Algemeen ambtsbericht Afghanistan
april 2003
Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken
Afdeling Asiel- en Migratiezaken
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
1 Inleiding
In dit algemene ambtsbericht wordt de huidige situatie in Afghanistan beschreven
voorzover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van
personen die afkomstig zijn uit Afghanistan en voor de besluitvorming over de
terugkeer van afgewezen Afghaanse asielzoekers. Dit ambtsbericht is een
actualisering van eerdere algemene ambtsberichten (laatstelijk 19 augustus 2002)
over de situatie in Afghanistan. Het algemene ambtsbericht beslaat de periode van
augustus 2002 tot en met maart 2003.
Dit ambtsbericht is deels gebaseerd op informatie van openbare bronnen. Bij de
opstelling is gebruik gemaakt van informatie van de verschillende organisaties van
de Verenigde Naties, verscheidene niet-gouvernementele organisaties,
vakliteratuur en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde
openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst.
Bovendien liggen bevindingen ter plaatse en vertrouwelijke rapportages van de
Nederlandse vertegenwoordigingen in Kaboel, Islamabad en Teheran aan dit
algemeen ambtsbericht ten grondslag.
In het algemeen ambtsbericht wordt veelvuldig verwezen naar geraadpleegde
openbare bronnen. Daar waar dergelijke bronnen zijn vermeld, is de tekst in veel
gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen.
In hoofdstuk twee wordt ingegaan op recente ontwikkelingen op politiek,
veiligheids- en sociaal-economisch gebied. Deze beschrijving wordt voorafgegaan
door een overzicht van de geschiedenis van Afghanistan.
In hoofdstuk drie wordt de mensenrechtensituatie in Afghanistan geschetst. Na een
beschrijving van wettelijke garanties en internationale verdragen waarbij
Afghanistan partij is, komen mogelijkheden van toezicht aan de orde. In paragraaf
drie volgt de eigenlijke beschrijving van de mensenrechtensituatie. In hoofdstuk
drie wordt bovendien de positie van specifieke groepen belicht.
In hoofdstuk vier komen de opvang van binnenlands ontheemden, het beleid van
een aantal andere Europese landen inzake asielzoekers uit Afghanistan en de
activiteiten van internationale organisaties, waaronder de positie van UNHCR, aan
de orde.
Een algehele samenvatting volgt in hoofdstuk vijf.
---
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Wenk voor de lezer
De Afghaanse benamingen die in de tekst worden gehanteerd zijn fonetische
vertalingen in het Latijnse schrift van begrippen uit het Dari en het Pashtu. Het is
dan ook heel goed mogelijk dat in andere bronnen enigszins afwijkende
schrijfwijzen worden gehanteerd.
---
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Geschiedenis
Voor een beschrijving van de recente geschiedenis van Afghanistan tussen 1973
(machtsovername door Daoud) tot 2001 (de val van het Talibanregime) zie de
voorgaande algemene ambtsberichten.1
Op 7 oktober 2001 begonnen de Verenigde Staten met militaire acties tegen
Taliban- en Al Qaida-eenheden in Afghanistan. De acties waren het gevolg van de
op 11 september 2001 in de Verenigde Staten gepleegde aanslagen door het
terroristische Al Qaida-netwerk, geleid door Osama Bin Laden. De leiders van Al
Qaida konden zich onder het Talibanbewind in Afghanistan verschuilen en vanuit
daar de aanslagen voorbereiden. De militaire acties leidden ertoe dat de Taliban-
en Al Qaida-eenheden dermate werden verzwakt, dat de Noordelijke Alliantie2 in
november en december 2001, met steun van de Verenigde Staten, Afghanistan
onder haar controle wist te brengen.
Parallel aan de militaire campagne werd onder leiding van de speciale
vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (VN),
Lakhdar Brahimi, gewerkt aan een politieke oplossing voor Afghanistan. Op 5
december 2001 werd in Bonn een akkoord bereikt over de benoeming van een
interim-regering, de Afghan Interim Administration (AIA), onder leiding van
Hamid Karzai. De belangrijkste taak van de AIA was om binnen zes maanden een
nood-Loya Jirga (hierna: Loya Jirga)3 voor te bereiden, die moest resulteren in een
1 Algemeen ambtsbericht `Situatie in Afghanistan' van 21 juni 2001 met kenmerk DPC/AM-
704362 en Algemeen ambtsbericht Afghanistan van 19 augustus 2002 met kenmerk
DPV/AM-772662.
2 De Noordelijke Alliantie was een militair samenwerkingsverband tussen verschillende
mudjahedin-facties tegen de Taliban, bestaande uit Jamiat-i-Islami onder leiding van
Burhanuddin Rabbani en Ahmed Shah Massoud (Tadzjiek); Junbish-i-Melli onder leiding
van de generaal Abdul Rashid Dostam (Oezbeek); Hezb-i-Wahdat onder leiding van Abdal
Karim Khalili (Hazara); Harakat-i-Islami onder leiding van Ayatollah sjeik Mohseni (Hazara)
en een aantal splintergroeperingen.
3 Een Loya Jirga is de benaming voor traditionele vergaderingen van leiders van de Pashtun-
stammen en leiders van andere etnische groepen in Afghanistan, aan wie belangrijke politieke
beslissingen kunnen worden voorgelegd. Het bijeenroepen van een Loya Jirga moet voldoen
aan twee voorwaarden, te weten 1) een Loya Jirga dient binnen het territorium van
Afghanistan te worden gehouden, vrij van buitenlandse inmenging; en 2) het bijeenroepen
van een Loya Jirga moet geschieden door een door het volk gekozen hoofd van de wettige
regering. Op grond van deze voorwaarden misten de machthebbers tijdens de
communistische periode (1978 1992), de mudjahedin-periode (1992 1996) en het
---
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
overgangsregering die in 2004 verkiezingen organiseert. Daarnaast werd
ingestemd met de komst van een internationale vredesmacht, aangeduid als
International Security Assistance Force (ISAF), die er voor zorg moest dragen dat
de AIA in een veilige omgeving van start kon gaan. Het Akkoord van Bonn werd
op 6 december in resolutie 1383 door de VN-Veiligheidsraad bekrachtigd. De AIA
werd op 22 december 2001 geïnstalleerd.
De door de AIA georganiseerde Loya Jirga werd op 18 juni 2002 afgesloten,
waarbij alle afspraken van het Akkoord van Bonn zijn nagekomen, in die zin dat er
een interim-staatshoofd (Hamid Karzai) werd benoemd en dat de structuur en
invulling van de belangrijkste posities in het kabinet werden goedgekeurd. De
resultaten van de Loya Jirga werden op 26 juni 2002 door de VN-Veiligheidsraad
bekrachtigd door de unanieme aanname van VN-Veiligheidsraadresolutie 1419.
Voor een beschrijving van de recente politieke ontwikkelingen in Afghanistan zie
paragraaf 2.2 van dit ambtsbericht.
2.1.2 Staatsinrichting
Afghanistan wordt geleid door een overgangsregering, die tot taak heeft
democratische verkiezingen in 2004 voor te bereiden. De overgangsregering wordt
geleid door president Hamid Karzai en bestaat voorts uit 29 ministers, waaronder
vijf vice-presidenten en twee vrouwen. In de regering zijn de belangrijkste
etnische groepen in Afghanistan vertegenwoordigd. Voor een overzicht van de
samenstelling van de overgangsregering en een overzicht van andere belangrijke
posten in Afghanistan wordt verwezen naar bijlage I.
Afghanistan wordt na de Loya Jirga van juni 2002 officieel aangeduid als `The
Transitional Islamic State of Afghanistan'. Totdat een nieuwe grondwet is
opgesteld en aangenomen, is de staatsinrichting van Afghanistan gebaseerd op de
Constitutie van 1964.
De United Nations Assistance Mission to Afghanistan (UNAMA) ondersteunt de
opbouw van de staatsinrichting in Afghanistan.
Taliban-tijdperk (1996 2001) de autoriteit om een Loya Jirga te beleggen, ondanks dat in
deze periodes wel bijeenkomsten hebben plaatsgevonden die als Loya Jirga werden
aangeduid.
Overigens voldeed de afgelopen Loya Jirga evenmin aan de genoemde criteria. Teneinde het
Afghaanse democratiseringsproces op de rails te zetten, is door de VN gekozen voor een
noodoplossing, vandaar de naam `nood-Loya Jirga'.
---
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
2.2 Politieke ontwikkelingen
Petersberg II
Een jaar na de eerste Petersbergconferentie werd op 2 december 2002, op initiatief
van de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Fischer, een vervolg
georganiseerd. Doel van de conferentie was de balans op te maken van de
uitvoering van het Akkoord van Bonn en vooruit te kijken naar de verdere
toekomst van Afghanistan.
Alhoewel tijdens de bijeenkomst alom werd geconstateerd dat er sinds de val van
het Talibanregime grote vooruitgang in Afghanistan was geboekt, werden ook de
zorgen over onder meer de veiligheidssituatie, het trage proces van wederopbouw
en het langzame tempo van de noodzakelijke hervormingen onder de aanwezigen
breed gedeeld. De overgangsregering die na de Loya Jirga is benoemd, staat onder
meer voor de opgave een nieuwe grondwet op te stellen en verkiezingen te
organiseren. Daarbij is het noodzakelijk een effectieve overheid te creëren die
gebonden is aan het recht. De verbetering van de veiligheidssituatie en het
verminderen van de macht van de regionale krijgsheren heeft de hoogste prioriteit
voor de overgangsregering. President Karzai deelde tijdens de conferentie mede
een decreet te hebben ondertekend dat voorziet in de oprichting van een nationaal
leger van maximaal 70.000 manschappen en dat onder civiele controle zal worden
gesteld.4 De huidige facties zullen worden ontwapend en worden geïntegreerd in
de burgermaatschappij.5
Benoeming commissies
Na de Loya Jirga zijn verschillende commissies benoemd die belast zijn met de
hervorming en/of institutionalisering van het overheidsapparaat. Zo zijn onder
meer een mensenrechtencommissie, een commissie die werkt aan juridische
hervormingen en een commissie die een nieuwe grondwet moet opstellen
benoemd.6 De commissies hebben nog niet veel effect gesorteerd.
Voorbereiding verkiezingen 2004
Zoals gesteld in het Akkoord van Bonn dienen in juni 2004 algemene verkiezingen
te worden gehouden. De VN en de Afghaanse autoriteiten zullen in de komende
maanden nog veel werk moeten verzetten om de verkiezingen volgens planning in
juni te laten plaatsvinden. Eind 2002 werd besloten een gezamenlijke
verkiezingscommissie te benoemen. Allereerst zal een informatiecampagne
worden gestart, gevolgd door het aannemen van een tijdelijke kieswet en een
4 Zie ook paragraaf 2.3.4.
5 United Nations General Assembly, The situation in Afghanistan and its implications for
international peace and security (A/57/487, 21 oktober 2002), blz. 4.
6 Zie ook paragraaf 3.1.2 en 3.2.
---
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
landelijke kiezersregistratie tussen mei en september 2003. Na goedkeuring van de
nieuwe grondwet, zal de tijdelijke kieswet worden vervangen door een permanente
kieswet. Op dit moment wordt onder auspiciën van UNFPA en de Afghaanse
Centrale Statistiek Organisatie een census gehouden onder de Afghaanse
bevolking. Een volledige volkstelling zal pas in 2005, dus na de verkiezingen,
worden afgerond.7
Wisselingen in de regering
President Karzai benoemde op 28 januari 2003 Ali Ahmad Jalali tot de nieuwe
minister van Binnenlandse Zaken. Jalali vervangt Taj Mohammad Wardak, die
werd benoemd tot adviseur van de minister van Tribale Zaken en lid van de
Nationale Veiligheidsraad. De Pashtun Wardak werd vanaf zijn benoeming tot
minister van Binnenlandse Zaken niet geaccepteerd door de overwegend
Tadzjiekse medewerkers van het ministerie.8 Daarnaast bleek Wardak niet in staat
te zijn het hoofd te bieden aan het stijgende aantal gewapende overvallen en het
toenemende banditisme in het land. Het was de eerste keer dat Karzai een lid van
zijn regering verving.9
De minister voor Mijnen en Industrie Juma Mohammad Mohammadi, kwam op 24
februari 2003 als gevolg van een vliegtuigcrash om het leven. Hij was één van de
acht passagiers van een gehuurde Cessna die op ongeveer 60 kilometer ten zuid-
westen van Karachi in zee neerstortte.
Aanslag op president Karzai
Op 5 september 2002 werd tijdens een bezoek aan Kandahar een aanslag gepleegd
op president Karzai. De auto van Karzai werd beschoten waarbij de gouverneur
van Kandahar, Gul Agha Sherzai, werd verwond en een Afghaanse lijfwacht werd
gedood. De Amerikaanse lijfwachten van Karzai, waarover hij beschikt sinds de
moord op vice-president Haji Abdul Qadir in juli 2002, doodden de schutter,
waarbij ook enkele omstanders gewond raakten.10
7 United Nations General Assembly, The situation in Afghanistan and its implications for
international peace and security (A/57/762, 18 maart 2003), blz. 6; United Nations General
Assembly, The situation in Afghanistan and its implications for international peace and
security (A/57/487, 21 oktober 2002), blz. 7 en Office of the EU Special Representative for
Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002 (Kaboel, 3 november 2002), blz. 7.
8 Zie het Algemeen ambtsbericht `Afghanistan. Augustus 2002', met kenmerk DPV/AM-
772662, blz. 14.
9 AFP en Beijing Xinhua, 28 januari 2003.
10 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 3; United Nations General Assembly, The situation in
Afghanistan and its implications for international peace and security (A/57/487, 21 oktober
2002), blz. 8 en Economist Intelligence Unit, Country Report Afghanistan (november 2002),
blz. 8.
---
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
2.3 Militaire ontwikkelingen en veiligheidssituatie
2.3.1 `Enduring Freedom'
De militaire acties van de coalitie-eenheden onder leiding van de Verenigde Staten
tegen Al Qaida- en Talibaneenheden in Afghanistan duren nog altijd voort.
Eenheden zijn in verschillende delen van het land actief om resten Al Qaida- en
Talibanstrijders op te sporen.11
De door de Verenigde Staten geleide coalitie-eenheden zijn in de afgelopen
maanden herhaaldelijk doelwit geweest van aanvallen door overgebleven
eenheden van de Taliban, Al Qaida en krijgsheer Gulbuddin Hekmatyar, leider van
de Hezb-i-Islami, die een gelegenheidscoalitie met de Taliban lijkt te hebben
gevormd. Het is niet bekend om welke aantallen het gaat. Een nieuwe groepering
die zichzelf aanduidt als `het geheime leger van de moslim mudjahedin', claimde
op 12 januari 2003 de verantwoordelijkheid voor 50 aanvallen op de coalitie-
eenheden.12
Een groep van eerder naar Pakistan uitgeweken Talibanstrijders is eind 2002/begin
2003 naar Afghanistan teruggekeerd en heeft zich in zuid-Afghanistan rond de
grensplaats Spin Boldak gehergroepeerd.13 In februari 2003 riepen de Taliban door
middel van een communiqué, dat afkomstig zou zijn van Talibanleider mullah
Omar, op tot een `jihad' tegen de in Afghanistan aanwezige Amerikaanse
troepen.14
Coalitie-eenheden voerden op 27 en 28 januari 2003 zware aanvallen uit op een
grottencomplex nabij Spin Boldak. In het complex zouden zich Talibaneenheden
en eenheden van Hekmatyar hebben verschanst. De aanvallen werden uitgevoerd
door gevechtstoestellen en grondeenheden. Ook Nederlandse F-16's boden
ondersteuning. Bij de aanvallen zouden 18 Talibanstrijders zijn omgekomen.15
11 Het gaat met name om de grensprovincies met Pakistan: Kandahar, Helmand, Ghazni, Khost,
Paktika, Paktia en Nangarhar. De grootste operaties vinden momenteel plaats in Kandahar en
Helmand.
12 Reuters, 11 en 12 januari 2003; IRNA, 22 januari 2003.
13 Reuters, 15 januari 2003; AFP, 16 januari 2003, Pakistan Press International, 18 januari
2003.
14 The News, Daily Times, Mashhad Radio en Moskou ITAR-TASS, 8 februari 2003; Reuters,
RTR, 17 februari 2003.
15 Reuters en ANP, 29 januari 2003.
10
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Gelijktijdig met het begin van de oorlog in Irak, begonnen coalitie-eenheden op 20
maart 2003 een grootscheepse militaire operatie onder de codenaam `Operation
Valiant Strike' tegen resten Taliban en Al Qaida-eenheden rond dorpen en
grottencomplexen in de Samigarbergen, op ongeveer 100 kilometer ten oosten van
Kandahar.16 De operatie was de grootste sinds operatie `Anaconda' in maart
2002.17 Op 28 maart 2003 werd in noordoost Afghanistan een tweede militaire
operatie tegen resten Taliban en Al Qaida-eenheden gelanceerd, genaamd
`Operation Desert Lion'.18 Over aantallen slachtoffers is nog niets bekend.
2.3.2 `Provincial Reconstruction Teams'
Begin 2003 is de strategie van de Amerikanen in Afghanistan in belangrijke mate
veranderd. Naast bestrijding met militaire middelen, wordt door middel van de
wederopbouw van Afghanistan de terroristische dreiging van Al Qaida en de
Taliban bestreden. Hiervoor is het concept van de `Provincial Reconstruction
Teams' (PRT) ontwikkeld, die in acht steden veilige enclaves moeten creëren met
als doel het centrale gezag in geheel Afghanistan te versterken.19 Het PRT-concept
wordt tevens gezien als een pragmatische oplossing voor de politieke problemen
rond de uitbreiding van ISAF naar andere steden in Afghanistan.
Een PRT bestaat uit militairen en een vertegenwoordiger van het Amerikaanse
State Department, die verantwoordelijk is voor de verdeling van het budget voor
wederopbouw- en humanitaire hulp-activiteiten en de afstemming met de lokale
ngo's. Ieder PRT beschikt daarnaast over een voor publiek toegankelijk kantoor.
Het is nog te vroeg om een oordeel te vellen over eventuele positieve of negatieve
effecten van PRT's op de veiligheidssituatie. Hoewel de Afghaanse autoriteiten
niet meteen een groot enthousiasme toonden voor het concept is nu een comité van
Afghaanse ministers aangesteld om de implicaties van het PRT-systeem nader te
analyseren en hierover in dialoog te treden met de Verenigde Staten. Van de zijde
van de Afghaanse regering bestaat grote zorg over de betrokkenheid van de
Amerikanen bij het wederopbouwproces, met name tegen de achtergrond van de
oorlog in Irak. De ngo-wereld en de VN toonden zich in eerste instantie ook
sceptisch en afstandelijk maar lijken nu, althans de VN, meer oog gekregen te
hebben voor de bijdrage die PRT's kunnen leveren aan het verbeteren van de
positie van het centrale gezag buiten Kaboel.
16 Reuters, 20, 21, 24 en 25 maart 2003.
17 Zie de brief aan de Staatssecretaris van Justitie inzake de situatie in Afghanistan van 14 juni
2002, blz. 1.
18 Reuters, 28 maart 2003.
19 Het betreft de steden Bamiyan, Gardez, Herat, Jalalabad, Kaboel, Kandahar, Kunduz en
Mazar-i-Sharif.
---
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
De pilot-PRT's die inmiddels actief zijn in Gardez en Bamiyan staan nu nog
geheel onder Amerikaanse leiding. Het is echter de bedoeling dat ook andere
landen de leiding van PRT's op zich zullen nemen. Onder meer de Britten en de
Duitsers hebben aangegeven geïnteresseerd te zijn in deelname. Op basis van
intensieve interne evaluatie gedurende de maand maart 2003 zal een schema voor
verder inzet worden opgesteld.
Bescherming van de Afghaanse bevolking tegen de krijgsheren behoort niet tot de
taken van de PRT's. Uiteindelijk zal de Afghaanse regering zelf de
verantwoording voor de veiligheid moeten gaan dragen.20
2.3.3 ISAF
Op 10 februari 2003 hebben Duitsland en Nederland gezamenlijk de leiding over
ISAF overgenomen van Turkije. Het commando werd in Kaboel ceremonieel
overgedragen door de Turkse majoor-generaal Hilmi Akin Zorlu aan de Duitse
luitenant-generaal Norbert van Heyst. Tweede man bij ISAF is de Nederlandse
brigade-generaal Bertholee. ISAF bestaat momenteel uit 4800 manschappen,
waaronder 650 Nederlandse en 2.500 Duitse troepen. Voorts nemen aan ISAF de
volgende 29 landen deel: Albanië, Azerbeidzjan, België, Bulgarije, Denemarken,
Duitsland, Estonië, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Macedonië, Nederland, Nieuw-Zeeland,
Noorwegen, Oostenrijk, Roemenie, Spanje, Tsjechië, Turkije, Verenigd
Koninkrijk, Zweden, Zwitserland.
ISAF verzamelt en vernietigt wapens en munitie21, voert patrouilles uit, traint de
Afghaanse politie, traint lijfwachten voor de bescherming van politici en verleent
civiel-militaire (CIMIC) ondersteuning aan onder meer onderwijs- en
volksgezondheidsprojecten.
De taak tot bescherming van de Afghaanse bevolking ligt in eerste instantie bij de
Afghaanse politie. ISAF biedt hierbij ondersteuning. ISAF III onder het Duits-
Nederlandse commando stelt zich daarbij actiever op dan ISAF II onder het
Turkse commando. Zo heeft ISAF III bijvoorbeeld geïntervenieerd bij protesten
van Hazara's tegen de politie in Kaboel. Het protest ontstond omdat politieagenten
zouden hebben geprobeerd een Hazara-vrouw te ontvoeren. De Hazara-
protestanten verzochten ISAF om tussenbeide te komen.22
20 A. Rashid, `America's new strategy', in: Far Eastern Economic Review (12 december 2002),
blz. 22, 23.
21 Het actief zoeken naar wapens en munitie behoort niet tot de taken van ISAF. Alleen indien
wapens en munitie worden aangeboden of ISAF-patrouilles er toevallig tegenaan lopen en
een direct gevaar opleveren voor het eigen optreden en/of de bevolking, worden zij
opgeblazen of op een andere manier vernietigd.
22 Institute for War and Peace Reporting, 2 maart 2003.
12
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
In het afgelopen jaar is meerdere malen gepleit voor de uitbreiding van ISAF
buiten Kaboel. Ook het Amerikaanse Congres is voorstander van de uitbreiding
van ISAF. In november 2002 werd 3,3 miljoen dollar vrijgemaakt voor hulp aan
Afghanistan in de komende vier jaar, waaronder 1 miljoen voor de uitbreiding van
ISAF. Het Congres riep president Bush op `to use the full diplomatic influence of
the U.S. to expand ISAF beyond Kabul by sponsering in the UN Security Council a
resolution authorizing such an expansion.'23 Nederland heeft zich verzet tegen de
territoriale uitbreiding van het mandaat van ISAF.
2.3.4 Opbouw veiligheidsorganisaties
Leger
De vorming van het nationale leger verloopt langzamer dan voorzien. Tot dusver
werden 600 rekruten per maand opgeleid, waarvan oorspronkelijk sprake was van
een uitvalpercentage van 70 procent. Inmiddels is dit percentage gedaald tot 30
procent. Indien de vorming van het leger in dit tempo doorgaat, zal er zo'n tien
jaar nodig zijn om de beoogde 70.000 manschappen op te leiden. Op dit moment
bestaat het leger uit ongeveer 3200 soldaten, verspreid over zeven bataljons (2
brigades). Het achtste bataljon is in opleiding. Volgens de planning zouden rond
de verkiezingen in 2004 ongeveer 12.000 soldaten moeten zijn opgeleid.24
Plaatsvervangend minister van Defensie generaal Barylai meldde begin 2003 dat
zich in de afgelopen periode 1500 nieuwe soldaten hebben aangemeld. Met dit
aantal zouden de door de Verenigde Staten en Frankrijk getrainde bataljons op
organieke sterkte kunnen worden gebracht. De etnische balans in de eenheden is
beter dan in de zomer van 2002, vooral omdat meer Pashtuns tot het leger zijn
toegetreden, waardoor hun positie is verbeterd. Hierdoor kan het leger meer
legitimiteit onder de bevolking verkrijgen, waardoor het makkelijk zal worden om
nieuwe rekruten van verschillende etnische achtergronden te werven. Ook de
desertiegraad zou zijn gedaald.25
De opbouw van het nationale leger dient gepaard te gaan met de ontwapening,
demobilisatie en reïntegratie (DDR26) van ex-mudjahedinstrijders (zie ook
paragraaf 2.3.5). Zonder DDR zal de opbouw van het Afghaanse leger een
doodlopende exercitie zijn. Door DDR wordt de basis gelegd voor veiligheid in
Afghanistan en daarmee voor de ontwikkeling van het land.
23 A. Rashid, `America's new strategy', in: Far Eastern Economic Review (12 december 2002),
blz. 23.
24 United Nations General Assembly, The situation in Afghanistan and its implications for
international peace and security (A/57/487, 21 oktober 2002), blz. 4.
25 United Nations General Assembly, The situation in Afghanistan and its implications for
international peace and security (A/57/762, 18 maart 2003), blz. 8 en 9.
26 Disarmament, Demobilisation and Reintegration.
13
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Tot op heden zijn vooral nieuwe jonge rekruten opgeleid. De voorkeur van de
Amerikanen gaat uit naar jonge rekruten boven eigenzinnige, trotse oud-strijders.
Toch zal hier uiteindelijk een balans gevonden moeten worden. Een jong,
onervaren leger kan in Afghanistan naar de mening van de internationale
gemeenschap niet veel bereiken. De bereidheid van diverse krijgsheren en
commandanten om over te gaan tot DDR zal sterk worden bepaald door de
mogelijkheid om 'stakeholder' in het nieuwe leger te worden
President Karzai heeft op 11 januari 2003 vier commissies geformeerd met als
doel de ontwapening van de krijgsheren en opbouw van het nationale leger te
versnellen. De commissies moeten gaan toezien op de ontwapening en reïntegratie
van de strijders van de diverse facties en op de rekrutering en training van het
nationale leger. De belangrijkste commissie, de ontwapeningscommissie, zal
worden geleid door Abdul Karim Khalili, een van de vijf vice-presidenten en
leider van de sjiietische Hezb-i-Wahdat. De reintegratiecommissie staat onder
leiding van plaatsvervangend minister van Defensie, de Tadzjiekse generaal
Attiqullah Barylai. Barylai was eerder hoofd van de ontwapeningscommissie in
het noorden van Afghanistan.27 Twee oud-legergeneraals, Rahim Wardak en
Gulzarak Khan, beiden Pashtuns, staan aan het hoofd van respectievelijk de
rekrutering- en trainingcommissies.28
Minister van Defensie, maarschalk Fahim, bekritiseert wegens de benoeming van
overwegend Tadzjieken op topposities binnen het ministerie van Defensie, heeft
op 21 februari 2003 aangekondigd inmiddels over te zijn gegaan tot een meer
etnisch gebalanceerde gezagsstructuur binnen zijn ministerie. Hij zou daartoe 16
nieuwe, van andere etnische groeperingen (Pashtun, Oezbeek, Hazara) afkomstige,
personen op sleutelposities hebben benoemd, waaronder een Pashtun als één van
de vier vice-ministers. Deze maatregel zou ook het animo onder aspirant-rekruten
om tot het nationale leger toe te treden moeten verhogen.
Politie
De politie in Afghanistan bestaat momenteel uit ongeveer 50.000 man. Er is echter
nauwelijks sprake van een professionele politieorganisatie. Veel agenten zijn
voormalige mudjahedinstrijders die over veel militaire ervaring beschikken, maar
nauwelijks enige politietraining hebben genoten. Hun loyaliteiten liggen nog altijd
bij de regionale commandanten, met wie ze tegen de Taliban hebben gestreden. De
meeste van deze commandanten hebben na de val van het Talibanbewind hun
oude posities ingenomen, terwijl de macht van de centrale regering tot Kaboel
beperkt is.
27 Zie het Algemeen ambtsbericht Afghanistan van 19 augustus 2002 met kenmerk DPV/AM-
772662, blz. 21.
28 Reuters, 3 januari 2003.
14
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Politieagenten in Kaboel zijn herkenbaar aan hun uniform. Het uniform is
eenvoudig van snit en grijsgroen. Lokale commandanten zijn, voor zover bekend,
niet herkenbaar aan een uniform, evenals ex-mudjahedinstrijders. Daarnaast lopen
veel burgers in (deels) militaire kleding rond, bij gebrek aan beter.
Uit onderzoek door Amnesty International blijkt dat de politie in Afghanistan, en
met name buiten Kaboel, niet in staat is mensenrechtenschendingen door lokale
commandanten te verhinderen en in enkele gevallen ook zelf
mensenrechtenschendingen heeft begaan. Het betreft onder meer het gebruik van
elektrische schokken, mishandeling en foltering, vooral tijdens ondervragingen.29
De politieorganisatie in Afghanistan is slecht toegerust voor het vervullen van haar
taken. Salarissen worden vaak niet uitbetaald en politiebureaus in het hele land
hebben gebrek aan basisbenodigdheden als pennen en papier. Daarnaast hebben
veel politieagenten onvoldoende training en opleiding genoten. Politieagenten
behoeven aan niemand verantwoording af te leggen voor hun daden, zodat
mensenrechtenschenders ongestraft hun gang kunnen gaan.30
De politie is niet bij machte bescherming te bieden aan personen die daarom
vragen. Dit geldt met name in de gebieden waar gevechten plaatsvinden tussen
krijgsheren, maar ook elders in het land. Als gevolg hiervan heeft het Afghaanse
publiek geen enkel vertrouwen in het functioneren van het politieapparaat.31
Duitsland heeft een voortrekkersrol op zich genomen bij de opleiding en vorming
van een nieuw politieapparaat, waarbij tot dusver 500 tot 600 politie-officieren
zijn gerekruteerd aan de politie-academie in Kaboel, waaronder ook vrouwen. Hun
opleiding is in maart 2003 van start gegaan.32
2.3.5 Ontwapening, demobilisatie en reïntegratie
Ontwapening, demobilisatie en reïntegratie (DDR) van de diverse legers en
strijdgroepen is essentieel voor een duurzame stabiliteit in Afghanistan. Alleen op
die manier kan worden bewerkstelligd dat legers en strijdgroepen het civiele gezag
erkennen, niet omdat deze op dat moment de machtigste regionale militaire
29 Amnesty International, Police reconstruction essential for the protection of human rights
(Kaboel, 12 maart 2003).
30 Amnesty International, Police reconstruction essential for the protection of human rights
(Kaboel, 12 maart 2003).
31 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003), blz. 5.
32 United Nations General Assembly, The situation in Afghanistan and its implications for
international peace and security (A/57/487, 21 oktober 2002), 4 en 5.
15
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
eenheid is, maar omdat dit wettelijk is vastgelegd. Het ontwapeningsproces in
Afghanistan komt maar moeizaam op gang.33
Op 22 februari 2003 vond in Tokio een conferentie plaats over de ontwapening,
demobilisatie en reïntegratie van Afghaanse oud-strijders. Het gaat om ongeveer
100.000 ex-mudjahedinstrijders, die na 23 jaar oorlog moeilijk in de
burgermaatschappij zijn te reïntegreren. Op de conferentie werden enkele zeer
ambitieuze, maar weinig concrete plannen op het gebied van ontwapening,
demobilisatie en reïntegratie gepresenteerd. Ontwapening op lokaal niveau moet
gaan geschieden onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Defensie,
waarbij internationale waarnemers vooruitgang van de ontwapeningsinspanningen
moeten controleren. De ontwapening zou al binnen een jaar moeten zijn voltooid.
Demobilisatie en reïntegratie moet gaan plaatsvinden onder het `Afghanistan new
beginners programme', dat via civiele `transit centers' voormalige strijders de
mogelijkheid biedt te reïntegreren in de burgermaatschappij. Tijdens de
bijeenkomst werd door de internationale gemeenschap ruim 50 miljoen dollar
toegezegd voor het ontwapeningsproject.34
2.3.6 Veiligheidssituatie
Algemeen
De veiligheidssituatie in Afghanistan is nog altijd fragiel en instabiel. In Kaboel en
omgeving is het, ondanks enkele serieuze incidenten, relatief rustig. Vooral in de
rest van Afghanistan blijft de veiligheidssituatie zorgelijk.35
De macht van de overgangsregering blijft beperkt tot Kaboel en omgeving.36 Met
name van de aanwezigheid van ISAF in Kaboel gaat een stabiliserende werking
uit. Buiten Kaboel heersen de krijgsheren, die hun eigen invloedssferen hebben
afgebakend en beschikken over eigen milities en autonome, vaak illegale,
inkomstenbronnen. Veel van de machthebbers uit het tijdperk van voor het
tijdperk van de Taliban hebben hun oude posities weer ingenomen. Anderen zijn
nooit weg geweest, maar passen hun kleur aan aan het geldende bewind. In
verschillende gebieden vinden nog altijd schermutselingen plaats tussen de lokale
33 United Nations General Assembly, The situation in Afghanistan and its implications for
international peace and security (A/57/762, 18 maart 2003), blz. 9 en United Nations
General Assembly, The situation in Afghanistan and its implications for international peace
and security (A/57/762, 18 maart 2003), blz. 9.
34 AFP/RTR, 22 februari 2003.
35 United Nations General Assembly, The situation in Afghanistan and its implications for
international peace and security (A/57/762, 18 maart 2003), blz. 7.
36 Met Kaboel en omgeving wordt de ISAF Area of Operation bedoeld. De exacte grens wordt
niet publiek gemaakt om eventuele probleemzoekers niet in de kaart te spelen. De Area of
Operation beslaat in ieder geval de stad Kaboel, inclusief buitenwijken en omliggende
dorpen. Overigens is deze grens geen garantie voor veiligheid. Op sommige plaatsen wordt
op ISAF-patrouilles geschoten of worden stenen gegooid.
16
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
krijgsheren. Hiervan worden ook burgers het slachtoffer, met name in de
frontlinies tussen deze gebieden. Informatie over aantallen (burger)slachtoffers is
niet voor handen. Andere problemen voor burgers zijn afpersing, gedwongen
ronseling door lokale facties en seksueel geweld. Het geldt hier met name de
gebieden Balkh, Faryab, Jowzjan en Sar-i-Pol in het noord-oosten, de provincie
Farah in het Zuid Westen en de provincie Kandahar in het zuiden. Naast burgers
ondervinden ngo's veel hinder van de activiteiten van de krijgsheren.37
In regio's in het oosten en zuidoosten, alsmede in de provincies grenzend aan de
provincie Kaboel is sprake van hergroepering van strijders van de Taliban, Al
Qaida en aanhangers van krijgsheer Hekmatyar.38 Niet bekend is om welke
aantallen het gaat. Regelmatig vinden nog confrontaties plaats tussen strijders van
de Taliban, Al Qaida, en coalitie-eenheden onder leiding van de Verenigde Staten.
Ook bij deze confrontaties zijn burgerslachtoffers gevallen. Men kan in genoemde
gebieden nog niet spreken van een post-conflict situatie.39
Hieronder volgt een overzicht van de veiligheidssituatie in de hoofdstad en de
belangrijkste provincies van Afghanistan.
Hoofdstad Kaboel
De veiligheidssituatie in Kaboel is, ondanks enkele serieuze incidenten, beter dan
in de rest van het land. De veiligheid in Kaboel wordt vooral bepaald door de
aanwezigheid van ISAF, waarvan een stabiliserende werking uitgaat. Op 3
november 2002 werd voor het eerst sinds jaren de avondklok opgeheven. Hoewel
ISAF voor enige stabiliteit zorgt, doen zich met grote regelmaat incidenten voor en
is de criminaliteit die na de komst van ISAF naar de hoofdstad was gedaald40,
vanaf september 2002 weer gestegen.41 Het betreft vaak criminaliteit in echte dan
wel nagemaakte uniformen.42
Op 5 september 2002 ontplofte enkele uren voor de aanslag op Karzai43 een
autobom nabij het ministerie van Informatie en de gebouwen van het ministerie
van Binnenlandse Zaken in Kaboel. Hierbij kwamen 30 personen om het leven en
37 Zie paragraaf 4.4.
38 Het gaat met name om de grensprovincies met Pakistan: Kandahar, Helmand, Ghazni, Khost,
Paktika, Paktia en Nangarhar.
39 United Nations General Assembly, The situation in Afghanistan and its implications for
international peace and security (A/57/762, 18 maart 2003), blz. 7.
40 Zie het Algemeen ambtsbericht Afghanistan van 19 augustus 2002 met kenmerk DPV/AM-
772662, blz. 23.
41 Economist Intelligence Unit, Country Report Afghanistan (november 2002), blz. 8; IRIN, 20
januari 2003 en AFP, 3 februari 2003.
42 Het is niet bekend om welke uniformen het gaat.
43 Zie paragraaf 2.2.
17
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
raakten er 150 gewond. De auto met explosieven was daarvoor onopgemerkt
enkele controlepunten gepasseerd.44
Daarnaast werden in september en oktober 2002 door ISAF-troepen verschillende
raketten aangetroffen, die op Kaboel gericht waren.45 In januari, februari en maart
2003 werden verschillende raketten in de richting van `Camp Warehouse', de
compound van ISAF, afgevuurd. Op 30 maart 2003 kwam een raket in het kamp
terecht. Hierbij vielen geen slachtoffers. Op 7 maart 2003 werd een aanslag op een
ISAF patrouille gepleegd, waarbij een tolk gedood werd en een Nederlandse
soldaat gewond raakte.
Rond het Amerikaanse hoofdkwartier van de coalitie-eenheden op de vliegbasis
van Bagram vonden in januari en februari 2003 herhaaldelijk schermutselingen
plaats tussen verschillende facties. Het is niet bekend of bij deze gevechten
(burger)slachtoffers zijn gevallen.46
Provincies Balkh, Faryab, Jowzjan en Sar-i-Pol
De veiligheidssituatie in Balkh met de hoofdstad Mazar-i Sharif en de omliggende
provincies Faryab, Jowzjan en Sar-i-Pol wordt sinds het vertrek van de
Talibantroepen op 9 november 2001 bepaald door de strijd om de macht en het
territorium tussen de facties Junbish-i-Melli onder leiding van Generaal Abdul
Rashid Dostum, Jamiat-i-Islami in het noorden onder leiding van Ustad
Mohammad Atta en de Hezb-i-Wahdat in het noorden onder leiding van Haji
Mohammad Mohaqiq. Alhoewel door de VN verschillende pogingen zijn
ondernomen om tot een overeenkomst tussen de strijdende partijen te komen en de
partijen te bewegen tot ontwapening47, laait de strijd tussen lokale commandanten
van de verschillende facties steeds weer op. Ook in januari en februari 2003
vonden rond Mazar-i-Sharif diverse schermutselingen plaats, waarbij een
onbekend aantal burgerslachtoffers is gevallen. Met name in Faryab werd hevig
gevochten tussen strijders van de Jamiat-i-Islami en de Hezb-i-Wahdat.48
Op 28 februari 2003 woonde de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen
Lubbers een bijeenkomst van de `Terugkeercommissie voor het noorden'49 bij.
Tijdens deze bijeenkomst werd afgesproken de lokale commandanten, vallende
onder de leiders in het noorden, die zich schuldig maken aan illegale acties te
44 Economist Intelligence Unit, Country Report Afghanistan (november 2002), blz. 8.
45 Economist Intelligence Unit, Country Report Afghanistan (november 2002), blz. 8.
46 Reuters, 25 februari 2003.
47 Zie onder meer het Algemeen ambtsbericht Afghanistan van 19 augustus 2002 met kenmerk
DPV/AM-772662, blz. 28.
48 Reuters, 9 januari 2003; Mashhad voice of Iran, AFP, 28 januari 2003; Reuters, 29 januari
2003; AFP, 30 januari 2003; Mashhad voice of Iran, 1 februari 2003; Reuters; AP, 23
februari 2003; 24 februari 2003; Reuters, 25 februari 2003 en Reuters, 9 april 2003.
49 Zie paragraaf 3.4.3 onder `Pashtuns'.
18
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
arresteren. Vervolgens beval Atta in de daaropvolgende dagen de arrestatie van
één van de belangrijkste commandanten van Dostum, waardoor de spanning in het
gebied weer hoog opliep.
Nabij en in Mazar-i-Sharif zijn in januari en februari 2003 enkele bommen
ontploft. Op 11 januari 2003 ontplofte een bom op het busstation van het Balkh
district, gelegen op 25 kilometer van Mazar-i-Sharif. Bij de explosie kwamen ten
minste twee burgers om het leven en raakten twee omstanders zwaar gewond.50 Op
30 januari ontplofte een bom op het kantoor van het UN Mine action centre in
Mazar-i-Sharif. Hierbij raakte niemand gewond.51 Het is niet duidelijk wie
verantwoordelijk is voor de bomaanslagen. Alhoewel de Taliban en Al Qaida als
mogelijke daders worden genoemd, is het ook mogelijk dat leden van de strijdende
facties verantwoordelijk zijn voor de aanslagen.
Begin januari 2003 kwamen uit de stad Balkh berichten over gevechten tussen de
rivaliserende commandanten Mullah Qasem en Mullah Sultan, waarbij een
persoon om het leven kwam en drie andere gewond raakten. Een VN-delegatie is
naar de stad Keshendeh afgereisd om tussen beide krijgsheren te bemiddelen.52
Centraal Afghanistan
Het zuidelijk deel van de provincie Bamiyan, westelijk Wardak en Ghazni,
noordelijk Uruzgan en het oosten van Ghor vormen het leefgebied van de
Hazara's. In het gebied vindt een machtsstrijd plaats tussen aanhangers van twee
facties van de Hezb-i-Wahdat, met enerzijds de aanhangers van vice-president
Abdul Karim Khalili en anderzijds aanhangers van krijgsheer Seyyed Mohammed
Akbari.
De machtsstrijd heeft gevolgen voor de veiligheid in het gebied. Gevechten tussen
de Hazara-facties in centraal Afghanistan en met name in de districten Daikundi
en Sharesdan van de provincie Uruzgan hebben eind 2002 geleid tot
ontheemdenstromen. De lokale bevolking in het gebied is slachtoffer geworden
van afpersing, intimidatie door lokale commandanten en ontvoering van meisjes
en vrouwen.53
Provincie Kandahar
De veiligheidssituatie in en rond het voormalige machtscentrum van de Taliban
werd in de afgelopen maanden bepaald door gevechten tussen aanhangers van de
50 Reuters, 12 januari 2003.
51 AFP, 30 januari 2003.
52 Mashhad Voice of the Islamic Republic of Iran, 10 januari 2003.
53 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003), blz. 18.
19
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Taliban, Al Qaida en Hekmatyar enerzijds en eenheden van het Afghaanse
Nationale Leger en coalitie-eenheden onder leiding van de Amerikanen anderzijds.
Gelijktijdig met het begin van de oorlog in Irak, begonnen coalitie-eenheden op 20
maart 2003 een grootscheepse militaire operatie onder de codenaam `Operation
Valiant Strike' tegen resten Taliban en Al Qaida-eenheden rond dorpen en
grottencomplexen in de Samigarbergen, op ongeveer 100 kilometer ten oosten van
Kandahar.54 De operatie was de grootste sinds operatie `Anaconda' in maart
2002.55 Op 28 maart 2003 werd in noordoost Afghanistan een tweede militaire
operatie tegen resten Taliban en Al Qaida-eenheden gelanceerd, genaamd
`Operation Desert Lion'.56 Over aantallen slachtoffers is nog niets bekend.
Eind januari 2003 werd hevig gevochten tussen coalitie-eenheden en resten
Taliban- en Al Qiada-eenheden rond de grensplaats Spin Boldak57. Ook elders in
de provincie Kandahar en de aangrenzende provincie Helmand vonden gevechten
plaats.58 Coalitie-eenheden in en rond Kandahar zijn in januari en februari 2003
regelmatig doelwit geweest van aanvallen en zagen zich genoodzaakt zich terug te
trekken rondom het vliegveld nabij Kandahar.59
In de stad Kandahar zelf zijn in januari en februari 2003 enkele bomaanslagen
gepleegd, die worden toegeschreven aan de Taliban, Al Qaida en aanhangers van
Hekmatyar. Bij deze aanslagen vonden ten minste 20 burgers de dood. Bij een
bomaanslag op 27 januari 2003 vond een burger de dood en raakten er twee
gewond.60 Ten minste 16 burgers vonden de dood nadat op 31 januari 2003 een
bom ontplofte in een bus nabij Kandahar.61 Ook op 24 februari 2003 ontplofte een
bom in het centrum van de stad. Hierbij vielen geen slachtoffers.62
Naast de dreiging van Taliban en Al Qaida wordt de veiligheid in Kandahar ook
bepaald door het tribale systeem dat de gebieden waar Pashtuns wonen
karakteriseert. De huidige gouverneur, Gul Agha Sherzai, is verbonden aan de
Barakzai-stam. Zijn voornaamste opponenten, Mullah Naqibullah, de militaire
commandant van Kandahar voor het aan de macht komen van het Talibanregime,
54 Reuters, 20, 21, 24 en 25 maart 2003.
55 Zie de brief aan de Staatssecretaris van Justitie inzake de situatie in Afghanistan van 14 juni
2002, blz. 1.
56 Reuters, 28 maart 2003.
57 Zie paragraaf 2.3.1.
58 Mashhad voice of Iran, 16 januari 2003; Beijing Xinhua, Reuters, AFP, 28 januari 2003;
Reuters, 4 februari 2003; Reuters, AFP, 5 februari 2003; Mashhad voice of Iran, 8 februari
2003; Reuters, 14 februari 2003.
59 Britisch Agencies Afghanistan Group, Afghanistan: monthly review (januari 2003), blz. 2.
60 Mashhad voice of Iran, 28 januari 2003.
61 Mashhad voice of Iran, 31 januari 2003.
62 Reuters, 24 februari 2003.
20
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
en Ustaj Abdul Halim, de politiecommandant van voor het Talibanregime, zijn
aan andere stammen verbonden. Het is niet bekend aan welke stammen Naqibullah
en Halim verbonden zijn. Met behulp van de coalitie-eenheden was Sherzai in
staat zijn positie als gouverneur, die hij tot aan de machtsovername door de
Taliban in 1995 had bekleed, weer in te nemen. Met de andere politieke en
militaire facties in de regio, waaronder de facties van Naqibullah en Halim, werd
aanvankelijk overeenkomst bereikt over de verdeling van de macht. Echter,
momenteel wordt door Naqibullah en Halim geclaimd dat Sherzai zich niet aan
deze overeenkomst houdt en de macht heeft gemonopoliseerd.
Op 27 maart 2003 werd in de omgeving van Kandahar een medewerker van het
ICRC door onbekenden vermoord. Ten gevolge van dit incident hebben enkele
niet bij naam bekende hulporganisaties hun werkzaamheden in de zuidelijke
provincies voor onbekende duur opgeschort.63 De verslechterde veiligheidssituatie
rond Kandahar had er voor dit incident al toe geleid dat internationale
hulporganisaties hun stafleden grotendeels uit Kandahar hadden geëvacueerd. De
hulporganisaties waren al meerdere malen doelwit geweest van geweld. Zo werd
op 27 januari 2003 een bom in het kantoor van de Franse ngo `Action contre la
faim' in Kandahar geworpen. Alhoewel er zeven personen in de compound
aanwezig waren, raakte bij de explosie niemand gewond.64
In de provincie Kandahar worden grote problemen verwacht in verband met de
aangekondigde vernietiging van papavervelden. De papaver wordt geoogst in mei.
Provincies Herat en Farah
De situatie in Herat is relatief rustig. De provincie en haar hoofdstad worden sinds
de val van de Taliban met ijzeren vuist geregeerd door krijgsheer Ismael Khan,
verbonden aan Jamiat-i-Islami. Wel wordt Khan verantwoordelijk gehouden voor
mensenrechtenschendingen die onder zijn leiding sinds de val van het
Talibanbewind in Herat zijn gepleegd. Als gevolg daarvan is onder de bevolking
in de stad een klimaat van angst ontstaan.65
Aan de grenzen van de provincie Herat hebben in de afgelopen maanden
regelmatig schermutselingen plaatsgevonden tussen troepen van Ismael Khan en
andere krijgsheren. Zo vonden rond Shindand regelmatig schermutselingen plaats
tussen troepen van Ismael Khan en krijgsheer Amanullah Khan uit Farah. In de
provincie Ghor werd eind 2002 gevochten tussen troepen van Ismael Khan en
krijgsheer Karim Karmez.66
63 IRIN, 1 april 2003.
64 Britisch Agencies Afghanistan Group, Afghanistan: monthly review (januari 2003), blz. 2.
65 Zie ook paragraaf 3.3.
66 United Nations General Assembly, The situation in Afghanistan and its implications for
international peace and security (A/57/762, 18 maart 2003), blz. 7. Zie ook paragraaf 3.3.9.
21
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Provincie Nangarhar
Jalalabad, hoofdstad van de provincie Nangarhar, staat al sinds lange tijd onder
controle van de uit Pashtuns bestaande Arsala clan. Clanlid Haji Abdul Qadir
bekleedde de gouverneurzetel van de provincie tot dat hij op 7 juli 2002 in Kaboel
werd vermoord. Na zijn dood benoemde president Karzai Haji Din Mohammad,
een broer van Qadir, tot nieuwe gouverneur.
Het lokale militaire korps wordt geleid door Hazrat Ali, behorende tot de lokale
etnische Pashai-minderheid. Hazrat Ali is loyaal aan de Noordelijke Alliantie en
minister van Defensie en hoofd van de Shura-i-Nazar Maarschalk Fahim. Hazrat
Ali controleert het grootste deel van de regio, maar moet in sommige gebieden
concurreren met Haji Zaher, de zoon van Haji Abdul Qadir, die hoofd is van de
lokale grenswachteenheden.
De politie in Jalalabad, met als hoofd Haji Gul Karim, wordt feitelijk
gecontroleerd door de lokale hout- en heroïnemaffia. Net als Hazrat Ali is Karim
analfabeet, Pashai en verbonden aan de Shura-i-Nazar. Hij heeft de leiding over
veertien ondercommandanten. Deze zijn verspreid over verschillende politie-
afdelingen, hetgeen hem in staat stelt alle beslissingen in de stad te controleren.
Alle opbrengsten van smokkel en salarissen worden over deze
ondercommandanten verdeeld.
Op districtniveau zwaaien tweeëntwintig ongekwalificeerde politiecommandanten
de scepter. Twaalf hiervan zijn analfabeet en houden zich voornamelijk bezig met
het innen van belastingen van boeren in de regio.
Hulporganisaties in en om Jalalabad zijn in de afgelopen maanden herhaaldelijk
het slachtoffer geweest van aanvallen. In september 2002 werden twee raketten
afgevuurd op een kantoor van UNICEF in Jalalabad, waarbij een bewaker werd
verwond en enkele voertuigen en gebouwen werden beschadigd.67 Op 26 januari
2003 werd een konvooi van UNHCR aangevallen, waarbij twee mensen de dood
vonden. Als gevolg van deze laatste aanval zijn de activiteiten van UNHCR in de
provincie Nangarhar tijdelijk opgeschort. 68
Ondanks genoemde incidenten is het momenteel relatief stabiel in Nangarhar. De
door president Karzai aangekondigde harde lijn om zoveel mogelijk van de
papaverteelt te vernietigen, kan dit voorjaar echter nog grote onrust brengen in het
gebied. De papaveroogst is voorzien voor mei.
67 Economist Intelligence Unit, Country Report Afghanistan (november 2002), blz. 9.
68 IRIN, 28 januari 2003.
---
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Provincies Paktia en Khost
De aanwezigheid van een Provincial Reconstruction Team (PRT) onder
Amerikaanse leiding heeft de veiligheidssituatie in de stad Gardez verbeterd. De
stabiliteit op langere termijn kan echter alleen worden gewaarborgd door
ontwapening van de lokale krijgsheren. De veiligheidsproblemen in Gardez lijken
om die reden vooral tijdelijk gestabiliseerd te zijn en niet definitief opgelost.
Het conflict om het gouverneurschap van de provincie Paktia tussen de
overgangsregering en krijgsheer Padeshah Khan Zadran duurt voort. Padeshah
Khan Zadran maakt nog altijd aanspraak op het gouverneurschap, nadat de
overgangsregering eerst Taj Mohammad Wardak en in juli Raz Mohammad Dalili
als gouverneur van Paktia had benoemd.69
In oktober 2002 werd door Amerikaanse troepen een groot aantal wapens ontdekt
in twee warenhuizen in de stad Khost, die zouden hebben toebehoord aan
Padeshah Khan Zadran Een warenhuis bevatte genoeg wapens om 35
vrachtwagens te vullen.
In september vielen troepen van Zadran de stad Khost binnen en namen kort het
gouverneursgebouw en het kantoor van de burgemeester in. Zijn troepen werden
uiteindelijk verjaagd door eenheden van de gouverneur van de provincie Khost,
Hakim Taniwal. Bij de gevechten zijn ten minste 15 personen gedood en raakten
er meer dan 51 gewond. De gevechten braken op 8 september 2002 uit nadat een
bom was ontploft in een videotheek, waarbij zeker 12 mensen gewond raakten. In
de dagen voorafgaand aan de gevechten zouden zeker 16 personen gedood zijn in
tribale schermutselingen in de regio rond Khost.70
2.4 Sociaal-economische situatie
2.4.1 Humanitaire situatie
De humanitaire situatie in Afghanistan blijft zeer zorgelijk. Afghanistan blijft een
van de armste en minst ontwikkelde landen ter wereld. Dit uit zich onder meer in
een zeer hoge kindersterfte, een lage levensverwachting, een hoge werkloosheid,
wijdverspreid analfabetisme en slechte medische zorg. Het land kent een zeer
groot aantal weduwen en wezen als gevolg van 23 jaar burgeroorlog en interne
conflicten.
69 Zie het Algemeen ambtsbericht Afghanistan van 19 augustus 2002 met kenmerk DPV/AM-
772662, blz. 26.
70 Economist Intelligence Unit, Country Report Afghanistan (november 2002), blz. 8.
23
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Dankzij de grootschalige hulpverlening is de situatie in 2002 iets verbeterd. Er is
vooruitgang geboekt op het gebied van onderwijsvoorzieningen,
voedselverstrekking, water en sanitatie en gezondheidszorg. Humanitaire hulp
voor de meest kwetsbaren zal naar verwachting nog geruime tijd nodig blijven.
UNFP heeft voor weduwen in Kaboel een bakkerijproject opgezet, waarmee ze in
hun onderhoud kunnen voorzien. Bedelende weduwen in burqa komen echter
veelvuldig voor in het straatbeeld in Kaboel.
In Kaboel is een onbekend aantal weeshuizen, die diverse activiteiten voor wezen
organiseren. Op straat wordt veel gebedeld en gevent door arme kinderen.
In 2002 is een aanzet gemaakt tot de planning van wederopbouw. Er zijn op dit
terrein echter nog weinig concrete resultaten geboekt. Tijdens een bijeenkomst van
de Afghanistan Support Group (ASG) in december 2002 is het Transitional
Assistance Programme for Afghanistan (TAPA) gepresenteerd. Dit humanitaire
actieplan is gezamenlijk opgesteld door de VN en de overgangsregering en geeft
de prioriteiten weer zoals beschreven in het National Devolopment Budget van de
regering. Het TAPA bestaat zowel uit programma's voor humanitaire hulp als
voor wederopbouw. De kern van het programma is capaciteitsopbouw. De
belangrijkste prioriteiten in het programma zijn: terugkeer van vluchtelingen en
ontheemden; levensonderhoud en sociale bescherming; onderwijs;
gezondheidszorg en ontmijningsactiviteiten.
2.4.2 Wederopbouw
Om te komen tot een duurzame vrede en stabiliteit in Afghanistan, blijft het voor
de overgangsregering van belang dat er niet alleen binnen, maar ook buiten Kaboel
zichtbare resultaten worden geboekt met de wederopbouw. Door de
overgangsregering wordt er derhalve bij donoren op aangedrongen het
zwaartepunt van de hulpverlening te verschuiven van humanitaire hulp naar
wederopbouw.
Als gevolg van de opeenvolgende binnenlandse gewapende conflicten in de
afgelopen 23 jaar is de economie van Afghanistan grotendeels verwoest. Wat rest
is een economie die grotendeels is gebaseerd op zelfvoorzienende landbouw,
officieuze transit-handel, internationale hulp en de productie van opium.
Het wederopbouwproces komt nog altijd maar langzaam van de grond. Alhoewel
op verschillende plaatsen in het land kleinschalige wederopbouwprojecten zijn
gerealiseerd, zijn er voor het overgrote deel van de bevolking nog weinig tastbare
resultaten waarneembaar.
24
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Het door de Wereldbank beheerde Afghanistan Reconstruction Trust Fund
(ARTF) stelt de Afghaanse regering in staat wederopbouwactiviteiten uit te
voeren. Het ARTF kent drie loketten voor financiering van: (i)
ambtenarensalarissen (ii) wederopbouwprogramma's (iii) terugkeer van opgeleide
Afghanen. In 2002 is het ARTF met name gebruikt voor de financiering van
lopende kosten, waaronder de ambtenarensalarissen. In dat eerste jaar van het
ARTF heeft de internationale donorgemeenschap heeft ongeveer 370 miljoen
dollar toegezegd aan het fonds, waarvan tot dusver ongeveer 208 miljoen dollar
daadwerkelijk is ontvangen. In het komende budgetjaar hoopt de regering op een
aanzienlijke verhoging van (de toezeggingen aan) het ARTF zodat uitvoering kan
worden gegeven aan het National Development Budget (NDB). Het NDB wordt in
maart 2003 wordt gepresenteerd tijdens een bijeenkomst van het Afghan
Development Forum en de overgangsregering zal dan naar verwachting de
donorgemeenschap vragen om in totaal 600 miljoen dollar te committeren aan het
ARTF. Het is de bedoeling dat ongeveer 70% van het ARTF zal worden besteed
aan wederopbouwprojecten in het kader van het NDB.
Het NDB zal bestaan uit twaalf programma's in verschillende sectoren en zes
korte-termijn projecten op het gebied van onderwijs, goed bestuur, nationale
solidariteit, publieke werken, transport, water en stedelijke infrastructuur. De
korte-termijn projecten zijn bedoeld om snel tastbare resultaten te bereiken. Het
NDB is tot stand gekomen op basis van intensieve consultatie met donoren, de
VN, de Wereldbank en de Asian Development Bank. Deze consultatie vindt plaats
in het kader van Consultatieve Groep (CG) die is opgezet eind 2002. Als secretaris
van de Standing Committee van de CG speelt Nederland een centrale rol in de
donorcoördinatie. Nederlandse ontwikkelingshulp voor Afghanistan wordt
voornamelijk via het ARTF gekanaliseerd (35 miljoen euro in 2002 en 35 miljoen
euro in 2003).
2.4.3 Drugsbestrijding
Volgens de VN is Afghanistan opnieuw de grootste opiumproducent ter wereld. In
2002 werd ongeveer 3750 ton opium geteeld. Ondanks het verbod van de
overgangsregering op de teelt en handel van opium, zijn veel boeren voor hun
inkomsten afhankelijk van de opiumteelt. Papaver groeit goed op het jaren door
droogte geteisterde platteland. Per papaver telende familie werd in 2002
gemiddeld USD 6500,- gegenereerd. Als er al alternatieven bestaan, zijn deze
minder lucratief.
De Afghaanse overheid is voor haar drugbestrijdingprogramma afhankelijk van de
medewerking van de lokale machthebbers. Deze hebben zelf vaak grote belangen
in de drugshandel en stimuleren de papaverteelt in de door hen gecontroleerde
gebieden.
25
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Papaver is een zogenaamde 'cash crop', dat wil zeggen dat handelaren boeren
tijdens het planten benaderen en een eerste aanbetaling doen om daarmee de waar
veilig te stellen voor afname. Halverwege het seizoen wordt een tweede betaling
gedaan. De laatste betaling geschiedt bij levering. De plannen van de regering tot
grootschalige vernietiging van papaver voor de oogst, betekenen dat de boeren én
hun oogst kwijt zullen raken én grote uitstaande schulden bij handelaren krijgen.
Het oogstseizoen is in mei en wanneer de handel zo hard wordt aangepakt als nu
door de regering wordt verkondigd, zullen grote (gewelddadige) problemen te
verwachten zijn, met name in de papaver regio's Nangarhar, Kunar en Kandahar.
Vorig jaar was al een kleinschalig voorproefje te zien met demonstraties van boze
boeren in Nangarhar.
Het Verenigd Koninkrijk speelt een belangrijke coördinerende rol bij de
drugsbestrijding in Afghanistan. Belangrijke voorwaarden voor een succesvolle
drugsbestrijding vormen de versterking van de drugsbestrijdende capaciteit van de
overgangsregering en het aanbieden van alternatieve bronnen van inkomsten op
het platteland. Initiatieven daartoe worden ondersteund en uitgevoerd door
UNDCP.
26
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
3 Mensenrechten
3.1 Juridische context
3.1.1 Verdragen en protocollen
Afghanistan is partij bij het Genocideverdrag (sinds 1956), het VN-Verdrag inzake
de politieke rechten van vrouwen (sinds 1966), het VN-Internationaal verdrag
inzake burgerrechten en politieke rechten (sinds 1983), het VN-Internationaal
verdrag inzake de economische, sociale en culturele rechten (sinds 1983), het VN-
Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (sinds
1983), het VN-Verdrag tegen marteling en andere wrede, onmenselijke of
onterende behandeling of bestraffing (sinds 1987), het VN-Verdrag inzake de
rechten van het kind (sinds 1994) en het VN-Verdrag inzake de uitbanning van
alle vormen van discriminatie tegen vrouwen (is per 4 april 2003 van kracht
geworden).
Daarnaast is Afghanistan ook partij bij de vier Geneefse conventies van 1949 ter
bescherming van slachtoffers van gewapende conflicten.
Afghanistan is geen partij bij het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951.
Op 11 september 2002 is Afghanistan als 126e land toegetreden tot het VN-Anti
mijnenverdrag.71 Daarnaast is het land op 10 februari 2003 als 89e land
toegetreden tot het Statuut van Rome, waarbij het Internationaal Strafhof (ICC) is
opgericht.72
3.1.2 Nationale wetgeving
Wetgeving in Afghanistan
De wetgeving in Afghanistan is gebaseerd op vier rechtsbronnen: het moderne
recht, de sharia (Koran), wijzen of intellectuelen (shura's) en het gewoonterecht.
De basis van het huidige juridische stelsel is vastgelegd in het Akkoord van Bonn.
Totdat een nieuwe grondwet is aangenomen, geldt de Grondwet van 1964, met
uitzondering van de bepalingen die betrekking hebben op de monarchie en op de
wetgevende en uitvoerende organen. Daarnaast gelden bestaande wetten en regels,
voorzover zij niet in strijd zijn met het Akkoord van Bonn, internationale
verdragen waarbij Afghanistan partij is of de Grondwet van 1964.
71 Human Rights Watch, World report 2003: Asia: Afghanistan, www.hrw.org, geraadpleegd op
5 februari 2003.
72 ANP, 11 februari 2003. Zie ook paragraaf 3.2 onder `Transitional justice'.
27
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Rechtspraak gebaseerd op de niet gecodificeerde sharia-wetgeving is wijdverbreid
in Afghanistan. In veel rurale delen van Afghanistan is seculiere wetgeving zelfs
niet of nauwelijks bekend, waardoor de lokale interpretatie van de sharia wordt
gehanteerd bij conflictbeslechting door lokale rechtbanken. De sharia-wetgeving is
gebaseerd op de Koran, de uitspraken van de profeet en de interpretaties hiervan
(Ijma en Qais). De interpretatie van de sharia kent grote verschillen per gebied.73
In de delen van Afghanistan waar overwegend Pashtuns wonen wordt zowel op
het platteland als in de steden recht gesproken volgens de Pashtun-traditie, de
`Pashtunwali'. Conflicten worden beslecht in shura's (raden) van ouderen en
tribale hoofden en niet in rechtbanken.74 Ook bij zware misdrijven wordt volgens
dit systeem recht gesproken, waarbij vaak niet wordt voldaan aan internationale
normen en standaarden.75
In februari 2002 is door de toenmalige interim-regering een decreet uitgevaardigd
waarmee alle decreten en wetten die gedurende het Talibanbewind zijn
geïntroduceerd werden herroepen.76 De meeste Taliban-decreten zijn niet op
schrift gesteld en daardoor moeilijk inroepbaar door een nieuw bestuur. In de
praktijk herroept de rechtsprekende macht zich dan ook niet op oude Taliban-
decreten, maar op eigen interpretaties van de Koran. Veel rechters beschikken niet
eens over de `normale' geldende wetgeving.
Ministerie van Justitie
Het ministerie van Justitie wordt momenteel geleid door Abdul Rahim (Abbas)
Karimi, een professor in de sharia-wetgeving uit de provincie Takhar. Karimi werd
tot voor kort geassocieerd met de Hezb-i-Islami van Hekmatyar en de Jamiat-i-
Islami van Rabbani. Tijdens een speech ter gelegenheid van de inauguratie van de
tweede Juridische commissie (zie hierna) gaf Karimi aan dat de Koran grote delen
van het recht open laat voor ijtihad (interpretatie). Daarnaast identificeerde hij
verschillende terreinen waar nieuwe wetgeving volgens hem noodzakelijk was,
waaronder het politiebestuur en de rechten van verdachten.77
Als gevolg van het slecht functioneren van de Juridische commissie heeft het
ministerie van Justitie op diverse terreinen zelf wetgeving opgesteld, die
73 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 3.
74 Shura's komen ook bij de meeste andere etnische groeperingen in Afghanistan voor.
75 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 3.
76 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 3.
77 International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28
januari 2003), blz. 10.
28
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
implicaties kan hebben voor de democratische ontwikkeling van Afghanistan. Een
voorbeeld hiervan is de in februari 2002 opgestelde Perswet.78 Door het ministerie
opgestelde wetgeving over gemeentelijke verkiezingen en politieke partijen was
voor goedkeuring voorgelegd aan het kabinet. De VN was bij het opstellen van
deze wetgeving niet geconsulteerd. Een concept-wet over sociale organisaties
werd daarentegen wel voorgelegd aan UNAMA.79
Juridische commissie
Er is veel kritiek op het functioneren van de op 22 mei 2002 door president Karzai
ingestelde Juridische commissie. De meeste leden van de commissie bleken
banden te hebben met diverse ministeries en het hooggerechtshof. De voordracht
van de leden was door Karzai niet afgestemd met UNAMA. Het merendeel van de
leden was afkomstig uit Kaboel en er waren weinig etnische groeperingen
vertegenwoordigd in de commissie. Vanaf de inauguratie was sprake van
onenigheden en conflicten tussen de leden. Daarnaast zou de president van het
hooggerechtshof, Fazul Hadi Shinwari, ervoor hebben gewaarschuwd dat iedere
Afghaan die met of in de Juridische commissie zou willen werken door het
hooggerechtshof moet worden voorgedragen. Een duidelijke poging om de
richting van de juridische hervormingen te controleren.80
Nadat duidelijk werd dat de commissie geen vooruitgang had geboekt, werd de
commissie in augustus 2002 ontbonden. Daarop werd op 2 november 2002 door
Karzai een nieuwe commissie benoemd. Echter, nadat bleek dat Karzai geen
vertegenwoordigers van de sjiietische minderheid had benoemd, werden voor de
installatie van de commissie op 28 november 2002 twee extra leden aan de
commissie toegevoegd. De commissie bestaat nu uit elf leden, waarvan grofweg
de helft is opgeleid in het islamitische recht en de andere helft in het internationaal
gangbare recht. Inmiddels is duidelijk geworden dat ook binnen de nieuw
benoemde commissie sprake is van verschillen van inzicht tussen de leden, met
name over de rol van de islam in de juridische sector.81
De vertraging die als gevolg van de perikelen rond de installatie van de Juridische
commissie is opgetreden heeft serieuze gevolgen gehad. Juridische benoemingen
die al zijn gedaan zullen moeilijk zijn terug te draaien. Daarnaast zijn wetten en
78 Zie paragraaf 3.3.1.
79 International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28
januari 2003), blz. 11.
80 United Nations General Assembly, The situation in Afghanistan and its implications for
international peace and security (A/57/487, 21 oktober 2002), blz 7 en International Crisis
Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28 januari 2003), blz. 12.
81 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003), blz. 7 en International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial
reform and transitional justice (28 januari 2003), blz. 12.
29
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
presidentiële decreten uitgevaardigd zonder dat zij zijn getoetst aan een coherent
hervormingsprogramma.82
Constitutional drafting commission
De Constitutional drafting commission, belast met de voorbereiding van de nieuwe
Afghaanse grondwet, is op 3 november 2002 geïnstalleerd. De commissie, onder
leiding van vice-president Naematullah Shahrani, heeft begin maart 2003 een
eerste concept van de grondwet voor commentaar aan de overgangsregering
voorgelegd. Over de tekst is tot dusver niets bekend. Een grotere constitutionele
commissie van ongeveer 30 leden heeft zich in maart 2003 over het concept
gebogen en zal aanbevelingen doen. Het op basis daarvan aangepaste concept zal
vervolgens in april en mei 2003 met religieuze leiders, juridische wetenschappers
en tribale leiders in elk van de 32 provincies en met afgevaardigden van de
Afghaanse diaspora worden besproken, waarna tussen 10 mei en 30 juni
wijzigingen in de tekst worden aangebracht.83 De internationale hulporganisaties
die in Afghanistan actief zijn maken zich zorgen over het eerlijke verloop van het
consultatieproces. Volgens de planning moet er in oktober 2003 een definitieve
concept-versie van de grondwet gereed zijn, die in dezelfde maand door een
constitutionele Loya Jirga (die kleiner zal zijn dan de nood-Loya Jirga van 2002)
moet worden aangenomen.84
Niet duidelijk is of dit streven zal worden gehaald, daar er sinds de inauguratie
sprake is van onenigheid tussen de leden. Een van de meest ervaren leden,
professor Fazelli, die ook betrokken is geweest bij het opstellen van de Grondwet
van 1964, is ontevreden met de benoeming van Sharani tot voorzitter, omdat hij
ervan wordt verdacht relaties te onderhouden met de fundamentalisten. Een ander
lid, Rahim Sherzoy, is plaatsvervangend minister van Buitenlandse Zaken en moet
als zodanig regelmatig invallen voor minister van Buitenlandse Zaken Abdullah.
De twee vrouwelijke leden, die geen Europese talen spreken, zijn voormalige
studenten van enkele andere leden. Hun rol beperkt zich voornamelijk tot
verslaglegging.85
Er bestaat vooralsnog onduidelijkheid over de concept-grondwettekst. De tekst is
geheim en mogelijk circuleren twee teksten. Door de overgangsregering wordt
benadrukt dat in de grondwet een balans moet worden gevonden tussen de
islamitische beginselen en de internationale verdragen waarbij Afghanistan partij
is.
82 International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28
januari 2003), blz. 13.
83 United Nations General Assembly, The situation in Afghanistan and its implications for
international peace and security (A/57/762, 18 maart 2003), blz. 5.
84 UN news service, 13 januari 2003.
85 Report of the Office of the EU Special Representative for Afghanistan (13 december 2002).
30
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Commissie ter voorbereiding van gemeenteraad- en disctrictverkiezingen
Op 19 februari 2003 is een commissie geïnstalleerd die tot taak heeft wetgeving
voor te bereiden met betrekking tot het houden van gemeenteraad- en
districtsverkiezingen. De commissie staat onder voorzitterschap van minister van
Justitie Abdul Rahim Karimi. Daarnaast hebben onder andere de minister voor
Vluchtelingenzaken Nazari, de vice-minister voor Hoger Onderwijs en drie leden
van de Constitutional drafting commission zitting in de commissie. Naar verluidt
zal de Canadese ngo `Elections Canada' de commissie bij haar werkzaamheden
gaan assisteren.
3.2 Toezicht
Mensenrechtencommissie
De Mensenrechtencommissie is in de eerste week van juni 2002 geïnstalleerd. De
commissie bestaat uit elf leden, waaronder vijf vrouwen en vertegenwoordigers
van de belangrijkste etnische groeperingen, en wordt voorgezeten door voormalig
Minister van Vrouwenzaken Sima Samar.86
Het presidentiële decreet op basis waarvan de Mensenrechtencommissie is
geïnstalleerd, bevat een stevig mandaat voor de bescherming van de
mensenrechten in Afghanistan. De commissie is onder meer belast met het
opstellen van een nationaal actieplan voor transitional justice (zie hierna) en het
onderzoek naar misstanden uit het verleden. Daarnaast moet de commissie
garanderen dat nationale wetgeving consistent is met de verplichtingen die
voortvloeien uit de internationale mensenrechtenverdragen waarbij Afghanistan
partij is.87 Ook is de commissie belast met advisering over de naleving van de
mensenrechtenverdragen.88
De commissie is geautoriseerd onderzoeken te initiëren in zowel individuele
gevallen als in `algemene situaties', waarbij de mensenrechten in het geding zijn.
De commissie heeft daarbij de beschikking over quasi-juridische instrumenten als
de mogelijkheid tot het dagvaarden en horen van getuigen. Ter facilitering van het
onderzoek is de commissie voornemens kantoren te openen in Kandahar, Mazar-i-
86 International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28
januari 2003), blz. 13.
87 Zie paragraaf 3.1.1.
88 United Nations General Assembly, The situation in Afghanistan and its implications for
international peace and security (A/57/487, 21 oktober 2002), blz. 6 en International Crisis
Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28 januari 2003), blz. 13.
31
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Sharif, Faizabad, Jalalabad, Gardez en Bamiyan. 89 Het kantoor in Herat is op 19
maart 2003, in aanwezigheid van onder meer Ismael Khan, geopend.
De werkgroepen die de commissie heeft ingesteld op het gebied van
mensenrechtenonderwijs, controle en onderzoek, vrouwenrechten en transitional
justice, hebben tot dusver nauwelijks concrete resultaten geboekt. Dit is vooral te
wijten aan het feit dat leden van de werkgroepen zich met andere taken hebben
beziggehouden.90
Een uitzondering hierop vormt de werkgroep mensenrechtenonderwijs, die begin
2003 bekend heeft gemaakt dat mensenrechtenonderwijs vanaf 21 maart 2003 (het
begin van het nieuwe Afghaanse schooljaar) een vast onderdeel van het curriculum
zal worden. Voorafgaand hieraan zullen eerst enkele pilot-projecten op enkele
scholen in Kaboel plaatsvinden, om het publiek na 23 jaar burgeroorlog aan dit
fenomeen te laten wennen.
Aan de andere kant is de commissie in toenemende mate geïntegreerd in de door
de VN uitgevoerde monitoring- en onderzoekswerkzaamheden op het terrein van
de mensenrechten. De commissie nam onder meer deel aan het door UNAMA in
november 2002 gedane onderzoek naar de omstandigheden in de gevangenis van
Sheberghan en het politie-ingrijpen bij de studentendemonstraties op de
Universiteit van Kaboel, waarbij een aantal studenten werd doodgeschoten. Het
laatstgenoemde onderzoek werd zelfs door de commissie geïnitieerd.91
Ook hebben de leden in de afgelopen maanden trainingen gevolgd met betrekking
tot de naleving van mensenrechten. Daarnaast wordt steeds meer samengewerkt
met de Juridische commissie en de Constitutional drafting commission.92
De Mensenrechtencommissie is ook vertegenwoordigd in de Terugkeercommissie
voor het noorden. 93
89 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003); International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and
transitional justice (28 januari 2003), blz. 14.
90 International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28
januari 2003), blz. 14.
91 United Nations General Assembly, The situation in Afghanistan and its implications for
international peace and security (A/57/487, 21 oktober 2002), blz. 6 en International Crisis
Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28 januari 2003), blz. 14.
92 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003).
93 International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28
januari 2003), blz. 14. Zie ook paragraaf 3.4.3.
32
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Transitional Justice
De vraag hoe om te gaan met misdrijven en mensenrechtenschendingen die zijn
begaan tijdens voormalige regimes is een heikel punt in Afghanistan. De situatie in
Afghanistan is op dit gebied zeer complex, gezien de lange periode waarin door
verschillende regimes en oppositiegroepen ernstige en systematische
mensenrechtenschendingen zijn gepleegd.
Alhoewel diverse Afghaanse regeringsfunctionarissen, waaronder president
Karzai, zich hebben uitgesproken voor het onderzoeken en berechten van
mensenrechtenschenders en oorlogsmisdadigers, stuit de opzet van een dergelijk
reconciliatieproces op verschillende obstakels. Het belangrijkste obstakel is dat
veel van de verantwoordelijken voor mensenrechtenschendingen nog altijd
prominente posities in de Afghaanse politiek bekleden en intensief betrokken zijn
(geweest) bij de politieke transformatie die na de val van het Talibanbewind is
ingezet. Daarnaast zijn de instituties die noodzakelijk zijn voor reconciliatie, zoals
het leger, de politie en het justitieapparaat, zwak, niet aanwezig of in handen van
personen waarvan bekend is dat zij zichzelf schuldig hebben gemaakt aan
mensenrechtenschendingen. Ook vinden in Afghanistan nog altijd
mensenrechtenschendingen plaats, die de geloofwaardigheid van het
reconciliatieproces aantasten en de etnische tegenstellingen verdiepen. Een ander
obstakel vormt de beschikbaarheid van bewijsmateriaal. Alhoewel er onder de
opeenvolgende Afghaanse regimes niet systematisch bewijsmateriaal is vergaard,
is bij de internationale gemeenschap wel veel documentatie voorhanden. De
beschikbaarheid van deze documentatie zal in grote mate afhangen van de
bereidheid van de internationale gemeenschap dit ter beschikking te stellen van
een eventueel reconciliatieproces. Ten slotte hebben coalitie-eenheden wapens
geleverd aan regionale commandanten in de strijd tegen de Taliban en Al Qaida.
Hierbij is niet gekeken of de betreffende commandanten in het verleden betrokken
zijn geweest bij mensenrechtenschendingen. Sommige commandanten die in het
verleden mensenrechtenschendingen hebben begaan, hebben de wapenleveranties
gebruikt om hun milities en hun eigen positie te versterken.94
De speciale VN-rapporteur voor buitengerechtelijke, standrechtelijke en
willekeurige executies in Afghanistan, Asma Jahangir, heeft op 10 januari 2003
tijdens een seminar over Afghaanse vrouwen in Peshawar voorgesteld een
commissie op te zetten die onderzoek moet gaan verrichten naar
94 United Nations General Assembly, Situation of Human Rights in Afghanistan (A/57/309, 13
augustus 2002), blz. 17; Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human
Rights report No. 90/2002 (Kaboel, 3 november 2002), blz. 4 en International Crisis Group
(ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28 januari 2003), blz. 15 19.
---
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
mensenrechtenschendingen die in de afgelopen 23 jaar in Afghanistan hebben
plaatsgevonden.95
Met de toetreding van Afghanistan tot het Statuut van Rome op 10 februari 2003,
krijgt het Internationaal Strafhof (ICC) rechtsmacht over oorlogsmisdaden in
Afghanistan. Het betreft hier alleen oorlogsmisdaden die na de oprichting van het
Hof op 1 mei 2002 zijn begaan.96 De internationaal opererende
mensenrechtenorganisaties verwelkomen deze stap van de regering-Karzai en
beschouwen het als een duidelijk signaal aan de Afghaanse krijgsheren dat zij zich
bij het ICC te verantwoorden hebben indien zij zich schuldig maken aan en/of
aanzetten tot mensenrechtenschendingen of nalaten deze schendingen te
bestrijden.
Aanwezigheid (internationale) mensenrechtenorganisaties
In Afghanistan aanwezige internationale en mensenrechtenorganisaties leveren een
bijdrage aan het toezicht op de naleving van de mensenrechten in het land. Het
aantal in Afghanistan aanwezige organisaties groeit. Afghaanse ngo's, zowel die
vanuit Pakistan naar Afghanistan zijn verhuisd als die ter plekke zijn opgericht,
ontplooien activiteiten in Afghanistan op zeer uiteenlopende gebieden.97
UNAMA heeft diverse onderzoeken uitgevoerd naar mensenrechtenschendingen,
waaronder de condities in de gevangenis van Sheberghan, aanvallen op
minderheden en internationale hulpverleners in het noorden en intimidaties van
afgevaardigden naar de Loya Jirga. Momenteel voert UNAMA een onderzoek uit
naar de toedracht rond de massamoord op Taliban- en Al Qaida-gevangenen in
Mazar-i-Sharif in december 2001.98
De eenheid van UNAMA die zich bezig houdt met onderzoek naar
mensenrechtenschendingen heeft geen retroactief mandaat. De onderzoeken
betreffen alleen huidige zaken. Belangrijkste reden hiervoor is dat er eerst van
Afghaanse zijde moet worden besloten hoe om te gaan met het verzoeningsproces
en wandaden uit het verleden. Onderzoeken van UNAMA zouden de facto al
richting geven aan een keuze die de Afghanen zelf moeten maken. Over specifieke
zaken doet de eenheid geen mededelingen.
Ook ISAF houdt toezicht op de naleving van mensenrechten door tijdens
patrouilles door Kaboel klachten van de bevolking in ontvangst te nemen. Indien
mogelijk worden de verantwoordelijken hierop aangesproken, met name wanneer
het gaat om politiefunctionarissen die de burgerbevolking lastig vallen.
95 BBC-news, 11 januari 2003.
96 ANP, 11 februari 2003.
97 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 7.
98 Zie paragraaf 3.3.9.
34
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
In Afghanistan zijn voorts mondiaal opererende mensenrechtenorganisaties als
Amnesty International en Human Rights Watch actief.
3.3 Naleving en schendingen
De mensenrechtensituatie in Afghanistan blijft reden geven tot bezorgdheid. In het
hele land vinden nog altijd mensenrechtenschendingen plaats. De
mensenrechtenschendingen zijn verbonden met, en komen voort uit, de
veiligheidssituatie in het land en de verstoorde machtsbalans tussen de centrale
regering en de provincies en tussen de regeringsleden onderling. De centrale
regering heeft geen effectieve macht buiten Kaboel. Een belangrijk probleem is
dan ook dat de overgangsregering niet het monopolie bezit op de bestrijding van
geweld en de toepassing van het recht. Daarnaast bevindt Afghanistan zich na 23
jaar van oorlog in een zeer vroege fase van wederopbouw. Instituties als
rechtbanken functioneren nog niet of nauwelijks. De omgang tussen mannen en
vrouwen wordt nog altijd bepaald door strikte regels en tradities, waarbij
uitsluiting van vrouwen de regel is.99
Mensenrechten worden in Afghanistan door verschillende partijen en om
verschillende redenen geschonden. Het gaat om afrekeningen, wraakacties, (oude)
vetes en vijandschappen en de uitschakeling van politieke rivalen.
Er zijn geen aanwijzingen dat de overgangsregering op systematische wijze
mensenrechten schendt. President Karzai blijft mensenrechten en goed bestuur
promoten. Wel zijn incidenteel mensenrechten geschonden door enkele organen
van de overgangsregering, zoals de veiligheidsdienst, het leger, de politie en aan
de regering verbonden lokale commandanten die ook banden hebben met
regionale krijgsheren. Het is niet duidelijk in hoeverre de overgangsregering de
capaciteit en de politieke wil heeft deze schendingen te onderzoeken en te stoppen.
Opgemerkt kan worden dat zowel president Karzai als andere ministers hebben
geprobeerd zich te mengen in lokale rivaliteiten om op die manier
mensenrechtenschendingen te stoppen.
3.3.1 Vrijheid van meningsuiting
Officieel standpunt overgangsregering
Officieel ondersteunt de overgangsregering vrijheid van meningsuiting en
persvrijheid.100 Van 14 tot 17 december 2002 werd in Kaboel een seminar
99 United Nations General Assembly, The situation in Afghanistan and its implications for
international peace and security (A/57/762, 18 maart 2003), blz. 11.
100 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 9.
35
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
gehouden met als doel de Afghaanse Perswet te herzien. De Perswet van begin
2002 zorgde voor onvrede bij het International Press Institute vanwege de sterk
regulerende rol van de regering door middel van een ingewikkeld systeem van
vergunningen en toestemmingen, waarbij ook de sharia een rol speelde. Tevens
werden er in de wet restricties opgelegd aan de buitenlandse media.101 Tijdens het
seminar werd een verklaring gegeven door de minister van Informatie en Cultuur,
Abdul Hamid Mobarez, waarin hij stelde dat de vrijheid van meningsuiting en
persvrijheid onderdeel moet gaan uitmaken van de nieuwe grondwet. Ondanks
deze verklaring is de omstreden Perswet tot op heden nog niet herzien.102
Tijdens het seminar werd ook een elf koppige commissie opgericht die een vrije
unie van Afghaanse journalisten moet gaan vormen. Zij moeten gaan zorgen voor
de vorming van professionele en onafhankelijke media in Afghanistan. De
commissie staat onder leiding van voorzitter Ahmad Zia Rafat.103
Vrijheid van meningsuiting in de praktijk
De vrijheid van meningsuiting wordt in geheel Afghanistan gehinderd door de
angst voor repercussies van de legers van de machthebbers in de provincies en de
veiligheidsdienst NDS104 in Kaboel. Afghanen die kritisch staan ten opzichte van
een verdere islamisering van de Afghaanse samenleving, hebben aangegeven bang
te zijn om openlijk voor hun mening uit te komen.105 Als gevolg daarvan passen
veel journalisten zelfcensuur toe.106
De hoofdredacteur van het in Kaboel verschijnende weekblad `Farda', Abdul
Gafur Itiqad, werd half december 2002 voor enkele dagen opgepakt na het
publiceren van een cartoon van de Afghaanse president Karzai. Karzai was op dat
101 Zie het Algemeen ambtsbericht `Afghanistan. Augustus 2002' van 19 augustus 2002 met
kenmerk DPV/AM-772662.
102 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003), blz. 9 en International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial
reform and transitional justice (28 januari 2003), blz. 11.
103 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 9. In de commissie hebben de volgende leden zitting:
Mohammad Ali Alizada, Ahmad Zia Siamak, Latifa Saidi Popal, Sher Aqa Shayan, Soraya
Parlika, Mohammad Yosuf Siamak, Mohammad Shuayb Safi, Najibullah Achikzai, Abdullah
Watandar en Mohammad Ali Qayum (RFE/RL Afghanistan Report, 2 januari 2003).
104 De nationale veiligheidsdienst wordt in de volksmond nog wel met de oude namen aangeduid
(bijvoorbeeld Estekhbarat, zoals de dienst onder de Taliban werd genoemd), maar heet
officieel Riasat-i Amniat-i Melli (nationaal veiligheidsdirectoraat). Vooralsnog wordt
hiervoor de afkorting NDS (`National Directorate for Security') gebruikt.
105 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 8 en Office of the EU Special Representative for
Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002 (Kaboel, 3 november 2002), blz. 8.
106 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003), blz. 9.
36
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
moment in het buitenland. De order voor de arrestatie werd gegeven door vice-
president Maarschalk Fahim. Na terugkeer van Karzai beval hij Itiqad's
vrijlating.107
Diverse bladen in Kaboel hebben na kritische publicaties over de overheid of
andere onderwerpen bedreigingen ontvangen. De hoofdredacteur van de
overheidskrant `Anis' en het onafhankelijke weekblad `Mashal-e-Democracy'
heeft anonieme telefonische bedreigingen ontvangen na de publicatie van enkele
kritische artikelen over de Afghaanse regering.108
Op 21 januari 2003 werd in Kaboel op last van de president van het
hooggerechtshof, Fazul Hadi Shinwari, kabeltelevisie verboden. Volgens Shinwari
zou kabeltelevisie in strijd zijn met de islamitische moraal. Volgens hoge
regeringsfunctionarissen gaat het slechts om een tijdelijke maatregel. Na
registratie van de zenders, zouden zij weer mogen uitzenden.109
Ook heeft Shinwari bepaald dat het niet langer is toegestaan dat vrouwen op de
staatstelevisie zingen. Vrouwen zijn wel betrokken bij de presentatie en/of
productie van radio- en tv-uitzendingen, alsmede bij de (artistieke) uitvoering van
producties, bijvoorbeeld als actrice.
De situatie buiten Kaboel lijkt slechter te zijn. Door de overheid uitgegeven bladen
zeggen te zijn bedreigd door lokale krijgsheren, terwijl onafhankelijke publicaties
door de lokale overheden aan censuur zijn onderworpen. De meeste publicaties
zijn verbonden aan lokale krijgsheren of groeperingen.110
In de door generaal Abdul Rashid Dostum en generaal Mohammed Atta
gecontroleerde provincies Badghis, Baghlan, Balkh, Faryab, Jowzjan, Kunduz,
Samagan, Sar-i-Pol en Takhar in het noorden staan journalisten onder constante
controle van de lokale autoriteiten en hebben zij te vrezen voor hun veiligheid
wanneer zij informatie verzamelen over gevoelige onderwerpen als de
massamoord onder Taliban- en Al Qaida-aanhangers eind 2001.111 Een lokale
cameraman werd geslagen door troepen van Dostum, nadat hij filmmateriaal over
107 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003), blz. 10 en RFE/RL Afghanistan Report, 2 januari 2003.
108 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 8 en RFE/RL Afghanistan Report, 2 januari 2003.
109 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 9, Reuters, 21 januari 2003, Mashhad voice of Iran en
Hong Kong AFP, 22 januari 2003.
110 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003), blz. 10.
111 Zie paragraaf 3.3.9.
37
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
de massagraven in Dasht-i-Leili had doorverkocht en ooggetuigen had
geïnterviewd.112
Het verbod van Shinwari op kabeltelevisie heeft in de door Dostum gecontroleerde
gebieden geen effect gehad. Dostum heeft de volledige controle over de radio- en
tv-stations (`RTV Balkh') binnen zijn territorium. Veel uitzendingen worden
overgenomen van de Oezbeekse televisie. Het verbod van Shinwari op zingende
Afghaanse vrouwen zou een averechtse uitwerking hebben gehad. Sinds het
verbod zouden opvallend vaker zingende Afghaanse vrouwen op RTV Balkh te
zien zijn geweest.
In de zuidelijke provincies Kandahar, Helmand en Zabol verschijnen nauwelijks
onafhankelijke publicaties. De hoofdredacteur van de in deze provincies
verschijnende overheidspublicatie `Tolu-e-Afghan' is met de dood bedreigd na de
publicatie van een anoniem artikel waarin hooggeplaatste douanefunctionarissen
van corruptie werden beschuldigd.113
De autoriteiten in de provincie Herat hebben welhaast complete controle over de
vrijheid van meningsuiting. De pers, burgerlijke instanties, universiteiten en
werkplaatsen worden door de provinciale autoriteiten onder leiding van Ismael
Khan gecontroleerd. De oprichting van onafhankelijke media is van
overheidswege verboden en de weinige organisaties die actief zijn, worden
nauwlettend door de overheid in de gaten gehouden. Khan heeft de pers verboden
te schijven over zijn regering, zijn troepen, de voortdurende gevechten tussen zijn
troepen en andere krijgsheren in de regio, vrouwenrechten en andere
onderwerpen.114
In de door Ismael Khan gecontroleerde gebieden in het westen van Afghanistan
kunnen met name radio en tv-uitzendingen uit en/of onder de invloedssfeer van
Iran worden ontvangen. Begin maart 2003 heeft Khan via het provinciale
`Guidance and Pious Legacies Department' (een afgeleide van het ministerie van
`Vice and Virtue' tijdens het Talibanbewind) de volgende verboden laten
afkondigen:
- verbod op vertoon van per satelliet te ontvangen tv-uitzendingen en
buitenlandse video's. Dit verbod geldt met name in hotels, restaurants en
soortgelijke publieke ruimtes;
112 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 8 en K. Troy, `Life and death with warlords', in: Far
Eastern Economic Review (12 december 2002), blz. 25.
113 Institute for War and Peace Reporting, `Afghan recovery report', 20 december 2002.
114 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 8 en Human Rights Watch, All our hopes are crushed:
violence and repression in Western Afghanistan (november 2002).
38
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
- verbod op verkoop van video's met buitenlands beeldmateriaal;
- verbod op verkoop of vertoning van filmposters, ongeacht de (al dan niet
zinnenprikkelende) afbeelding daarop.115
Tijdens en na de Loya Jirga zijn journalisten door agenten van Khan
geïntimideerd. Zo is de hoofdredacteur van de nieuwsbrief `Takhassos',
Mohammad Rafiq Shahir, na publicatie van kritische artikelen over de autoriteiten
in Herat en mogelijke corruptie in wederopbouwprojecten in maart en april 2002
gearresteerd en geslagen. Na zijn vrijlating heeft `Takhassos' zich enkel nog
lovend over de autoriteiten uitgelaten. De in de provincie Herat al sinds de
Talibanperiode verschijnende publicatie `Aurang Hashtum', werd door Khan
verboden, omdat het rapporteerde over de dagelijkse economische en sociale
problemen in de regio. 116
De ngo `Reporters without borders' ventileerde onlangs haar zorg naar aanleiding
van de bedreiging van Syed Anwar, verbonden aan `The Frontier Post' waarvan de
redactie in Peshawar, Pakistan is gevestigd. Syed werd bezocht door twee
vertegenwoordigers van Hazrat Ali, de leider van het regionale legerkorps in de
provincie Nangarhar.117 Het bezoek vond plaats naar aanleiding van persartikelen
op 15 en 16 februari 2003 waarin Ali's betrokkenheid bij papaverteelt,
drugsmokkel, kidnapping, afpersing en het faciliteren van ontsnappingen van Al
Qaida-leden aan de kaak werd gesteld. Overigens zou door de autoriteiten te
Jalalabad de verkoop van `The Frontier Post' in de provincie Nangarhar sinds 18
februari 2003 zijn verboden.
Internet
In Afghanistan is een aantal bedrijfjes actief die toegang tot internet aanbieden:
- de Afghan Wireless Communications Company (AWCC) heeft in de zomer
van 2002 in Kaboel het eerste internet-café van Afghanistan geopend. Thans
zijn in Kaboel drie internet-cafés open, die voor iedereen toegankelijk zijn;
- Neda Telecommunications (een private joint-venture tussen Afghaanse,
Oostenrijkse en Amerikaanse ondernemers) zal binnenkort het AWCC-
monopolie op internet in Kaboel gaan doorbreken, hetgeen vermoedelijk tot
prijsverlaging zal leiden;
- in Kandahar is begin 2003 door de firma Atahad het eerste internet-café
geopend.
115 The News, 4 maart 2003.
116 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 8 en Human Rights Watch, All our hopes are crushed:
violence and repression in Western Afghanistan (november 2002).
117 Zie ook paragraaf 2.3.6 onder `Jalalabad'.
39
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
De internet-cafés zijn voor een ieder tegen betaling van het gebruikstarief
toegankelijk. Wel moet worden opgemerkt dat het grootste deel van de Afghanen
analfabeet is en nog nooit van internet heeft gehoord.
3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering
De vrijheid van vereniging en vergadering wordt in geheel Afghanistan gehinderd
door de angst voor repercussies en/of represailles van de legers van de
machthebbers in de provincies en de veiligheidsdienst NDS in Kaboel.118
Het ministerie van Justitie heeft een concept-wet inzake politieke partijen
opgesteld. De letterlijke tekst is niet bekend. Wel is duidelijk dat de wet
buitenlandse steun aan politieke partijen verbiedt om beïnvloeding door de
buurlanden te voorkomen.
De in Afghanistan actieve politieke partijen zijn vaak de oude mudjahedin-partijen
die in veel gevallen door krijgsheren worden geleid. Daarnaast bestaan de niet
strak georganiseerde groep rond de voormalige koning (de `Rome-groep') en
enkele andere groeperingen die beschouwd kunnen worden als politieke partijen-
in-wording. Voorts doen veel geruchten de ronde over de oprichting van nieuwe
politieke partijen rond de huidige regeringsleden.119
Op 10 maart 2003 is in Kaboel het `National Democratic Front' (NDF) opgericht
als koepelorganisatie van politiek gelijkgezinde partijen. Het NDF zou bestaan uit
de volgende partijen: Mashal-i-Democracy, National Democratic Council of
Afghanistan, National Progressive Council of Afghanistan, Protectors of Peace
and Democracy, Republican Party, Union of Democracy of Afghanistan,
Movements for Peace and Democracy, Democrats Center of Afghanistan, Welfare
and Justice Party en Afghanistan Women's Party. Het NDF wordt financieel
gesteund door het Amerikaanse National Democratic Institute.
Volgens de ILO zijn er in Afghanistan drie organisaties actief die de rechten van
werknemers vertegenwoordigen: de `Central council of national unions', de `All
Afghan federation of labour unions' en de `All Afghan federation of trade unions'.
De tijdens de Sovjetbezetting opgerichte `Central council of the national union'
wordt door de ILO als representatieve vakbond gezien. De beide andere
118 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 8.
119 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 8. Zie ook paragraaf 3.3.2 van het Algemeen ambtsbericht
Afghanistan van 19 augustus 2002 met kenmerk DPV/AM-772662.
40
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
organisaties voldoen volgens de ILO niet aan de eisen die aan een vakbond
worden gesteld.120 Er zijn geen werkgeversorganisaties actief in Afghanistan.121
In Kaboel hebben in de verslagperiode enkele demonstraties plaatsgevonden. Op
12 en 13 november 2002 werd een studentendemonstratie in Kaboel bloedig door
de Afghaanse politie neergeslagen.122 In februari 2003 heeft in Kaboel een kleine
demonstratie van oorlogsinvaliden plaatsgevonden.
Bij verschillende gelegenheden in 2002 werden in Herat de bazaar en de
universiteit door troepen van Ismael Khan gesloten, waarna studenten en
winkelpersoneel werden gedwongen bijeenkomsten en ceremonies die door Khan
waren georganiseerd bij te wonen. Personen die weigerden werden gestraft. Zo
werd een leraar ontslagen door het onderwijsdepartement in Herat nadat hij had
geweigerd lessen te stoppen, opdat scholieren een door Khan georganiseerde
militaire parade konden bijwonen. Op 9 september 2002 werd een winkeleigenaar
door troepen van Khan geslagen, nadat hij zijn winkel niet op tijd had gesloten
voor een bijeenkomst ter nagedachtenis van Ahmed Shah Massoud.123
3.3.3 Vrijheid van godsdienst en overtuiging
De macht van de conservatieve islamitische krachten in Afghanistan is groot.124
Afghanistan blijft een islamitische staat, hetgeen ook naar voren komt uit de
officiële naam van het land, `the Transitional Islamic State of Afghanistan'. De
sharia zal een van de fundamenten gaan vormen van de nieuwe grondwet.125
Sinds de val van het Talibanbewind is vooruitgang geboekt op het gebied van
vrijheid van godsdienst en overtuiging. In de thans geldende Grondwet van 1964
wordt de islam weliswaar aangemerkt als de `heilige religie', maar het praktiseren
van andere religies is formeel niet verboden. Atheïsme daarentegen wordt als
geloofsverzaking beschouwd en aan atheïsten kan de doodstraf worden
opgelegd.126
120 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No.9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003), blz. 11.
121 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 8.
122 Zie ook paragraaf 3.3.9.
123 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 9 en Human Rights Watch, All our hopes are crushed:
violence and repression in Western Afghanistan (november 2002).
124 Zie paragraaf 3.3.3 van het Algemeen ambtsbericht Afghanistan van 19 augustus 2002 met
kenmerk DPV/AM-772662.
125 Zie paragraaf 3.1.2.
126 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 9 en U.S. Department of State, International Religious
Freedom Report 2002: Afghanistan (Washington, 7 oktober 2002), blz. 3.
41
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Het is niet bekend of aanhangers van andere religies dan de islam in de praktijk
problemen ondervinden bij het praktiseren van hun religie. Er zijn geen
aanwijzingen dat dit het geval zou zijn.127
Over de positie van Hindoes en Sikhs doen tegengestelde berichten de ronde. Zo
meldden afgevaardigden van Hindoes en Sikhs naar de nood-Loya Jirga in juni
2002 dat zij niet langer onderdrukt werden en zich vrij voelden hun religie te
praktiseren.128 Onder het Talibanbewind werden Hindoes gedwongen zich te
onderscheiden van de moslimbevolking door het dragen van een geel
merkteken.129 Daarentegen meldt het `Institute for War and Peace reporting' dat
Hindoes en Sikhs onder meer op scholen zouden worden gediscrimineerd.130
In de loop van 2002 is in Herat door Ismael Khan een groeiend aantal restricties en
verboden opgelegd, die op zijn interpretatie van de sharia zijn gebaseerd. Zowel
mannen als vrouwen zijn verplicht niet-westerse, islamitische kleding te dragen.
Vrouwen moeten de burqa of gesloten chadori dragen, terwijl het mannen is
verboden stropdassen te dragen. Alle mannen, zowel Afghanen als buitenlanders,
is het verboden handen te schudden met Afghaanse vrouwen. Afghaanse mannen
mogen ook geen handen schudden met buitenlandse vrouwen. Personen die
`ondeugdelijke misdaden' begaan, zoals bijvoorbeeld het drinken van alcohol,
worden publiekelijk vernederd door hun hoofden kaal te scheren of door hen op de
televisie te kapittelen. Westerse muziek en films mogen niet worden vertoond of
worden verkocht. In oktober 2002 werden verschillende muziek- en videowinkels
gesloten door heropgerichte religieuze politie-eenheden.131 Daarbij werden
honderden video's, muziekcassettes en filmposters in beslag genomen en later
publiekelijk verbrand.132 Het is niet bekend in hoeverre deze restricties worden
afgedwongen en of de maatregelen van structurele aard zijn.
In 2002 hebben politie-eenheden meerdere malen huwelijksfeesten in Kaboel
verstoord, waarbij werd aangegeven dat de muziek die werd gespeeld `illegaal'
127 U.S. Department of State, International Religious Freedom Report 2002: Afghanistan
(Washington, 7 oktober 2002), blz. 3.
128 U.S. Department of State, International Religious Freedom Report 2002: Afghanistan
(Washington, 7 oktober 2002), blz. 6.
129 Zie paragraaf 3.3.2 van het Algemeen ambtsbericht `Situatie in Afghanistan' van 21 juni
2001 met kenmerk DPC/AM-704362.
130 Institute for War and Peace Reporting, maart 2003
131 Onder het Talibanbewind beschikte het ministerie `Ter bevordering van de deugd en ter
voorkoming van de ondeugd' (`Vice and virtue') over eigen religieuze politie-eenheden ter
handhaving van de zeden. Deze eenheden waren berucht voor hun gewelddadige optreden
tegen overtreders van de Taliban-interpretatie van de sharia.
132 Human Rights Watch, All our hopes are crushed: violence and repression in Western
Afghanistan (november 2002).
42
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
was. Bij sommige van deze acties werden de muzikanten gearresteerd en geslagen.
Er zijn berichten dat heropgerichte religieuze (`vice and virtue') eenheden door
Kaboel patrouilleren, waarbij vrouwen zonder burqa en mannen in Westerse
kleding zouden worden geïntimideerd.133 Deze berichten kunnen echter niet
worden bevestigd.
In de provincie Zabol zijn religieuze politie-eenheden actief. Zij hebben zich
schuldig gemaakt aan het intimideren van vrouwen, leraren, journalisten en
kandidaten voor de Loya Jirga. Daarnaast hebben zij winkels in brand gestoken die
videobanden, cassettebandjes en filmposters verkochten.134
In Gardez zijn onbekenden een intimidatie-campagne begonnen door folders te
verspreiden waarin eigenaren van videotheken werden gewaarschuwd te stoppen
met de verkoop van videobanden. Bij een bomexplosie in september 2002 werden
vier videotheken vernietigd en raakten er acht beschadigd.135
3.3.4 Bewegingsvrijheid
Afghaanse burgers hebben het recht om vrij te reizen binnen en buiten
Afghanistan. Reizigers tussen de grote steden in Afghanistan meldden dat
afpersing, roof en gewelddadigheden regelmatig voorkomen, in de meeste
gevallen door gewapende eenheden. Chauffeurs van vrachtwagens en bussen
worden bij militaire controlepunten gedwongen `belasting' te betalen, waarbij
lokale etnische minderheden vaak meer moeten betalen dan anderen. Personen die
weigerden te betalen, liepen het risico uit hun auto's getrokken te worden, te
worden geslagen of te worden gearresteerd.136
In geheel Afghanistan bevinden zich naar schattingen van de VN nog 5 tot 7
miljoen landmijnen en meer dan 750.000 stuks niet-geëxplodeerde munitie,
waarvan het merendeel afkomstig is uit de periode van de Sovjet-bezetting.
Ondanks dat veel mijnenvelden in kaart zijn gebracht, vallen er nog dagelijks
slachtoffers. Tot dusver zouden naar schattingen van de VN ten minste 400.000
133 Human Rights Watch, World report 2003: Asia: Afghanistan., www.hrw.org, geraadpleegd
op 5 februari 2003.
134 Human Rights Watch, World report 2003: Asia: Afghanistan., www.hrw.org, geraadpleegd
op 5 februari 2003.
135 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 6.
136 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 10 en Human Rights Watch, World report 2003: Asia:
Afghanistan., www.hrw.org, geraadpleegd op 5 februari 2003.
43
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
personen zijn gedood of verwond door landmijnen. Voor een overzicht van de in
kaart gebrachte mijnengebieden zie bijlage II.137
Een aparte categorie niet-geëxplodeerde munitie vormen de clusterbommen die
door coalitie-eenheden in de strijd tegen de Taliban en Al Qaida boven
Afghanistan zijn afgeworpen. Volgens het ICRC zijn er tot en met november 2002
ten minste 127 burgerdoden gevallen als gevolg van niet-geëxplodeerde
onderdelen van clusterbommen. Niet-geëxplodeerde clusterbom-onderdelen
blijven burgers doden en vormen een gevaar voor de burgerbevolking.138
De bewegingsvrijheid van vrouwen is beperkt als gevolg van aan hen opgelegde
restricties, die veelal nog zijn gebaseerd op door de Taliban opgelegde regels.139
Overigens waren ook voor het aan de macht komen van de Taliban cultureel
bepaalde restricties van kracht.
3.3.5 Rechtsgang
Het rechtssysteem in Afghanistan kent vele tekortkomingen. De mogelijkheden en
de middelen van het politieapparaat om verdachten van misdrijven te arresteren
zijn beperkter geworden ten opzichte van voorgaande regimes. Daarnaast is de
capaciteit van het rechtssysteem beperkt, daar er onvoldoende opgeleide rechters
zijn. Ook zijn veel gerechtshoven tijdens gewapende conflicten vernietigd of
geplunderd. Het rechtssysteem varieert van gebied tot gebied en wordt sterk
beïnvloed door de lokale autoriteiten.140
Afghanistan kent twee soorten rechtbanken: de algemene rechtbanken en de
speciale rechtbanken. De algemene rechtbanken kennen een indeling naar district,
provincie en hooggerechtshof. Het hooggerechtshof bestaat uit een aantal
afdelingen, waaronder strafrecht, civiel en publiek recht, handelsrecht en recht met
betrekking tot de openbare orde. Binnen de provinciale rechtbanken zijn twee
verschillende categorieën te onderscheiden. De belangrijkste provinciale
rechtbanken bevinden zich in Kaboel, Herat, Kandahar, Nangahar en Balkh en
kennen een indeling naar strafrecht, civiel en publiek recht, handelsrecht, recht
met betrekking tot de openbare orde en verkeersrecht. De overige provinciale
rechtbanken bestaan uit dezelfde afdelingen, met uitzondering van het
verkeersrecht. Ten slotte kent ieder district en iedere stadszone een rechtbank van
137 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 7 en United Nations General Assembly, Situation of
Human Rights in Afghanistan (A/57/309, 13 augustus 2002), blz. 20.
138 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003), blz. 6.
139 Zie paragraaf 3.4.4.
140 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 5.
---
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
eerste aanleg. Kaboel heeft zestien rechtbanken van eerste aanleg. Deze
rechtbanken hebben alleen jurisdictie binnen hun zone.141
Een apart systeem van speciale rechtbanken wordt gevormd door de familie- en
kinderrechtbanken. Vanaf mei 2002 is in Kaboel een kinderrechtbank
operationeel, waarvan de jurisdictie beperkt is tot Kaboel. Er is nog geen
familierechtbank. Vrouwelijke rechters dringen aan op snelle hervorming van het
familierecht, omdat veel wetgeving speciaal de wetgeving inzake scheidingen
discriminerend is jegens vrouwen.142
Volgens de Grondwet van 1964 behoort de loya saranwal (openbare aanklager) tot
de uitvoerende macht. In de wetgeving van de saranwali (bureau van de openbare
aanklager) is bepaald dat de loya saranwal de `persoon van de minister van
Justitie' is. In 1981 werd door de toenmalige regering echter een apart bureau van
de openbare aanklager opgericht. Dit systeem is overgenomen door de huidige
overgangsregering.143
Het bureau van de openbare aanklager wordt, net als alle andere
veiligheidsorganen van de overgangsregering, momenteel gedomineerd door leden
van de Shura-i Nazar.144 De Shura-i Nazar heeft de controle over het huidige
rechtsapparaat.145
De huidige president van het hooggerechtshof, Fazul Hadi Shinwari, is een
voormalig hoofd van een madrassa (Koranschool) in Peshawar en een bondgenoot
van de krijgsheer Abdul Rasul Sayyaf, leider van de Ittehad-i-Islami. Shinwari
werd kort voor de conferentie van Bonn door president Burhanuddin Rabbani
benoemd en daarna in december 2001 en juni 2002 herbenoemd door president
Karzai als leider van respectievelijk de interim-regering en de overgangsregering.
De herbenoeming van Shinwari, een uitgesproken voorstander van de sharia-
wetgeving en lijfstraffen, is kenmerkend voor de grote invloed van de
conservatieven op het staatsvormingsproces. De herbenoeming lijkt ook een
141 International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28
januari 2003), blz. 9 en Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human
Rights report No. 90/2002 (Kaboel, 3 november 2002), blz. 4.
142 International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28
januari 2003), blz. 9.
143 International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28
januari 2003), blz. 9.
144 De Shura-i Nazar is de militaire vleugel van Rabbani's Jamiat-i-islami en bestaat overwegend
uit Tadzjieken uit de Pansjir-vallei. Leden van de Shura-i Nazar zijn momenteel zeer sterk
vertegenwoordigd in de Afghaanse overheid.
145 International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28
januari 2003), blz. 9.
45
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
concessie te zijn geweest aan Sayyaf, wiens factie geen ministerspost kreeg
toebedeeld.146
Er speelt een aantal problemen rond de (her)benoeming van Shinwari. Ten eerste
is hij veel ouder dan de in de Grondwet van 1964 vastgestelde maximum leeftijd
van 60 voor een nieuw-benoemde president van het hooggerechtshof. Daarnaast
heeft hij geen opleiding genoten in het internationaal gangbare recht, hetgeen niet
in overeenstemming is met de onder artikel 105 van de grondwet gestelde
opleidingseisen.147
Shinwari heeft het hooggerechtshof in 2002 sterk uitgebreid met de benoeming
van 137 rechters, veel meer dan de negen die in de Grondwet van 1964 staan
genoemd. Van de benoemde rechters zijn er 36 publiek bekend. De meesten van
hen hebben een minimale opleiding in het islamitisch recht en geen enkele
opleiding in het Afghaanse of het internationaal gangbare recht gevolgd.
Sommigen zijn duidelijk benoemd vanwege hun connecties met politieke leiders.
Shinwari heeft geen enkele vrouw benoemd.148
De benoeming van de conservatieve rechters kan consequenties hebben voor de
lange termijn. In de Grondwet van 1964 is bepaald dat de koning benoemingen
van rechters van het hooggerechtshof pas na tien jaar kan herzien. Daarnaast
kunnen benoemingen ongedaan worden gemaakt door een ingewikkeld proces
waarin twee wetgevingsafdelingen zijn betrokken, die momenteel (nog) niet
bestaan.149
3.3.6 Arrestaties en detenties
De verantwoordelijkheid voor de situatie in de gevangenissen van de centrale
regering in Afghanistan is overgedragen van het ministerie van Binnenlandse
Zaken naar het ministerie van Justitie.150
Volgens het ICRC zijn de leefomstandigheden in gevangenissen en andere
detentiecentra in Afghanistan op sommige plaatsen enigszins verbeterd, alhoewel
zij nog steeds slecht zijn. Meestal is geldgebrek het probleem. De
146 International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28
januari 2003), blz. 10 en Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human
Rights report No. 90/2002 (Kaboel, 3 november 2002), blz. 3.
147 International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28
januari 2003), blz. 10.
148 International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28
januari 2003), blz. 10.
149 International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28
januari 2003), blz. 10.
150 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No.9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003), blz. 11 en Mashhad Voice of Iran, 24 januari 2003.
46
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
gevangenispopulatie van de Sheberghan-gevangenis is teruggebracht van 3000 aan
het begin van 2002 naar 1250 nu, hoewel de gevangenis op 800 is berekend. Van
ondervoeding is niet langer meer sprake. Generaal Dostum, de machthebber in het
gebied, heeft ervoor gezorgd dat er een constante aanvoer van voedsel is. De
omstandigheden in de centrale gevangenis van Kaboel zijn slecht.151
Het ICRC onderscheidt vijf categorieën gevangenen:
1. personen die door de coalitie-eenheden gevangen zijn genomen (gevangen
gehouden op het vliegveld van Baghram, gemiddeld ongeveer 70 tot 80);
2. personen die direct of indirect met betrekking tot de val van het Talibanregime
gevangen zijn genomen (gevangen gehouden in Sheberghan, ongeveer 1300;
in Kabul, ongeveer 350 en in Herat, ongeveer 250);
3. personen die om politieke of veiligheidsredenen gevangen zijn genomen
(aantallen fluctueren afhankelijk van de veiligheidssituatie. Deze personen zijn
meestal gearresteerd door de veiligheidsdienst NDS en ondergebracht in
Kaboel en Kandahar);
4. `normale' criminelen (3000 tot 3500, inclusief personen die in afwachting zijn
van een rechtszaak);
5. personen die in `privé-gevangenissen' zitten (aantal onbekend, gevangen
gehouden door lokale commandanten).152
Bij de genoemde aantallen gevangenen moet worden aangetekend dat gevangenen
tijdens de val van het Talibanbewind uit de diverse gevangenissen zijn ontsnapt of
zijn vrijgelaten.153
Het ICRC brengt regelmatig bezoeken aan alle categorieën gevangenen en
controleert op de aanwezigheid van voedsel, water, dekens en de mogelijkheid tot
het schrijven van brieven. Alle gevangenen worden geregistreerd, met
uitzondering van de gevangenen onder categorie 4 en 5.154
151 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 5; United Nations General Assembly, Situation of Human
Rights in Afghanistan (A/57/309, 13 augustus 2002), blz. 11 en Office of the EU Special
Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002 (Kaboel, 3 november
2002), blz. 5 en 6.
152 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 5 en Office of the EU Special Representative for
Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002 (Kaboel, 3 november 2002), blz. 6.
153 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 6.
154 United Nations General Assembly, Situation of Human Rights in Afghanistan (A/57/309, 13
augustus 2002), blz. 11 en Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human
Rights report No. 90/2002 (Kaboel, 3 november 2002), blz. 6.
47
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
De leeftijd vanaf welke personen verantwoordelijk worden gehouden voor de door
hen begane misdaden is zeven. Als regel dienen kinderen die een misdaad hebben
begaan apart van volwassenen in `correctiecentra' te worden opgesloten. Bij
afwezigheid van zulke centra in Afghanistan, worden kinderen in gevangenissen
opgesloten, maar in een aantal gevallen wel apart gehouden van volwassenen.155
Veel gevangenen hebben geen idee of zij voor de rechter moeten verschijnen.156
Zij zijn niet altijd op de hoogte van de lengte van hun straf. Er worden in de
gevangenissen geen dossiers van de gevangenen aangelegd.157
Verspreid over geheel Afghanistan bevinden zich ongeveer 100 vrouwen in
detentiecentra, waarvan 16 in de gevangenis van Kaboel.158 Vrouwen worden vaak
opgesloten wegens zogeheten `morele misdaden'. Een veel voorkomend geval is
dat een vrouw is verlaten door haar eerste man of dat haar man tijdens de oorlog is
verdwenen. Wanneer de vrouw vervolgens hertrouwt, wordt zij door familieleden
van de eerste man beschuldigt van overspel en aangegeven bij de politie. Het is
niet ongebruikelijk dat in dit soort gevallen ook conflicten rond eigendom een rol
spelen. Van de 16 vrouwen die momenteel de gevangenis van Kaboel bevolken,
zitten er 13 wegens dit soort `misdrijven'.159 Zo zit er een vrouw van 17 jaar oud,
die is verkracht en als gevolg daarvan zwanger is geworden. Zij werd door haar
eigen familie van overspel beschuldigd en opgesloten.160
Volgens het ICRC is geen sprake van buitengerechtelijke executies in
gevangenissen. Wel is in individuele gevallen sprake van foltering in
gevangenissen, maar niet op systematische wijze.161 Zo zouden in Kaboel met
name folteringen plaatsvinden in het gebouw waar tijdens het communistische
regime de Sederat162 was gehuisvest en een gevangenis die bekend staat als D2.
155 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 6.
156 Dit geldt voor alle vijf genoemde categorieën gevangenen.
157 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 6.
158 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 12.
159 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Special report on Kabul Jail
women's section No 5/2003 (Kaboel, 2 februari 2003).
160 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 12; United Nations General Assembly, Situation of
Human Rights in Afghanistan (A/57/309, 13 augustus 2002), blz. 11 en Office of the EU
Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002 (Kaboel, 3
november 2002), blz. 6.
161 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 6.
162 De Sederat was tijdens het communistische regime het kantoor van de minister-president. Dit
kantoor was een partijorgaan dat boven alle ministeries stond. In dit gebouw bevond zich ook
48
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Beide gebouwen worden momenteel gebruikt als detentiecentrum door de
veiligheidsdienst NDS.163
Lokale politiefunctionarissen zouden door burgers zijn omgekocht in ruil voor hun
vrijlating uit de gevangenis of ter voorkoming van hun arrestatie.164
Na een ontmoeting tussen Afghaanse en Pakistaanse regeringsafgevaardigden in
Islamabad, zijn in de loop van augustus en september 2002 honderden
buitenlanders vrijgelaten, die aan de zijde van de Taliban en Al Qaida hebben
gestreden. De meeste van hen waren Pakistanen. Er zouden nog altijd meer dan
2000 Pakistanen vastzitten in detentiecentra verspreid over geheel Afghanistan.165
In de aanloop naar de Loya Jirga in juni 2002 hebben eenheden van Ismael Khan
in de provincie Herat en diverse naburige provincies kandidaten voor de Loya
Jirga gearresteerd. In bijna alle districten in Herat hebben eenheden van het leger,
de veiligheidsdienst of de politie van Khan het Loya Jirga proces gehinderd. Ook
na de Loya Jirga zijn opposanten van Khan door diens troepen gearresteerd. Het
aantal arrestaties in de provincie Herat na de Loya Jirga is teruggelopen.166
3.3.7 Mishandeling en foltering
Politiekorpsen in het hele land en met name in Herat, Kaboel en Kandahar hebben
zich tijdens de verslagperiode regelmatig schuldig gemaakt aan mishandeling en
foltering van verdachten van misdrijven, met name tijdens de verhoorperiodes. Op
het politiebureau van Herat zijn hiervoor speciale folterkamers ingericht. De
folteringen lopen uiteen van mishandeling waarbij verdachten worden geschopt
en geslagen en/of worden bewerkt met takken met doornen, houten knuppels,
kabels en geweerkolven tot meer ingewikkelde foltertechnieken, zoals het
ondersteboven hangen en het afranselen van verdachten tot aan het toedienen van
elektrische schokken via draden die aan de tenen en duimen zijn bevestigd.167
een detentiecentrum waar arrestanten van de veiligheidsdienst, politie en leger werden
gebracht voor verhoor en marteling. Het was algemeen bekend dat in de Sederat bij
ondervragingen stelselmatig misdrijven tegen de menselijkheid werden begaan.
163 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 9/2002
(Kaboel, 25 maart 2003), blz. 12.
164 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 4.
165 Economist Intelligence Unit, Country Report Afghanistan (november 2002), blz. 10.
166 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 11 en Human Rights Watch, All our hopes are crushed:
violence and repression in Western Afghanistan (november 2002).
167 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 9/2002
(Kaboel, 25 maart 2003), blz. 6; U.S. Department of State, Country reports on human rights
practices 2002: Afghanistan (Washington, 31 maart 2003), blz. 4; Amnesty International,
Police reconstruction essential for the protection of human rights (Kaboel, 12 maart 2003) en
49
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Ook de veiligheidsdienst NDS heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en
foltering van verdachten. Volgens het ICRC is het onthouden van slaap aan
verdachten een veel gebruikte foltermethode door de NDS. De NDS zou zich via
zijn regionale kantoren regelmatig mengen in normaal politiewerk, om op die
manier invloed uit te oefenen op strijdgroepen van lokale krijgsheren. Daarbij
zouden regelmatig verdachten worden gefolterd.168
In veel gebieden in Afghanistan wordt de lokale bevolking geïntimideerd door
troepen van lokale krijgsheren. Het gaat daarbij om afpersing van bedrijven,
boeren, handelaars en etnische minderheden; manipulatie van kiezers en
afgevaardigden tijdens het Loya Jirga-proces door bedreigingen en geweld;
herinvoering van restricties uit de Taliban tijdperk met betrekking tot
werkgelegenheid en onderwijs voor vrouwen; en het begaan van
oorlogsmisdrijven jegens zowel burgers als Taliban- en Al Qaida-eenheden.169 De
krijgsheren zijn gevrijwaard van enige vorm van strafvervolging en zijn derhalve
in staat ongelimiteerd de bevolking lastig te vallen en te intimideren en opposanten
uit te schakelen.170
Ten minste twee personen die eind 2001 getuige zijn geweest van de massamoord
die onder aanhangers van de Taliban- en Al Qaida was aangericht171, zijn door
troepen van Abdul Rashid Dostum gearresteerd en daarna geïntimideerd en
gemarteld. Eén van de getuigen was een vrachtwagenchauffeur, die betrokken is
geweest bij het transport van de Talibangevangenen. De getuigen zijn in november
2002 `op humanitaire gronden' vrijgelaten, nadat medewerkers van het Rode Kruis
en onderzoekers van de VN hen in de gevangenis van Sheberghan hadden
geïnterviewd.172
Troepen van de Oezbeekse Junbish-i-Melli onder leiding van Abdul Rashid
Dostum, de overwegend Tadzjiekse Jamiat-i-Islami in het noorden onder leiding
Human Rights Watch, All our hopes are crushed: violence and repression in Western
Afghanistan (november 2002).
168 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003), blz. 6 en Amnesty International, Police reconstruction essential for
the protection of human rights (Kaboel, 12 maart 2003).
169 Het gaat hierbij onder meer om het bewust doden van burgers, het bewust vernietigen van
eigendom en het veroorzaken van ontheemdenstromen (U.S. Department of State, Country
reports on human rights practices 2002: Afghanistan (Washington, 31 maart 2003), blz. 7).
170 Human Rights Watch, World report 2003: Asia: Afghanistan, www.hrw.org, geraadpleegd op
5 februari 2003.
171 Zie paragraaf 3.3.9.
172 Human Rights Watch, World report 2003: Asia: Afghanistan, www.hrw.org, geraadpleegd op
5 februari 2003 en K. Troy, `Life and death with warlords', in: Far Eastern Economic Review
(12 december 2002), blz. 24.
50
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
van Ustad Mohammad Atta en de overwegend Hazara Hezb-i-Wahdat in het
noorden onder leiding van Mohammad Mohaqeq hebben in de laatste maanden
van 2001 en de eerste maanden van 2002 systematisch en op grote schaal
aanvallen uitgevoerd op de Pashtunbevolking in het noorden van Afghanistan. De
Pashtunbevolking werd geassocieerd met de Taliban, die overwegend uit Pashtuns
bestond. Tijdens de aanvallen werden huizen geplunderd en vernietigd, mannen en
jongens geslagen en in sommige gevallen vermoord. Als gevolg van de aanvallen
zijn veel Pashtuns hun dorpen ontvlucht naar clangenoten in Pakistan en naar
ontheemdenkampen in het westen en zuiden van Afghanistan.173 Volgens
UNAMA hebben zich in de afgelopen (winter)maanden geen nieuwe incidenten
rond de Pashtunbevolking in het noorden voorgedaan.
Tijdens de aanval in augustus 2002 van troepen van Ismael Khan op de lokale
Pashtun krijgsheer Karmez174 in de provincie Ghor zouden huizen van Pashtuns
zijn geplunderd. Troepen van Khan zouden al eerder in 2002 huizen van
Pashtunfamilies in Ghor hebben geplunderd. Ook zouden vrouwen in hun huizen
zijn verkracht.175
Sommige soldaten van Karmez werden in september 2002 door troepen van Khan
ondergebracht in gevangenissen in de provincie Ghor, anderen in de stad Herat.
Enkele gevangen die werden vrijgelaten hebben tegen VN-medewerkers verklaard
door troepen van Khan te zijn gemarteld.176
Militairen en Amniat177-eenheden in de provincie Herat hebben zich gedurende
2002 meerdere malen schuldig gemaakt aan mishandelingen, folteringen en
arbitraire arrestaties jegens personen die verdacht werden van zowel politieke als
commune delicten. Op de compound van de Amniat-eenheden worden regelmatig
folteringen begaan.178
173 United Nations General Assembly, Situation of Human Rights in Afghanistan (A/57/309, 13
augustus 2002), blz. 10 en Human Rights Watch, World report 2003: Asia: Afghanistan.,
www.hrw.org, geraadpleegd op 5 februari 2003. Zie ook paragraaf 3.3.9.
174 Zie paragraaf 3.3.9.
175 Human Rights Watch, All our hopes are crushed: violence and repression in Western
Afghanistan (november 2002).
176 Human Rights Watch, All our hopes are crushed: violence and repression in Western
Afghanistan (november 2002).
177 Veiligheidsdienst van Ismael Khan.
178 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 4; Office of the EU Special Representative for
Afghanistan, Human Rights report No. 9/2003 (Kaboel, 25 maart 2003), blz. 6 en Human
Rights Watch, All our hopes are crushed: violence and repression in Western Afghanistan
(november 2002).
51
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
In het zuiden van Afghanistan, nabij Kandahar, hebben troepen van diverse
krijgsheren zich schuldig gemaakt aan afpersing en beroving van dorpsbewoners.
Daarnaast zijn troepen in en rond Kandahar herhaaldelijk beschuldigd van het
stelen van geld, auto's, motoren en andere waardevolle zaken van de lokale
bevolking, vaak op gewelddadige wijze.179
3.3.8 Verdwijningen
Er zijn geen gevallen bekend van recente, politiek gemotiveerde verdwijningen.
Wel is in heel Afghanistan sprake van ontvoeringen voor losgeld of als
intimidatiemethode.
Onder de voorgaande regimes zijn veel personen verdwenen, hetgeen nog altijd
grote gevolgen heeft voor de achtergebleven familieleden. Een vrouw van wie de
man wordt vermist mag volgens de gangbare interpretaties van de sharia pas op
hoge leeftijd opnieuw trouwen. Ook hebben verdwijningen nog altijd gevolgen
voor erfenissen van land en bezit.180
3.3.9 Buitengerechtelijke executies en moorden
Onlangs is meer informatie bekend geworden over executies van Taliban- en Al
Qaida-aanhangers die kort na de val van het Talibanbewind hebben
plaatsgevonden. Eind 2001 zijn ten minste 1000 gevangen genomen Taliban- en
Al Qaida-aanhangers gestikt in zeecontainers, die werden gebruikt om hen te
transporteren naar de gevangenis in Sheberghan. Deze methode werd in de jaren
negentig vaker in noord-Afghanistan aangewend om massa-executies uit te
voeren.181 De doden zijn begraven in een massagraf in Dasht-i-Leili, net buiten
Sheberghan.182
In het Chimtal district nabij Mazar-i-Sharif werden begin 2002 in het dorp Bargah-
i-Afghani 37 burgers (Pashtuns) vermoord door troepen van Hezb-i-Wahdat en
Jamiat-i-Islami, voor zover bekend het hoogste aantal opzettelijk gedode burgers
179 United Nations General Assembly, Situation of Human Rights in Afghanistan (A/57/309, 13
augustus 2002), blz. 10 en Human Rights Watch, World report 2003: Asia: Afghanistan.,
www.hrw.org, geraadpleegd op 5 februari 2003.
180 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 5.
181 Ook in Kaboel is deze methode kort na de val van het Talibanbewind toegepast. Hiervan
getuigen nog enkele in Kaboel aanwezige opengereten zeecontainers.
182 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 3; Human Rights Watch, World report 2003: Asia:
Afghanistan., www.hrw.org, geraadpleegd op 5 februari 2003 en K. Troy, `Life and death
with warlords', in: Far Eastern Economic Review (12 december 2002), blz. 24.
52
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
sinds de val van het Talibanbewind. Ook in andere dorpen in het noorden zouden
bij de aanval op Pashtundorpen doden zijn gevallen.183
Gedurende geheel 2002 en begin 2003 vonden in het hele land diverse
bomaanslagen plaats, waarbij ook burgerslachtoffers vielen. Zo vonden
bijvoorbeeld op 5 september 2002 ongeveer 35 personen de dood nadat in Kaboel
een autobom was geëxplodeerd. In februari en maart 2003 kwamen ten minste 20
burgers om bij diverse bomaanslagen in Kandahar.184 Op 7 maart 2003 werd een
Afghaanse tolk gedood bij een bomaanslag op ISAF in Kaboel.185 Niemand heeft
de verantwoordelijkheid voor deze aanslagen opgeëist. Onderzoek naar de
toedracht rond de bomaanslagen wordt bemoeilijkt door de veiligheidssituatie en
het gebrek aan een goed functionerend politiekorps. Als gevolg daarvan zijn geen
betrouwbare cijfers voorhanden over aantallen (burger)slachtoffers.186
In mei en juni 2002 werden diverse berovingen en moorden van lokale Afghanen
gemeld in de zuidelijke provincies Kandahar en Helmand.187
In de aanloop naar de Loya Jirga in juni 2002 zijn in de provincie Ghor drie
gedelegeerden voor de Loya Jirga vermoord. Ten minste één van deze moorden is
begaan door de troepen van een commandant die loyaal is aan krijgsheer Ismael
Khan.188
In augustus 2002 zijn bij een aanval van troepen van Ismael Khan op de lokale
Pashtun-commandant in de provincie Ghor, Karim Karmez, burgers vermoord en
anderen gearresteerd. In totaal zouden tijdens de gevechten 70 doden zijn gevallen,
waaronder burgers. Khan zou na de Loya Jirga een niet-aanvalsverdrag met
Karmez hebben gesloten. Troepen van Khan verbraken deze overeenkomst door in
augustus 2002 aanvallen uit te voeren op checkpoints en posities van Karmez.
Tijdens deze aanval zou Karmez zijn gedood. Troepen van Khan zouden tijdens de
operatie een aantal van Karmez' manschappen en een aantal familieleden van
183 Human Rights Watch, World report 2003: Asia: Afghanistan., www.hrw.org, geraadpleegd
op 5 februari 2003. Zie ook paragraaf 3.3.7.
184 Reuters, 3 maart 2003.
185 Zie ook paragraaf 2.3.6.
186 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 3.
187 United Nations General Assembly, Situation of Human Rights in Afghanistan (A/57/309, 13
augustus 2002), blz. 10.
188 Human Rights Watch, All our hopes are crushed: violence and repression in Western
Afghanistan (november 2002).
53
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Karmez hebben gearresteerd. De vrouw en kinderen van Karmez zouden tijdens
een granaataanval op zijn huis zijn gedood.189
Een opstand van studenten op 12 en 13 november 2002 werd bloedig neergeslagen
door Afghaanse politie-eenheden, waarbij vijf doden en 41 gewonden vielen.
Politieagenten sloegen de studenten aanvankelijk met knuppels en geweerkolven,
maar openden het vuur nadat zij met stenen werden bekogeld. De studenten gingen
de straat op nadat het eten in de kantine van de Universiteit van Kaboel op was,
hetgeen al meerdere keren eerder was voorgevallen. Ook eisten zij een verbetering
van hun woonomstandigheden (in een studentenhuis voor 800 studenten wonen
momenteel 2671 personen) en een constante elektriciteitstoevoer. De
politieautoriteiten probeerden aanvankelijk het incident af te doen met het
argument dat de protesten politiek gemotiveerd waren en waren georganiseerd
door aanhangers van Al Qaida of de Taliban. President Karzai daarentegen beval
een officieel onderzoek naar de toedracht van het gebeurde en beloofde de
studenten hun woonomstandigheden te verbeteren. Tot op heden is het onderzoek
echter nog niet afgerond en zijn de leefomstandigheden van de studenten niet of
nauwelijks verbeterd.190 Tijdens een recent bezoek van de Speciale
Vertegenwoordiger voor Afghanistan van de EU aan de universiteitscampus
meldden studenten dat zij in de gaten werden gehouden door de veiligheidsdienst
NDS. Studenten die deelnemen aan normale studentenactiviteiten worden door de
NDS gevolgd en lastig gevallen.191
In grote delen van de Afghaanse samenleving komen eerwraak en eremoorden
voor. Het gaat hierbij met name om de vergelding van de dood van een familielid
en de verdediging van de eer van de (vrouwen van de) familie. Eerwraak is een
uiterst complex en eeuwenoud facet van de Afghaanse cultuur. Het ontkomen aan
eerwraak hangt onder meer af van het vergrijp zelf, onder welke omstandigheden
het vergrijp heeft plaatsgevonden en wie erbij betrokken waren. Vaak wordt
bloedgeld betaald of worden dochters afgestaan.
3.3.10 Doodstraf
De Grondwet van 1964 en het wetboek van strafrecht van 1976 voorzien in het
opleggen van de doodstraf. Om de doodstraf daadwerkelijk uit te kunnen voeren is
volgens de Grondwet van 1964 de handtekening van de koning vereist. Omdat
189 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 3 en Human Rights Watch, All our hopes are crushed:
violence and repression in Western Afghanistan (november 2002).
190 Institute for War and Peace Reporting, `Afghan recovery report', 10 januari 2003 en U.S.
Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 3.
191 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No.9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003), blz. 10.
54
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
volgens het Akkoord van Bonn de artikelen uit de Grondwet die betrekking
hebben op de monarchie niet langer van kracht zijn, is nu de handtekening van
president Karzai vereist om een dergelijk vonnis te bekrachtigen.192
In 2002 zijn twee personen ter dood veroordeeld. Geen van beide vonnissen is
door president Karzai bekrachtigd.193 De doodstraf is in beide gevallen nog niet
voltrokken.
Een van de ter dood veroordeelde personen is de oorlogsmisdadiger Abdullah
Shah (bijgenaamd `Zardad's dog'), een voormalige bondgenoot van de krijgsheren
Sayyaf en Zardad (een voormalige commandant onder Hekmatyar's Hezb-i-
Islami). Hij werd voor de rechtbank gedaagd op beschuldiging van moord,
ontvoeringen en massamoorden. Enerzijds is het een doorbraak dat er een proces
tegen een mensenrechtenschender, tegen wie overweldigend bewijs bestond, heeft
plaatsgevonden. Anderzijds voldeed het proces niet aan internationale
strafprocesrechtelijke normen. Zo zouden de rechters zijn omgekocht, werd het
proces op televisie uitgezonden en had Shah geen recht op verdediging. Op 16
september 2002 werd Abdullah Shah door de Nationale Veiligheidsrechtbank ter
dood veroordeeld. Shah heeft nog het recht om tegen deze beslissing in beroep te
gaan.194
Er is geen informatie voorhanden over de andere ter dood veroordeelde.
Het is niet uitgesloten dat door rechtbanken in die delen van Afghanistan waar
krijgsheren de scepter zwaaien de doodstraf wordt opgelegd en zonder uitputting
van alle rechtsmiddelen wordt uitgevoerd. Zo komen uit de noordelijke provincie
Badakshan onbevestigde berichten dat eind 2002 14 personen publiekelijk zouden
zijn geëxecuteerd. Volgens UNAMA zijn er in dezelfde provincie in het dorp
Shari Sabz in het Shuki district begin november 2002 twee vrouwen publiekelijk
geëxecuteerd, nadat zij waren beschuldigd van overspel of illegale seksuele
relaties. De executies zouden zijn goedgekeurd door de dorpsmullah.195
192 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No.9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003), blz. 5; Office of the EU Special Representative for Afghanistan,
Human Rights report No. 90/2002 (Kaboel, 3 november 2002), blz. 3.
193 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No.9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003).
194 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 5 en Office of the EU Special Representative for
Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002 (Kaboel, 3 november 2002), blz. 3.
195 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No.9/2003
(Kaboel, 25 maart 2003), blz. 5
---
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
3.4 Positie van specifieke groepen
3.4.1 Opposanten
Personen die openlijk de macht van lokale machthebbers of de (lokale
vertegenwoordigers van de) centrale regering binnen en buiten Kaboel bekritiseren
of die gezien worden als een mogelijke bedreiging hiervan, hebben op zijn minst
intimidatie te vrezen van de zijde van desbetreffende lokale machthebber of de
(lokale vertegenwoordigers van de) centrale regering.196
Opposanten van krijgsheer Ismael Khan in Herat hebben te vrezen voor geweld en
intimidatie. Zijn gewapende eenheden en agenten hebben zich sinds de val van het
Talibanbewind schuldig gemaakt aan bedreigingen, willekeurige arrestaties en
pesterijen en hebben leden van beginnende maatschappelijke groeperingen
geslagen. Door Khan worden stelselmatig infiltranten in maatschappelijke
groeperingen geplaatst met als doel informatie te verzamelen over politieke
tegenstanders en het beperken van de onafhankelijkheid van de betreffende
groepen.197
3.4.2 Teruggekeerde vluchtelingen
In sommige delen van Afghanistan zijn teruggekeerde vluchtelingen en
ontheemden het slachtoffer geworden van intimidatie en discriminerende
behandelingen. Dit was met name het geval wanneer de terugkerende bevolking
tot een etnische minderheid behoorde.198 Zie voorts onder 3.4.3 etnische groepen.
3.4.3 Etnische groepen
De bevolking van Afghanistan bestaat uit meer dan 20 etnische groeperingen,
waarvan de grootste groep de Pashtuns (ongeveer 38 procent) betreft. Andere
belangrijke bevolkingsgroepen zijn de Tadzjieken (ongeveer 25 procent), de
Hazara's (ongeveer 19 procent), de Oezbeken (ongeveer 6 procent) en de
Turkmenen (niet bekend, maar minder dan 6 procent).199
De etnische achtergrond heeft in Afghanistan vaak een rol gespeeld bij de strijd
om de macht. Als gevolg daarvan zijn veel oorlogen in Afghanistan langs etnische
scheidslijnen gevoerd. De ergste mensenrechtenschendingen zijn in het recente
verleden gepleegd bij conflicten tussen etnische groeperingen.200
196 Zie de voorbeelden in geheel paragraaf 3.3.
197 Human Rights Watch, All our hopes are crushed: violence and repression in Western
Afghanistan (november 2002).
198 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 13, 14.
199 W. Vogelsang, Afghanistan, een geschiedenis (Amsterdam 2002), blz. 45 - 50.
200 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 14.
56
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Pashtuns
De Pashtuns vormen de grootste etnische groep in Afghanistan. Zij leven
voornamelijk in het zuiden, oosten en westen van Afghanistan. De meeste
Pashtuns zijn soenniet, een kleine minderheid sjiiet.
De Pashtuns hebben traditioneel de leiders van Afghanistan geleverd. Echter,
momenteel worden zij geassocieerd met het verdreven Talibanregime, dat
voornamelijk uit Pashtuns bestond. Vooral in het noorden en westen van
Afghanistan waar Pashtuns een minderheid vormen, zijn zij in 2002 het slachtoffer
geworden van moorden, foltering, seksueel geweld, ontvoeringen, plunderingen en
afpersing.201 Als gevolg daarvan zijn in 2002 naar schattingen van de VN en ngo's
tienduizenden Pashtuns vanuit het noorden gevlucht naar zuid-Afghanistan, Iran
en Pakistan.202 Zij zijn nog niet naar hun woongebieden teruggekeerd.
De Pashtuns zijn in de huidige regering ondervertegenwoordigd. Daarnaast is een
deel van de Pashtun-bevolking teleurgesteld over het feit dat de voormalige koning
Zahir Shah tijdens de Loya Jirga politiek buiten spel is gezet.203
Terugkeer naar de noordwestelijke provincies204 brengt een risico met zich mee
voor Pashtuns. Om de terugkeer naar het noorden te verbeteren is, mede op
initiatief van generaal Dostum, een Terugkeercommissie voor het noorden
ingesteld onder voorzitterschap van minister voor repatriëring en vluchtelingen,
Nazari. In de leidinggevende raad van de commissie hebben ook generaal Dostum,
commandant Atta en de woordvoerder van de Hezb-i-Wahdat in het noorden,
Saeedi zitting, evenals vertegenwoordigers van UNAMA en UNHCR.205 Na
gesprekken tussen generaal Dostum en leiders van ontheemde Pashtuns in het
zuiden, zijn afspraken gemaakt over meer politieke participatie van de Pashtun-
minderheid in het noorden, betere bescherming tegen intimidatie en de teruggave
201 Zie: Human Rights Watch, Paying for the Taliban's crimes: abuses against etnic Pashtuns in
northern Afghanistan (9 april 2002), Human Rights Watch briefing paper, On the precipe:
insecurity in northern Afghanistan (juni 2002) en Office of the EU Special Representative for
Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002 (Kaboel, 3 november 2002), blz. 15.
202 United Nations General Assembly, Situation of Human Rights in Afghanistan (A/57/309, 13
augustus 2002), blz. 3, 9, 10; Human Rights Watch, Paying for the Taliban's crimes: abuses
against etnic Pashtuns in northern Afghanistan (9 april 2002) en Human Rights Watch, All
our hopes are crushed: violence and repression in Western Afghanistan (november 2002).
203 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 15.
204 Het betreft de provincies Badghis, Balkh, Faryab, Jowzjan, Samangan en Sar-i-Pol.
205 International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional justice (28
januari 2003), blz. 14.
