Ministerie van Buitenlandse Zaken


- Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

DEN HAAG


- Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag


Datum


- 26 juni 2003

Auteur


- M.Th. Crucq


Kenmerk


- DIE-362/03

Telefoon


- 070 348 48 76


Blad


- 1/15


Fax


- 070 348 40 86


Bijlage(n)


- 7

E-mail


- die-in@minbuza.nl


Betreft


- Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.


---


---


Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zeven fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Mededeling van de Commissie inzake de door de lidstaten te nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat alle burgers van de Unie in 2004 deelnemen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement in een uitgebreide Unie.


2. Mededeling van de Commissie inzake verbetering van het wetenschappelijk en technisch advies ten behoeve van het communautair visserijbeheer


3. Mededeling: De ontwikkeling van een actieplan voor milieutechnologie


4. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad als aanvulling op de Richtlijn van de Raad 96/16/EC betreffende statistische enquêtes voor melk en melkproducten.


5. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees economisch en sociaal comite en het Comite van de regio's betreffende de wereldradioconferentie 2003 (WRC-03)


6. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG


7. Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï

Fiche 1: Mededeling Europese verkiezingen

Titel:

Mededeling van de Commissie inzake de door de lidstaten te nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat alle burgers van de Unie in 2004 deelnemen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement in een uitgebreide Unie.


Datum Raadsdocument:                    14 april 2003

Nr Raadsdocument:                          8370/03

Nr. Commissiedocument:                  COM(2003)174 def

Eerstverantwoordelijk ministerie:     BZK i.o.m. BZ, LNV

Behandelingstraject in Brussel:

De Commissie zal monitoren of alle lidstaten ervoor zorgen dat alle burgers van de Unie in 2004 kunnen deelnemen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement. Hiertoe zal de Commissie een vergadering van vertegenwoordigers van de lidstaten en toetredende staten bijeenroepen om gegevens inzake de eind 2003 vastgestelde praktische regelingen uit te wisselen.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Op 1 mei 2004 treden tien nieuwe lidstaten toe tot de EU. Zowel burgers van de huidige vijftien lidstaten die in de tien toetredende staten verblijven als burgers van de tien toetredende landen die in de huidige vijftien lidstaten of in andere toetredende staten verblijven hebben het recht om op 10 juni 2004, zowel actief als passief, deel te nemen aan de verkiezing van de leden van het Europees Parlement. Het actief en passief kiesrecht voor het Europees Parlement is neergelegd in art. 19 lid
2 van het EG-verdrag. De specifieke situatie van de uitoefening van het actief en passief kiesrecht ten behoeve van burgers die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn wordt ten uitvoer gelegd door Richtlijn 93/109/EG.

Gezien het strakke tijdschema (toetreding op 1 mei 2004 en verkiezingen EP op 10 en 13 juni 2003) dienen de praktische voorbereidingen voor de verkiezingen reeds vóór de officiële toetreding aan te vangen. Het doel van de mededeling is dan ook om een impuls te geven aan het proces van tenuitvoerlegging in de toetredende staten en aan de tijdige inschrijving van alle burgers op de kiezerslijsten zowel in de huidige als in de toetredende staten.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t. (mededeling)

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. (mededeling)

Subsidiariteit en  proportionaliteit: n.v.t. (mededeling)

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:


Bijlage 2 van de mededeling geeft aan dat het in Nederland gaat om maximaal 9100 nieuwe stemgerechtigden, voor wie een nieuw registratieformulier moet worden ontworpen. Tevens zullen gemeenten deze nieuwe stemgerechtigden dienen te registreren.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Momenteel wordt door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een tijdelijke zelfstandige wet voorbereid die de onderdanen van de toetredende lidstaten die in Nederland verblijven, in staat stelt om deel te nemen aan te verkiezingen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Onderdanen van de nieuwe lidstaten die in Nederland woonachtig zijn, hebben recht om deel te nemen aan de verkiezing van leden van het Europees Parlement. Dit recht vloeit mede voort uit de Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in de Vergadering door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen (Trb. 1976, 17). Het betreft zowel het actieve als het passieve kiesrecht.

