Toespraak van de minister van Verkeer en Waterstaat, Karla Peijs, bij
de presentatie van het rapport De kracht van het Westland, in
Vlaardingen op maandag 23 juni 2003 om 16.00 uur.
Toespraak van de minister van Verkeer en Waterstaat, Karla Peijs, bij
de presentatie van het rapport De kracht van het Westland, in
Vlaardingen op maandag 23 juni 2003 om 16.00 uur.
Dames en heren,
Ik ben me als minister van Verkeer en Waterstaat nog volop aan het
inwerken. Dat zult u begrijpen. Maar er zijn van die vragen waarop het
antwoord zo voor de hand ligt, dat je er niet voor doorgeleerd hoeft
te hebben om het toch te weten. Ik had dat gevoel een beetje bij de
vraag die u vanmiddag aan de orde stelt. Wat hebben de Rotterdamse
Haven en het Westland met elkaar te maken? Het antwoord daarop is
volgens mij eenvoudig: veel. Héél veel zelfs.
Dat zie je meteen als je een blik werpt op de kaart van Nederland; ook
al ben je geen vervoersdeskundige.
Ik begrijp dat de economische thermometer van het Westland in 2002 op
een 6,2 stond en dat dat meteen het hoogste niveau in 5 jaar is. Dat
is natuurlijk het mooie van dit soort jaarlijkse rapporten als De
Kracht van het Westland. Je weet wat je meet, namelijk de situatie ten
opzichte van vorige jaren. Die relatief hoge 6,2 was in 2002 voor een
belangrijk deel het gevolg van een gunstige prijsontwikkeling in de
glastuinbouw. Volgend jaar kan weer een andere variabele de stand van
de thermometer bepalen. Maar één sterk punt blijft onveranderd: de
gunstige ligging van het Westland ten opzichte van Rotterdam. Het
Rijnmondgebied is het vliegwiel van de Nederlandse economie. Als je
daar vlakbij zit zoals u ben je economisch gesproken in het voordeel.
Dat voordeel telt des te zwaarder in een tijd als deze, waarin de
economie hapert.
Rotterdam heeft als transportknooppunt alle denkbare faciliteiten en
deskundigheid in huis voor efficiënt en grootschalig vervoer.
En de verbindingen naar alle kanten zijn uitstekend. Daar profiteren
de glastuinbouw en de verwerkende industrieën in het Westland direct
van. Dat is één. Bovendien heeft het Rijnmondgebied een enorme
aantrekkingskracht als vestigingsplaats voor allerlei
bedrijvenclusters in industrie en dienstverlening. Ook dat versterkt
de regionale economie van het Westland.
Uit het programma van vanmiddag begrijp ik dat het Havenbedrijf
Rotterdam een speciaal programma agrologistiek heeft.
Dat feit alleen al laat zien dat er nu al een innige band is tussen de
tuinbouwbedrijven in deze regio en de haven. Dat kan eigenlijk ook
niet anders als je weet dat hier in de regio jaarlijks voor zon 2
miljard euro aan bloemen en planten wordt geproduceerd en voor ruim 10
miljoen aan groente en fruit. Bovendien komt er via de haven ook nog
elk jaar voor zon anderhalf miljard euro aan importgroente en -fruit
deze kant op voor verwerking, en daarvan wordt tweederde weer
geëxporteerd. Het zijn cijfers die duidelijk aantonen dat het Westland
en de Rotterdamse haven elkaar nodig hebben.
Nou hebt u mij niet nodig om dat vast te stellen. Dat weet u zelf ook
wel. De themastudie waar we het vandaag over hebben, bewijst dat
overduidelijk. Ik vermoed dat u mij heeft uitgenodigd omdat dit
rapport pleit voor nieuwe infrastructuur, bijvoorbeeld een
oeververbinding tussen de Maasvlakte en het Westland. Laat ik daar
maar meteen heel eerlijk over zijn. Ik zie de komende jaren weinig
mogelijkheden voor rijksfinanciering van nieuwe initiatieven.
Ik heb daar het geld niet voor en bovendien is het absoluut nodig dat
we de komende jaren flink investeren in het achterstallig onderhoud
aan wegen, spoor en vaarwegen. We hebben dat in het verleden echt
nagelaten, waardoor nu de basiskwaliteit in het gedrang komt. Dat tij
moeten we keren. Want als de basisvoorzieningen niet betrouwbaar zijn,
hebben nieuwe projecten niet veel zin.
Ik realiseer me dat dat geen vrolijke boodschap is, maar ik heb ook
positiever nieuws voor u. Want het Project Mainportontwikkeling
Rotterdam staat hoog op mijn agenda.
En PMR is niet alleen goed voor de haven en voor Rotterdam. Het leidt
ook in de regio tot een stevige economische structuurversterking. Ik
ben van plan het komende half jaar hard aan PMR te trekken, zodat ik
nog voor het eind van het jaar meer duidelijkheid kan geven over de
rijksbijdrage. Daar hoort u dus nog van.
En dan is er natuurlijk de A4 Midden-Delfland. U wijst in uw rapport
terecht op dit knelpunt. Vorig jaar is in dit project een flinke stap
vooruit gezet. U weet dat ongetwijfeld.
De regios Rotterdam en Haaglanden hebben samen met mijn voorganger
afspraken gemaakt waardoor we in 2006 hopelijk kunnen beginnen met de
bouw. Ik wil dat natuurlijk graag zelf meemaken. Als het aan mij ligt,
houden we het tempo er dus in, zodat de A4 Midden Delfland er zo snel
mogelijk ligt. Ook daar zal ik mij hard voor maken.
Ten slotte wijs ik u ook nog op de Betuwelijn. Of ik dat project als
minister onder het goede nieuws moet scharen, betwijfel ik. Als ik de
kranten mag geloven, zal ik er mijn handen nog aan vol krijgen. Maar
voor u is het zeker goed nieuws.
De Betuwelijn verbetert zonder meer de verbinding tussen Rotterdam en
het Duitse achterland. En dat is als ik mij niet vergis een belangrijk
afzetgebied voor het Westland.
Dames en heren,
Het Westland en de Rotterdamse Haven hebben nog iets
gemeenschappelijk. Het zijn op hun terrein allebei wereldtoppers. U en
ik willen natuurlijk dat dat zo blijft. Ik heb u aangegeven wat ik
daar de komende jaren aan wil bijdragen.
Dat is misschien minder dan u hoopt, maar het is onder de huidige
economische omstandigheden niet reëel om valse verwachtingen te
wekken. Overigens is het voor de toekomstige relatie tussen de
Rotterdamse haven en het Westland zeker zo belangrijk dat u elkaar als
bedrijven weet te vinden. Daar heb ik na vandaag geen enkele twijfel
over en misschien is dat wel de grootste kracht van het Westland.
Dank u voor uw aandacht.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat