Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Inhoudsopgave / rapportage Opsporing en vervolging SZW 2002.



1. Inleiding



2. Weergave van de verstrekte informatie


2.1. Opsporingscapaciteit

2.2. Fraudesignalen

2.3. Opsporingsonderzoeken/processen-verbaal

2.4. Afhandeling processen-verbaal door het Openbaar Ministerie

2.5. Administratieve afdoening na sepot

2.6. Termijnen

2.7. Duur fraude en benadelingsbedragen

2.8 Thema's:

-grensoverschrijdende fraude

-zwarte fraude

-identiteitsfraude


3. Slotopmerkingen


Bijlage: Lijst met afkortingen


---



1. Inleiding


In december 2001 is voor het jaar 2002 een handhavingsarrangement afgesloten tussen alle organisaties op het opsporingsterrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) enerzijds en het Openbaar Ministerie (OM) anderzijds. Het arrangement is ondertekend door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de Arbeidsinspectie (AI), de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), en het ministerie van SZW.

Het handhavingsarrangement bevat afspraken over aantallen aan te leveren processen-verbaal aan het OM door UWV, SVB, AI, SIOD en gemeenten. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de kwaliteit en de afhandeling van opsporingszaken in het jaar 2002. De aantallen en termijnen die in het handhavingsarrangement zijn genoemd, zijn streefcijfers. Het monitoren van de gemaakte afspraken is een taak van het Bureau Opsporingsbeleid (BOB) van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Jaarlijks stelt BOB een rapportage op over de realisatie van de gemaakte afspraken. De SZW-organisaties en het OM zijn gevraagd te rapporteren over de realisatie van de gemaakte afspraken over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2002.

Deze rapportage is tot stand gekomen op basis van door SZW en het OM aangeleverde informatie betreffende de opsporing. Voor de gemeenten is gebruik gemaakt van de gegevens die door het CBS in de fraudestatistiek zijn opgenomen en de gegevens die door het OM zijn aangeleverd.

Deze rapportage betreft vooral gegevens over de aanlevering en afhandeling van opsporingszaken. Opsporing bij de SZW-organisaties geschiedt veelal op basis van een fraudesignaal. De organisatie bekijkt of het signaal (ook wel tip, melding of klacht genoemd) onderzoekswaardig is. Hierna kan een prioriteitstelling van de onderzoekswaardige fraudesignalen plaatsvinden. Indien sprake is van een onderzoekswaardig fraudesignaal wordt een onderzoek gestart waaruit zal moeten blijken of er daadwerkelijk sprake was van fraude. Indien fraude is geconstateerd vindt, afhankelijk van de desbetreffende regelgeving op dit punt, strafrechtelijke dan wel administratiefrechtelijke afdoening plaats.

Over het verloop van het traject van ontvangst van een signaal tot afdoening van de geconstateerde fraude bij de diverse organisaties, wordt in het volgende hoofdstuk gerapporteerd.
Hierbij dient als kanttekening te worden gemaakt, dat de in de rapportage opgenomen begrippen niet door elke organisatie op dezelfde wijze worden geïnterpreteerd. Voor zover mogelijk is bij de vraagstelling uitgegaan van de door de organisatie zelf gehanteerde definitie. De cijfers kunnen daarom niet zonder meer met elkaar worden vergeleken. In 2003 is SZW gestart met het inventariseren van de mogelijkheden naar uniformering van handhavingsbegrippen.

De cijfers die in deze rapportage zijn opgenomen, kunnen verschillen van de cijfers die in de jaarverslagen van de organisaties zelf zijn opgenomen. Dit is te verklaren door verschillen in het meetmoment en de vraagstelling.

---



2. Weergave van de verstrekte informatie


Dit hoofdstuk gaat in op de hoofdlijnen van de informatie die door de verschillende organisaties is verstrekt. Achtereenvolgens komen aan de orde de: · Opsporingscapaciteit (2.1)
· Fraudesignalen (2.2)
· Opsporingsonderzoeken/processen-verbaal (2.3)
· Afhandeling processen-verbaal door OM (2.4)
· Administratieve afdoening na sepot (2.5)
· Termijnen (2.6)
· Duur van de fraude en benadelingsbedragen (2.7) · Thema's: activiteiten op het gebied van internationale, zwarte en identiteitsfraude (2.8).

Bij elk onderwerp zijn de verstrekte gegevens naast de afspraken gelegd die over dit onderwerp in het handhavingsarrangement zijn gemaakt.

2.1 Opsporingscapaciteit
In het handhavingsarrangement 2002 zijn voor alle SZW-organisaties gegevens opgenomen over de beschikbare opsporingscapaciteit voor dat jaar. De SVB, UWV en AI hebben aangegeven dat de beschikbare opsporingscapaciteit in 2002 zal afnemen door de overgang van een aantal fte's naar de per 1 januari 2002 opgerichte SIOD. De teruggang in opsporings- capaciteit bij SVB en UWV geringer is dan verwacht. Bij UWV zijn in 2002 23 opsporings­ bevoegde medewerkers uit dienst getreden (de meesten richting de SIOD), en zijn er 6 in dienst getreden. De overgang van 35 fte's van de AI naar de SIOD heeft wel geleid tot afname van de capaciteit.

Tabel 1 Opsporingscapaciteit

organisatie formatie Bezetting aantal boa's in 31-12-2002 31-12-2002 praktijk werkzaam UWV 3401 323 289 SVB 64 62 57 AI
WAV 64 63 57 Arbo/Atw 396 388 388 SIOD 170 117 117 Gemeenten 400

De cijfers met betrekking tot de SIOD laten zien dat de verwachting dat de organisatie eind 2002 over 170 opsporingsambtenaren zou beschikken, niet is uitgekomen. Dit is te verklaren door het besluit van de Algemene Leiding van SZW tot temporisering van de instroom van


1 Voor UWV geldt dat het meetmoment van de formatie 1 januari 2002 is.
---


opsporingsambtenaren. Het opleiden en inwerken van nieuwe medewerkers vergt meer tijd dan voorzien.

2.2. Fraudesignalen
Om het proces van binnenkomst van een fraudesignaal tot aan afdoening ervan via de strafrechtelijke weg te kunnen volgen, zijn aan de organisaties meerdere vragen over dit onderwerp gesteld. Zo zijn gegevens gevraagd over het aantal en de afkomst van ontvangen signalen, over het aantal signalen in onderzoek en het aantal onderzoekswaardige signalen in voorraad.
Uit tabel 2 is te lezen hoeveel signalen de organisaties hebben ontvangen, op welk soort fraude deze betrekking hebben en van wie de signalen afkomstig zijn. Gegevens betreffende signalen ontvangen door gemeenten zijn niet bekend.

Tabel 2 Fraudesignalen ontvangen in 2002

Organisatie Soort fraude Afkomst signaal intern Afkomst signaal Totaal aantal extern signalen UWV Werkgeversfraude: 2.281 1.665 616

Werknemersfraude: 8.967 5.851 3.116 11.248 SVB AOW 499 220 279 Anw 624 324 300 AKW 165 58 107
1.288 AI2 Wav: 1.055
Arbo/Atw klacht 2.327 2.327 Arbo/Atw ongeval 3.494 3.494 6.876 SIOD 5 151 156

Totaal 19.568

De SVB registreert als fraudesignalen alleen die signalen die als fraudesignaal ter beoordeling aan de sociale recherche worden aangeboden (en eventueel door een opsporingsonderzoek worden gevolgd). De fraudesignalen die in het administratieve traject worden afgehandeld worden niet als "fraudesignaal" geregistreerd. Om een zo volledig mogelijk beeld te geven, is daarom vermeldenswaardig dat de SVB in 2002 ook 8.794 boeten heeft opgelegd. Ook voor UWV geldt dat de in de tabel opgenomen aantallen signalen alleen signalen betreffen die door de opsporingsdienst van UWV zijn ontvangen en geregistreerd.

Tabel 3 geeft een overzicht van het aantal fraudesignalen dat de organisaties in onderzoek hadden op 31 december 2002, in verband met het beoordelen van de onderzoekswaardigheid ervan. Daarnaast geeft de tabel weer hoeveel signalen reeds onderzoekswaardig zijn bevonden, maar nog niet verder in behandeling zijn genomen (werkvoorraad).


2 Het onderscheid of de signalen van de interne organisatie of van externen afkomstig is, is niet goed te maken. De AI hanteert op het Wav-terrein een andere indeling: meldingen convenant (signalen afkomstig van UWV en Belastingdienst), Wav tip (externen) en verzoek minister/derden. Het aantal signalen bedroeg resp. 197, 507 en 351 (totaal 1.055).

---


Tabel 3 Te onderzoeken fraudesignalen op onderzoekswaardigheid en onderzoekswaardige fraudesignalen in voorraad gemeten op 31 december 2002

Organisatie Fraudesignalen te beoordelen Onderzoekswaardige op onderzoekswaardigheid fraudesignalen in voorraad UWV Werkgeversfraude: 261 Werkgeversfraude: 194 Werknemersfraude: 1.746 Werknemersfraude: 484 SVB AOW 60 AOW 168 Anw 88 Anw 225 AKW 19 AKW 19 AI3 Wav 146 Arbo/Atw klacht 167 Arbo/Atw ongeval 212 SIOD 24
Totaal 2.198 1.615

Eind december 2002 wachtte bij UWV en de AI een klein aantal onderzoekswaardige signalen nog op afhandeling, bij SVB is echter een substantieel deel van de onderzoekswaardige signalen nog in voorraad. SVB heeft aangegeven dat begin 2003 gestart is met het maken van een inhaalslag ten aanzien van de onderzoekswaardige fraudesignalen in voorraad. De voorraad is in mei 2003 gehalveerd ten opzichte van het aantal genoemd in tabel 3.

De cijfers van de SIOD behoeven een nadere toelichting, aangezien de afhandeling van signalen een andere werkwijze kent dan bij UWV, SVB en AI, wat te verklaren is door de positie van de SIOD als bijzondere opsporingsdienst. De signalen die SIOD ontvangt, worden door deze organisatie na veredeling opgenomen als melding in het eigen informatiesysteem. De meldingen die de SIOD als onderzoekswaardige SIOD-zaken beoordeelt, bespreekt de SIOD in een selectieoverleg met het Openbaar Ministerie. In dit overleg worden zaken geaccepteerd die gaan leiden tot een opsporingsonderzoek. Andere meldingen zendt de SIOD terug naar de melder, om binnen de eigen organisatie te worden afgedaan. Zo heeft de SIOD in 2002 156 fraudesignalen ontvangen, waarvan er 132 in het SIOD informatiesysteem zijn opgenomen. Er zijn in 2002 71 meldingen teruggezonden naar de melder. SIOD heeft 29 onderzoeksvoorstellen in het selectieoverleg met het OM besproken, waarvan er 26 daadwerkelijk hebben geleid tot een opsporingsonderzoek. De andere 3 onderzoeksvoorstellen zijn niet geaccepteerd in het selectieoverleg en zijn teruggezonden naar de melder.

De gemeenten kennen geen registratie met betrekking tot fraudesignalen. Het aantal door de gemeente geconstateerde fraudegevallen bedraagt naar schatting 14.500, waarvan een deel strafrechtelijk wordt afgedaan (paragraaf 2.3.).

2.3 Opsporingsonderzoeken/processen-verbaal
Deze paragraaf beschrijft hoeveel opsporingsonderzoeken in dat jaar hebben uitgemond in een proces-verbaal. Laatstgenoemde aantallen worden afgezet tegen de aantallen genoemd in het handhavingsarrangement.

3 De AI registreert het aantal signalen waarop nog geen interventie is gevolgd. Of een signaal onderzoekswaardig is, wordt niet geregistreerd.

---


Tabel 5 Aantal afgesproken en ingezonden processen-verbaal

organisatie Soort prognose HHA cijfers OM-cijfers heel jaar 2002 31 december 2002 31december 2002 UWV Werkgevers 275 205 75 Werknemers 700 564 410 niet onderverdeeld 110

SVB Zaken 236 252 waarvan 295 AKW 21 AOW 69 Anw 162

Personen 375 waarvan 406 waarvan AOW 112 AOW 121 Anw 225 Anw 255 AKW 38 AKW 30

AI 910 waarvan 780 waarvan 929 Wav 650 Wav 658 Wav 763 Arbo 80 Arbo 58 Arbo 61 Atw 150 Atw 64 Atw 100 KEW pm KEW 0 KEW 1 Warenwet 25 Warenwet 0 Warenwet 0 Bmwet 5 Bmwet 4 Bmw 4

SIOD 3 3 Gemeenten 2.400 1.6004 1.982

Uit de tabel blijkt duidelijk dat er een afwijking bestaat tussen de cijfers van de organisaties zelf en de cijfers van het OM. De OM-cijfers liggen in de meeste gevallen hoger, alleen de cijfers betreffende UWV liggen lager. Hierbij moet een kanttekening worden gemaakt. De door het OM gehanteerde zoeksleutels voor de UWV-cijfers leveren geen eenduidige informatie op. Van 110 UWV-zaken is niet duidelijk of deze werkgevers- of werknemersfraude betreft (bijvoorbeeld fraude met identiteitsdocumenten, valsheid in geschrifte). Van 138 fraudezaken is onduidelijk welke fraudevorm het betreft, en of deze van UWV afkomstig zijn. Dit aantal is daarom buiten beschouwing gelaten, maar zou kunnen leiden tot een hoger aantal UWVprocessen-verbaal.

Voor het verschil in cijfers van het OM en de organisaties zelf zijn een paar verklaringen: · processen-verbaal die de organisaties in december 2001 hebben ingezonden, zijn waarschijnlijk in januari 2002 bij het OM ingeboekt. Het OM registreert deze verbalen voor het jaar 2002, de organisaties voor 2001. · het OM geeft meerdere parketnummers aan een zaak waarin meerdere verdachten zijn opgevoerd. De organisatie registreert in zo'n geval één verbaal, het OM meerdere. · de organisatie maakt meerdere verbalen op in één onderzoek, die door het OM worden samengevoegd en geregistreerd onder één parketnummer.

4 Dit cijfer is gebaseerd op een raming van het aantal processen-verbaal over het eerste halfjaar van 2002. Recentere cijfers zijn niet beschikbaar.

---


· de maatschappelijke kwalificatiecodes, die het OM aan een proces-verbaal toekent ter onderscheiding van de soort overtreding, zijn in 2002 nog niet door alle arrondissementsparketten stelselmatig ingevuld. Deze verbalen komen dan niet altijd uit de zoekvraag naar voren. Hierdoor kan het aantal verbalen lager liggen dan in werkelijkheid het geval is.

Uit de door de organisatie zelf aangeleverde cijfers blijkt dat UWV het geschatte aantal processen-verbaal niet heeft gehaald. UWV heeft hiervoor de volgende verklaring gegeven. UWV heeft voor 2002 een toename in het aantal processen-verbaal werkgeversfraude ten opzichte van 2001 geraamd, in de verwachting dat door samenvoeging van de 5 opsporingsdiensten van de voormalige uitvoeringsinstellingen synergievoordeel zou optreden. De fysieke samenvoeging heeft in 2002 echter niet plaatsgevonden, onder meer door ICT- en huisvestingsproblemen. Verder is de onderzoekstijd van onderzoeken op het gebied van werknemersfraude hoger geweest dan verwacht. Hierdoor zijn minder processen-verbaal opgemaakt.

