Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid



Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk AV/WTZ/2003/46759

Onderwerp Datum Motie Halsema (GL) over de mogelijke 23 juni 2003 uitbreiding Wet aanpassing arbeidsduur

Zoals de Minister-president heeft toegezegd bij het debat over de regeringsverklaring op 12 juni jl. geef ik u hierbij informatie over de evaluatie van de Wet aanpassing arbeidsduur (Waa). Aanleiding hiervoor is een motie van mevrouw Halsema, Tweede Kamerlid voor GroenLinks. In deze motie wordt de regering verzocht een onderzoek in te stellen naar de effecten van een uitbreiding van de Waa naar werkgevers met minder dan 10 werknemers en de resultaten vóór de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Kamer te doen komen.

De Waa geeft in artikel 2 werknemers een (geclausuleerd) recht om hun arbeidsduur aan te passen. Dit artikel is niet van toepassing ten aanzien van werkgevers met minder dan 10 werknemers. Deze werkgevers moeten wel een regeling treffen voor het recht van werknemers op aanpassing van de arbeidsduur. Dat betekent dat zij aan het recht op aanpassing van de arbeidsduur een eigen invulling kunnen geven, maar dan op basis van goed werkgeverschap.

Om te bekijken hoe de wet in de praktijk uitwerkt, wordt op dit moment een evaluatieonderzoek uitgevoerd. Daarbij wordt ook gekeken naar de groep werkgevers met minder dan 10 werknemers. In het onderzoek wordt deze groep onder andere gevraagd of in hun organisatie deeltijdarbeid mogelijk is, of zij een eigen regeling hebben, hoeveel verzoeken zij hebben gekregen, aan hoeveel verzoeken wordt voldaan, wat redenen zijn voor een afwijzing en de positieve en negatieve gevolgen van vermeerdering en vermindering van de arbeidsduur voor hun organisatie.

In december 2003 zal, conform de wettelijke bepaling hierover, een kabinetsstandpunt over de Waa naar de Tweede Kamer gestuurd worden. Dit zal mede gebaseerd zijn op de resultaten van het evaluatieonderzoek. Hierbij zal een inventarisatie van positieve en negatieve punten van de werking van de Waa worden gemaakt en worden ook mogelijke oplossingsrichtingen aangegeven. De situatie bij werkgevers met minder dan 10 werknemers zal hierbij nadrukkelijk worden meegenomen. Bij het kabinetsstandpunt zal ook een antwoord worden gegeven op het in motie gestelde verzoek.

De Minister van Sociale Zaken,
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)