Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn

Behandelingsprogramma´s voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen aantoonbaar effectief

Utrecht, 26 juni 2003 - Jeugdigen met ernstige gedragsproblemen komen vaak terecht in residentiële voorzieningen, ofwel tehuizen waar ze een speciale behandeling krijgen. De laatste jaren zijn er in die tehuizen verschillende nieuwe behandelmethoden ingevoerd. Maar wat zijn de effecten van deze behandelingsprogramma´s? De onderzoekers Van der der Ploeg en Scholte onderzochten in opdracht van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW als eersten in Nederland de effecten van negen residentiële behandelingsprogramma´s, waaronder Glen Mills en het schoolhuis van Amstelstad. Belangrijkste conclusie is dat de onderzochte programma´s een aantoonbaar positief effect hebben, zij het vooralsnog in bescheiden mate.

Onderzoeksopzet
De onderzoeksgroep bestond uit een steekproef van 150 jeugdigen uit negen residentiële programma´s. Deze jeugdigen groeiden op in probleemgezinnen, vertonen delinquent of agressief gedrag, en hebben meestal meerdere contacten met de reguliere ambulante jeugdzorg achter de rug. Zij werden een jaar gevolgd: bij opname in het tehuis, na zes maanden en na twaalf maanden. Hun ontwikkeling werd in beeld gebracht door gestandaardiseerde meetinstrumenten. Daarnaast werd het oordeel gevraagd van de groepsleiding en de jeugdigen zelf.

Positief 'overall' effect
De onderzochte residentiële hulpverleningsprogramma´s hebben 'overall' een positief effect. Uit de gestandaardiseerde metingen blijkt dat 22 % van de jeugdigen zich positief ontwikkelde, bij 64 % veranderde de gedragsproblematiek niet opvallend en 14 % ging er op achteruit. Uit vergelijkend internationaal onderzoek komt naar voren dat het gemiddelde effect van interventieprogramma's voor jeugdigen met ernstige psychosociale problemen tussen de 20 tot 40 % ligt. Conclusie is dus dat de programma´s een aantoonbaar positief effect hebben. Wel blijken er duidelijke verschillen tussen de programma´s te bestaan. Het ene programma boekt bijvoorbeeld meer succes bij agressief gedrag en het andere bij emotionele problemen. Dat toont aan hoe belangrijk het is om jeugdigen te behandelen met de methodiek die het beste bij hun problemen past. De onderzoekers adviseren dan ook om de doelgroep van de verschillende residentiële programma goed te beschrijven. Bij de onderzochte programma´s is dat nu niet altijd het geval.

Overige uitkomsten
Hoe belangrijk dit advies is, blijkt ook uit het grote aantal jeugdigen dat de behandeling voortijdig beëindigt. Na een jaar verlieten 53 jeugdigen het programma. Bij 55 % van deze groep was de behandeling nog niet afgerond. Bijna een kwart (24 %) werd overgeplaatst omdat de jeugdige elders beter op zijn plaats was. De overige jeugdigen (31 %) zijn onvoorzien vertrokken om uiteenlopende reden (weggelopen, niet te handhaven, teruggehaald door ouders e.d.). Opvallend is verder dat de groepsleiding en de jeugdigen zelf meer vooruitgang melden dan de objectieve meetinstrumenten. Voor de onderzoekers is dit reden om nog eens te benadrukken dat het van groot belang is om in de jeugdzorg niet alleen te werken met subjectieve oordelen, maar ook gebruik te maken van meer objectieve meetinstrumenten. Niet alleen om de effecten te meten, maar ook bij diagnostiek en indicatiestelling.

Meer informatie
Het onderzoeksrapport Effecten van behandelingsprogramma´s voor jeugdigen met ernstige gedrags-pro-blemen in residentiële settings door prof.dr. J.D. van der Ploeg en dr. E.M. Scholten is te vinden op www.jeugdzorg.nl of www.nippo.nl. Het rapport kan ook opgevraagd worden bij het Expertisecentrum Jeugdzorg van NIZW Jeugd, telefoon (030) 230 63 53.