./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid De Ruiter (SP) over afhandeling
aanvragen bijstandsuitkeringen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)
---
2020312580
Vragen van het lid De Ruiter (SP) over afhandeling aanvragen bijstandsuitkeringen.
Vraag 1.
Hebt u kennisgenomen van het bericht `veel gemeenten zijn te traag met bijstand'? (Volkskrant 31
mei 2003)
Antwoord 1.
Ja..
Vraag 2.
Kloppen de bevindingen van Stimulansz en VNG, dat 18% van de aanvragen van
bijstandsuitkeringen niet binnen de wettelijk daarvoor gestelde termijn door gemeenten worden
afgehandeld?
Antwoord 2.
In de Benchmarkrapportage, zoals besproken in het algemeen overleg van 3 april jl., wordt
geconstateerd dat de meeste aanvragen, 82 %, binnen de wettelijke termijn worden afgehandeld.
Daarnaast wordt gesteld dat langere doorlooptijden ook voorkomen, maar dat daar niet de
conclusie uit kan worden getrokken dat in al deze gevallen de wettelijke termijn niet is gehaald. In
het Benchmarkonderzoek is de afhandelingstermijn omschreven als de periode tussen de datum
van indiening van de aanvraag en de datum van afgifte van de beschikking. Dit leidt er toe dat de
doorlooptijd daardoor inclusief de tijd is die eventuele hersteltermijnen in beslag nemen. In de
Benchmarkrapportage, waarin overigens geen landelijk representatief beeld wordt geschetst,
wordt dan ook geconcludeerd dat op basis van deze gegevens geen harde uitspraak kan worden
gedaan over het naleven van de wettelijke norm.
Vraag 3.
Klopt de verklaring die gemeenten daarvoor geven, namelijk het disfunctioneren van het Centrum
voor Werk en Inkomen (CWI)?
Antwoord 3.
De Benchmarkrapportage geeft aan dat gemeenten verschillende factoren benoemen die van
invloed zijn op de duur van aanvraagbehandeling. De samenwerking met de Centra voor Werk en
Inkomen - die in 2001, het jaar waarop de benchmarkrapportage betrekking heeft, nog niet
verplicht was is een van de factoren. Andere factoren waarop de aan de Benchmark
deelnemende gemeenten wijzen, betreffen management op basis van normen, voldoende capaciteit
en meer aandacht voor uitstroom in de aanvraagfase.
Vraag 4.
Is in het jaar 2002 de afhandeling van deze aanvragen wel binnen de wettelijke termijn verricht? Zo
neen, bent u bereid op zo kort mogelijke termijn een representatieve steekproef te (laten) doen,
waardoor dit inzicht aan de Kamer kan worden verstrekt?
---
Vraag 5.
Welke maatregelen zijn er inmiddels genomen om te voorkomen dat vertraging in de verstrekking
van bijstanduitkeringen ontstaat door de vertraging bij de afhandeling van de aanvragen hiervoor?
Antwoord op vraag 4 en 5.
De tijdige afhandeling van bijstandsaanvragen behoort primair tot de verantwoordelijkheid van de
gemeenten. In de situatie waarin de gemeente niet tijdig tot een besluit komt, kan de
belanghebbende een beroep doen op de in de Algemene wet bestuursrecht geregelde
rechtsbescherming. Zonder contra-indicaties wordt aangenomen dat betreffende tekortkomingen in
de uitvoering een incidenteel karakter dragen zodat ter zake geen toezichtsactiviteiten ontplooid
worden1. Op grond van dit uitgangspunt zijn gemeenten dan ook niet verplicht structureel
verantwoording af te leggen over de tijdigheid van de genomen besluiten.
Sinds de invoering van SUWI per 1 januari 2002 maken gemeenten bij de aanvraagafhandeling
onder meer gebruik van de gegevens die hiervoor door CWI worden verzameld. Gemeenten en
CWI hebben met elkaar afspraken gemaakt over de kwaliteit van de door CWI aan te leveren
gegevens. Deze afspraken zijn vastgelegd in zgn. Standaard Niveau Overeenkomsten.
In het kader van het onlangs vastgestelde Programma Ketenresultaten 2003 2004 hebben CWI,
gemeenten en UWV nadere afspraken met elkaar gemaakt over een betere samenwerking in de
keten van werk en inkomen. Daaronder vallen ook afspraken over de door CWI over te dragen
gegevenssets, de bijbehorende kwaliteitseisen en tijdigheid.
IWI heeft in haar Jaarplan 2003 een onderzoek opgenomen naar de samenwerking tussen
gemeenten en CWI's in de keten. In dit onderzoek zal ook aandacht worden besteed aan de
rechtmatige uitvoering van de afhandeling van de aanvraag.
1 Kamerstukken II, 1996-1997, 25 271, nr. 5 (antwoord minister op kamervraag 95)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid