CDA Rotterdam


Actueel

Rotterdam, 19 juni 2003
CDA kritisch over Rekenkamer

BIJDRAGE VAN F.J. VAN DER HEIJDEN
RAADSDEBAT RAPPORT REKENKAMER
ELK UUR EEN FACTUUR

19 JUNI 2003


Voorzitter,

Weer is de raad en al eerder de pers, verblijd met een rapport van onze onvolprezen Rekenkamer. En weer heeft het college in zijn verzamelde wijsheid besloten de aanbevelingen over te nemen, uiteraard mede op advies van de commissie Middelen, waarmee ook deze commissie mag delen in de eer altijd weer onze gemeentelijke organisatie en administratie verder te verbeteren. Weliswaar ligt met het ontwerpbesluit de bal het meest op het terrein van de wethouder van Middelen, maar ik weet zeker dat het gehele college al weer uitkijkt naar de datum van 1 oktober, nog daargelaten het plezier dat het nieuwste rekenkamerrapport ons dagelijks bestuur zal verschaffen.

Maar ...

Toch zit me iets niet lekker. En nog wel in de tekst van het college zelf, dat het toch heeft aangedurfd, zij het bescheiden, een kanttekening te maken bij een rapport dat in zijn kern een hard oordeel velt over uitgaven van 24 miljoen, die als onrechtmatig worden aangeduid. Al so wie so een oordeel, waarvan het college zegt dat zon uitspraak niet de Rekenkamer maar de Accountants Dienst Rotterdam toekomt.

Het college geeft aan het niet eens te zijn met definities, normenkader en weging van normen zoals die door de Rekenkamer worden gehanteerd. Is het een kwestie van interpretatie of is het principiëler? In ieder geval is deze kritiek bij meer rapporten iedere keer naar voren gekomen. De Rekenkamer droomt zichzelf een beoordelingskader en gaat er dan op los. Als ik de ambtelijke diensten mag geloven ook niet altijd even fijnzinnig en met weinig begrip voor wat zich in de realiteit heeft afgespeeld.

Het rapport ELK UUR EEN FACTUUR GEEFT IN HOOFDSTUK XI DAARVAN EEN AARDIGE INKIJK.

Zo is er verschil van inzicht tussen college en Rekenkamer over wat het protocol beoogt: leereffecten op langere termijn. De Rekenkamer maakt er een regelrechte discussie over rechtmatigheid van. En inderdaad, in het kader van een eigen opvatting.

Het verdient toch aanbeveling om hier vast te stellen dat waar rechtmatigheid in het geding is, het BESLUIT ACCOUNTANTSCONTROLE VAN DE MINISTER VAN BZK te volgen. Het gaat dan om wet- en regelgeving die door andere overheden is opgelegd en niet eigen protocollen of interne besluiten en regelingen. Daarmee is de gehele beoordeling onrechtmatig van tafel geveegd. De raad kan ook niet goed vinden dat 24 miljoen onrechtmatig is uitgegeven. Dus of we laten dat beeld laten vallen of de wethouder die het meest verantwoordelijk is naar huis sturen.

Dat laatste idee is overigens belachelijk.

Dat te meer, omdat de rekenkamer een soort absolutisme in zijn redeneringen hanteert, waar het de uitleg van interne regelingen betreft. Het protocol zelf is daar een voorbeeld van, maar bijvoorbeeld ook de inzet van eigen interimmanagers, die voor BRIM werken en dus wel een rekening afscheiden, maar wel onderdeel zijn van ons zelf en niet als inhuur van buiten beschouwd kunnen worden. Zelfs bij een beoordeling over slecht beheer (wat ik wel tot de hard core van de Rekenkamertaak reken) zou het toch reëel zijn en al helemaal wanneer men met grote worden schermt als `onrechtmatige uitgaven` om omstandigheden ten minste tot hun recht te brengen. Ik meen dat het college in zijn besprekingen met de Rekenkamer die ook tracht aan te brengen, maar in een meer absolutistisch denken blijkt daar dan geen plaats voor te zijn.

Voorzitter, ik maak die opmerking nog om een andere reden.

Ik pleit nog steeds voor onafhankelijk onderzoek naar alle aspecten van gemeentelijke beleidsuitvoering en dienstverlening, alsmede het financieel beheer dat daarmee is gemoeid. Het kan echter geenszins de bedoeling zijn dat ons eigen controlesysteem zich als het ware tegen ons keert omdat de burger niet anders te horen krijgt dan dat het hier een zootje is. En dat dan op basis van eigen inzichten, die ook verder nauwelijks democratisch worden gecontroleerd. De subcommissie voor de rekenkamer van de COR heeft daarvoor nooit de ruimte gekregen. Hoezeer dat toch nuttig zou kunnen zijn bewijst de kwestie van hanteren van definities, wegingsnormen en duiding van het beleid, zoals zich bijvoorbeeld sterk voordeed bij de meningsverschillen tussen college en Rekenkamer over de inzet bij het schoonhouden van de stad.

Voorzitter ik pleit er sterk voor om de verordening op de Rekenkamer nog eens scherp te bezien in het teken van het dualisme. De raad (aan wie de controle op het college toekomt) moet meer positie ten opzichte van de rekenkamer krijgen. Daarmee kan een betere discussie worden gevoerd over op wat voor gronden normen en waarden die door de raad zijn gesteld - oordelen geveld moeten kunnen worden. In feite hebben we wat dat betreft de Rekenkamer ook maar een beetje laten aanmodderen.

Tenslotte voorzitter, nog even in het licht van wie wel oordelen kan hebben over rechtmatigheid: ik ben er absoluut en heilig van overtuigd dat Rekenkamerfunctie en de functie van de ADR niet in elkaar geschoven mogen worden.

Oja, die aanbevelingen. Een hoop bureaucratische onzin, maar als het college het wil overnemen om de lieve vrede vind ik het best.