Algemene Onderwijsbond

8 augustus 2003;

Temperatuur in de school

Telkens wanneer er enkele zomerse dagen achtereen voorkomen en het is geen vakantie, dan regent het vragen over de arbeids- en leeromstandigheden waaronder het nog verantwoord is te werken. Wettelijk zijn er geen gemakkelijk te begrijpen normen waar men zich even op kan beroepen niet in de onderwijswetgeving en ook niet in de Arbo-wet en daarop gebaseerde regelgeving.
In de Arbo-wet en de beleidsregels wordt geen expliciete uitspraak gedaan, in de zin van: de temperatuur mag niet hoger of lager zijn dan..... In de Arbo-wet staat dat er sprake moet zijn van een behaaglijke temperatuur in relatie met de te verrichten arbeid en dat het klimaat niet tot schade van de gezondheid mag leiden. Behaaglijkheid is een subjectief begrip, wat de ene werknemer als een prettige temperatuur ervaart kan voor de andere werknemer veel te warm zijn. Er is sprake van een behaaglijk kilmaat als minder dan 20% van de werknemers over het klimaat klaagt.
Met de invoering van het Arbobesluit in 1997 werd de zogenoemde PMV-index tot norm verheven. PMV staat voor: Predicted Main Vote. Het gaat hier om een ISO-norm, waarmee de temperatuurgevoelswaarde in kaart wordt gebracht. Deze index is de uitkomst van een uiterst ingewikkelde berekening die allerlei zaken meeneemt: temperatuur, luchtvochtigheid, luchtsnelheid, kleding en te verrichten werkzaamheden. De stelling is, dat het binnenklimaat behaaglijk is als de PMV-index tussen de 0,5 en -0,5 ligt of minder dan 10% van de werkzame personen klachten over het klimaat meer zal hebben. Een overschrijding van deze normen gedurende 10% van de werktijd wordt overigens acceptabel gevonden.

Onze zusterbond, Bondgenoten FNV, heeft een vertaling gemaakt van deze officiële regels als volgt:
Op basis van de wettelijke normen en van ervaringen met praktijksituaties bestaat de volgende, praktische vuistregel :

Boven de 26 graden is er sprake van extra belasting; dan moet overleg plaatsvinden over mogelijke maatregelen zoals koele ruimtes om te pauzeren, extra ventilatie, e.d.

Voor (zittend) kantoorwerk geldt een maximum temperatuur van 30 graden.

Voor licht werk geldt een maximum temperatuur van 28 graden.

Voor intensief werk geldt een maximum temperatuur van 26 graden, mits er een voelbare luchtstroom is - anders maximaal 25 graden.

Voor zeer intensief werk is de maximum temperatuur 25 graden met een voelbare luchtstroom, 23 graden zonder luchtbeweging.

Belangrijk is het, dat een schoolbestuur/ directeur overlegt met zijn werknemers en de leerlingen over de te nemen maatregelen. Uiteraard is de MR daartoe hèt overlegforum. Met betrekking tot alle regelingen betreffende de warmte heeft de MR instemmingsrecht.

Een advies van de Arbodienst kan zinvol zijn, speciaal als het gaat risicogroepen: zwangeren, mensen met longaandoeningen (CARA), mensen met hartaandoeningen en personen die medicijnen tegen o.m. hoge bloeddruk gebruiken.
Bij warmte loopt het concentratievermogen terug waardoor ongevalskansen toenemen. De combinatie met jongeren die juist bij hitte extra aandacht vragen leiden tot extra concentratie en aandacht van de leerkrachten.
Diverse maatregelen die genomen kunnen worden, zijn:

Aan de bron

warmte-producerende apparaten zoveel mogelijk uitzetten of in een aparte ruimte zetten (apparaten, computers, ovens etc.)

warmte afzuigen

verlichting dempen waar dit kan

zonwering toepassen, buitenzonwering is effectiever dan binnenzonwering

ventilatie verhoging (alleen als het binnen warmer is dan buiten)

plaatsen air-conditioners en/of ventilatoren

zware lichamelijke inspanning vermijden dan wel verminderen

platte daken eventueel natmaken ter koeling

Organisatorisch

aanpassen lesrooster

vaker pauzes

zwaar werk uitstellen

Aan de mens

luchtige kleding, liefst van katoen

veel drinken (ook denken aan extra zout)

géén alcohol

buiten: hoofd bedekken, zonnebrandcreme

bij medische problemen: advies bedrijfsarts vragen

Bovenstaande tekst kunt u hieronder als Word-document downloaden

Utrecht 8 augustus 2003