57
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
van land.206 De commissie is tot dusver eenmaal bijeen geweest. Alhoewel er een
onbekend, maar klein aantal Pashtuns inmiddels naar het noorden is teruggekeerd,
vinden velen het nog te onveilig om terug te keren. De meeste problemen doen
zich nog voor in de gebieden waar generaal Dostum aan de macht is.
Tadzjieken
Het woongebied van de Tadzjieken ligt voornamelijk in het noorden en
noordoosten van Afghanistan. Tadzjieken zijn overwegend soennitisch, een klein
deel behoort tot de ismaelieten.
De Tadzjieken vormen momenteel de dominante politiek-militaire kracht in
Afghanistan. Zij, en met name degenen die banden hebben met de Shura-i-Nazar,
zijn sterk vertegenwoordigd in de centrale overgangsregering en in de
regeringsorganen. De Shura-i-Nazar heeft in november 2001 de hoofdstad Kaboel
bevrijd en werkt nauw samen met de Amerikaanse troepen in Afghanistan.
Oezbeken
Oezbeken wonen voornamelijk in het noorden van Afghanistan, tegen de grens
met Oezbekistan.
Er zijn geen aanwijzingen dat Oezbeken momenteel van regeringswege of
anderszins te vrezen hebben voor geweld of intimidaties enkel op grond van hun
etniciteit.
Hazara's
De Hazara's leven voornamelijk in centraal en west-Afghanistan. De Hazara's zijn
overwegend sjiiet. In tegenstelling tot de meeste andere bevolkingsgroepen in
Afghanistan, hebben Hazara's Mongoolse gelaatstrekken.207 Een klein deel
behoort tot de ismaelieten. Hazara's zijn in het verleden vaak het slachtoffer
geweest van discriminatie op zowel religieuze als raciale gronden. Tijdens het
Talibanregime resulteerde dit in misstanden jegens de Hazara-bevolking in met
name centraal Afghanistan.208
Omdat de Hazara's een belangrijk aandeel hebben geleverd in de overwinning op
de Taliban is de situatie van Hazara's in met name Kaboel verbeterd. De Hazara-
206 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 14.
207 Ook de Oezbeken en Turkmenen hebben Mongoolse gelaatstrekken, maar zijn over het
algemeen te onderscheiden van Hazara's.
208 Zie paragraaf 3.3.9 van het Algemeen ambtsbericht `Situatie in Afghanistan' van 21 juni
2001 met kenmerk DPC/AM-704362.
58
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
bevolking is meer dan in het verleden vertegenwoordigd in de
overheidsinstituties.209
In centraal Afghanistan kan terugkeer van Hazara-vluchtelingen problemen
opleveren, indien ze tot de Akbari-factie van de Hezb-i-Wahdat behoren. Voor hen
is het niet altijd veilig om terug te keren. De Akbari-factie heeft voor enige tijd de
Taliban gesteund.
Turkmenen
De Turkmeense bevolkingsgroep leeft in noordwest Afghanistan, tegen de grens
met Turkmenistan.
Er zijn geen aanwijzingen dat Turkmenen momenteel van regeringswege of
anderszins te vrezen hebben voor geweld of intimidaties enkel op grond van hun
etniciteit.
3.4.4 Vrouwen
Veel vrouwen en meisjes in met name de steden in Afghanistan hebben
geprofiteerd van het verdwijnen van de door de Taliban ingestelde restricties. Het
is vrouwen weer toegestaan onderwijs te volgen en te werken. Sommige vrouwen
zijn er zelfs in geslaagd belangrijke bestuursposten te bemachtigen op zowel
lokaal als centraal niveau.
Echter, vanwege de aanhoudende onveiligheid in het land en de bedreigingen van
fundamentalistische groeperingen, blijven veel vrouwen vrezen voor hun
veiligheid en blijven zij derhalve de allesbedekkende burqa of chadori dragen.
Alhoewel vrouwen en meisjes werken en onderwijs volgen, blijven veel vrouwen
gemarginaliseerd in Afghanistan als gevolg van voortdurende discriminatie en
restricties die worden opgelegd door zowel overheids- als niet-overheidsorganen.
De situatie is met name slecht in het westen en zuiden van Afghanistan. Als
gevolg van de bedreigingen en het geweld jegens vrouwen en meisjes worden zij
niet in staat gesteld volledig deel te nemen aan het publieke leven in Afghanistan,
juist nu het land zich op een kritisch moment in zijn geschiedenis bevindt.210
In veel gebieden in Afghanistan en met name op het platteland worden Afghaanse
vrouwen en meisjes nog altijd het slachtoffer van bedreigingen en geweld voor het
209 Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002
(Kaboel, 3 november 2002), blz. 14, 15.
210 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 12; Human Rights Watch, World report 2003: Asia:
Afghanistan., www.hrw.org, geraadpleegd op 5 februari 2003 en United Nations Economic
and Social Council, The situation of women and girls in Afghanistan (E/CN.6/2003/4, 23
januari 2003), blz. 4.
59
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
niet naleven van voormalige Taliban-voorschriften op het gebied van gedrag en
kleding, vrijheid van meningsuiting en bewegingsvrijheid. Er zijn berichten over
vrouwen die om morele redenen door familieleden zijn vermoord. Alhoewel deze
praktijken bekend zijn bij de (lokale) autoriteiten, is geen actie ondernomen om
deze moorden te onderzoeken.211 Vrouwen en meisjes in de provincies Zabol en
Kandahar voelden zich na de heropening van de meisjesscholen in maart 2002
bedreigd door de aanwezigheid van soldaten die verbonden waren met de Taliban.
In een aantal gevallen zouden deze soldaten de vrouwen hebben bedreigd of
hebben aangevallen. In oktober 2002 werden diverse meisjesscholen in het
centrum en oosten van Afghanistan vernietigd door deze buiten schooltijd in brand
te steken of met raketten te bestoken. In het westen van Afghanistan werd het
vrouwen niet toegestaan samen met buitenlandse mannen in een auto te rijden.
Daarnaast werden enkele Afghaanse vrouwen die werkzaam waren bij
internationale organisaties in Herat lastig gevallen en geïntimideerd, waarbij zij
gedwongen werden hun gezicht met hun burqa's te bedekken. In oktober en
november 2002 verslechterde de situatie voor vrouwen in Herat verder. Niet
verwante mannen en vrouwen die samen werden gezien, werden door de politie
gearresteerd. Voorts zijn er berichten dat vrouwen en meisjes naar een ziekenhuis
zouden zijn gebracht, waar politieagenten artsen bevalen te onderzoeken of zij
recent geslachtsgemeenschap hadden gehad.212 Alhoewel in dit laatste geval
sprake is van incidenten, zijn de omstandigheden waaronder deze incidenten zich
hebben voorgedaan nog niet gewijzigd, zodat er een risico op herhaling bestaat.
Overigens waren ook voor het aan de macht komen van de Taliban cultureel
bepaalde restricties van kracht.
Tijdens de aanvallen op de Pashtunbevolking in het noorden van Afghanistan213
hebben troepen van Junbish-i-Melli, Jamiat-i-Islami en Hezb-i-Wahdat zich
schuldig gemaakt aan seksueel geweld tegen Pashtunvrouwen en -meisjes,
waaronder groepsverkrachtingen.214
211 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 12; Office of the EU Special Representative for
Afghanistan, Human Rights report No. 90/2002 (Kaboel, 3 november 2002), blz. 10 en
United Nations Economic and Social Council, The situation of women and girls in
Afghanistan (E/CN.6/2003/4, 23 januari 2003), blz. 12 en 13.
212 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 12 en 13; Human Rights Watch, World report 2003: Asia:
Afghanistan., www.hrw.org, geraadpleegd op 5 februari 2003; Human Rights Watch, "We
want to live as humans", repression of women and girls in Western Afghanistan (december
2002) en United Nations Economic and Social Council, The situation of women and girls in
Afghanistan (E/CN.6/2003/4, 23 januari 2003), blz. 12 en 13.
213 Zie paragraaf 3.3.7.
214 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 13; United Nations General Assembly, Situation of
Human Rights in Afghanistan (A/57/309, 13 augustus 2002), blz. 17; Human Rights Watch,
World report 2003: Asia: Afghanistan., www.hrw.org, geraadpleegd op 5 februari 2003;
60
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Ook vrouwen en meisjes van andere etniciteiten werden slachtoffer van seksueel
geweld in en rond Mazar-i-Sharif. Nadat in mei en juni 2002 de gewelddadigheden
tegen de Pashtunbevolking afnamen, werden enkele vrouwen in een
ontheemdenkamp nabij Mazar-i-Sharif seksueel misbruikt. Dit gebeurde met name
nadat troepen van Jamiat-i-Islami het kamp hadden bezet.215 De troepen van
Jamiat-i-Islami houden het kamp niet langer bezet, maar zijn in de buurt van het
kamp gelegerd en zouden nog wel een bedreiging vormen voor de kampbewoners.
Volgens de wet dienen vrouwen toestemming te krijgen van een mannelijk
familielid voor het aanvragen van een paspoort. Ook is het vrouwen verboden het
huis te verlaten zonder door een mannelijk familielid te worden begeleid.216
3.4.5 Ex-communisten
Volgens UNHCR is de situatie met betrekking tot ex-communisten en personen
die met het communistische regime geassocieerd worden nog niet geheel duidelijk.
Alhoewel zij van de zijde van de overgangsregering niet te vrezen hebben, lopen
zij toch een risico slachtoffer te worden van mensenrechtenschendingen als zij
geen bescherming genieten van invloedrijke facties of stammen. De mate waarin
zij risico lopen, hangt af van verschillende factoren, waaronder: 1) de mate waarin
zij met de communistische ideologie worden geïdentificeerd; 2) de rang of positie
die zij ten tijde van het communistische regime hebben bekleed en 3) de banden
die familieleden met communisten onderhielden.
In deze context is het noemenswaardig dat zowel de overgangsregering als de
regionale en lokale autoriteiten worden gedomineerd door voormalige
mudjahedin-facties en enkele aanhangers van de koning.
De volgende groepen lopen mogelijk risico, indien zij geen banden onderhouden
met de huidige invloedrijke islamitische en politieke partijen of stammen:
· personen die een hoge rang of positie hebben bekleed binnen de
Democratische Volkspartij van Afghanistan (DVPA), ongeacht of zij tot de
Human Rights Watch, "We want to live as humans", repression of women and girls in
Western Afghanistan (december 2002), blz. 7 en United Nations Economic and Social
Council, The situation of women and girls in Afghanistan (E/CN.6/2003/4, 23 januari 2003),
blz. 13.
215 United Nations General Assembly, Situation of Human Rights in Afghanistan (A/57/309, 13
augustus 2002), blz. 17; Human Rights Watch, World report 2003: Asia: Afghanistan.,
www.hrw.org, geraadpleegd op 5 februari 2003; Human Rights Watch, "We want to live as
humans", repression of women and girls in Western Afghanistan (december 2002), blz. 7 en
United Nations Economic and Social Council, The situation of women and girls in
Afghanistan (E/CN.6/2003/4, 23 januari 2003), blz. 13.
216 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 10.
61
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Parcham of Khalq-factie hebben behoord.217 De meeste leden van de DVPA
woonden in Kaboel of in een van de andere steden gedurende de
communistische periode. Zij lopen alleen risico indien zij bij gewapende
facties als ex-communist bekend staan. Tot deze groep behoren onder meer: 1)
leden van het Centrale Comité of de provinciale- of districtscomités; 2)
sommige leiders en andere hooggeplaatste personen van sociale organisaties
als de Democratische Jeugd Organisatie of de Democratische Vrouwen
Organisatie op landelijk, provinciaal of districtsniveau.
· sommige voormalige militaire officieren, leden van de politie (Sarandoy) en
de veiligheidsdienst KhAD lopen over het algemeen ook risico slachtoffer te
worden van mensenrechtenschendingen. Deze dreiging komt niet alleen van
de zijde van de autoriteiten, maar meer zelfs van de zijde van de bevolking
(familie van slachtoffers). Deze personen worden geïdentificeerd met de
mensenrechtenschendingen gedurende het communistische regime.
217 In 1967 was een scheiding der geesten binnen de DVPA ontstaan. De scheiding leidde tot een
tweedeling van de partij in een Khalq-factie, onder leiding van Nur Muhammad Taraki, en
een Parcham-factie, onder leiding van Babrak Karmal. Deze facties, die genoemd waren naar
hun respectievelijke partijbladen Khalq ('de massa') en Parcham ('de vlag') verschilden
van mening over de wijze waarop Afghanistan tot het communisme diende te worden
'bekeerd'.
De tegenstelling tussen de Khalq- en Parcham-factie was grotendeels terug te voeren op
verschillende machtsbases. De Khalq-factie rekruteerde haar leden voornamelijk onder
Pashtuns met een traditionele stamachtergrond die pas kort daarvoor toegang hadden
gekregen tot het hoger onderwijs. De aanhangers van de Parcham-factie waren veelal
afkomstig uit de Dari-sprekende stedelijke elite en hadden een gemengde etnische
achtergrond. Een bemiddelingspoging van de Sovjet-Unie leidde in maart 1977 tot een
openlijke verzoening van beide facties. Dit kon echter niet verhinderen dat de tegenstelling
tussen de Khalq- en Parcham-facties gedurende het gehele communistische bewind in
Afghanistan keer op keer de kop opstak.
62
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
4 Migratie
4.1 Migratiestromen en motieven
4.1.1 Terugkeer algemeen
De Afghanen vormden begin 2002 de grootste vluchtelingenpopulatie in de
wereld. Meer dan vier miljoen Afghanen waren tijdens de 23 jaar burgeroorlog die
het land had geteisterd naar het buitenland gevlucht, waarvan de meesten naar
Pakistan en Iran. Ten gevolge van de val van het Talibanbewind, het einde van
gewapende conflicten in veel gebieden in Afghanistan, de verbeterde
veiligheidssituatie in de belangrijkste steden en de verbeterde economische
vooruitzichten als gevolg van de betrokkenheid van de internationale gemeenschap
bij Afghanistan, zijn vanaf eind 2001 vele honderdduizenden Afghanen vanuit
vooral Pakistan, maar ook vanuit Iran, Europa, Australië en de Verenigde Staten
naar hun vaderland teruggekeerd.218
Vanuit Pakistan, Iran en de Centraal Aziatische Republieken zijn in 2002 in totaal
ruim 1,8 miljoen Afghaanse vluchtelingen vrijwillig, voornamelijk met hulp van
UNHCR naar Afghanistan teruggekeerd, waarvan ongeveer 47 procent
vrouwen.219 Hiervan waren er ongeveer 1.532.000 uit Pakistan en ongeveer
261.000 uit Iran afkomstig. Volgens de desbetreffende autoriteiten verblijven nu
nog 1,5 miljoen Afghanen in Pakistan en 2 miljoen in Iran.220 Voor een overzicht
van de terugkeer per provincie naar etniciteit zie bijlage III.
Na een onderbreking vanwege de winter zijn de terugkeerprogramma's van
UNHCR op 9 maart 2003 weer van start gegaan. In de periode tussen 9 en 30
maart 2003 zijn 2.653 Afghanen onder deze programma's teruggekeerd. Voor een
overzicht van de terugkeer per provincie in 2003 zie bijlage IV. Voor 2003
verwacht UNHCR dat nog eens 1,2 miljoen Afghanen vanuit Pakistan en Iran
zullen terugkeren.
Vanuit Pakistan en Iran worden ook Afghanen gedwongen verwijderd en
gedeporteerd. Alhoewel geen officiële aantallen bekend zijn, gaat het naar
schatting van in Pakistan en Iran opererende internationale organisaties om enkele
218 Human Rights Watch, World report 2003: Asia: Afghanistan., www.hrw.org, geraadpleegd
op 5 februari 2003.
219 United Nations Economic and Social Council, The situation of women and girls in
Afghanistan (E/CN.6/2003/4, 23 januari 2003), blz. 13.
220 British Agencies Afghanistan Group (BAAG), Monthly review (december 2002), blz. 5.
UNHCR gaat er vanuit dat er zich in Pakistan nog 1,8 miljoen Afghanen bevinden.
63
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
duizenden Afghanen. Daarnaast worden Afghanen in deze landen lastig gevallen
door de politie en bestaan er restricties op de toegang tot arbeid, gezondheidszorg
en onderwijs voor Afghaanse vluchtelingen.221
Afgezien van de terugkerende Afghanen zijn er op dit moment geen significante
vluchtelingenstromen naar de buurlanden of in Afghanistan zelf waar te nemen.
4.1.2 Terugkeer vanuit Nederland
De Nederlandse regering heeft bij IOM een loket ingericht voor in Nederland
verblijvende hoog opgeleide Afghanen die tijdelijk willen terugkeren naar
Afghanistan om een bijdrage te leveren aan de wederopbouw van hun vaderland.
Onder dit `Return of Qualified Afghans'-project zijn in 2002 twee Afghanen naar
Afghanistan teruggekeerd.
In 2002 zijn in totaal 94 Afghanen vrijwillig vanuit Nederland naar Afghanistan
teruggekeerd, waarvan 57 in de laatste vier maanden van 2002. Zij werden daarbij
geassisteerd door IOM.
Op 18 maart 2003 heeft Nederland een tripartiete overeenkomst (MoU) met de
Afghaanse regering en UNHCR ondertekend over de terugkeer van Afghaanse
asielzoekers. De overeenkomst is opgesteld naar het voorbeeld van soortgelijke
overeenkomsten die de Britten en Fransen eerder met de Afghanen en UNHCR
sloten. De overeenkomst regelt de vrijwillige terugkeer van Afghanen naar
Afghanistan, maar maakt ook alternatieven voor vrijwillige terugkeer
bespreekbaar.
Ook in Europees verband wordt gewerkt aan een EU-terugkeerplan voor
Afghanistan. Dit plan werd op 28 november 2002 door de JBZ-Raad aangenomen.
Het `Afghan Return Plan' is begin januari 2003 aan de minister voor
Vluchtelingenzaken Nazari aangeboden.
4.1.3 Problemen met terugkeer
De VN en de Afghaanse regering hadden niet gerekend op een dergelijke
grootschalige terugkeer van Afghaanse vluchtelingen. De Afghaanse autoriteiten,
UNHCR en andere VN-organisaties waren daarom onvoldoende toegerust om de
grote toestroom van terugkerende vluchtelingen en de snelheid waarmee de
terugkeer op gang kwam in goede banen te leiden. De budgetten van de
hulporganisaties bleken ontoereikend, waardoor zij niet altijd in staat waren
adequate assistentie te verlenen bij terugkeer. Met name voor wat betreft het
toezicht op de duurzaamheid van de terugkeer en de veiligheidssituatie in de
221 Human Rights Watch, World report 2003: Asia: Afghanistan., www.hrw.org, geraadpleegd
op 5 februari 2003.
64
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
belangrijkste terugkeergebieden, kwam de assistentie langzaam op gang en was
deze in veel gebieden onvoldoende.222
De huisvesting en infrastructuur in de hoofdstad Kaboel is niet berekend op de
massale terugkeer van Afghaanse vluchtelingen, ook omdat veel van de huizen en
infrastructuur in 23 jaar burgeroorlog en interne conflicten zijn vernietigd. In
Kaboel, oorspronkelijk gebouwd voor ongeveer 600.000 inwoners, bevinden zich
momenteel ruim 2 miljoen mensen. Kaboel wordt door de terugkerende
vluchtelingen als de veiligste plaats in Afghanistan beschouwd, vanwege de
aanwezigheid van ISAF. Hulporganisaties waarschuwen voor het uitbreken van
epidemieën en de toename van ziektes die het gevolg zijn van een verslechterde
hygiëne in de stad. Ongeveer 70 procent van de stad is verstoken van energie.223
4.2 Opvang binnenlands ontheemden
De schattingen over het huidige aantal ontheemden in Afghanistan lopen uiteen
van ongeveer 600.000 tot ruim 900.000. Zij leven verspreid over
ontheemdenkampen in het hele land. Met name in de zuidelijke provincies
bevinden zich nog veel ontheemden (ongeveer de helft van het totale aantal). Het
betreft hier met name Pashtuns die begin 2002 hun woonplaatsen in het noorden
zijn ontvlucht als gevolg van geweld jegens hen.224
In het omstreden ontheemdenkamp Zhare Dasht, 30 kilometer ten westen van
Kandahar, bevinden zich momenteel ongeveer 27.000 personen, waarvan de
meesten uit het noorden gevluchte Pashtuns zijn. Ook bevinden zich hier personen
die als gevolg van de aanhoudende droogte zijn gevlucht. Het kamp is omstreden,
omdat het midden in de woestijn ligt, er geen werkgelegenheid is en als gevolg
daarvan de mensen in het kamp geheel van hulp afhankelijk zijn. Daarnaast is het
kamp gesitueerd in een gebied waar regelmatig schermutselingen tussen
krijgsheren plaats vinden.
In de kampen rond Spin Boldak (`Chaman waiting area') bevinden zich nog
ongeveer 30.000 ontheemden, waaronder Pashtuns en als gevolg van de droogte
gevluchte Kochi's, het nomadenvolk in Afghanistan.
In en rond Herat bevinden zich ongeveer 60.000 ontheemden in de kampen
Maslakh, Shaidayee en Minaret. De meeste van hen zijn als gevolg van de droogte
222 Human Rights Watch, World report 2003: Asia: Afghanistan., www.hrw.org, geraadpleegd
op 5 februari 2003.
223 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 10 en Reuters, 11 maart 2003.
224 Zie paragraaf 3.4.3.
65
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
gevlucht. De relatieve veiligheid in Herat heeft een aanzuigende werking op
vluchtelingen uit andere regio's. Hoewel men zich in deze gebieden aan het
geweld in andere provincies kan ontrekken, is dit niet voor iedereen mogelijk.
Zonder werk, sociale zekerheid of familie is het moeilijk naar een nieuw gebied te
trekken.
In en rond Kaboel zijn tien kleinere kampen gesitueerd, waarin zich ongeveer
4000 ontheemden bevinden.
De situatie in ontheemdenkampen is zorgelijk. De meeste kampen bestaan uit
lemen hutjes. De sanitaire voorzieningen zijn over het algemeen slecht en ziektes
als diaree en luchtweginfecties komen veelvuldig voor in de overbevolkte kampen.
Ruim 300.000 ontheemden zijn in 2002 met assistentie van UNHCR en IOM naar
hun woonplaatsen teruggekeerd. Daarnaast zouden ongeveer een half miljoen
ontheemden zonder assistentie naar hun oorspronkelijke woongebieden zijn
teruggegaan. UNHCR houdt in zijn planning voor 2003 rekening met de terugkeer
van 300.000 ontheemden.
4.3 Opvang in de regio
Pakistan
Volgens UNHCR zouden zich momenteel nog ongeveer 1,8 miljoen Afghanen in
Pakistan bevinden. De Pakistanen hebben plannen om alle Afghanen binnen drie
jaar naar Afghanistan te laten terugkeren. Daarbij zal intensief worden
samengewerkt met de Afghaanse regering en worden gekeken naar de
absorptiecapaciteit van Afghanistan. In 2003 zullen naar verwachting 200.000 tot
400.000 Afghanen naar Afghanistan terugkeren. Het totale aantal terugkeerders in
2003 en 2004 is gesteld op 1 miljoen.
Het eerst zullen de circa 240.000 Afghanen moeten terugkeren die zich in de 19
kampen bevinden die na de aanval van de coalitie-eenheden op Afghanistan zijn
opgezet. UNHCR wil deze kampen in 2004 sluiten. Ook de terugkeer van
Afghanen uit de steden in Pakistan heeft prioriteit. In Islamabad, Rawalpindi en
Karachi zijn om die reden in het afgelopen halfjaar verschillende
`opschoningsacties' uitgevoerd, die gepaard gingen met gedwongen uitzettingen.
Het moeilijkst zal de terugkeer zijn van Afghanen die zich in een van de oude
vluchtelingenkampen bevinden, Afghanistan niet kennen en afhankelijk zijn van
de hulpverlening door UNHCR.
UNHCR streeft ernaar het hulpniveau in de oude en nieuwe kampen zo snel
mogelijk gelijk te trekken, waardoor onder meer de voedselhulp zal worden
---
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
beëindigd. Daarnaast wil UNHCR de assistentie bij de terugreis opschorten om de
`recycling' van vluchtelingen een halt toe te roepen.
De tripartiete overeenkomst tussen Pakistan, Afghanistan en UNHCR met
betrekking tot het terugkeerprogramma van de resterende 1,5 miljoen in Pakistan
verblijvende Afghanen tussen 2003 en 2006 is op 17 maart 2003 en marge van het
High Level Afghanistan Development Forum in Brussel ondertekend.
Ongeveer tien procent van de in Pakistan verblijvende Afghanen zou in
aanmerking komen voor een vluchtelingenstatus in Pakistan. Het gaat daarbij om
Pashtuns uit het noorden, Hazara's en personen uit de grensregio met Pakistan.
Er zijn ook Afghanen die na oorspronkelijk naar Afghanistan te zijn teruggekeerd,
weer naar Pakistan zijn getrokken. Het gaat om een kleine groep van voornamelijk
Pashtuns, die zich bij stamgenoten in de `tribal areas' hebben gevestigd. Naast
deze groep zijn er ook Afghanen die in de wintermaanden naar Pakistan (vaak
Karachi) trekken vanwege het mildere klimaat. In de zomermaanden gaan zij weer
terug naar Afghanistan.
Iran
Sinds de start van het UNHCR terugkeerprogramma in april 2002 zijn er ongeveer
400.000 Afghanen vanuit Iran naar Afghanistan teruggekeerd. Hiermee is het
streefcijfer voor het eerste jaar gehaald. Ruim 265.000 keerden terug met behulp
van het UNHCR terugkeerprogramma, bij een krappe 135.000 werd de terugkeer
gefaciliteerd door de Iraanse autoriteiten. Het is niet bekend hoeveel Afghanen
buiten deze programma's om zijn teruggekeerd.
Wegens de veel hogere terugkeercijfers vanuit Pakistan stonden de Iraanse
autoriteiten, en met name de BAFIA (Bureau for Aliens and Foreign Immigrants
Affairs), in de zomer van 2002 onder grote interne politieke druk om een snellere
en grootschaligere terugkeer af te dwingen. In augustus 2002 werd om die reden
alle ongedocumenteerde Afghanen aangezegd het land te verlaten. In deze periode
zijn er groepen Afghanen, zowel gedocumenteerd als ongedocumenteerd,
gearresteerd en gedeporteerd. Tot en met de zomer van 2002 zouden naar schatting
92.000 Afghanen zijn gedeporteerd. Over de periode na de zomer zijn geen cijfers
bekend. UNHCR heeft er bezwaar tegen gemaakt dat hen geen gelegenheid werd
geboden de Afghanen te screenen, alvorens zij werden uitgezet. Daarop werd
overeenstemming bereikt met de Iraanse autoriteiten, dat UNHCR in de toekomst
in twee speciale centra Afghanen mag screenen alvorens zij worden uitgezet.
Het streefcijfer voor 2003 is 500.000, dit betreft zowel de door de UNHCR
geassisteerde, als de door de Iraanse autoriteiten gefaciliteerde terugkeer.
Verwacht wordt dat het gehele terugkeerprogramma 3 tot 4 jaar in beslag zal
67
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
nemen, afhankelijk van de situatie in Afghanistan en van de beschikbaarheid van
fondsen.
4.4 Activiteiten van internationale organisaties
Het advies van UNHCR van 10 juli 2002 inzake de terugkeer van Afghanen uit
niet-buurlanden is onverkort van kracht. Asielzoekers kunnen actief worden
voorgelicht over de mogelijkheden voor terugkeer, nu Afghanistan geschikt wordt
geacht voor de (vrijwillige) terugkeer van een breed spectrum van Afghanen.
Asielaanvragen van Afghanen uit delen van het land waar de veiligheidssituatie
reden geeft tot zorg (momenteel met name het noorden en delen van Centraal-
Afghanistan) en leden van kwetsbare groepen verdienen nog wel bijzondere
aandacht. UNHCR is van mening dat Afghanen die reeds enige soort van status
hebben ontvangen in westerse landen, hun status behouden zeker degenen die op
weg zijn naar duurzame integratie. Niet alleen omdat sommigen van hen ook nu
nog in Afghanistan te vrezen zouden hebben, maar ook uit het meer algemene
oogpunt van internationale `burden-sharing'. Het terugkeerproces sluit de
noodzaak voor hervestiging in individuele gevallen niet uit.225
Het wordt voor internationale hulporganisaties de laatste maanden steeds
moeilijker in Afghanistan te opereren. Als gevolg van overvallen, schietpartijen,
moorden en ontvoeringen zijn zij in veel gebieden niet meer in staat nog langer
hulp te bieden.226 Zo heeft bijvoorbeeld Artsen zonder Grenzen het aantal
activiteiten in ontheemdenkampen in het grensgebied tussen Afghanistan en
Pakistan moeten verminderen227 en heeft UNHCR, na een aanval op een konvooi
waarbij twee doden vielen, zijn activiteiten in de provincie Nangahar eind januari
2003 tijdelijk opgeschort.228 Als gevolg van gevechten in het noorden van
Afghanistan, hebben de VN eind februari 2003 hun activiteiten in de provincies
Faryab, Balkh en Sar-i-Pol tijdelijk gestopt.229 Op 27 maart 2003 werd in de
omgeving van Kandahar een medewerker van het ICRC door onbekenden
vermoord. Ten gevolge van dit incident hebben enkele niet bij naam bekende
hulporganisaties hun werkzaamheden in de zuidelijke provincies voor onbekende
duur opgeschort.230
225 UNHCR, Note on basic considerations regarding returns to Afghanistan from non-
neighbouring states (10 juli 2002).
226 U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002: Afghanistan
(Washington, 31 maart 2003), blz. 6.
227 British Agencies Afghanistan Group, Afghanistan:monthly report (januari 2003), blz. 2,
ANP, 26 februari 2003.
228 IRIN, 28 januari 2003.
229 Reuters, 27 februari 2003.
230 IRIN, 1 april 2003.
68
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
4.5 Beleid andere landen
België
België is in februari 2003 weer gestart met het nemen van beslissingen in
Afghaanse asielzaken. Daarvoor was sinds december 2001 een beslisstop van
kracht. Iedere Afghaanse asielzoeker heeft een brief ontvangen van de Belgische
regering, waarin wordt verzocht een nadere toelichting te geven op zijn asielmotief
en aan te geven of hij zijn asielaanvraag na de val van het Talibanbewind nog wil
voortzetten. 85 procent van de benaderde Afghanen heeft daarop aangegeven door
te willen procederen.
België heeft een programma voor Afghanen die vrijwillig willen terugkeren naar
Afghanistan. Er is geen sprake van gedwongen terugkeer.
Denemarken
Denemarken is op 19 juni 2002 is weer begonnen met het nemen van beslissingen.
De Denen hebben in mei en september 2002 fact-finding missies naar Afghanistan
uitgevoerd, waarover rapporten zijn uitgebracht.231
Denemarken kent een vrijwillig terugkeerprogramma voor Afghanen. Als gevolg
van beslissingen in Denemarken kunnen afgewezen uitgeprocedeerde Afghaanse
asielzoekers ook gedwongen terug worden gestuurd naar Afghanistan.
Duitsland
In Duitsland is sinds november 2001 een beslisstop in Afghaanse asielzaken van
kracht.
Duitsland heeft sinds begin 2003 een vrijwillig terugkeerprogramma voor
Afghanen. Momenteel wordt gewerkt aan een nationaal terugkeerprogramma voor
Afghanen. Het is nog niet duidelijk of onder dit programma ook gedwongen
terugkeer mogelijk zal zijn. Voorlopig zal in ieder geval geen gedwongen
terugkeer plaatsvinden.
231 Het betreft de rapporten: Deense ministerie van Buitenlandse Zaken, `Politiske forhold,
sikkerhedssituationen og menneskerettighedsforhold I Afghanistan. Rapport fra fact-finding
mission til Islamabad og Peshawar, Pakistan og Kabul, Afghanistan 5 19 maj 2002'
(Kopenhagen juni 2002) en Deense ministerie van Buitenlandse Zaken, `The political,
security and human rights situation in Afghanistan. Report on fact-finding mission to Kabul
and Mazar-i-Sharif, Afghanistan and Islamabad, Pakistan. 22 september 5 october 2002'
(Kopenhagen oktober 2002).
69
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Frankrijk
Frankrijk heeft ook na de val van het Talibanbewind doorbeslist in Afghaanse
asielzaken.
Frankrijk heeft op 28 september 2002 een tripartiete terugkeerovereenkomst
afgesloten met Afghanistan en UNHCR. Onder deze overeenkomst is na 1 april
2002 ook gedwongen terugkeer mogelijk. Frankrijk heeft in 2002 een aantal
uitgeprocedeerde asielzoekers gedwongen naar Afghanistan verwijderd. De
gedwongen terugkeerders werden door de Afghaanse overgangsregering
geaccepteerd.
Verenigd Koninkrijk
Het Verenigd Koninkrijk heeft ook na de val van de Taliban doorbeslist in
Afghaanse asielzaken.
Het Verenigd Koninkrijk heeft op 12 oktober 2002 een tripartiete
terugkeerovereenkomst afgesloten met Afghanistan en UNHCR. Onder deze
overeenkomst is na 1 april 2003 ook gedwongen terugkeer mogelijk.
70
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Samenvatting
Bij de Afghaanse regering en de internationale gemeenschap heerst grote
bezorgdheid over de veiligheidssituatie, het trage proces van wederopbouw en het
langzame tempo van de noodzakelijke hervormingen in Afghanistan. De
verbetering van de veiligheidssituatie en het verminderen van de macht van de
krijgsheren hebben de hoogste prioriteit voor de overgangsregering.
De veiligheidssituatie in Afghanistan is nog altijd fragiel en instabiel. In Kaboel en
omgeving is het, ondanks enkele serieuze incidenten, relatief rustig. Vooral in de
rest van Afghanistan blijft de veiligheidssituatie zorgelijk.
De macht van de overgangsregering blijft beperkt tot Kaboel en omgeving. Met
name van de aanwezigheid van ISAF in Kaboel gaat een stabiliserende werking
uit. Buiten Kaboel heersen de krijgsheren, die hun eigen invloedssferen hebben
afgebakend en beschikken over eigen milities en autonome, vaak illegale,
inkomstenbronnen. In verschillende gebieden vinden nog altijd schermutselingen
plaats tussen de lokale krijgsheren, waarvan ook burgers het slachtoffer worden.
Daarnaast is in regio's in het oosten en zuidoosten, alsmede in de provincies
grenzend aan de provincie Kaboel sprake van hergroepering van strijders van de
Taliban, Al Qaida en aanhangers van krijgsheer Hekmatyar. Regelmatig vinden
nog confrontaties plaats tussen strijders van de Taliban en Al Qaida en coalitie-
eenheden onder leiding van de Verenigde Staten.
De mensenrechtensituatie in Afghanistan blijft reden geven tot bezorgdheid. In het
hele land vinden nog altijd mensenrechtenschendingen plaats. De
mensenrechtenschendingen zijn verbonden met, en komen voort uit, de
veiligheidssituatie in het land en de verstoorde machtsbalans tussen de centrale
regering en de provincies en tussen de regeringsleden onderling. Een belangrijk
probleem is dat de overgangsregering niet het monopolie bezit op de bestrijding
van geweld en de toepassing van het recht. Daarnaast bevindt Afghanistan zich na
23 jaar van oorlog in een beginstadium van wederopbouw. Instituties als
rechtbanken functioneren nog niet of nauwelijks. De omgang tussen mannen en
vrouwen wordt nog altijd bepaald door strikte regels en tradities, waarbij
uitsluiting van vrouwen de regel is.
Mensenrechten worden in Afghanistan door verschillende partijen en om
verschillende redenen geschonden. Het gaat om afrekeningen, wraakacties, (oude)
vetes en vijandschappen en de uitschakeling van politieke rivalen.
71
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Er zijn geen aanwijzingen dat de overgangsregering op systematische wijze
mensenrechten schendt. President Karzai blijft mensenrechten en goed bestuur
promoten. Wel zijn mensenrechten geschonden door enkele organen van de
overgangsregering, zoals de veiligheidsdienst, het leger, de politie en aan de
regering verbonden lokale commandanten die ook banden hebben met regionale
krijgsheren. Het is niet duidelijk in hoeverre de overgangsregering de capaciteit en
de politieke wil heeft deze schendingen te onderzoeken en te stoppen. Opgemerkt
kan worden dat zowel president Karzai als andere ministers hebben geprobeerd
zich te mengen in lokale rivaliteiten om op die manier mensenrechtenschendingen
te stoppen.
Personen die openlijk de macht van lokale machthebbers of de (lokale
vertegenwoordigers van de) centrale regering binnen en buiten Kaboel bekritiseren
of die gezien worden als een mogelijke bedreiging hiervan, hebben op zijn minst
intimidatie te vrezen.
De etnische achtergrond heeft in Afghanistan vaak een rol gespeeld bij de strijd
om de macht. Als gevolg daarvan zijn veel oorlogen in Afghanistan langs etnische
scheidslijnen gevoerd. De ergste mensenrechtenschendingen zijn in het recente
verleden gepleegd bij conflicten tussen etnische groeperingen.
Het is niet uitgesloten dat Pashtuns die willen terugkeren naar de noordwestelijke
provincies Badghis, Balkh, Faryab, Jowzjan, Samangan en Sar-i-Pol te vrezen
hebben voor hun veiligheid.
In centraal Afghanistan kan terugkeer van Hazara-vluchtelingen problemen
opleveren, indien ze tot de Akbari-factie van de Hezb-i-Wahdat behoren. Voor hen
is het niet altijd veilig om terug te keren. De Akbari-factie heeft voor enige tijd de
Taliban gesteund.
Vrouwen en meisjes in Afghanistan hebben van de zijde van conservatieve
groeperingen te vrezen voor bedreigingen en geweld, met name op het platteland.
Als gevolg daarvan zijn zij niet in staat volledig deel te nemen aan het publieke
leven in Afghanistan.
Met meer dan vier miljoen vluchtelingen vormden de Afghanen begin 2002 de
grootste vluchtelingenpopulatie van de wereld. Na de val van het Talibanbewind
zijn vanaf eind 2001 vele honderdduizenden Afghanen vanuit de gehele wereld,
maar met name vanuit Pakistan en Iran, naar Afghanistan teruggekeerd. In
Afghanistan bevinden zich nog tussen de 600.000 en ruim 900.000 ontheemden.
72
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Literatuur
Amnesty International, Police reconstruction essential for the protection of human
rights (Kaboel, 12 maart 2003)
British Agencies Afghanistan Group (BAAG), Afghanistan: monthly review
(december 2002)
British Agencies Afghanistan Group (BAAG), Afghanistan: monthly review
(januari 2003)
Deense ministerie van Buitenlandse Zaken, `The political, security and human
rights situation in Afghanistan. Report on fact-finding mission to Kabul and
Mazar-i-Sharif, Afghanistan and Islamabad, Pakistan, 22 september 5 october
2002' (Kopenhagen oktober 2002)
Economist Intelligence Unit, Country Report Afghanistan (november 2002)
Human Rights Watch, Paying for the Taliban's crimes: abuses against etnic
Pashtuns in northern Afghanistan (9 april 2002)
Human Rights Watch briefing paper, On the principe: insecurity in northern
Afghanistan (juni 2002)
Human Rights Watch, `All our hopes are crushed': violence and repression in
Western Afghanistan (november 2002)
Human Rights Watch, `We want to live as humans': repression of women and
girls in Western Afghanistan (december 2002)
Human Rights Watch, World Report 2003: Asia: Afghanistan, www.hrw.org,
geraadpleegd op 5 februari 2003
Institute for War and Peace reporting, Afghan recovery report (10 januari 2003)
International Crisis Group (ICG), Afghanistan: judicial reform and transitional
justice (28 januari 2003)
Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report
No. 90/2002 (Kaboel, 3 november 2002)
73
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Special report on Kabul
Jail women's section No 5/2003 (Kaboel, 2 februari 2003)
Office of the EU Special Representative for Afghanistan, Human Rights report
No. 9/2003 (Kaboel, 25 maart 2003)
Rashid, A., `America's new strategy', in: Far Eastern Economic Review (12
december 2002)
Troy, K., `Life and death with warlords', in: Far Eastern Economic Review (12
december 2002)
United Nations General Assembly, Situation of Human Rights in Afghanistan
(A/57/309, 13 augustus 2002)
United Nations General Assembly, The situation in Afghanistan and its
implications for international peace and security (A/57/487, 21 oktober 2002)
United Nations General Assembly, The situation in Afghanistan and its
implications for international peace and security (A/57/762, 18 maart 2003)
United Nations Economic and Social Council, The situation of women and girls in
Afghanistan (E/CN.6/2003/4, 23 januari 2003)
U.S. Department of State, International Religious Freedom Report 2002:
Afghanistan (Washington, 7 oktober 2002)
U.S. Department of State, Country reports on human rights practices 2002:
Afghanistan (Washington, 31 maart 2003)
Vogelsang, W., Afghanistan, een geschiedenis (Amsterdam 2002)
74
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Bijlage(n)
75
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
I Samenstelling van de overgangsregering en andere belangrijke posten
Overgangsregering
Functie Naam Etniciteit
President Hamid Karzai Pashtun
Vice-president Mohammad Qassem Tadzjiek
Ministerie van Defensie Fahim
Vice-president Karim Khalili Hazara
Vice-president Amin Arsala Pashtun
Vice-president Shahraninb Niet bekend
Vice-president Abdullah Ali232 Niet bekend
Ministerie van Ali Ahmad Jalali Pashtun
Binnenlandse Zaken
Ministerie van Abdullah Abdullah Tadzjiek
Buitenlandse Zaken
Ministerie van Ashraf Ghani Pashtun
Economische Zaken en
Financiën
Ministerie van Planning Haji Mohammad Hazara
Mohaqqeq
Ministerie van Masoum Stanikzai Pashtun
Communicatie
Ministerie van Suhaila Siddiqi Pashtun
Volksgezondheid
Ministerie van Onderwijs Mohammad Yunus Tadzjiek
Qanooni
Ministerie van Mohammad Amin Pashtun
Wederopbouw Farhang
Ministerie van Publieke Abdullah Ali Niet bekend
Werken
Ministerie van Landbouw Seyyed Hussein Anwari Seyyed
Ministerie van Habiba Sarabi Hazara
Vrouwenzaken
Ministerie van Mohammad Arif Noorzai Pashtun
Grenszaken
Ministerie van Handel Seyyed Mustafa Kazemi Seyyed
Ministerie van Mir Wais Sadeq233 Tadzjiek
Luchttransport en
Toerisme
232 Opvolger van de op 6 juli 2002 vermoorde Haji Abdul Qadir.
76
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Ministerie van Alim Razim Oezbeek
Kleinschalige Industrie
Ministerie van Enayatullah Nazeri Tadzjiek
Vluchtelingen
Ministerie van Mijnen en Vacant234
Industrie
Ministerie van Justitie Abbas Karimi Oezbeek
Ministerie van Informatie Seyyed Makhdoom Seyyed
& Cultuur Raheen
Ministerie van Hajj235 en Mohammad Amin Pashtun
Moskeeën Nasiryar
Ministerie van Stedelijke Mohammad Yousuf Pashtun
Zaken Pashtun
Ministerie van Arbeid & Noor Mohammad Ahmed Turkmeen
Sociale Zaken Qarqeen
Ministerie van Water en Ahmed Shakar Kargar Oezbeek
Elektriciteit
Ministerie van Irrigatie Yousuf Nuristani Nuristani
en Milieu
Ministerie van Abdullah Wardak Pashtun
Martelaren & Invaliden
Ministerie van Hoger Sharif Faez Tadzjiek
Onderwijs
Ministerie van Transport Syed Ali Jawed Seyyed
Ministerie van Rurale Hanif Atmar Pashtun
Ontwikkeling
Regeringsadviseurs
Functie Naam Etniciteit
Niet bekend Mohammad Yahyaa Niet bekend
Niet bekend Maroofi Niet bekend
Niet bekend Shahzadeh Massoud Niet bekend
Niet bekend Dr Qassem Fazili Niet bekend
Niet bekend Mauwlawi Muhialludin Niet bekend
Niet bekend Assadullah Waffa Niet bekend
Niet bekend Nader Ali Mahdawi Niet bekend
Niet bekend Mohammad Alem Niet bekend
Rasekh
233 Zoon van Ismael Khan.
234 Er is nog geen opvolger voor de op 24 februari 2003 verongelukte Juma Mohammad
Mohammedi.
235 De Islamitische bedevaart naar Mekka.
---
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Niet bekend Qazi (rechter) Raz Niet bekend
Mohammad Dalili
Niet bekend Shahbaz Ahmadzai Niet bekend
Niet bekend Mauwlawi Sidighullah Niet bekend
Niet bekend Mohammad Kabir Niet bekend
Niet bekend Marzban Niet bekend
Niet bekend Sar Moaqeq Zalmai Niet bekend
Niet bekend Haiwadmal Niet bekend
Niet bekend Ahmanullah Haiderzadeh Niet bekend
Godsdienstige zaken Mauwlawi Mohammad Niet bekend
Hanif Balkhi
Coördinator Mohammad Ibrahim Niet bekend
Interne nationale Younus Qanooni Tadzjiek
veiligheid
Nationale veiligheid Zalmai Rassoul Niet bekend
Gouverneurs
Provincie Gouverneur Etniciteit
Badakhsan Sayed Mohammad Amin Tadzjiek
Badghis Gul Mohammed Arifi Tadzjiek
Baghlan Sayed Mohammed Omar Pashtun
Balkh M. Ishaq Rahgozar Tadzjiek
Bamian Abdul Rahim Ali Hazara
Yaarzada
Farah Abdul Haj Niemati Pashtun
Faryab Mohammed Saleh Zari Oezbeek
Ghazni Haj Asadullah Khaled Pashtun
Ghowr Mohammed Ibramin Tadzjiek
Malekzad
Helmand Mullah Shir Mohammad Pashtun
Herat Ismael Khan Tadzjiek
Jowzjan Sayd Hasan Haschimi Oezbeek
Kabul Mullah Taj Mohammed Tadzjiek
Kandahar Gul Agha Shirzai Pashtun
Kapisa Sayed Mohammad Tadzjiek
Haqbin
Khost Abdul Hakim Taniwal Pashtun
Konar Sayed Mohammad Seyyed
Yussuf
Kunduz Abdullah Latif Oezbeek
Laghman M. Ibrahim Baabakar Pashtun
Khil
78
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
Lowgar Abdul Malek Tadzjiek
Nangarhar Haji Din Mohammad Pashtun
Nimroz Abdul Karim Barahwi Baluchi
Nuristan Abdullah Sargul Tadzjiek
Paktia Qazi Raz Mohammad Pashtun
Dalili
Paktika Mohammed Ali Jallalai Pashtun
Parwan Mohammed Aman Tadzjiek
Samangan Sayd Iqbal Munib Seyyed
Sar-e-Pol Taj Mohammed Kohi niet bekend
Takhar Sayd Ikramuddin Tadzjiek
Urugzan Jan Mohammad Pashtun
Muhammadi
Wardak Alhay Sebghatullah / Pashtun
Saytullah
Zabul Hamidullah Khan Pashtun
79
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
II Gebieden met mijnen in Afghanistan (bron: Mine action Programme
for Afghanistan in samenwerking met AIMS)
80
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
81
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
82
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
83
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
84
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
III Terugkeer per provincie naar etniciteit in 2002 (bron : UNHCR)
85
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
86
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
IV Terugkeer per provincie in 2003 (bron : UNHCR)
87
Algemeen ambtsbericht Afghanistan | april 2003
---
---- --