RESEARCH VOOR BELEID

Effect BTW-verlaging op werkgelegenheid niet aangetoond

PERSBERICHT
Leiden, 23 juni 2003

Het experiment met de BTW-verlaging heeft geen aantoonbare effecten op de werkgelegenheid gehad. Ook na de vandaag verschenen contra-expertise van het CPB handhaaft onderzoeksbureau Research voor Beleid deze conclusie van de evaluatie van het experiment. Het CPB bevestigt dat een werkgelegenheidseffect niet statistisch significant kan worden aangetoond, maar acht het op grond van algemene economische theorie, veronderstellingen en indicaties op grond van empirische gegevens aannemelijk dat de BTW-verlaging tot positieve werkgelegenheidseffecten heeft geleid.

In opdracht van het ministerie van Financiën heeft Research voor Beleid (RvB) de werkgelegenheidseffecten geëvalueerd van het Europese experiment met de BTW-verlaging voor arbeidsintensieve diensten. De conclusie van het eindrapport luidt dat op basis van de beschikbare gegevens niet geconcludeerd kan worden dat de BTW-verlaging heeft geresulteerd in een toegenomen werkgelegenheid.

Tegen deze conclusie is bezwaar gemaakt door belanghebbende branche-, werkgevers- en werknemersorganisaties, naar aanleiding waarvan de staatssecretaris van Financiën het Centraal Planbureau (CPB) heeft verzocht een contra-expertise uit te voeren op de door ons verrichte evaluatie.

Voorafgaand aan zijn definitieve rapport heeft het CPB een aantal conceptrapporten vervaardigd die in de publiciteit zijn gekomen. Zo meldt het Financieele Dagblad (28 mei en 7 juni 2003) dat het CPB een significante banengroei bij kappers en fietsenmakers constateert en daarmee tot geheel andere conclusies komt dan RvB. In de definitieve CPB-rapportage wordt geconcludeerd dat een werkgelegenheidseffect niet statistisch significant kan worden aangetoond. Het CPB stelt dat het op grond van algemene economische theorie, veronderstellingen en indicaties op grond van empirische data aannemelijk is dat de BTW-verlaging tot positieve werkgelegenheidseffecten heeft geleid.

Op basis van gedetailleerd commentaar op de rapportage van het CPB concludeert RvB het volgende.

- Het CPB komt vooral op basis van algemene economische theorie, aannames en indicaties en niet op grond van toetsing hiervan tot de conclusie dat de BTW-verlaging een positief werkgelegenheidseffect heeft. RvB heeft op grond van een weloverwogen onderzoeksmodel, dat rekening houdt met beperkende randvoorwaarden en de opzet van het EU-experiment, deze theorie en aannames getoetst. Deze toets toont het verwachte werkgelegenheidseffect niet aan.

- In tegenstelling tot hetgeen het CPB daarover aanvoert, heeft RvB zich bij haar conclusie niet alleen laten leiden door de trendanalyse, maar ook andere onderzoeksgegevens gebruikt. Hoewel individuele indicaties lijken te wijzen op een effect van de BTW-verlaging, doen ze dat in onderlinge samenhang niet.
- In de argumentatie van het CPB spelen de lange termijneffecten van een blijvende BTW-verlaging een belangrijke rol. Los ervan dat deze effecten voor een belangrijk gedeelte alleen theoretisch beredeneerd zijn, luidde de opdracht van RvB conform de opzet van het EU-experiment de werkgelegenheidseffecten binnen de experimentperiode te evalueren.

- De door het CPB uitgevoerde LR-toets toont mogelijk wel een tijdelijk werkgelegenheidseffect aan, maar niet een blijvend effect.

RvB handhaaft derhalve de conclusie dat niet is aangetoond dat de BTW-verlaging heeft geleid tot de beoogde werkgelegenheidseffecten in de periode van het experiment.

De volledige tekst van de reactie van Research voor Beleid is te downloaden van: www.researchvoorbeleid.nl/home.html


---
EINDE PERSBERICHT
---


Inlichtingen: Ton Grimmius (071) 525 37 37

23 jun 03 09:56