Humanistisch Verbond
Uit: Humus, zomer 2003
De politiek van het HV zelf
In de vorige Humus is de verhouding van het HV tot politieke
stellingnamen aan de orde gekomen. HV-leden bleken onderling nogal te
verschillen over de vraag of het HV politieke standpunten zou moeten
innemen, of zich uitsluitend op levensbeschouwelijke thema's zou
moeten richten.
Politiek als humanistische splijtzwam?
Misschien is de vraag tot nu toe te abstract gesteld. Het woord
`politiek' alleen al, jaagt veel mensen de stuipen op het lijf. Zodra
politiek in het spel komt, zo leert de geschiedenis van het HV ons,
ontstaat er nogal eens onoverbrugbare verdeeldheid. Twee voorbeelden
kunnen dit illustreren. Eind jaren veertig, tijdens de Koude Oorlog,
deed zich onder invloed van de angst voor communisten een rel voor
rond de benoeming tot hoofdbestuurslid van het CPN-kamerlid Brecht van
den Muijzenberg-Willems. Uiteindelijk werd zij niet toegelaten. De
wapenwedloop van begin jaren '80 vormde een volgende splijtzwam binnen
het HV. Er volgde opnieuw een rel over de benoeming van een
aspirant-hoofdbestuurslid, ditmaal rond de liberale politicus
Bolkestein, die zich in de media had uitgesproken vóór het plaatsen
van neutronenbommen. Om de VVD-ers onder de leden niet tegen de haren
in te strijken, beperkte het HV zich, in de woorden van Bert Boelaars
in zijn onlangs heruitgegeven boekje De kostbare mens (2002; 1^e druk
1997), tot `algemene en vrijblijvende uitspraken' (131). Dit deed de
gemoederen hoog oplopen bij leden die fel gekant waren tegen
kernwapens, wat leidde tot de afsplitsing van het Humanistisch
Vredesberaad. Als protest tegen de financiële steun van het HV aan het
HVB, splitste zich daarna opnieuw een groep af, die zich het Algemeen
Humanistisch Trefpunt noemden. Deze laatste groep heeft zich zo'n 10
jaar later weer bij het HV gevoegd. `Het HV ging daardoor de jaren
negentig in als een verbond voor alle humanisten, ongeacht hun
politieke richting', schrijft Bert Boelaars (132) .
Waarschijnlijk is het precies vanwege deze historische achtergrond dat een deel van de HV-leden meent dat het HV zich het beste verre van politiek houdt. Peter Derkx, hoogleraar theorie van de levensbeschouwing, in het bijzonder van het humanisme, legt goed de vinger op de benauwdheid van het HV voor het doen van politieke uitspraken. In zijn artikel `Wat is humanisme?' (Cliteur en Van Houten (red.), 1993) onderscheidde hij vier hoofdlijnen binnen het (Europese) humanisme: het vormingshumanisme, het humanisme als levenskunst, het humanisme als universeel-menselijke levensbeschouwing en het moreel-politieke humanisme. Humanistische waarden als zelfbeschikking en zelfontplooiing, zijn - in elk geval sinds de Verlichting - steeds onlosmakelijk verbonden geweest met het moreel politieke streven naar solidariteit, gelijkwaardigheid en een meer menswaardige samenleving. De Universele verklaring van de Rechten van de Mens, bijvoorbeeld, is een verworvenheid waar humanisten trots op kunnen zijn. Het HV heeft zich in zijn uitgangspunten altijd aan elk van deze vormen van humanisme gecommitteerd, waarbij door de tijd heen wel verschillende nadrukken zijn gelegd. Het denken over levenskunst en het leiden van een mooi leven, bijvoorbeeld, maakt binnen het HV een opmars door, getuige het groeiende aanbod aan cursussen en lezingen hierover. Maar het HV is ook altijd trouw gebleven aan de moreel-politieke uitgangspunten van het humanisme, zoals opnieuw bleek op de laatste ALV (november 2002). Over deze uitgangspunten schreef Derkx in het voorgenoemde artikel dat ze `prachtig' zijn, maar ook nogal voor de hand liggen. Hij vervolgde: `Als men er ernst mee probeert te maken in de wereld van armoede en onderdrukking, sociale voorzieningen en hypotheekrente, werkdruk en werkeloosheid, etnische tegenstellingen en oorlogen, persoonlijke relaties en huishouden, individuele betrokkenheid en geïnstitutionaliseerde gezondheidszorg, internationale concurrentie en milieunormen enzovoorts, dan blijken de afwegingen moeilijk en de weerstanden aanzienlijk.' (103, 104). Ook Heleen Pott, filosoof en hoogleraar namens de humanistische stichting Socrates, wees onlangs in De Humanist (april 2003) op de vrijblijvendheid van de `goede bedoelingen' van het HV. `Als je humanisten vraagt waar ze voor staan, krijg je een hele mantra: verantwoordelijkheid, tolerantie, zelfontplooiing, mensenrechten, universele waarden, dialoog, verbondenheid. Allemaal mooie dingen voor de mensen, maar dingen waar niemand tegen kan zijn. De boodschap blijft vaag, juist omdat zij volstrekt oncontroversieel is.' De angst van het HV om leden met verschillende politieke achtergronden te verliezen, maakt, opnieuw, dat ze vaak ten aanzien van heikele thema's `algemene en vrijblijvende' standpunten inneemt.
Angst voor diversiteit en ledenverlies
Maar wanneer `politiek' wordt opgevat als niet meer, maar ook niet
minder, dan het je uitspreken over en vóór de humaniseringmissie van
het HV, dan ontstaat er ruimte voor gesprek, dialoog. Steeds weer
opnieuw zullen we, en wel samen, moeten bepalen wat we vanuit een
humanistisch standpunt vinden van concrete maatschappelijke kwesties,
zoals in het verleden bijvoorbeeld is gebeurd inzake euthanasie, de
pil van Drion, de oorlog in Afganistan en hulp bij zelfdoding. De
grootste obstakels bij het serieus aangaan van deze dialoog, zijn niet
de partijpolitieke verschillen tussen de leden, maar de angst voor
diversiteit en de, daarmee nauw verbonden, angst voor ledenverlies. De
vraag is hiermee ongemerkt enigszins verschoven. Niet langer gaat het
om de vraag óf het HV politieke uitspraken moet doen, maar om de
manier wáárop het HV tot een beredeneerde visie op maatschappelijke
kwesties komt. Kortom: het gaat hier om de vraag naar de politiek van
het HV zélf. Net als in de landelijke regering, heeft het HV als
vereniging te maken met kwesties als de vertegenwoordiging van de
burgers cq. leden met inspraak en met actief lidmaatschap.
De politiek van het HV zelf
Welke voorwaarden veronderstelt actief lidmaatschap? Enerzijds vraagt
het een actieve opstelling van de leden. Een vereniging is de optelsom
van haar leden. Zij kunnen bijdragen aan het formuleren van
standpunten en hun stem laten horen aan het landelijk bureau en het
bestuur en natuurlijk tijdens de ledenvergaderingen, maar ook door
bijvoorbeeld debatbijeenkomsten te organiseren en daarvan een verslag
te schrijven voor Humus of regionale ledenbladen. Dit lijkt me ook
zeer gepast voor humanisten die immers `zelf denken' altijd hoog in
het vaandel hebben gedragen. Anderzijds vraagt dit ook van het bestuur
en de staf dat zij dit mogelijk maken, door het geluid van haar leden
serieus te nemen en discussiefora te bieden, zoals nu bijvoorbeeld
gebeurt in Humus.
Heleen Pott benoemde rol van staf en bestuur enige tijd geleden in het
debat `Machtig humanisme. Hoe kan het humanisme er weer toe gaan
doen?' (16 oktober 2001) als `het aanzwengelen van de discussie, in
plaats van zeggen hoe het zit.' Volgens haar zijn de leden het meest
gebaat bij bestuurders `die als het ware het vocabulaire geven waarmee
zij zelf verder kunnen. Dat staat niet in een boek. Je moet er zelf
mee bezig zijn.' Iemand in de zaal reageerde toen instemmend: `Ik heb
geen behoefte aan mullahs die me vertellen wat ik moet denken. Ik heb
behoefte aan mensen die voorgaan, schrijven en leiding geven aan
debat.'
Naar een inspirerend humanisme
De intensivering van het debat, zowel binnen het HV als op publieke
fora, zou wel eens kunnen leiden tot groei, in plaats van verlies van
het ledental. Mensen - met name jongeren! - verbinden zich nu eenmaal
graag aan clubs die met prikkelende visies een rol spelen in het
maatschappelijk debat en waarbinnen de dialoog onderling niet wordt
geschuwd, maar juist wordt aangemoedigd. Peter Derkx stelt anno 2003:
`Uit angst voor ledenverlies controversiële positiebepaling vermijden,
betekent ook dat aanwas van nieuwe leden minder waarschijnlijk wordt.
Een organisatie is er ook om zijn doelstellingen na te streven. De
meeste metadiscussies over het al dan niet innemen van standpunten,
zijn uiteindelijk terug te voeren op verschillende interpretaties van
de doelstelling van de organisatie en verschillende prioriteiten
daarbinnen. Een organisatie die ledenbehoud voorop stelt, is mijns
inziens ten dode opgeschreven. Een levensvatbare organisatie wil echt
iets en doet daar iets voor. Neemt daar ook risico's voor.' HV-lid Ab
Buursma: `de standpunten van het HV naar buiten gebracht
(...) worden, er van uitgaande dat de 21 Stellingen niet slechts zijn
bedoeld voor de kring binnen het Humanistisch Verbond. Ze zijn immers
waardevol voor de gemeenschap. Houd je het voor jezelf, dan raak je in
de vergetelheid. Weloverwogen optreden verdient waardering. En: het
werkt zelfs wervend! (...) `Wellicht vergt het enige moed, maar het is
de moeite waard om gehoord en gezien te worden.'
De moed tot dialoog
Inderdaad vraagt het om moed om ergens voor te gaan staan in het
publieke debat. Gelukkig kunnen humanisten een belangrijk instrument
ontlenen aan de eigen traditie: het uitgangspunt van de dialoog in
gelijkwaardigheid en diversiteit. HV-lid Anke Polak: `Natuurlijk
kunnen er botsingen ontstaan binnen het Verbond, maar als echte
humanisten moeten we daar toch goed mee om kunnen gaan? Rede, respect,
waardigheid; als wij ruzie niet eens kunnen voorkomen zijn we geen
echte humanisten!' En Heleen Pott drukte het in het eerder genoemde
debat `Machtig humanisme' zo uit: `Het humanisme moet het kwalitatieve
debat stimuleren. Dat debat moet pluralistisch zijn. Ik ben het met
mensen niet eens waarvan ik wel vind dat ze een waardevolle bijdrage
leveren aan het humanistische debat. De grenzen en mogelijkheden van
dat debat moeten beschermd en uitgebreid worden.' Volgens haar is het
scholen van mensen in het `denken en debatteren over verschillende
zaken' wat het georganiseerde humanisme in deze tijd te doen staat.
Marieke Borren
---