Radio Nederland Wereldomroep


Persberichten

25 juni 2003

Wereldomroep verbaasd over onzorgvuldigheid McKinsey

Vandaag verscheen de rapportage van McKinsey over het efficiencyonderzoek bij de Publieke Omroep. In dit rapport concludeert McKinsey dat er alleen al door efficiencymaatregelen tussen de 60 mln. en 100 mln. Euro kan worden bespaard, terwijl er op de omroepbegroting in totaal 80 mln. Euro moet worden bezuinigd.

Daarnaast zijn door McKinsey de financiële consequenties doorgerekend van het halveren tot volledig opheffen van Radio 747AM en het Muziekcentrum voor de Omroep (MCO). Ook wordt het beëindigen van de Nederlandstalige en de niet-Nederlandstalige uitzendingen van de Wereldomroep genoemd. "Internet is immers voldoende en de rol van de Wereldomroep voor de niet-Nederlandstalige luisteraars zou wel door ambassades en andere instanties kunnen worden overgenomen...." Slechts de nieuwsvoorziening naar de Antillen, Aruba en Suriname zou moeten worden gehandhaafd.

De reden dat in een efficiencyonderzoek ook het reduceren c.q. afschaffen van enkele kerntaken wordt doorgerekend is volgens McKinsey, "dat dit werd genoemd als antwoord in een enquête onder het management van de Publieke Omroep". Dit betreft alleen het management van de binnenlandse publieke omroep. De Wereldomroep is een zelfstandige bij wet ingestelde organisatie die niet onder de Publieke Omroep valt. Goed beschouwd is de Wereldomroep dan ook per definitie geen kerntaak van de Publieke Omroep.

Aan de onderzoekers van McKinsey en de opdrachtgevers van OCTis meerdere malen de vraag gesteld wat de criteria waren om iets wel of niet mee te nemen. Noch McKinsey, noch OCTwas echter in staat een helder antwoord te geven. Er zijn immers ook allerlei andere 'niet-kerntaken' die uit hetzelfde budget gefinancierd worden. De Wereldomroep pleit er niet voor om niet-kerntaken te staken, maar wijst alleen op deze inconsequentie.

McKinsey heeft slechts de opbrengsten van het afschaffen van de Wereldomroep becijferd. Als het onderzoeksbureau zich ook inhoudelijk in de materie verdiept zou hebben, zou het niet tot deze suggestie zijn gekomen. Dan zou het hebben moeten constateren dat landgenoten buiten Nederland niet goed worden geïnformeerd zonder gerichte programmering. Tevens zou het hebben moeten constateren dat internet en satelliet zeker een belangrijke bijdrage leveren, maar dat de kortegolf voorlopig onmisbaar is en blijft. Ook zou het bureau beseft hebben dat alleen de onafhankelijke en zeer gerespecteerde Wereldomroep in andere talen dan het Nederlands de rol van 'het geven van een reëel beeld van Nederland' kan invullen. Dit gebeurt onder meer via de ruim 6000 buitenlandse partnerstations via FM en kabel waarmee de Wereldomroep al jaren samenwerkt. Daarmee worden tientallen miljoenen luisteraars dagelijks bereikt.

Een extern onderzoek door het eveneens gerenommeerde internationale bureau Andersson Elffers Felix (AEF) bevestigde anderhalf jaar geleden de noodzaak en het belang van de Wereldomroep als internationale berichtgever over Nederland en Nederlandse issues. AEF baseerde deze visie niet op interne interviews, maar deed uitgebreid extern onderzoek, zowel internationaal als onder een representatieve groep Nederlandse stakeholders. Dit betrof vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, de cultuur, diplomatie, politiek, non-gouvernementele organisaties etc.

De Wereldomroep heeft zelf mede op basis van de uitkomsten van dit AEF-onderzoek een vernieuwings- en bezuinigingsplan gepresenteerd, waarin meer wordt samengewerkt, meer focus op Nederland wordt aangebracht en het gebruik van kortegolf geoptimaliseerd wordt. In dit plan wordt per saldo circa 10% bezuinigd.

Samenvattend lijkt het cijfermatige deel van het onderzoek er goed uit te zien. Het is van belang dat er op korte termijn een aanvang gemaakt wordt met het realiseren van de genoemde efficiencybesparingen. De rest van het rapport is van een niveau McKinsey onwaardig en wordt door de Wereldomroep dan ook niet serieus genomen.