Ingezonden persbericht


PERSBERICHT

FACILITAIRE BEDRIJVEN: MCKINSEY RAPPORT OMROEP LAAT STEKEN VALLEN

De zes grootste facilitaire bedrijven in Hilversum en de brancheorganisatie AFN hebben vandaag in een gezamenlijke brief aan de Staatssecretaris van OCenW gereageerd op het rapport van McKinsey&Company over mogelijke bezuinigingen bij de publieke omroep. Zij delen de conclusie van McKinsey dat bij een andere werkwijze bij de omroepen besparingen mogelijk zijn, maar zij zetten grote vraagtekens bij de wijze waarop McKinsey dit denkt te bereiken. De prijsvergelijkingen die in het McKinsey-rapport worden gemaakt, zijn onjuist en leiden tot een verkeerde voorstelling van zaken en tot valse verwachtingen. Het gevaar dreigt bovendien dat de voorstellen van McKinsey zullen leiden tot een koude sanering in de facilitaire bedrijfstak, waardoor er weer wordt teruggekeerd naar de situatie van de jaren tachtig, waarbij de omroepen zelf volledig in hun faciliteiten voorzien.

McKinsey geeft een uitvoerig overzicht van verschillen in gemiddelde inkoopprijs voor diverse diensten en productiemiddelen die nodig zijn om televisie te maken. Daaraan wordt de conclusie verbonden dat wanneer alle omroepen tegen de gemiddelde (of laagste) prijs inkopen, forse besparingen te behalen zijn. De facilitaire bedrijven laten in hun brief zien dat McKinsey in zijn rapport voorbijgaat aan een groot aantal feiten die deze prijsverschillen veroorzaken, zoals meer of minder gebruikmaken van lagere prijzen buiten het seizoen, het sluiten van langjarige volumecontracten en de vraag of sprake is van een eenmalige opname of van een serie die zich over een langere periode uitstrekt. Ook wijzen zij er op dat door de grote concurrentie van de afgelopen jaren, het absolute niveau van de prijzen laag is. Als voorbeeld noemen zij onder meer een cameraman die een opleiding op HBO niveau heeft genoten, die diensten moet maken van 10 - 12 uur per dag, ook in de weekeinden en waarvan de prijs per uur afhankelijk van de ervaring E 30 - 34 bedraagt. Zij vragen zich dan ook af waar in Nederland goedkopere arbeid is te vinden. Zij wijzen er op dat bij de commerciële omroepen en omroepproducenten dezelfde prijsverschillen om dezelfde redenen aanwezig zijn. De prijsverschillen hebben dus niets te maken met het functioneren van de publieke omroep.

Met McKinsey zijn de facilitaire bedrijven het eens, dat wanneer de werkwijze van de omroepen zo verandert dat een intensievere benutting van afzonderlijke faciliteiten, zoals studio's, reportagewagens en camera's, mogelijk wordt, de prijs voor het gebruik per uur kan dalen. De gezamenlijke omroepen gaan echter niet méér televisie maken dan voorheen. Een betere benutting van een deel van de faciliteiten zal daarom betekenen dat de rest overbodig wordt. Hetzelfde geldt voor personeel. McKinsey gaat geheel voorbij aan de kosten die dit met zich brengt. Omdat de omroepen de afgelopen jaren veel eigen faciliteiten hebben opgebouwd en deze allereerst maximaal zullen gaan benutten, wordt de overcapaciteit volledig afgewenteld op de facilitaire markt. De kosten die dit met zich meebrengt, gaan het gezamenlijke eigen vermogen ver te boven. In de brief aan de staatssecretaris van OCenW concluderen de gezamenlijke bedrijven dan ook dat zonder aanvullende maatregelen een koude sanering van de bedrijfstak onvermijdelijk is, waarbij het merendeel van de huidige bedrijven zal verdwijnen. "De vraag is of er überhaupt een facilitair bedrijf is dat zonder aanvullende maatregelen een dergelijke ontwikkeling zal kunnen overleven, waardoor wij weer terug zouden gaan naar de jaren tachtig, waarbij de omroepen zelf volledig in hun faciliteiten voorzien. Omgekeerd zal een gecontroleerde afbouw van de overcapaciteit geld kosten, waardoor de eerste jaren de kosten van de faciliteiten niet omlaag maar juist omhoog zullen gaan", aldus de gezamenlijke bedrijven.

De bedrijven zien ondanks hun kritiek voldoende mogelijkheden voor de publieke omroep om ook op de uitgaven voor faciliteiten te bezuinigen. Zij bieden de staatssecretaris aan mee te werken aan een vervolgonderzoek om te bezien hoe deze bezuinigingen gerealiseerd kunnen worden en tegelijkertijd een gezonde markt voor concurrerende aanbieders van faciliteiten is te verzekeren.