Nationale Ombudsman
Persberichten 2003
Den Haag, 11 juni 2003
Nationale ombudsman presenteert onderzoek vreemdelingendiensten
Justitie en buitenlandse zaken hebben verantwoordelijkheden laten liggen
De ministers van Justitie en Buitenlandse Zaken hebben
verantwoordelijkheden laten liggen bij de toelating van vreemdelingen.
Hierdoor hebben vreemdelingendiensten hun werk niet naar behoren gedaan.
De wachttijden voor het verkrijgen van een machtiging tot voorlopig
verblijf (mvv) en het verkrijgen of verlengen van een verblijfsvergunning
zijn daardoor enorm opgelopen. Ook de bereikbaarheid van de diensten is
in het gedrang gekomen. Dat concludeert de Nationale ombudsman naar
aanleiding van zijn onderzoek naar het functioneren van de
vreemdelingendiensten. Hij roept de betrokken overheidsinstanties op om
vreemdelingen dit soort problemen in de toekomst te besparen en doet
daarvoor diverse aanbevelingen.
Een zorgwekkende toename in het aantal klachten was voor de Nationale
ombudsman aanleiding om in mei 2002 een onderzoek te starten naar de
wijze waarop een aantal vreemdelingendiensten uitvoering heeft gegeven
aan taken met betrekking tot de toelating van vreemdelingen in Nederland.
Bij het onderzoek zijn de vier vreemdelingendiensten betrokken waarover
de meeste klachten zijn ontvangen: Amsterdam-Amstelland, Haaglanden,
Hollands Midden en Rotterdam-Rijnmond. Ook de verantwoordelijkheden op
dit gebied van de staatssecretaris van Justitie (nu: minister voor
Vreemdelingenzaken en Integratie) en de minister van Buitenlandse zaken
zijn bij dit onderzoek betrokken. Het onderzoek heeft betrekking op de
periode januari 2001 tot april 2002.
Toename klachten
Vreemdelingen (geen asielzoekers) die in Nederland willen studeren,
werken of wonen, krijgen met de vreemdelingendiensten te maken voor een
aanvraag voor een mvv en voor verlening of verlenging van een
verblijfsvergunning. De Nationale ombudsman werd geconfronteerd met een
opvallende toename in het aantal klachten over de vreemdelingendiensten:
in 1999 werden 50 klachten ingediend, in 2001 waren dat er 429 (2002:
486). De klachten gingen met name over de behandelingsduur van aanvragen
om een verblijfsvergunning, lange duur van de advisering van de
vreemdelingendienst aan de Visadienst over mvv's, problemen bij de
afgifte van verblijfsdocumenten en slechte bereikbaarheid van de
vreemdelingendiensten.
Conclusies
De vreemdelingendiensten, hun korpsbeheerders, de staatssecretaris van
Justitie en de minister van Buitenlandse zaken zijn gezamenlijk
verantwoordelijk voor het tijdig behandelen van mvv-aanvragen. Uit het
onderzoek van de Nationale ombudsman blijkt dat deze gezamenlijke
verantwoordelijkheid niet als zodanig werd ervaren. De Nationale
ombudsman is van oordeel dat de korpsbeheerders lange tijd geen (echte)
aandacht hebben besteed aan de problemen van de vreemdelingendiensten,
die ontstonden door een toename in het aantal aanvragen en wetgeving die
steeds veranderde en complexer werd. De staatssecretaris van Justitie
heeft, zo stelt de ombudsman, de problemen wel gesignaleerd, maar de
aanpak daarvan niet stevig genoeg ter hand genomen. De minister van
Buitenlandse Zaken heeft zijn taken rond het verlenen van mvv's geheel
gemandateerd aan de Visadienst. Uit het onderzoek blijkt dat hij afstand
nam van de problemen die zich rond mvv-verlening hebben voorgedaan. Hij
miskent daarmee dat hij als mandaatverlener wel degelijk
verantwoordelijkheid droeg voor de werkzaamheden die de
vreemdelingendiensten verrichtten in dit kader.
Gevolg
Het ontbreken van een gezamenlijk verantwoordelijkheidsgevoel heeft zich
geuit in gebrekkige informatie-uitwisseling tussen de betrokken diensten
onderling en tussen de diensten en de vreemdelingen. De telefonische en
fysieke bereikbaarheid van de vreemdelingendiensten kwam erdoor in het
gedrang. Daarnaast bewaakte geen van de betrokken diensten de voortgang
van de behandeling van aanvragen. Een gemeenschappelijk
registratiesysteem hiervoor ontbrak. De wachttijd voor het verkrijgen van
een mvv of een verblijfsvergunning kon zo oplopen tot ruim een jaar,
terwijl voor een mvv een beslistermijn is voorgeschreven van drie
maanden. De beslistermijn voor een verblijfsvergunning is wettelijk
vastgelegd en bedraagt zes maanden.
Hoe verder?
Op dit moment worden taken op het gebied van de toelating van
vreemdelingen overgeheveld naar de IND. De Nationale ombudsman verwacht
dat al het mogelijke wordt gedaan om ervoor te zorgen dat vreemdelingen
in de nieuwe situatie de eerdere problemen bespaard zullen blijven.
Daartoe benadrukt hij het belang van het beschikbaar stellen van
voldoende personeel, goede aansturing en bereikbaarheid.
De Nationale ombudsman doet de minister voor Vreemdelingenzaken en
Integratie dan ook de aanbeveling de nu betrokken diensten voldoende uit
te rusten, zodat zij de taken naar behoren kunnen uitvoeren. Verder doet
de Nationale ombudsman aan de minister van Buitenlandse Zaken en de
minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie gezamenlijk de aanbeveling
om een wettelijke regeling tot stand te brengen, waarin een termijn wordt
vastgelegd waarbinnen een mvv-aanvraag moet worden behandeld. Zo'n
wettelijke termijn ontbreekt nu.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Sandra Loois, 070 - 3 56 36
41 of Marjan Sieben 070 - 3 56 36 43.
Een cd-rom met het rapport en de samenvatting of een gedrukt exemplaar van
het rapport (550 blz.) kunt u opvragen bij de afdeling Communicatie, 070 - 3
56 36 79.
Volledige tekst van dit rapport (2003/160)
© 2003 De Nationale ombudsman