Hoge Raad der Nederlanden

Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AF7536 Zaaknr: C02/230HR


Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage Datum uitspraak: 20-06-2003
Datum publicatie: 20-06-2003
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: cassatie

20 juni 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/230HR
AT

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:


1. de stichting STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR VOOR HET BEHEER VAN DE AANDELEN
VAN DE C.A.G. (COLUMBUS AUTOMATISERINGSGROEP),
gevestigd te Hurwenen, gemeente Maasdriel,

2. ,
wonende te ,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,

t e g e n


---
wonende te ,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.


1. Het geding in feitelijke instanties


Eisers tot cassatie - verder te noemen: Stichting CAG en - hebben bij exploit van 2 december 1999 verweerder in cassatie - verder te noemen: - gedagvaard voor de Rechtbank te Arnhem en gevorderd bij vonnis zal worden veroordeeld: primair:

1. tot de nakoming van de tussen Stichting CAG en gesloten overeenkomst d.d. 6 december 1994 op de wijze zoals tussen partijen bepaald en vastgelegd, voorts zal worden veroordeeld tot betaling van al hetgeen waartoe zich heeft verplicht aan Stichting CAG op grond van die overeenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum eerste aanzegging en ingebrekestelling te weten 27 maart 1995 dan wel 4 november 1999, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, zulks onder oplegging van een dwangsom van f 1.000,-- per dag voor elke dag dat , nadat twee dagen na betekening van het vonnis zijn verstreken, in gebreke blijft aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;

subsidiair:

2. tot volledige schadevergoeding door aan , bestaande uit al het verkregen voordeel wegens de onrechtmatige exploitatie van de programmatuur waarop het auteursrecht rust van , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, een en ander nader op te maken bij Staat en te vereffenen volgens de Wet;

een en ander met veroordeling van in de kosten van deze procedure waaronder begrepen de kosten van de gelegde beslagen.

heeft de vorderingen bestreden en zijnerzijds in reconventie gevorderd Stichting CAG en te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis:
- alle door Stichting CAG ten laste van gelegde beslagen op te heffen, zulks op verbeurte van een dwangsom van f 10.000,-- voor iedere dag dat Stichting CAG niet aan haar veroordeling voldoet;
- een bedrag van f 57.685,40 te voldoen aan .
Stichting CAG en hebben de vordering in reconventie bestreden.
Vervolgens heeft bij conclusie van repliek in reconventie zijn eis gewijzigd en gevorderd:

1. Stichting CAG en bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan te betalen een bedrag van f 35.000,--, zijnde de onverschuldigd betaalde exploitatiefee alsmede de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding;

2. Stichting CAG bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis:
- alle door Stichting CAG ten laste van gelegde beslagen op te heffen, zulks op verbeurte van een dwangsom van f 10.000,-- voor iedere dag dat Stichting CAG niet aan haar veroordeling voldoet, en
- te betalen aan de kosten verband houdende met de bankgarantie zijnde f 8.355,--.

De Rechtbank heeft bij vonnis van 14 december 2000: in conventie: het gevorderde afgewezen;
in reconventie:
I. veroordeeld om tegen kwijting aan te betalen een bedrag van f 35.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2000;
II. Stichting CAG veroordeeld mede te werken aan de opheffing van de conservatoire beslagen, gelegd met het verlof van de President van deze Rechtbank van 18 november 1999, een en ander op straffe van een dwangsom van f 10.000,-- voor iedere dag, later dan 10 werkdagen na de betekening van het vonnis, dat Stichting CAG niet aan deze veroordeling voldoet, waarbij de dwangsom wordt gemaximeerd tot een bedrag van f 500.000,--;
III. Stichting CAG veroordeeld aan te betalen een bedrag van f 8.355,--;
IV. dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en V. het meer of anders gevorderde afgewezen.

Tegen dit in conventie en in reconventie gewezen vonnis hebben Stichting CAG en hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 5 februari 2002 heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank te Arnhem van 14 december 2000 bekrachtigd, behoudens de veroordeling in het dictum in reconventie onder I en II, dit vonnis in zoverre vernietigd en, opnieuw rechtdoende:
I. Stichting CAG veroordeeld tegen kwijting aan te betalen een bedrag van EUR 15.882,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2000, en
II. verstaan dat de beslagen reeds zijn opgeheven.

Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.


2. Het geding in cassatie


Tegen het arrest van het Hof hebben Stichting CAG en beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
heeft een anticipatie-exploit doen uitbrengen en voor antwoord geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.


3. Beoordeling van de middelen


De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.


4. Beslissing


De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;
veroordeelt Stichting CAG en in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van begroot op EUR 301,34 aan verschotten en EUR 1.365,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 20 juni 2003.