen de arbodienst van de betrokken bedrijfsarts een andere professional raadplegen. Het behandelplan van de arbodienst zal in het algemeen worden opgenomen in het plan van aanpak dat moet worden opgesteld in het kader van de Wet Verbetering Poortwachter. Hierin worden afspraken vastgelegd tussen werknemer en werkgever over herstel, reïntegratie en werkhervatting. Als een werknemer het over deze afspraken niet eens is, kan deze ­ net als de werkgever - een second opinion aanvragen bij de UWV (Uitvoering werknemersverzekeringen).

47.
Om de kwaliteit van doorverwijzen in de gaten te houden is er de verplichting om af te stemmen met andere zorgverleners. In hoeverre ontstaat hier een spanningsveld tussen het beroepsgeheim van artsen? Wordt de huisarts verplicht zijn medisch beleid te overleggen met de bedrijfsarts?

47.
Er bestaat op dit punt geen spanningsveld. Huisartsen en bedrijfsartsen zijn verplicht te han- delen conform de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO). Het is na- tuurlijk mogelijk dat de bedrijfsarts of juist de zorgverlener naar wie hij een patiënt heeft doorgezonden, communicatie over een individuele patiënt noodzakelijk acht. In dat geval dient rekening te worden gehouden met het medisch beroepsgeheim, waaraan zowel de be- drijfsarts als die andere zorgverlener gebonden zijn. In de WGBO is vastgelegd dat de be- drijfsarts en de zorgverlenende arts slechts met toestemming van de patiënt gegevens uit- wisselen. De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) heeft in zijn 'Code samenwerking bij arbeidsverzuim' (gepubliceerd in Medisch Con- tact van 5 maart 1999, jrg. 54, nr. 9, pp. 526 - 528) een zorgvuldige procedure voor deze uitwisseling ingericht. Deze code is weer gebruikt in de uitgave `WGBO en bedrijfsarts' uit 2000, die de NVAB heeft verspreid onder alle bedrijfsartsen. In het geval de werknemer zijn huisarts geen toestemming geeft voor het verstrekken van de nodige inlichtingen, kan dit tot gevolg hebben dat de bedrijfsarts niet over voldoende informatie beschikt voor een goede verwijzing. In dat geval ligt het voor de hand dat de bedrijfsarts de werknemer doorstuurt naar zijn huisarts.

48.
Hoe staat het met de ontwikkeling van de richtlijn door de NVAB? Zou het niet praktischer zijn geweest om te wachten met de invoering van de amvb tot deze zou zijn afgerond? Zo nee, waarom niet?

48.
Er zijn al diverse richtlijnen en protocollen voor bedrijfsartsen ontwikkeld op het gebied van arbeidsrelevante aandoeningen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 heeft de

14

NVAB inmiddels samen met de LHV en de NHG afspraken gemaakt over invoering van de verwijsfunctie bedrijfsarts. Ik verwacht dat op het moment dat bedrijfsartsen mogen gaan verwijzen (vanaf januari 2004) voldoende invulling is gegeven aan de benodigde randvoor- waarden.

49.
Hoe lang gaat het richtlijnenbureau van de NVAB financieel ondersteund worden door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport?

49.
Sinds 1 juli 2000 subsidiëren de ministeries van SZW en VWS het Bureau richtlijnen van de NVAB. In mijn brief van november 2002 heb ik aangegeven dat Staatssecretaris Rutte en ik voornemens zijn deze financiering tijdelijk te verlengen onder voorwaarde dat de NVAB zich ervoor inzet dat het richtlijnenbureau zich de komende tijd verder professioneel ontwikkelt. Momenteel zijn besprekingen gaande tussen SZW, VWS en de NVAB over de voortzetting van het Bureau richtlijnen/Kwaliteitsbureau door de NVAB. Financiële ondersteuning vanuit onder andere de departementen is daarbij een van de gespreksonderwerpen. Ik wil hierop op dit moment nog niet vooruitlopen.

50.
Op welk termijn wordt de eerste evaluatie door het CVZ verwacht? Worden werknemers die doorverwezen zijn door de bedrijfsarts hierin betrokken?

50.
In het antwoord op vraag 30 ga ik in op de evaluatie door het CVZ. Het CVZ zal bij deze evaluatie ook (gegevens van) werknemers betrekken die verwezen zijn door bedrijfsartsen.

Vragen GroenLinks-fractie

51.
Kan een garantie worden gegeven dat bij de invoeringsdatum de bedrijfsartsen voldoende geschoold zijn in het doorverwijzen naar de tweedelijnszorg? Zo niet, overweegt u dan uit- stel van invoering?

51.
In het antwoord op vraag 10 ga ik in op de scholing van bedrijfsartsen.

52.
Hoe is de onafhankelijkheid van de bedrijfsartsen gewaarborgd, gezien het feit dat zij in dienst zijn van de werkgever, en dat werkgevers en werknemers verschillende belangen hebben? Kan de minister de garantie geven dat die is gewaarborgd bij de invoering?

52.
In het antwoord op vraag 20 ga ik in op de wijze waarop de onafhankelijkheid van bedrijfs- artsen gewaarborgd is.

53.
Bent u van oordeel dat de arbozorg behalve verwijzen ook samenhangt met preventiebeleid en verzuimbeleid? Hoe is dit in de Amvb verankerd?

53.
Ja. Dit is niet in de voorgestelde amvb verankerd, maar in de Arbowet. Deze wet verplicht de werkgever tot het voeren van een arbeidsomstandighedenbeleid, gelet op de stand van de wetenschap en de professionele dienstverlening. Binnen het algemene arbeidsomstandig-

15

hedenbeleid moet de werkgever een beleid voeren met betrekking tot het ziekteverzuim van werknemers. Dit bevat in ieder geval het zoveel mogelijk voorkómen of beperken van ziekte van werknemers en het begeleiden van werknemers die door ziekte niet in staat zijn te wer- ken. Hierbij dient de werkgever zich te laten bijstaan door een arbodienst. De wet werkt de preventieve aanpak verder uit door onder meer de verplichting voor werkgevers tot het op- stellen van een schriftelijke risico-inventarisatie en ­ evaluatie, inclusief een plan van aanpak waarin is aangegeven welke maatregelen genomen worden naar aanleiding van de risico's. De werkgever is tenminste verplicht de arbodiensten de juistheid en volledigheid van deze risico-inventarisatie en -evaluatie te laten toetsen en advies uit te laten brengen over het plan van aanpak. Er is derhalve voldoende samenhang tussen het preventiebeleid en het ver- zuimbeleid.

54.
Wat is uw oordeel over het voorstel van het College voor Zorgverzekeringen de bedrijfsarts op te nemen in het ziekenfondspakket, aangezien zij ook een verstrekking van deze wet zul- len worden?

54.
In het antwoord op vraag 12 ga ik op deze vraag in.

55.
Hoe verhoudt zich de verwijsfunctie van de bedrijfsarts zich tot de poortwachtersfunctie van de huisarts? Op welke wijze is overleg van de bedrijfsarts met de huisarts verankerd in de Amvb? Hoe zwaar weegt het oordeel van de huisarts? Is duidelijk genoeg vastgelegd wie de laatste verantwoordelijkheid heeft bij het doorverwijzen? Hoe wordt dubbel werk voorko- men?

55.
De specifieke rol van de huisarts is bij het verwijzen door de bedrijfsarts niet in het geding. Wel is het noodzakelijk dat de huisarts geïnformeerd wordt over verwijzingen van patiënten uit zijn praktijk. Daarom is in de voorgestelde amvb vastgelegd dat afspraken moeten wor- den gemaakt over afstemming en overleg tussen bedrijfsartsen en andere zorgverleners. Dit betekent dat de bedrijfsarts over de verwijzing overleg voert met de huisarts van betrokke- ne. Eindverantwoordelijk is degene die de verwijzing afgeeft. Om dubbel werk te voorkómen is een heldere taakverdeling en goede samenwerking tussen huisartsen (generalist in de cu- ratieve zorg) en bedrijfsartsen (specialist arbeid en gezondheid) belangrijk. Zoals in het ant- woord op vraag 7 is toegelicht hebben de beroepsverenigingen van huisartsen en bedrijfs- artsen hierover inmiddels afspraken gemaakt.


---- --