Nationale Bank van België


Nationale Bank van België

Perscommuniqué

Brussel, 5 augustus 2003

Het Europese monetaire-integratieproces: een vergelijking tussen de Belgische en de Italiaanse benadering NBB Working Paper No. 40

Deze studie analyseert en vergelijkt de rol die België en Italië elk hebben vervuld in het Europese monetaire- integratieproces. Het bespreekt de Belgische en de Italiaanse houding tegenover de Europese integratie en de EMU, het wisselkoersbeleid, de sleutelconcepten van de Belgische en de Italiaanse EMU-strategie en de concrete bijdragen van België en Italië.

Het departement Studiën van de Nationale Bank van België heeft een belangrijke expertise opgebouwd inzake de analyse van het Europese monetaire-integratieproces1. Met dit project heeft de NBB dit onderzoek verdiept en uitgebreid, in samenwerking met het Robert Schuman Centre for Advanced Studies van de European University Institute, Florence.

België en Italië behoorden beide tot de oprichters van de Europese Gemeenschappen en deelden een sterk pro- Europese houding. In EMU-aangelegenheden waren ze voorstander van een supranationale EMU. Uiteraard gaven Frankrijk en Duitsland in het EMU-proces de toon aan. Door de aandacht te vestigen op de bijdragen van België en Italië, versterkt en illustreert dit artikel echter het feit dat de EMU een collectieve, multilaterale prestatie was.

Al met al fungeerden België en Italië als gangmakers in het EMU-proces. Belgische en Italiaanse beleidsmakers leverden een bijdrage tot verscheidene concepten en ideeën die een grote invloed zouden uitoefenen in het monetaire- integratieproces. Het "Plan-Snoy", dat een goed ontwikkelde blauwdruk omvatte voor de EMU en de weg naar die unie, bleek zeer invloedrijk ten tijde van de Top in Den Haag en van het Comité-Werner. Het concept van een Europa met verschillende snelheden, dat in het Rapport-Tindemans naar voren werd geschoven, was belangrijk om de monetaire integratie op de agenda te houden in de jaren zeventig en kreeg een prominente plaats in het verdrag van Maastricht. Italië diende voorstellen in om de rol van de ECU uit te breiden en droeg zo bij tot de ontwikkeling van de particuliere ecu-markt. Belgische en Italiaanse beleidsmakers traden ook op als "beleidsondernemers" die concrete voorstellen formuleerden. Een typisch voorbeeld was het Belgische idee van de "afwijkingsindicator", dat het pad effende voor een overeenkomst over het EMS. Ciampi stelde, in zijn bijdrage tot het Rapport-Delors, een institutionele regeling voor een gemeenschappelijk monetair beleid voor. België speelde een creatieve rol in de opstelling van het


1 Zie bijvoorbeeld Jan Smets, Jan Michielsen & Ivo Maes, Belgium and the Creation of the Euro, te verschijnen in M. Dumoulin & G. Duchêne (uitg.), La Belgique et l'Europe du XXe au XXIe Siècle, Brussel: P.I.E. - Peter Lang, 2003; Ivo Maes, On the Origins of the Franco-German EMU Controversies, Working Paper, no 34, Research Series, Nationale Bank van België, juli 2002, te verschijnen in de European Journal of Law and Economics en Ivo Maes, Economic Thought and The Making of European Monetary Union. Cheltenham: Edward Elgar, 2002.

PERS COMMUNIQUE NL WP 40.doc



---

euroscenario, dat werd aangenomen op de Europese Raad te Madrid in december 1995, en in de voorbereidingen op de zogenaamde overgang naar de chartale euro. Ten slotte bleken zowel de Belgen als de Italianen meermaals vaardige onderhandelaars te zijn. Met het voorstel in de Europese Akte een monetaire dimensie op te nemen, voorkwam België dat de Commissie geïsoleerd raakte en derhalve ook dat ze zich terzake moest terugtrekken. België stelde tevens de naam "Europees Monetair Instituut" voor als compromis voor de instelling in de tweede fase, een benaming die zowel voor Frankrijk als Duitsland aanvaardbaar was. Het Italiaanse voorzitterschap slaagde erin de IGC over de EMU te lanceren en deze een ruime agenda te geven, en zette zo Thatcher buitenspel op de Europese Raad te Rome.

Er waren echter ook aanzienlijke verschillen tussen België en Italië. België was een voortdurende en consequente "gangmaker" in monetaire aangelegenheden, vanaf de voorbereiding van de top in Den Haag tot de uitwerking van het EMS, het monetaire hoofdstuk in de Europese Akte en de verwezenlijking van de EMU. Zijn nauwste bondgenoot was de Commissie, waarmee België de fundamentele doelstelling van een meer geïntegreerd en federaal Europa deelde. De Italiaanse beleidsbepalers speelden hoofdzakelijk een rol bij het EMU-proces in de jaren tachtig, met de vergaderingen van de Europese Raad te Rome in 1990 als hoogtepunt.

Die uiteenlopende benaderingen in België en in Italië kunnen grotendeels worden verklaard door sociale en economische verschillen. In België is het moeilijk een belangrijke afwijking te vinden van de consensus over de Europese integratie en de EMU. Het nastreven van een stabiel wisselkoersbeleid werd nooit ernstig in twijfel getrokken. In Italië werd soms een ambivalente houding aangenomen ten aanzien van de Europese integratie. Vóór het "historische compromis" in de jaren zeventig, bijvoorbeeld, was de Italiaanse Communistische Partij, de tweede grootste partij in die jaren, de Europese integratie niet genegen. Bovendien was de Italiaanse economie minder stabiel en werd de situatie vaak nog verergerd door hevige sociale spanningen. Bovendien werd de doelstelling van een stabiele wisselkoers in Italië vaak aangevochten. De Italiaanse beleidsmakers voerden immers ernstige discussies over de vraag of het verstandig was deel te nemen aan Europese wisselkoersmechanismen, aangezien de Italiaanse economie steeds weer te kampen had met een hoge inflatie en met betalingsbalanstekorten.

Meer in het algemeen toont de studie het belang aan van een stabiele wisselkoers tijdens het Europese monetaire- integratieproces. Vanuit binnenlands oogpunt speelde een stabiele wisselkoers een essentiële rol als disciplinerend instrument, een "vincolo esterno". Bovendien was een stabiele wisselkoers vanuit buitenlands oogpunt cruciaal om invloed uit te oefenen op het Europese monetaire toneel en bij de uitwerking van het EMU-project. Met zijn stabiel wisselkoersbeleid bleef België derhalve steeds een gangmaker in EMU-aangelegenheden, terwijl Italië vooral invloedrijk was in de tweede helft van de jaren tachtig en in het begin van de jaren negentig, toen de lire deel uitmaakte van het ERM. Dit geeft ook de fundamentele veranderingen aan die de EMU inhoudt. De wisselkoers als disciplinair instrument is vervangen door een nieuw economisch-beleidssysteem dat berust op nauwe coördinatie van het economische beleid. Bovendien betekent het wegvallen van de wisselkoersen in het eurogebied een belangrijke verandering in de determinanten die een invloed hebben op het Europese monetaire toneel.