Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
-- A&G/W&B/2003/38397
Onderwerp Datum
Kwaliteit asbestverwijdering 26 juni 2003
Middels deze brief wil ik u, mede namens mijn ambtgenoot Van Geel van Volkhuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, op de hoogte stellen van op handen zijnde wijzigingen
van de wettelijke bepalingen die betrekking hebben op bedrijven die asbest inventariseren en
verwijderen. Daarbij gaat het tevens om een wijziging in de verantwoordelijkheidsverdeling
tussen de Ministeries van VROM en SZW. Deze brief kan worden beschouwd als een vervolg op
de brief van de Minister van VROM van 12 december 2001(Kamerstukken II, 2001-2002,
25834, nr. 21), de brief van de Staatssecretaris van VROM van 14 november 2002 (Niet-
dossierstuk 2002-2003, vrom0201017), alsmede het Algemeen Overleg handhaving
milieuwetgeving van 4 december 2002, (Kamerstukken II, 2002-2003, 22343, nr. 75).
Huidige gang van zaken en gebleken tekortkomingen
Asbestverwijdering, voorafgaand aan sloop van bouwwerken en objecten (waaronder ook
schepen), is een risicovolle aangelegenheid voor mensen (met name de betrokken werknemers) en
voor het milieu. De wettelijke bepalingen terzake (arbeidsomstandigheden en milieu) richten zich
op het zoveel mogelijk beheersen van deze risico's. Onderdeel ervan is de verplichting voor
eigenaren van betreffende bouwwerken en objecten, op grond van de Wet milieugevaarlijke
stoffen (WMS), om zowel voor inventarisatie als verwijdering van asbest, een daartoe
gecertificeerd bedrijf in de arm te nemen. Deze bedrijven voeren een door de minister van
VROM aangewezen merkteken. De certificatie van deze bedrijven vindt plaats in het private
domein door certificerende instellingen (CI's) welke daartoe door de Raad voor de Accreditatie
(RvA) geaccrediteerd zijn. Daarnaast zijn de asbestlaboratoria geaccrediteerd door de RvA. De
wettelijke eisen terzake op milieu- en arboterrein maken onderdeel uit van de door de CI's en
RvA gehanteerde certificatieschema's. Het functioneren van de asbestbedrijven staat onder
toezicht van de CI's terwijl de asbestlaboratoria onder rechtstreeks toezicht staan van de RvA.
De wettelijke bepalingen terzake worden gehandhaafd door de betreffende SZW- en VROM-
inspecties (VI) en gemeenten. De VI is alleen voor de sloop van objecten 1e lijns bevoegd. Het
merendeel van de asbestverwijdering heeft echter betrekking op bouwwerken, waarvoor primair
de gemeenten verantwoordelijk zijn. De Arbeidsinspectie (AI) treedt op indien de betrokken
bedrijven tekort schieten in de naleving van arboregelgeving.
De afgelopen periode is steeds duidelijker geworden dat deze certificatieaanpak gebreken
vertoont, met als gevolg dat de bescherming van milieu en werknemers niet meer in alle gevallen
gegarandeerd is. Een en ander is primair terug te voeren op het onvoldoende naleven van de
wettelijke en niet-wettelijke bepalingen terzake door een deel (een ander deel doet dit wel!) van
de inventarisatie- en verwijderingsbedrijven. Dit niet of onvoldoende op bescherming en
kwaliteit gericht zijn is alleszins lonend, omdat op deze wijze het werk goedkoper kan worden
uitgevoerd.
Maar ook het functioneren van de CI's staat ter discussie. In een deel van de gevallen voeren de
CI's hun toezichthoudende taak op de asbestbedrijven onvoldoende uit. De RvA, die toezicht
houdt op de CI's, geeft aan niet bij machte te zijn om voldoende corrigerend op te treden.
Tenslotte vertoont ook de overheidsbetrokkenheid leemtes. Deze betrokkenheid is primair
geconcentreerd op het niveau van de gemeentelijke vergunningverlening en het toezicht op de
naleving van de vergunning. Zo dient een gemeente, op uitzonderingen na, bij een voorgenomen
sloop of renovatie, een sloopvergunning af te geven aan de eigenaar van het bouwwerk. De
verplichting om, voorafgaande aan sloop, asbest te inventariseren en te verwijderen, is in de
vergunningsvoorwaarden opgenomen. Inventarisatie en verwijdering dienen plaats te vinden door
een gecertificeerd bedrijf. Na afgifte van de vergunning dient de gemeente toezicht te houden op
de naleving van de vergunningsvoorwaarden. De praktijk wijst uit dat het zowel aan de
vergunningverlening als ook aan het toezicht op naleving van de vergunningsvoorwaarden schort.
Dit hangt samen met leemtes in kennis bij met name de vergunningverleners en capaciteitstekorten
bij de betreffende gemeentelijke diensten.
Inzet op verbetering
Hoewel geen inzicht bestaat in de precieze omvang van de gerezen problematiek nemen mijn
ambtgenoot van VROM en ik deze zeer serieus. In onderling overleg is daarom besloten deze
kwestie grondig aan te pakken en een verbetertraject in gang te zetten. Dit traject ziet er als volgt
uit.
M.b.t. de certificeringsaanpak zal de overheid een zware betrokkenheid krijgen. Daarbij is
gekozen voor een systematiek zoals die in delen van het arbodomein al langer gebruikelijk is.
Daartoe worden CI's, die aan de op te stellen wettelijke criteria terzake voldoen, van
overheidswege aangewezen en vervolgens onder zogeheten tweedelijnstoezicht geplaatst.
Middels die aanwijzing worden betreffende CI's, voor dat deel van hun werkzaamheden,
zelfstandige bestuursorganen, met alle consequenties die dat wettelijk gezien met zich brengt.
Vanwege juridische en inhoudelijke redenen zal de primaire verantwoordelijkheid van
overheidswege voor de asbestsector van VROM naar SZW worden overgeheveld. Juridische
reden is dat de WMS geen kapstok biedt voor de beoogde aanwijzingssystematiek, maar de
Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Arbowet) wel. Dit betekent dat de bepalingen die betrekking
hebben op de certificeringsplicht, uit het op de WMS gebaseerde Asbestverwijderingsbesluit
zullen worden overgeheveld naar het (Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit), gebaseerd
op de Arbowet). Het te introduceren tweedelijnstoezicht op de CI's zal worden uitgevoerd door
de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) van het Ministerie van SZW. Inhoudelijk argument voor de
overheveling van VROM naar SZW is dat het te beheersen risico bij inventarisatie en
verwijdering van asbest vooral een arborisico is. Complicatie daarbij is dat in de beoogde
wettelijke constructie (uiteraard) alleen het arbeidsomstandighedenaspect kan worden
meegenomen. Daarom worden, gelijktijdig met de overheveling van de arbogerelateerde
bepalingen naar het Arbobesluit, de resterende benodigde voorschriften, die uitsluitend het
milieubelang beogen te beschermen en die mede voortvloeien uit implementatie van Europese
richtlijnen terzake, bij wijze van aanvulling opgenomen in het Asbestverwijderingsbesluit.
Daarenboven geldt voor asbest dat bij het nemen van adequate arbeidsbeschermende
maatregelen, ook het milieu wordt beschermd.
In het ontwerp-Asbestverwijderingsbesluit zijn stringentere eisen gesteld, die in de praktijk
minder ruimte voor individuele interpretatie van de regels biedt. Zo komen er minder
uitzonderingen op de asbestinventarisatieplicht. Als gevolg van deze herziening van het
Asbestverwijderingsbesluit wordt de handhaving hiervan tevens verbeterd. Ook genoemde
leemtes in gemeentelijke vergunningverlening en toezicht op de naleving van de
vergunningsvoorwaarden zullen worden aangepakt. Zoals reeds in de brief van mijn ambtgenoot
van 14 november 2002 en in het Algemeen Overleg milieuhandhaving van 4 december 2002 is
aangegeven wordt dit jaar nader onderzocht om met behulp van ketenhandhaving van de
asbestketen te komen tot structurele verbetering van de asbesthandhaving. Overigens wordt er op
diverse plekken in het land al samengewerkt tussen de Arbeidsinspectie en de VROM-inspecties.
Ten einde de noodzakelijke afstemming in activiteiten tussen de diverse (eerste- en tweedelijns)
inspecties zo goed mogelijk te borgen, zullen de mogelijkheden van een landelijk informatiepunt
worden verkend, dat toegankelijk zou moeten worden voor alle betrokken handhavings- en
toezichtsinstanties in Nederland, zoals AI, VI, gemeenten en certificerende instellingen.
Wellicht meer ?
De geschetste aanpak zal naar verwachting belangrijk bijdragen aan een verbetering van de
huidige gang van zaken rond inventariseren en verwijderen van asbest. Denkbaar is dat er meer
nodig is om een adequaat functioneren van de sector te realiseren. Mogelijkheden hiertoe komen
wellicht beschikbaar via het momenteel in voorbereiding zijnde regeringsstandpunt met
betrekking tot het reilen en zeilen van de certificatiesystemen die van overheidswege worden
ingezet ter realisatie van overheidsdoeleinden, een en ander op basis van een (door EZ
getrokken) breed opgezet evaluatieonderzoek.
Aangezien ik de boven beschreven verbeteringen voortvarend wil doorvoeren, zal de uitkomst
van dit evaluatietraject niet worden afgewacht. In een latere fase is het altijd nog mogelijk om, op
basis van de uitkomst van dit traject, verdere verbeteringen in de certificeringaanpak van de
asbestverwijderingssector door te voeren.
Inwerkingtreding nieuwe aanpak
De introductie van de nieuwe aanpak is een complexe en omvangrijke operatie, die met
voortvarendheid is opgestart en naar verwachting eind 2004 zal worden afgerond. Zoals gezegd,
zal de regelgeving moeten worden aangepast, maar zullen ook de CI's moeten worden
aangewezen. Ook zal de beoogde verbeterde afstemming en intensivering van het toezicht gestalte
moeten krijgen.
Om geen leemte te laten ontstaan, zal de huidige certificatiesystematiek worden gehandhaafd tot
op het moment waarop het gewijzigde Arbobesluit van kracht zal zijn. Dit laatste zal naar
verwachting eind 2004 het geval zijn.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)