De AI heeft op het gebied van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet), de Arbeidstijdenwet (Atw) en de Warenwet minder processen-verbaal opgemaakt dan geschat. Voor de Arbowet geldt dat de AI de meeste zaken via een bestuurlijke boete heeft afgedaan. De AI heeft in verband met de prioriteitstelling in 2002 minder Atw-onderzoeken verricht dan ten tijde van het opstellen van het handhavingsarrangement is geschat. Het aantal Wav- processen-verbaal komt nagenoeg overeen met het geschatte aantal.

De SVB heeft de geschatte aantallen ruim overtroffen. Dit kan worden verklaard doordat de beschikbare opsporingscapaciteit in 2002 uiteindelijk minder afgenomen is dan verwacht (zie tabel 1).

Voor de SIOD geldt dat, aangezien de organisatie in januari 2002 van start is gegaan en in 2002 in opbouw was, geen concrete afspraken in het arrangement zijn opgenomen over aantallen processen-verbaal. De SIOD had op 31 december 2002 23 lopende opsporingsonderzoeken. Daarnaast waren op die datum 3 onderzoeken afgerond die zijn uitgemond in een proces-verbaal.

Voor het aantal processen-verbaal van de gemeenten is uitgegaan van de cijfers zoals deze door het OM zijn aangeleverd. De cijfers van het CBS op dit punt zijn nog niet beschikbaar, omdat gemeenten niet eerder dan juni 2003 de cijfers over 2002 in de statistiek ingevoerd behoeven te hebben.Uit de OM-cijfers blijkt dat de gemeenten 15% minder processen-verbaal hebben opgemaakt dan verwacht.

Capaciteitsinzet boa's
Bij de SVB en UWV verrichten de bijzondere opsporingsambtenaren (boa's) in hoofdzaak opsporingsonderzoeken, waaruit bij geconstateerde fraude een proces-verbaal voortvloeit. Controles in het kader van toezicht worden door andere functionarissen gedaan. De AI kent een dergelijk onderscheid in taken niet. De AI-boa's verrichten zowel toezicht- als opsporingsonderzoeken, waaruit processen-verbaal dan wel bestuurlijke boeten kunnen voortvloeien. De Arbo-zaken van de AI worden hoofdzakelijk bestuursrechtelijk afgedaan. Naast de 61 processen-verbaal heeft de AI 3.153 boeterapporten opgemaakt voor overtredingen van de Arbowet.


---


Voor alle bij het handhavingsarrangement betrokken organisaties, met uitzondering van de SIOD, geldt dat een deel van de opsporingscapaciteit wordt ingezet in de interventieteams zoals het Westland Interventieteam en de Regionale Interdisciplinaire Fraudeteams. Het aantal processen-verbaal dat uit multidisciplinaire samenwerking voortvloeit, ligt veelal lager dan het aantal dat voortvloeit uit onderzoeken naar aanleiding van concrete fraudesignalen. In deze samenwerkingsverbanden wordt veel aandacht besteedt aan het onderzoeken van fenomenen en/of branches en het ontwikkelen van nieuwe onderzoeksmethoden. De (opsporings)onderzoeken die in teamverband worden verricht zijn veelal diepgaander en kosten meer tijd. Dit verklaart waarom met een relatief hoog aantal boa's niet altijd een evenredig aantal processen-verbaal wordt opgesteld.

2.4 Afhandeling processen-verbaal door het Openbaar Ministerie Volgens de gegevens van het OM zijn in 2002 door de SVB, UWV, AI, gemeenten en de SIOD in totaal 3.942 processen-verbaal ingediend. Ten aanzien van elk van deze verbalen neemt het OM een vervolgingsbeslissing. Dit kan zijn dagvaarden, transigeren of seponeren. In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de door het OM genomen vervolgingsbeslissingen per organisatie. Bij het nemen van een dergelijke beslissing hanteert het OM de van toepassing zijnde vervolgingsrichtlijnen en ­aanwijzingen.

dagvaarding
In 2002 heeft het OM in ongeveer 50% van het totale aantal ingediende zaken een dagvaarding uitgereikt. Hierbij valt op dat het percentage dagvaardingen bij zaken ingediend door gemeenten, UWV en SVB boven de 50% ligt, en bij de AI minder dan 36% bedraagt. Dit verschil kan worden verklaard door hetgeen over de wijze van afdoening van de diverse overtredingen in de desbetreffende richtlijnen van het OM is opgenomen. Voor overtredingen die (groten)deels via het bestuursrecht kunnen worden afgedaan zoals overtredingen van sociale zekerheidswetten, is voor het deel dat strafrechtelijk wordt afgedaan veelal bepaald dat verdachte gedagvaard wordt. Voor overtredingen die alleen via de strafrechtelijke weg kunnen worden afgedaan, biedt het OM meestal een transactie aan. In tabel 6 wordt een overzicht per organisatie gegeven van het soort vonnis dat de rechter heeft uitgesproken in gedagvaarde zaken.

Tabel 6 vonnissen rechter

Organisatie Dagvaarding Strafoplegging Schuldigverklaring Vrijspraak Nog Totaal nietig/OM niet- zonder oplegging geen ontv./ontslag van straf vonnis rechtsvervolging
Gemeenten 9 348 2 11 761 1.131 SVB 24 2 4 123 153 AI 6 118 10 178 312 UWV 2 63 2 2 189 258 SIOD 3 3 Totaal 17 553 6 27 1.254 1.857

transactie
In 35,4 % van de ingediende zaken heeft het OM een transactie aangeboden. Bij door de AI ingediende zaken, zowel op Wav, Atw als Arbo-terrein, ligt dit percentage aanzienlijk hoger.
---


Van de Wav-zaken wordt 48,9 % met een transactie afgedaan, van de Atw-zaken 67% en van de Arbo-zaken 41%.
Een duidelijk onderscheid in afdoening van getransigeerde zaken kan worden gemaakt ten aanzien van de soort fraude waarop de transactie betrekking heeft. Voor fraude in de sociale zekerheidswetgeving is het opleggen van een werk/leerstraf door het OM de meest voorkomende vorm van transactie. Ter afdoening door middel van een transactie van de door de gemeenten en de SVB aangeleverde zaken legt het OM in minstens 95% een werkstraf op, eventueel in combinatie met een leerstraf. Voor UWV-zaken geldt dat 83% van de getransigeerde zaken via een werk/leerstraf wordt afgedaan.

In de zaken afkomstig van de AI transigeert het OM in alle gevallen door het opleggen van een geldsom. De hoogte van de geldsom varieert van 220 tot 40.700. In ruim 28% van de transacties liggen de transactiebedragen beneden de 1.000. In 22% van de gevallen ligt de transactie tussen de 1.000 en 2.000, en in 14% ligt het bedrag tussen de 2.000 en 3.000.

De totale geldsom van de door het OM opgelegde transacties bedraagt 1.387.651 (waarvan
1.223.822 opgelegd in AI-zaken).


Sepot
In het handhavingsarrangement 2002 is opgenomen dat het OM "in beginsel" geen sepotbeslissingen neemt. Het voorbehoud blijkt op zijn plaats want van de ingediende processen-verbaal heeft het OM er 275 onvoorwaardelijk geseponeerd. In het totaalbeeld komt dat neer op ongeveer 7,5%. Daarnaast zijn 40 zaken voorwaardelijk geseponeerd, dit is
1,1% van het totale aantal zaken. Hierbij gaat het verhoudingsgewijs grotendeels om SVB- zaken. Een voorwaardelijk sepot houdt in dat het OM toezegt de verdachte niet te vervolgen, tenzij deze persoon in de opgelegde proeftijd (2 à 3 jaar) een soortgelijke overtreding begaat of zich niet aan de gestelde voorwaarden houdt. Het betreft in de SVB-zaken meestal personen die om gezondheidsredenen niet worden vervolgd, maar die zich wel bijvoorbeeld aan een afbetalingsregeling moeten houden.

In tabel 7 wordt per organisatie een overzicht gegeven van het aantal onvoorwaardelijke en voorwaardelijke sepots in percentage van het aantal ingediende processen-verbaal per organisatie.

Tabel 7 Overzicht (voorwaardelijke) sepots als percentage van het totale aantal ingediende processen-verbaal

Organisatie % Onvoorwaardelijk sepot % Voorwaardelijk sepot Totaal % sepot UWV 11,5 0,2 11,7 SVB 9,8 6,4 16,2 AI Arbo 8,2 - 8,2 Atw 11,0 - 11,0 Wav 6,1 - 6,1 Gemeenten 6,5 1 7,5


---


Het OM registreert ook de sepotgronden. Er worden 36 verschillende sepotgronden onderscheiden waarvan er ten opzichte van de SZW-organisaties 20 zijn gebruikt. De volgende sepotgronden komen het meeste (circa 50% van de sepotredenen) voor: · geen wettig bewijs;
· ten onrechte als verdachte vermeld;
· niet-ontvankelijk;
· andere dan strafrechtelijke ingreep;
· gezondheidstoestand/leeftijd verdachte.

Openstaande zaken
Uit de cijfers van het OM blijkt dat het aantal zaken waarover het OM nog geen vervolgingsbeslissing heeft genomen 2,4% bedraagt van het totale aantal aangeleverde zaken. De cijfers per organisatie wijken niet veel van dit gemiddelde af. Alleen het aantal openstaande zaken op Arbo-gebied wijkt significant af van het gemiddelde, namelijk 11,4%. Een verklaring van het OM is dat de Arbo-bepalingen zo ingewikkeld kunnen zijn, dat specialistische kennis nodig is op de parketten om deze zaken te kunnen beoordelen. Omdat niet op alle parketten deze kennis aanwezig is, kan de afhandeling van deze zaken vertraging oplopen.


2.5 Administratieve afdoening na sepot
Indien het OM een zaak seponeert is het mogelijk, afhankelijk van de desbetreffende wetgeving, dat de organisatie de zaak alsnog administratiefrechtelijk afhandelt. Deze mogelijkheid bestaat voor zaken van gemeenten, UWV, de SVB en de Arbozaken van de AI. Cijfers met betrekking tot afdoening na sepot door gemeenten zijn niet beschikbaar.

De SVB heeft na seponering van 2 Anw-zaken deze alsnog administratiefrechtelijk afgedaan. Ten aanzien van de AKW en AOW zijn geen gegevens beschikbaar.

UWV heeft 49 geseponeerde zaken alsnog administratief afgedaan; in zes gevallen betrof het werkgeversfraude en in 43 gevallen werknemersfraude. In 13 gevallen heeft na sepot geen administratieve afdoening plaatsgevonden: 1 werkgeversfraudezaak en 12 werknemersfraudezaken. In drie gevallen was betrokkene overleden, in zes gevallen was de termijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete overschreden. Voor de overige vier zaken is de reden niet gespecificeerd.

Van de 5 door het OM geseponeerde zaken de Arbowet betreffende, is geen enkele alsnog bestuursrechtelijk afgedaan. De verjaringstermijn speelde hierbij een rol.


2.6 Termijnen
Voor elke SZW-organisatie, de gemeenten en het Openbaar Ministerie zijn in het handhavingsarrangement 2002 afspraken opgenomen over de termijnen van afhandeling van signalen dan wel van onderzoeken. Deze afspraken verschillen per organisatie. In het handhavingsarrangement 2004 worden de afspraken, voor zover mogelijk, gestroomlijnd.

Per organisatie wordt hieronder weergegeven of de gestelde termijnen haalbaar zijn gebleken. Voor de gemeenten geldt dat geen gegevens beschikbaar zijn.


10


UWV
· De gemiddelde termijn tussen het moment van registratie van een fraudesignaal en de beslissing over de onderzoekswaardigheid ervan bedraagt voor werkgeversfraude 3,3 maanden en voor werknemersfraude 2,2 maanden. In het handhavingsarrangement