De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DL. 2003/2029
datum
24-06-2003
onderwerp
Rapport van Wakker Dier over varkensbesluit
TRC 2003/3984
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Met bovengenoemde brief heeft de vaste commissie voor Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij mij verzocht om een reactie te geven op de
conclusies en aanbevelingen van het rapport van de Stichting Wakker
Dier, getiteld 'De handhaving en handhaafbaarheid van het
Varkensbesluit'. Het rapport bevat een analyse van de handhaving en de
handhaafbaarheid van het Varkensbesluit. Dit besluit stelt regels ten
aanzien van de varkenshouderij. In het navolgende geef ik u mijn
reactie op de bevindingen van het rapport.
datum
24-06-2003
kenmerk
DL. 2003/2029
bijlage
Handhavingsbeleid
Het beleid inzake naleving en handhaving van het Varkensbesluit plaats
ik in de context van het Regeerakkoord, dat met betrekking tot de
naleving van regelgeving stelt: 'De overheid kan wetten en regels niet
handhaven als burgers en bedrijven zich daarvoor niet in de eerste
plaats zelf verantwoordelijk achten'.
Verder stelt het Regeerakkoord: 'Naleving is primair, zichtbaar en
merkbaar toezicht is daarvoor voorwaarde, handhaving is sluitstuk'. In
deze context ken ik groot belang toe aan naleving en handhaving. In
het rapport worden enkele cijfers genoemd met betrekking tot naleving,
aantal controles, overtredingen, en afhandeling van overtredingen.
Deze cijfers hebben betrekking op de periode tot 2001.
Juist op basis van de ervaringen in die periode is medio 2001 in
overleg met het Openbaar Ministerie besloten tot aanscherping van de
handhaving.
De aanscherping is geconcretiseerd door:
* het verhogen van de boetes om het economisch gewin van de
overtreding ongedaan te maken;
* minder waarschuwen en in een aantal gevallen onmiddellijk
verbaliseren en beboeten;
* bij te klein vloeroppervlak wordt het mogelijk het bedrijf te
sluiten.
Deze aanscherping komt overeen met de aanbevelingen van Wakker Dier.
De resultaten van het aangescherpte beleid zijn nog niet bekend.
Uitvoerbaarheid
Het rapport concludeert verder dat regelgeving soms met elkaar in
strijd kan komen. Zo worden de vereisten voor een vergunning op grond
van de Wet milieubeheer naast de eisen van het Varkensbesluit gezet en
wordt gesteld dat deze onderling tegenstrijdig kunnen zijn. Een
oplossing die in het rapport wordt voorgesteld, is opneming van de
eisen van het Varkensbesluit in de beoordeling van een
vergunningaanvraag op grond van de Wet milieubeheer. In 2001 heeft de
toenmalige minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in antwoord
op een Kamervraag van de leden M.B. Vos en Poppe (Kamervragen
2000-2001, nr. 514) dienaangaande geantwoord dat de vereisten van het
Varkensbesluit niet onder het milieubelang te scharen zijn en dus niet
kunnen worden getoetst in het kader van een aanvraag van een
milieuvergunning. Op basis van de Wet milieubeheer vindt immers een
preventieve toetsing plaats die in het Varkensbesluit ontbreekt: het
Varkensbesluit bevat geen vergunningplicht. Verder liggen de elementen
waaraan wordt getoetst in het kader van de Wet milieubeheer op een
heel ander vlak dan de eisen van het Varkensbesluit, die het welzijn
van varkens betreffen.
Zoals in het rapport dan ook terecht wordt geconcludeerd, creëert de
koppeling van deze twee regelingen het risico dat het milieubelang
ondergeschikt wordt gemaakt aan andere belangen. Om de uitvoerbaarheid
van de voorschriften te bevorderen, zou volgens het rapport meer
voorlichting nodig zijn. Ik meen dat hieraan voldoende aandacht wordt
besteed. Zo zal er naar aanleiding van de op handen zijnde wijziging
van het Varkensbesluit om aan gewijzigde Europese voorschriften te
voldoen zeer binnenkort een informatiebrief aan alle varkenshouders
worden gestuurd.
Controleerbaarheid
Het rapport constateert dat de bestaande normen veelal te vaag
omschreven zouden zijn, hetgeen leidt tot geringe controleerbaarheid
van de naleving. Daarom beveelt het aan om ruime begrippen
nauwkeuriger te definiëren. Dit zou de handhaafbaarheid ten goede
komen.
Inderdaad zou een precieze definiëring van begrippen in het
Varkensbesluit de controle op de naleving bevorderen, maar
tegelijkertijd zou deze innovatiebelemmerend kunnen werken. De
regelgeving moet de ruimte bieden voor varkenshouders om de nieuwste
technologie op hun bedrijf toe te kunnen passen, waarbij de
regelgeving een minimumniveau van dierenwelzijn voorschrijft. Wel
wordt thans onderzoek verricht naar met name afleidingsmateriaal. Ook
op andere terreinen vindt verdergaand onderzoek plaats. De resultaten
van dit onderzoek kunnen gebruikt worden om invulling te geven aan de
ruim geformuleerde normen van het Varkensbesluit.
In de tweede plaats staat gedetailleerde regelgeving op gespannen voet
met het huidige kabinetsbeleid dat deregulering beoogt te bevorderen.
Deregulering houdt onder meer in dat in regelgeving de voorkeur wordt
gegeven aan doelvoorschriften boven middelvoorschriften.
In de derde plaats zou een dergelijke detaillering van de
voorschriften inhouden dat Nederland in zijn regelgeving met
betrekking tot de varkenshouderij meer of strengere voorschriften
hanteert dan in Europese regelgeving is voorgeschreven. Het huidige
kabinetsbeleid is daarentegen dat Nederland niet verder op Europese
regelgeving wil vooruitlopen en dat dus in beginsel bij de
implementatie van Europese voorschriften niet op nationaal niveau
strengere eisen worden vastgesteld. Daarom is er bijvoorbeeld in de op
handen zijnde wijziging van het Varkensbesluit ter implementatie van
nieuwe Europese voorschriften voor gekozen om deze voorschriften één
op één over te nemen en niet op nationaal niveau strengere eisen te
stellen.
Instrumentarium
Wat betreft het handhavinginstrumentarium het volgende. Het rapport
beveelt aan om naast de huidige strafrechtelijke handhaving ook ruimte
te bieden aan bestuursrechtelijke handhaving. Handhaving langs
bestuursrechtelijke weg beoogt misstanden te laten herstellen door de
betrokkene, al dan niet onder dwang, terwijl bij strafrechtelijke
handhaving het punitieve karakter van de sanctie overheerst. Gelet op
de maatschappelijke verontwaardiging die kan optreden bij
overtredingen van dierenwelzijnvoorschriften, ligt een keuze voor
strafrechtelijke handhaving evenwel meer voor de hand dan
bestuursrechtelijke handhaving.
Echter, in de handhaving van het Varkensbesluit wordt strafrechtelijke
vervolging zodanig toegepast dat daarmee zowel de naleving wordt
gestimuleerd als ook recht wordt gedaan aan het maatschappelijk gevoel
ten aanzien van het herstel van misstanden. Indien er bij een
geconstateerde overtreding een waarschuwing wordt gegeven vindt steeds
een hercontrole plaats. Indien de betrokken varkenshouder bij die
hercontrole nog steeds in overtreding blijkt, wordt een proces-verbaal
ten behoeve van strafrechtelijke vervolging opgemaakt. Ook na een
procesverbaal volgt er weer een hercontrole. Door de manier waarop in
het kader van het Varkensbesluit gebruik wordt gemaakt van
strafrechtelijke handhaving, wordt dus hetzelfde effect bereikt als
met een bestuursrechtelijk instrumentarium. Om te bevorderen dat
varkenshouders de voorschriften naleven, is het dus niet noodzakelijk
om bestuursrechtelijke handhaving van het Varkensbesluit mogelijk te
maken naast de thans bestaande strafrechtelijke handhaving.
Ik wil de in het rapport gewekte indruk wegnemen dat na een
waarschuwing geen vervolgactie plaatsvindt. In vrijwel alle gevallen
vindt na een waarschuwing hercontrole plaats waarbij in het geval van
geconstateerde overtredingen alsnog proces-verbaal wordt opgemaakt.
Ik ga ervan uit hiermede voldoende op de hoofdlijnen van de conclusies
en aanbevelingen van het rapport van de Stichting Wakker Dier
gereageerd te hebben.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
dr. C.P. Veerman
---
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij