Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
VVA. 2003/1552
datum
23-06-2003

onderwerp
Uitvoeringen, controle en nazorg van entingen
TRC 2003/3981

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u het antwoord toekomen op uw bovengenoemde brieven inzake uitvoering, controle en nazorg van entingen. Dit mede naar aanleiding van een artikel hierover in het blad 'Boerderij' van 11 februari 2003 waarin wordt gemeld dat 70% van de entstof tegen bedrijfsgebonden ziekten wordt afgegeven door de dierenartsen en dat het gros van de varkens nu al wordt geënt door de varkenshouder zelf en dat het opsporen van illegaal enten geen prioriteit heeft bij de AID. U heeft mij verzocht met name in te gaan op de toepassing van het wettelijk opgelegde afgifte- en toedieningsbeleid (UDD en UDA).

datum
23-06-2003

kenmerk
VVA. 2003/1552

bijlage

De huidige regelgeving
Met betrekking tot de afgifte en toepassing van diergeneesmiddelen is, uit hoofde van de Diergeneesmiddelenwet, sprake van een drietal regimes.
De zogenaamde UDD-middelen (onder meer de entstoffen) mogen op grond van de Diergeneesmiddelenwet niet aan houders van dieren worden afgegeven. Dit omdat de toepassing van deze middelen door anderen dan dierenartsen een gevaar voor mens, dier of milieu kan opleveren. Gelet hierop verbiedt de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 toepassing van die middelen door anderen dan de dierenarts. Op grond van voornoemde wetten bestaat wel de mogelijkheid om, onder voorwaarden, afgifte en toepassing van UDD-middelen aan anderen dan dierenartsen toe te staan. Zo is het UDD-regime niet van toepassing op bepaalde middelen die door dierverloskundigen en castreurs worden toegepast.
Daarnaast kent de Diergeneesmiddelenwet de zogenaamde UDA-middelen. Deze middelen mogen uitsluitend door een dierenarts of op recept van een dierenarts door een apotheker aan houders van dieren worden afgeleverd. UDA-middelen mogen wel door houders van dieren worden toegepast.
Tenslotte zijn er de zogenaamde vrije middelen. Zowel de afgifte als de toepassing daarvan is vrij, zonder enige tussenkomst van de dierenarts.
In de Kanalisatieregeling diergeneesmiddelen en - gemedicineerde voeders (hierna: Kanalisatieregeling) is bepaald welke diergeneesmiddelen onder het UDD- of UDA-regime vallen.

Van belang zijnde ontwikkelingen
Van de zijde van dierenartsen komen regelmatig klachten binnen bij de AID dat in de praktijk entstoffen in strijd met de regelgeving worden afgegeven aan varkenshouders. Om hoeveel stoffen het concreet zou gaan is evenwel niet bekend.
De AID controleert regelmatig naar de aanwezigheid van UDD-middelen op veehouderijen. Op basis hiervan zijn er strafrechtelijke veroordelingen geweest.

Mede tegen deze achtergronden, de thans lopende discussie over de herziening van de Europese diergeneesmiddelenregelgeving, en het streven naar deregulering is recent gestart met een traject tot evaluatie van het systeem van de distributie van de diergeneesmiddelen: 'van fabriek tot in het dier'. De Raad voor Dieraangelegenheden speelt hierbij een belangrijke rol.

Van de zijde van het landbouwbedrijfsleven is in het kader van de vormgeving van IKB 2003 verzocht tot verruiming van de mogelijkheden voor varkenshouders om zelf entstoffen te mogen toepassen. Daartoe is door LTO en de KNMvD een stelsel uitgewerkt. Kernelementen van dat stelsel zijn dat, op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst tussen varkenshouder en zijn, door het Veterinaire Kwaliteitsorgaan erkende, dierenarts waarborgen worden geboden met betrekking tot het verantwoord, veilig en gecontroleerd toedienen van geneesmiddelen tegen bepaalde bedrijfsgebonden dierziekten. Controle op naleving van de verplichtingen tussen dierenarts en varkenshouder is in het stelsel toebedeeld aan private controle-instellingen die overtredingen zullen sanctioneren op basis van een heldere sanctiecatalogus.

Voorziening voor zelfentende varkenshouders
Ik sta positief ten opzichte van initiatieven vanuit het bedrijfsleven om meer verantwoordelijkheid te nemen voor een veilige en verantwoordelijke bedrijfsvoering, waarbij ook de toepassing van diergeneesmiddelen wordt betrokken.

Dat neemt niet weg dat de introductie van de mogelijkheid voor varkenshouders om zelf te enten wel moet passen binnen wat juridisch (uitvoeringstechnisch uit het oogpunt van handhaving) mogelijk is, ook gelet op de specifieke belangen die de Diergeneesmiddelenwet beoogt te beschermen. De belangen die via het UDD-regime worden beschermd moeten daarom ook bij zelfenting goed zijn gewaarborgd. Een verplichte deelname aan een kwaliteitssysteem is niet mogelijk omdat de Diergeneesmiddelenwet uitsluitend tot doel heeft de dier- en volksgezondheid te beschermen en niet om de kwaliteit van bedrijfsvoering te verbeteren.

Een wijziging van de Kanalisatieregeling, waarmee binnen voornoemd kader aan varkenshouders de mogelijkheid wordt geboden om onder voorwaarden zelf hun varkens te enten tegen een aantal dierziekten, is thans in voorbereiding.

Benadrukt zij, tot slot, dat het zelf enten door varkenshouders uiteraard verboden blijft zolang voorbedoelde voorziening nog niet tot stand is gekomen.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

dr. C.P. Veerman


---