De peildatum voor deze verkiezingen in Nederland valt echter op 28 april 2004, dus vóór de datum van toetreding. De peildatum is de dag waarop de registratie voor zowel actief als passief kiesrecht moet zijn aangevraagd. Op Nederland rust de verplichting om het juridisch en praktisch mogelijk te maken dat deze nieuwe EU-onderdanen kunnen deelnemen aan de verkiezingen. Momenteel wordt daarom door BZK een tijdelijke zelfstandige wet voorbereid die de onderdanen van de toetredende lidstaten in staat stelt om deel te nemen aan te verkiezingen.

Fiche 2: Mededeling visserijbeheer

Titel:

Mededeling van de Commissie inzake verbetering van het wetenschappelijk en technisch advies ten behoeve van het communautair visserijbeheer


Datum Raadsdocument:                    3 april 2003

Nr Raadsdocument:                          8123/03

Nr. Commissiedocument:                  C(2003)625 def

Eerstverantwoordelijk ministerie:     LNV i.o.m. BZ, FIN

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Visserij intern, Landbouw- en VisserijRaad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) moet gebaseerd zijn op beter en tijdig wetenschappelijk advies om het beleid beter te funderen. Met het oog daarop moeten in de eerste plaats regionale wetenschappelijke organisaties hun rol als forum voor wetenschappelijke ontwikkelingen versterken en zal in de tweede plaats de Gemeenschap zelf wetenschappelijk advies moeten kunnen formuleren. De mededeling geeft een beschrijving van de huidige tekortkomingen en behoeften inzake het wetenschappelijk visserijadvies.Tevens worden voorstellen/suggesties gedaan voor verbeteringen. Deze komen voor de korte termijn neer op verbetering van de coördinatie en afstemming van advisering, alsmede versterking van de advisering door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV). Voor de lange termijn stelt de Commissie voor om de Raad twee opties voor te leggen. Ten eerste versterking van de rol van ICES ( International Council for the Exploration of the Sea) door deze organisatie te belasten met het uitbrengen van advies over visserijvraagstukken die voor de Gemeenschap van bijzonder belang zijn. Een tweede optie betreft het ontwikkelen van voldoende capaciteit voor analyse en advies binnen de EU.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t. (mededeling)

Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t. (mededeling)

Subsidiariteit en  proportionaliteit: n.v.t. (mededeling)

Consequenties voor de EU-begroting:

Geen, het betreft een mededeling. Voorstellen van de Commissie die voortvloeien uit de mededeling kunnen wel leiden tot consequenties voor de begroting.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland acht een goed functionerend GVB, gebaseerd op gefundeerde wetenschappelijke adviezen, noodzakelijk voor een duurzame exploitatie van aquatische ecosystemen. Nederland verwelkomt de mededeling in het kader van de hervorming van het GVB. Nederland deelt op hoofdlijnen de analyse van de Commissie over het functioneren van het huidige proces van wetenschappelijke advisering en de geschetste toekomstige ontwikkelingen. Ten aanzien van mogelijke verbeteringen worden door de Commissie interessante suggesties gedaan en opties gepresenteerd. Deze zullen zowel voor het visserijbeheer in de Gemeenschapswateren, als het beheer in de wateren buiten de Gemeenschap, op hun merites worden beoordeeld. Nederland kent bijzondere betekenis toe aan transparantie bij het totstandkomen van wetenschappelijke adviezen en aan een juiste timing van de advisering.

Fiche 3: Mededeling milieutechnologie

Titel:

Mededeling: De ontwikkeling van een actieplan voor milieutechnologie


Datum Raadsdocument:                    3 april 2003

Nr Raadsdocument:                          8099/03

Nr. Commissiedocument:                  COM(2003)131 def

Eerstverantwoordelijk ministerie:     VROM in nauwe samenwerking met EZ,

                                                         i.o.m. V&W, LNV, FIN

Behandelingstraject in Brussel:  Raadswerkgroep Milieu, Milieuraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Door allerlei belemmeringen op een aantal milieugebieden kunnen de mogelijkheden voor het bevorderen van milieubescherming, gekoppeld aan economische groei, onvoldoende worden benut. Gebleken is dat op deze milieugebieden zich dezelfde soort belemmeringen voordoen, zoals economische belemmeringen (bijv. een prijsstructuur die vervuiling niet afstraft), slechte toegang tot financiering, gebrekkige verspreiding van nieuwe technologie, technische belemmeringen die via gericht onderzoek moeten worden weggenomen; etc.

Milieutechnologie is van belang voor de opheffing of vermindering van deze belemmeringen. Bovendien kan milieutechnologie een belangrijke bijdrage leveren aan een duurzame ontwikkeling: niet alleen door bescherming van het milieu, maar ook door op verschillende manieren bij te dragen aan economische groei.

Milieutechnologie past in de zgn. Lissabonstrategie: het streven om de EU de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te maken, en in de milieudimensie van de bij de Europese Raad van Gotheborg overeengekomen strategie inzake duurzame ontwikkeling.

Daarom is aan de Europese Raad van Barcelona voorgesteld om in overleg met de belanghebbenden een plan te ontwikkelen met concrete maatregelen voor bevordering van de toepassing van milieutechnologie.

Deze mededeling richt zich op vier aandachtsgebieden, te weten: klimaatverandering, bodembescherming, duurzame productie en consumptie, alsmede water. Vervolgens worden voor deze vier aandachtsgebieden de economische, maatschappelijke en technische belemmeringen alsook de belemmeringen op het gebied van regelgeving opgesomd. Voorstellen en voorbeelden voor nieuwe technologieën worden aangedragen.

De mededeling geeft daarmee een voorlopige analyse op deze vier gebieden, die alle vier samenhangen met prioritaire gebieden die zijn aangewezen in het 6e Milieu Actieprogramma en ook zijn opgenomen in het 6e Kaderprogramma voor Onderzoek (KP6).

De maatregelen kunnen dan ook de uitvoering van KP6 beïnvloeden, alsmede het financieringsinstrument voor het milieu, LIFE (met de Kaderprogramma's wordt financiële ondersteuning m.b.t. milieutechnologie gegeven, terwijl LIFE demonstratieprojecten op dit terrein financiert).

De mededeling vormt de basis voor een dialoog met belanghebbenden, en de Commissie nodigt de lidstaten uit input te leveren op het geschrevene. Naar verwachting zal voor eind 2003, mede op basis van deze input, een actieplan door de Commissie worden aangenomen.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:n.v.t. (mededeling)

Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t. (mededeling)

Subsidiariteit en  proportionaliteit: n.v.t. (mededeling)

Consequenties voor de EU-begroting:  geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:  geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland steunt het initiatief van de Commissie, dat enerzijds kansen biedt om een aantal belemmeringen weg te nemen, zoals voor duurzame productie en consumptie, en voor de NMP4 transities: duurzame energiehuishouding, mobiliteit, landbouw, biodiversiteit, en anderzijds de mogelijkheid biedt om zelf nog punten in te brengen.

De maatregelen die in het actieplan worden opgenomen dienen een onderscheiden plaats te krijgen in het 6e Kaderprogramma en LIFE IV en uit deze programma's te worden gefinancierd. Overigens moet over LIFE IV, de opvolger van LIFE III, nog besluitvorming plaatsvinden.

Daarnaast zou de Commissie moeten streven naar afstemming en bundeling van nationale programma's op de aangegeven thema's. Voorts biedt de mededeling kansen om invulling te geven aan de algemene en sectorspecifieke ontkoppelingsdoelstellingen zoals overeengekomen tijdens de Europese Raad van 21 maart 2003.

Gezien het stadium waarin de meningsvorming over de mededeling zich bevindt, bestaat nog geen inzicht in de uitwerking van het actieplan.

Fiche 4: Richtlijn statistische enquêtes voor melk en melkproducten

Titel:

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad als aanvulling op de Richtlijn van de Raad 96/16/EC betreffende statistische enquêtes voor melk en melkproducten.


Datum Raadsdocument:                    4 april 2003

Nr Raadsdocument:                          8160/03

Nr. Commissiedocument:                  COM(2003)158 def

Eerstverantwoordelijk ministerie:     EZ/CBS i.o.m. LNV

Behandelingstraject in Brussel:  Raadswerkgroep landbouwstatistiek, Landbouwraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Voor de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) is het van belang om te beschikken over geharmoniseerde en kwalitatief hoogwaardige statistische informatie op het gebied van de productie en verwerking van melk. Richtlijn 96/16/EC betreft de uitvoering van statistische enquêtes naar melk en zuivelproducten in de Europese Unie. In het rapport gedateerd 27 september 2000 over de toepassing van de richtlijn wordt verslag gedaan over de ervaringen met de uitvoering van de richtlijn, alsmede aanbevelingen gedaan voor aanpassing.

De nu voorliggende concept-richtlijn bevat voorstellen voor aanvulling. Deze aanvullingen betreffen o.a.:


· Duidelijke omschrijving van de waarnemingseenheid(d.w.z. de instantie waar de gegevens vandaan gehaald worden). In het richtlijnvoorstel is opgenomen: "Deze waarnemingseenheid is een onderneming of een deel daarvan gelegen op een bepaalde geografische plaats. Behalve voor de lidstaten die van de ondernemingen toestemming krijgen om het vertrouwelijke karakter van de gegevens op te heffen, zijn de eenheden de lokale eenheden." Hiermee eist de Commissie gedetailleerde informatie op lokaal niveau, terwijl het tot nu toe de lidstaat is die bepaalt waar zij haar gegevens vandaan haalt.


· uitbreiding m.b.t. het leveren van gegevens over het eiwitgehalte in de belangrijkste zuivelproducten.    Om de ontwikkeling van melk en zuivelproducten te volgen moet men over betrouwbare en vergelijkbare gegevens betreffende het eiwitgehalte van de voornaamste zuivelproducten kunnen beschikken. Op basis van reeds bestaande gegevens wordt d.m.v. een model schattingen gemaakt van dit eiwitgehalte in de belangrijkste zuivelproducten.


· de regionale productie van koemelk.             In verband met regionale specialisatie binnen de EU kunnen grote verschillen ontstaan tussen regio's, inzicht in deze regionale verschillen is van belang.


· het hergebruik van zuivel in de sector.           Om een goed inzicht in de productie en verwerking van melk te hebben, is het belangrijk om ook over gegevens van  hergebruik in de zuivel te beschikken


· het opleveren van een kwaliteitsrapport over de uitvoering in de lidstaten.       Om vergelijking van de resultaten te garanderen en inzicht in de kwaliteit van de gegevens te hebben is het noodzakelijk dat lidstaten methodologische rapporten opstellen


· een bepaling over de statistische geheimhouding..      EUROSTAT mag evt. gegevens publiceren die onder de statistische geheimhouding vallen, in het geval dat de betreffende ondernemingen zelf toestemming verlenen om deze gegevens te publiceren.

Rechtsbasis van het voorstel:  Artikel 285 van het verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Gekwalificeerde meerderheid / Co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en  proportionaliteit:

De subsidiariteit is in beginsel positief. Voor de uitvoering van het GLB is het nodig dat de Unie beschikt over geharmoniseerde en kwalitatief hoogwaardige statistische informatie. Echter een aandachtspunt is de uitgebreide beschrijving van de waarnemingseenheid in het eerste artikel van de verordening. Deze is onwenselijk omdat hiermee Europees vastgelegd wordt dat de waarnemingseenheid overeenkomt met de input-unit (dwz. een lokale onderneming). De lidstaten moeten echter volgens de vastgestelde concepten de resultaten opleveren, maar hoe zij die gegevens verzamelen valt onder de eigen verantwoordelijkheid.

Proportionaliteit is positief: de gevraagde kenmerken gelden als noodzakelijk voor het uitvoeren van het beleid terzake.

Consequenties voor de EU-begroting:  Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Geen. Een groot deel van de gegevens wordt verzameld door Productschap Zuivel, dat heeft aangegeven deze gegevens te kunnen verzamelen zonder noemenswaardige verhoging van de enquêtedruk.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):  N.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid 

De richtlijn behoeft geen verdere implementatie en kan direct worden uitgevoerd.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

De voorgestelde wijzigingen zijn niet zodanig dat hierdoor nu bijzondere Nederlandse belangen gemoeid zijn. Het gaat om relatief kleine aanpassingen in reeds bestaande regelgeving.

Fiche 5: Mededeling Wereld Radioconferentie 2003

Titel: 

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees economisch en sociaal comite en het Comite van de regio's betreffende de wereldradioconferentie 2003 (WRC-03)


Datum Raadsdocument:                    29 april 2003

Nr Raadsdocument:                          8480/03

Nr. Commissiedocument:                  COM(2003)183def

Eerstverantwoordelijk ministerie:     EZ i.o.m. OCW, DEF, V&W, BZK

Behandelingstraject in Brussel: Telecomraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: 

De Wereld Radio Conferentie is het hoogste besluitvormend orgaan van de ITU (International Telecommunication Unit)  m.b.t. het radiofrequentiespectrum. De besluiten betreffen met name de herziening van de 'Radio Regulations' (bevatten frequentie-allocaties en technische voorwaarden voor het gebruik van frequentiebanden). De Radio Regulations hebben het karakter van een internationaal verdrag.

Wereld Radio Conferenties worden elke drie à vier jaar gehouden. Van 9 juni tot en met 4 juli 2003 wordt in Geneve de eerstkomende WRC (WRC-'03) georganiseerd.

De Europese voorbereiding van de WRC heeft plaatsgevonden in de CEPT (Europese Conferentie van Telecommunicatie en Post). Op nagenoeg alle agendapunten van WRC´03 zijn ´Common European Proposals` (ECP´s) vastgesteld. Deze vormen de Europese voorstellen voor de Conferentie. De Europese Commissie heeft als ´Councelor´ aan de discussies deelgenomen. De nationale voorbereiding vond plaats in de ´Nationale Voorbereidingscommissie´, waarin betrokken departementen participeren als mede diverse spectrumgebruikers (marktpartijen en wetenschap). Ook tijdens de Conferentie zal de CEPT zoveel mogelijk als blok blijven opereren.

De Commissie onderschrijft de ECP´s. De mededeling en de resolutie hebben tot doel politieke steun te geven aan de onderhandelaars in de Conferentie en aan te geven welke agendapunten het meest relevant zijn voor het EU beleid.


· bescherming van het spectrum voor IMT-2000/UMTS tegen interferentie (d.w.z. negatieve beïnvloeding) van satellietsystemen in Azië en het doen van verkenningen naar de toekomst van dit systeem. Zo nodig, verzekeren van een agendapunt ´IMT-2000´ op de WRC 2007;


· Galileo: elke discriminatie van technische eisen aan Galileo (t.o.v. GPS en GLONAS) dient voorkomen te worden; de systemen moeten gelijkwaardig behandeld worden. Verzekerd dient te worden dat de frequenties toegewezen aan Galileo ook daadwerkelijk kunnen worden aangewend voor de geplande diensten;


· voortgang boeken met regionaal en mondiaal geharmoniseerde frequenties voor PPDR-systemen (Public Protection and Disaster Relief), zoals voor politie, ambulance etc.;


· ondersteunen van oprichting van alternatieve draadloze infrastructuur platformen, w.o. RLAN (Radio Local Area Networks) en het realiseren van aanvullende frequentieruimte voor dit systeem in de 5 GHz band. Voor de Commissie is van belang dat dit technologie neutraal moet geschieden, wat betekent dat de technologie beschikbaar moet zijn voor iedereen en dus de belemmering van een patent voorkomen moet worden.

De mededeling wijkt op geen enkel onderdeel af van de ECP´s die in de CEPT tot stand zijn gekomen

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t. (mededeling)

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

N.v.t.. De Mededeling is ter informatie aan het EP gezonden.

Instelling nieuw Comitologie-comité:  N.v.t.

Subsidiariteit en  proportionaliteit:

De Commissie roept de listaten op om gemeenschappelijke posities in te nemen en uit te dragen. Een Mededeling is hiervoor het juiste instrument. Gaat niet verder dan nodig is.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Mededeling geldt sec voor WRC (9 juni - 4 juli 2003)

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

De Nederlandse belangen komen overeen met de geschetste aandachtspunten. De genoemde punten zijn alle voor Nederland relevant.

Fiche 6: Richtlijn Transparantie

Titel:

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG


Datum Raadsdocument:                    1 april 2003

Nr Raadsdocument:                          8026/03

Nr. Commissiedocument:                  COM(2003)138 def

Eerstverantwoordelijk ministerie:     FIN i.o.m. EZ, JUST

Behandelingstraject in Brussel:  Raadswerkgroep Financiële Diensten, Ecofin Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het richtlijnvoorstel heeft tot doel de informatieverschaffing van ondernemingen met beursgenoteerde effecten binnen de Europese Unie te verbeteren en daarmee bij te dragen aan een verdere integratie van de Europese effectenmarkten. Het voorstel bevat bepalingen over:


- de frequentie van de periodieke financiële rapportages (introductie kwartaalbericht) en over de publicatietermijn (publicatie jaarverslag binnen 3 maanden);


- de transparantie van zeggenschap en kapitaalverhoudingen in beursvennootschappen;


- de rol van en taakverdeling tussen nationale effectentoezichthouders in registratie van en toezicht op het tijdig nakomen van de informatieverplichtingen.

Rechtsbasis van het voorstel: wijziging van bestaande richtlijn 2001/34/EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:  co-decisie procedure

Instelling nieuw Comitologie-comité: European Securities Committee (regelgevend comité)..

Subsidiariteit en  proportionaliteit:

Subsidiariteits- en proportionaliteitstoets zijn positief; doelstellingen van het voorstel van de Commissie (o.a. wegnemen van informatie-asymmetrieën over beursvennootschappen) kunnen niet door de lidstaten zelf worden verwezenlijkt, het richtlijnvoorstel gaat niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen daarin te realiseren en biedt lidstaten de vrijheid om strengere maatregelen op te leggen.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Geen gevolgen rijksoverheid.

Wel gevolgen voor bedrijfsleven: beursgenoteerde ondernemingen moeten aan aangescherpte transparantieverplichtingen voldoen (met name: binnen drie maanden jaarverslag (i.p.v. momenteel binnen 5 maanden) en binnen twee maanden kwartaalbericht publiceren (i.p.v. momenteel alleen halfjaarbericht)). Daar tegenover staat bevordering van het gebruik van internet bij het publiceren van informatie (waar nu nog vaak papieren versies verplicht zijn).

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): verzwaring taken voor toezichthouder Autoriteit Financiële Markten als gevolg van richtlijnvoorstel.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Voorstel is momenteel dat implementatie op 31 december 2004 gereed moet zijn. Dit is een volstrekt onhaalbare termijn. Vergelijkbare richtlijn (Prospectusrichtlijn) waarop reeds Gemeenschappelijk Standpunt is bereikt, kent einde implementatietermijn circa medio 2005 (18 maanden na publicatie richtlijn).

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Startpunt Nederlandse inzet is steun voor de verbetering van de informatieverschaffing van beursgenoteerde ondernemingen. De recente boekhoudschandalen onderstrepen nog eens het belang van goede en tijdige transparantie op de financiële markten. Aandachtspunt daarbij is de lasten voor het bedrijfsleven niet onnodig te verzwaren.

Fiche 7: Verordening bestrijdingsmiddelenresiduen

Titel:

Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong


Datum Raadsdocument:                    19 maart 2003

Nr Raadsdocument:                          7635/03

Nr. Commissiedocument:                  COM(2003)117 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie:     VWS in nauwe samenwerking met LNV,

                                                         i.o.m. JUST, BZ/OS, VROM

Behandelingstraject in Brussel: Werkgroep Landbouw, Landbouwraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel voor een Verordening vervangt de huidige 4 richtlijnen betreffende maximumgehalten aan residuen (MRL's) voor gewasbeschermingsmiddelen (bestrijdingsmiddelen) in plantaardige en dierlijke producten. Na een overgangsprocedure zullen alle MRL's geharmoniseerd zijn en nieuwe MRL's alleen nog op Europees niveau worden vastgesteld. Doel van de nieuwe verordening is:


· consolidatie en vereenvoudiging van bestaande regelgeving;


· omschrijving van de rol van de voornaamste actoren, met name die van de EVVA (Europese VoedselVeiligheid Autoriteit);


· bestaande praktische problemen in het handelsverkeer (binnen de interne markt en met derde landen) op te lossen. 

De aanbevelingen van het vijfde SLIM- (Simpler Legislation for the Internal Market) initiatief ten aanzien van de bestaande wetgeving zijn in dit voorstel verwerkt.

De lidstaten informeren de EVVA over de nationale voedingsgewoonten, de afgegeven toelatingen en hun landbouwpraktijken. De EVVA zal haar adviezen baseren op de beoordeling van deze gegevens, op gegevens van de evaluatie van werkzame stoffen in het kader van Richtlijn 91/414 en op door de aanvragers verstrekte aanvullende gegevens. De EVVA verzamelt nationaal vastgestelde (nog niet geharmoniseerde) MRL's, toetst deze op hun veiligheid en zal deze vervolgens als tijdelijke MRL's vaststellen. Deze MRL's zullen voor elke stof na afronding van de evaluatie volgens Richtlijn 91/414 opnieuw worden bekeken.

In gevallen waarin geen bestrijdingsmiddelen voor gebruik zijn toegelaten of geen gegevens over de veiligheid voor de consument voorhanden zijn, mogen geen residuen hoger dan de defaultwaarde 0,01 mg/kg worden toegestaan. Voor nóg giftiger bestrijdingsmiddelen kunnen nog lagere MRL's worden vastgesteld.

Rechtsbasis van het voorstel: 

Artikel 37, lid 2, derde alinea; en artikel 95, lid 1; artikel 152, lid 4, onder b EG-verdrag


---


Besluitvormingsprocedure en rol EP:

Gekwalificeerde meerderheid / co-decisieprocedure cfm artikel 251 EG-verdrag

Instelling nieuw Comitologie-comité:

De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002 ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.


---


Subsidiariteit en  proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief. Thans stellen lidstaten nationaal MRL's vast in gevallen waarin geen communautaire MRL's bestaan. De invoering maakt een einde aan de nog bestaande verschillende nationale bepalingen. Hierdoor wordt eenduidigheid in de residunormen verkregen, waardoor handelsbelemmeringen worden weggenomen en de vaststelling van overtredingen vergemakkelijkt.

Proportionaliteit is positief, omdat dit voorstel de eenvormigheid in de uitvoering van de wetgeving bevordert, en daardoor de doelstellingen: bescherming van de consument en vergemakkelijking van het handelsverkeer, bevordert.


---


Consequenties voor de EU-begroting: ¤ 738.000,- per jaar (administratieve kosten)


---


Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Voor de Rijksoverheid heeft de invoering van deze verordening enerzijds een structurele besparing tot gevolg vanwege het niet meer hoeven te implementeren van circa 10 wijzigingen van Richtlijnen per jaar. Anderzijds zijn er éénmalig kosten te verwachten als gevolg van een ‑door het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) uit te voeren‑ "herbeoordeling" van bestaande nationale MRL's ter opname als tijdelijke MRL's in de nieuwe Verordening. Daarnaast is het nog onzeker of de EVVA de haar toegemeten taak in de beginperiode met de beperkt aanwezige menskracht naar behoren kan uitvoeren, als gevolg waarvan aan de lidstaten om personele inzet kan worden gevraagd.

Voor het bedrijfsleven kunnen er kosten uit voortvloeien, omdat mogelijk in een aantal gevallen nieuwe residuproeven moeten worden uitgevoerd. Voor de burger zijn er geen consequenties te verwachten.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

De éénmalige (en mogelijk ook structurele) consequenties van invoering van de Verordening voor het CTB (zie punt 10) zullen expliciet in kaart moeten worden gebracht. Daarnaast is het  nog niet duidelijk welke aanpassing van bestaande regelgeving zal moeten plaatsvinden. Bovendien zal nagegaan moeten worden welke maatregelen nodig zijn om de bepalingen uit de Verordening te handhaven. 

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Inwerkingtreding op de 20e dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad.

De verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2005 voor verse producten en met ingang van 1 juni 2005 voor opgeslagen producten.


---


Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland staat in beginsel positief tegenover dit voorstel. Invoering is om een aantal redenen noodzakelijk, bijv. om de rol van de toekomstige EVVA bij de normstelling van bestrijdingsmiddelenresiduen vast te leggen, om risicoschatting en risicobeheersing te scheiden, en om de 'versnipperde' maatregelen in de vier bestaande Richtlijnen te harmoniseren en in overeenstemming te brengen met de huidige inzichten. Bovendien  beoogt de invoering een einde te maken aan  de nog bestaande verschillende nationale bepalingen ter zake, waardoor eenduidigheid in de rechtmatigheid van aanwezigheid van residuen wordt verkregen. Dankzij de vaststelling van een algemene defaultwaarde wordt het makkelijker om overtreding van de normen in de verordening vast te stellen.

Vanuit voedselveiligheidsoogpunt steunt Nederland het invoeren van een algemene defaultwaarde van 0,01 mg/kg voor residuen waarvoor geen of onvoldoende informatie aanwezig is om de rechtmatigheid van het aantreffen, en/of de risico's voor de consument te kunnen beoordelen. Thans is het namelijk niet mogelijk maatregelen te treffen tegen aanwezige (ongewenste) residuen van bestrijdingsmiddelen in ons voedsel die niet met name in de wet zijn genoemd.

Nederland zal de Commissie vragen bij het opstellen van het normstellingregime en bij de daadwerkelijke normstelling de effecten van deze maatregelen op ontwikkelingslanden expliciet mee te wegen en het verordeningsvoorstel te toetsen op markttoegang voor ontwikkelingslanden. De Commissie zal worden gevraagd om een kritische beoordeling te geven van de procedure en deze normen, gezien de door Nederland beoogde proportionaliteit tussen enerzijds het gewenste hogere beschermingsniveau en anderzijds de gevolgen voor exporten uit ontwikkelingslanden. Zonder concessies te doen aan de voedselveiligheid, gezondheid en milieu wil Nederland een zo gering mogelijk handelsbelemmerend effect voor ontwikkelingslanden bereiken.

Voorts is voor Nederland belangrijk geen Richtlijnwijzigingen meer te hoeven implementeren, geen z.g. conciliatieoverleggen met andere EU-lidstaten meer te hoeven voeren, en nationaal geen importtoleranties meer te hoeven vaststellen.

Het is nog niet helemaal duidelijk of er, bij het vaststellen van ondergrenzen voor MRL's voor in de EU niet of niet meer bestaande toepassingen, wel structureel rekening wordt gehouden met bestaande MRL's in de Codex Alimentarius. Hierover zal duidelijkheid moeten komen.

I.v.m. mogelijke negatieve gevolgen voor de export uit ontwikkelingslanden-landen (met name de minst ontwikkelde landen) is technische assistentie en capaciteitsopbouw vanuit de EU nodig, hetgeen de nodige tijd vergt. Daarom is het van belang om voor nieuwe (voor OS-landen relevante) MRL's een afdoende overgangstermijn in te stellen.


---