Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 36
2513 AA DEN HAAG
Uw brief Ons kenmerk
AD/2003/47615
Onderwerp Datum
Schriftelijke beantwoording vraag uit AO 25 juni 2003
van 19 juni 2003 van het lid De Vries
Hierbij zend ik u de door mij in het Algemeen Overleg op 19 juni 2003 over het jaarverslag
2002 toegezegde schriftelijke beantwoording van de vraag van het lid De Vries (VVD) over
de opmerking in het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2002 van
SZW dat de Rekenkamer de conclusie van de accountantsdienst van mijn departement over
vijf accountantsverklaringen die bij de BUESI-regelingen zijn gegeven niet deelt. Daarbij ga
ik tevens in op het verzoek van de leden Bussemaker (PvdA) en Verburg (CDA) om het
antwoord in een bredere context te plaatsen, te weten het vertrouwen dat in
accountantsverklaringen moet kunnen worden gesteld.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
---
Vraag van het lid De Vries (VVD)
Hoe kan het gebeuren dat de Algemene Rekenkamer (AR) de conclusies van de
departementale accountantsdienst (AD) bij vijf accountantsverklaringen bij de BUESI-
regelingen niet deelt? De Kamer moet toch kunnen uitgaan van de betrouwbaarheid van
accountantsoordelen?
Antwoord
Voordat ik specifiek op deze vraag in ga, wil ik u eerst de controlesystematiek uiteenzetten
en u informeren over de maatregelen die genomen zijn ter waarborging van de
betrouwbaarheid van accountantsverklaringen.
Bij het Rijk is de controletoren gebaseerd op het principe van single audit. Het Rijk stelt
regels en normen vast voor de controle op de rechtmatigheid van uitgaven, te hanteren door
de externe accountant van de uitvoerende/ontvangende organisatie. De externe accountant
dient de door de organisatie gedeclareerde uitgaven volgens deze regels en normen te
controleren. Hierbij dient hij onder meer vast te stellen dat de administratie van de
organisatie (waarop de declaratie is gebaseerd) voldoende betrouwbaar is. Dit doet hij
normaliter onder meer door middel van steekproeven, hetgeen inhoudt dat de accountant bij
dit systeemgerichte onderzoek niet integraal de aanwezigheid van alle administratieve
bescheiden vaststelt.
De AD toetst de naleving van deze regels en normen steekproefsgewijs met reviews, zonder
daarbij de controle over te doen, en geeft vervolgens op basis van haar bevindingen een
eigen onafhankelijk oordeel of er voldoende grond is om de rechtmatigheid van de uitgaven
door de minister vast te laten stellen. Vervolgens toetst de AR weer of de AD zijn werk naar
behoren heeft gedaan door middel van een vergelijkbare methode. Dit systeem wordt door
alle betrokkenen valide geacht en biedt voldoende waarborgen voor een betrouwbare
werkwijze bij het vaststellen van de rechtmatigheid.
Zowel binnen SZW als rijksbreed is aandacht voor de werking van het systeem en de rol van
de verschillende actoren daarin, waarbij bijzondere aandacht uit gaat naar de kwaliteit van
accountantsverklaringen van externe accountants. Ik wijs er in dit verband op dat de
Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2002 van SZW opmerkt dat er positieve
resultaten op dit terrein te melden zijn, maar dat de kwaliteit van externe
accountantsverklaringen bij met name enkele kleinere subsidieregelingen nog tekortschiet.
Dit betreft regelingen waarbij de aan de accountant te stellen eisen nog niet in een controle-
en rapportageprotocol waren vastgelegd. Ik heb toegezegd dat dit in 2003 alsnog zal
gebeuren. Voorts heb ik het advies van de AR overgenomen om de AD ook bij de kleinere
subsidieregelingen steekproefsgewijs onderzoek ter plaatse bij projecten zelf te laten
uitvoeren. In mijn brief van 14 februari 2003 heb ik de Tweede Kamer gemeld welke
maatregelen ik verder inmiddels heb getroffen om de kwaliteit van de ten behoeve van het
Rijk opgestelde accountantsverklaringen van externe accountants te bevorderen.
Dit beleid sluit naadloos aan bij de opvattingen van de Minister van Financiën. In zijn brief
aan de Tweede Kamer van 30 januari 2003 heeft hij aangegeven welke maatregelen hij
rijksbreed voorstelt.
Meer in het bijzonder kan ik ten aanzien van het verschil van inzicht tussen de AR en de AD
het volgende antwoorden.
---
Uit de tekst op bladzijde 52 van het rapport van de AR leid ik af dat het om een verschil in
oordeelsvorming gaat over één van de 5 door de accountantsdienst gereviewde verklaringen
van externe accountants. De AR schrijft hierover namelijk het volgende:
"De Algemene Rekenkamer vindt één van de vijf accountantsverklaringen niet toereikend.
Deze verklaring is afgegeven bij een einddeclaratie die naderhand fors naar beneden moest
worden bijgesteld, omdat de desbetreffende uren niet onderbouwd bleken te kunnen
worden."
In het betreffende geval is uit de review van de AD gebleken dat de externe accountant zijn
werk overeenkomstig de in het voorgaande aangeduide normen en met voldoende diepgang
heeft uitgevoerd. Omdat de subsidieaanvrager naderhand vaststelde dat van een aantal
deelnemers niet alle administratieve bescheiden meer vindbaar waren heeft hij een
neerwaarts bijgestelde declaratie ingediend. Dat de externe accountant dat niet bij zijn
controle van de oorspronkelijke declaratie heeft opgemerkt is te verklaren uit het feit dat hij
bij een systeemgerichte aanpak geen integrale controle op de aanwezigheid van alle
administratieve bescheiden uitvoert. Nu (om economische redenen) geen integrale controle
wordt voorgeschreven kan dit risico niet volledig worden ondervangen.
Het verschil van inzicht tussen de AR en de AD vormde mede aanleiding voor het maken
van nadere afspraken over de onderlinge communicatie. Zo is afgesproken dat er periodiek
overleg zal plaatsvinden tussen AR en de AD, waarin ondermeer over verschillen van
benadering en van toetsing kan worden gesproken en verschillende inzichten daarover
kunnen worden gewisseld.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid