Ministerie van Defensie
---
Kamervragen en antwoorden
---
Antwoorden op Kamervragen over het MIVD-jaarverslag 2002
18-08-2003
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen van de vaste
commissie voor Defensie over het Jaarverslag 2002 van de Militaire
Inlichtingen en Veiligheidsdienst.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
Bijlage
Antwoorden op vragen van de vaste commissie voor Defensie over het
MIVD jaarverslag 2002 (Kamerstuk: DEF-03.64).
1. Hoeveel mensen zijn op dit moment werkzaam bij de Militaire
Inlichtingen- en veiligheidsdienst (MIVD)?
Bij de MIVD werken thans 708 personen (stand 1 juli 2003).
2. Op welke wijze heeft de MIVD steun geleverd ten behoeve van de
uitzending van Nederlandse militairen in het kader van de operatie
Enduring Freedom?
3. Kan de regering gevallen noemen waarbij uitgezonden eenheden van de
krijgsmacht de MIVD om steun verzochten?
Voor elke mogelijke vredes- of crisisbeheersingsoperatie treedt een
standaard inlichtingenstructuur in werking die voorziet in de behoefte
van het ministerie van Defensie aan (contra)inlichtingen en informatie
over militaire veiligheid. De samenwerking tussen de Chef Defensiestaf
(CDS) en de MIVD is geregeld door de plaatsvervangend directeur
MIVD/hoofd productie te belasten met de operationele
inlichtingenvoorziening aan de CDS.
In het geval van de operatie Enduring Freedom heeft de MIVD in de
voorbereidingsfase de risico's op het gebied van (contra)inlichtingen
en veiligheid in kaart gebracht. Deze analyse is gebruikt bij het
besluitvormingsproces en, in de vorm van voorlichting, in de opleiding
van uit te zenden militairen. Tijdens de operationele fase worden
dagelijks rapportages en appreciaties opgesteld om de politieke- en
militaire leiding van het departement te informeren over de
inlichtingen- en veiligheidssituatie in het uitzendgebied.
Operationele commandanten ter plaatse worden geadviseerd en
geïnformeerd door aldaar aanwezige MIVD-medewerkers.
Operaties waarin de MIVD specifieke steun aan uitgezonden eenheden
verleende, zijn onder meer de Multinational Division-South West van
Sfor (Bosnië) en Task Force Fox in Macedonië, toen Nederlandse
militairen daar het commando voerden. Desgevraagd heeft de MIVD toen
analisten uitgezonden om te voldoen aan de extra vraag naar
politiek/militair-strategische analysecapaciteit.
4. Worden conform de conclusie van de enquêtecommissie Srebrenica nu
wel alle mogelijkheden om inlichtingen te verkrijgen benut, ook als
daar beperkt risico's aan zijn verbonden?
Ja.
5. Wat wordt verstaan onder economische misstanden? Welke rol speelt
de MIVD in het detecteren daarvan?
Onder economische misstanden wordt onder meer verstaan corruptie,
nepotisme en anderszins illegale (grensoverschrijdende) activiteiten
van de georganiseerde misdaad. De MIVD is primair geïnteresseerd in de
destabiliserende invloed van deze misstanden op de (inter)nationale
veiligheid. Deze misstanden kunnen ook leiden tot verminderde
overheidsinkomsten in het betrokken land. De verantwoordelijkheid voor
het detecteren hiervan ligt in de eerste plaats bij de nationale
regering van het betrokken land.
6. Door wie c.q. welke actoren wordt gestreefd naar interetnische
samenwerking op militair gebied met als uiteindelijk doel de
samenvoeging van de etnisch-Servische en Moslim-Kroatische
strijdkrachten?
7. In het jaarverslag wordt gemeld dat het Verdrag van Dayton niet in
de samenvoeging van de Bosnisch-Servische en Moslim-Kroatische
strijdkrachten voorziet en dat deze samenvoeging in de praktijk op
grote weerstand stuit. Tegelijk staat te lezen dat de bepalingen van
Dayton in andere opzichten door de werkelijkheid zijn achterhaald. Hoe
kan het niet voorzien in samenvoeging van strijdkrachten als punt zijn
aangemerkt waarbij Dayton door de praktijk is achterhaald terwijl de
betrokkenen zelf er nota bene niets in zien? Is de regering van mening
dat Dayton op dit punt juist wel actueel is?
Het General Framework Agreement on Peace, ook wel Dayton Akkoord
genoemd, is het vredesverdrag voor Bosnië uit 1995. Eén van de
afspraken daarin luidt dat Bosnië-Herzegovina uit twee entiteiten zou
bestaan, te weten de Republika Srpska en de Moslim-Kroatische
Federatie, met elk een eigen leger.
Het streven van de internationale gemeenschap (IG) is gericht op
toenadering van Bosnië-Herzegovina tot de Euro-Atlantische structuren.
Deze toenadering tot de EU en de Navo is echter niet goed denkbaar als
er geen sprake is van geïntegreerde Bosnische strijdkrachten, die
minimaal onder centraal gezag staan en democratisch worden
gecontroleerd. De IG, waaronder ook Nederland, streeft daarom naar
verkleining, samenvoeging en herstructurering van de
Bosnisch-Servische- en de Moslim-Kroatische strijdkrachten. Dit proces
wordt geleid door de Navo-troepenmacht Sfor, die een reeds jaren
lopend programma heeft voor de verdere toenadering tussen de
entiteitslegers. Ook steunt de IG, daarin gestuurd door de Hoge
Vertegenwoordiger Lord Ashdown, de totstandkoming van een centraal
ministerie van Defensie uit het thans bestaande overkoepelende
Standing Committee for Military Matters. Thans hebben beide entiteiten
ieder nog hun eigen ministerie van Defensie. Verder streeft onder
andere ook de OVSE naar een grotere transparantie van de
defensiebegrotingen.
De interetnische integratie in Bosnië-Herzegovina wordt gecompliceerd
door het verdrag van Dayton dat voorschrijft dat voor veranderingen op
vrijwel alle terreinen consensus is vereist. Als gevolg hiervan hebben
de politieke leiders van beide entiteiten feitelijk een vetorecht. Er
is ook verzet tegen integratie van de kant van de verschillende
bevolkingsgroepen, die een eigen defensieorganisatie als symbool zien
van hun soevereiniteit. Deze opvatting is vooral aan
Bosnisch-Servische zijde te vinden.
Dayton kan echter ook anders worden geïnterpreteerd. Zo beschouwt Lord
Ashdown het verdrag bij de toenaderingspogingen van Bosnië-Herzegovina
tot westerse structuren als basis en niet als het plafond. In zijn
visie is Dayton dus het vertrekpunt en niet het einddoel. De bedoeling
is dat de Bosniërs ervan overtuigd raken dat de voordelen van deze
interpretatie (toenadering tot de EU en de Navo) groter zijn dan het
vasthouden aan de letter van de tekst van Dayton.
8. Is de Nederlandse regering van plan om haar rol in Sfor te
reduceren? Zo ja, wanneer is daartoe besloten?
Over een toekomstige reductie van de Nederlandse bijdrage aan Sfor is
nog geen besluit genomen. Vermoedelijk besluit de Navo eind dit jaar
tot een verdere troepenreductie in Bosnië-Herzegovina. Als gevolg
daarvan wordt waarschijnlijk ook de omvang van het Nederlandse
contingent kleiner. Een Nederlands besluit hierover is pas aan de orde
nadat de Navo haar reductievoorstellen heeft gedaan en nadat
vervolgens is overlegd met de partners van Nederland in de
Multinationale Brigade Noord-West (MNB-NW) van Sfor, te weten Canada
en het Verenigd Koninkrijk.
9. In het jaarverslag staat dat bepaalde aanslagen in Afghanistan
vooral bedoeld bleken te zijn als waarschuwing en niet om slachtoffers
te maken. Waarop is deze veronderstelling gebaseerd?
Deze veronderstelling is vooral gebaseerd op de aard van de
raketbeschietingen. Op Camp Warehouse werden 107 mm raketten afgevuurd
die doorgaans vlakbij het kamp, doch maar zelden in het kamp
terechtkwamen. Gezien de omvang van Camp Warehouse (800 x 400 meter)
lijkt het waarschijnlijk dat het kamp opzettelijk zo vaak is gemist.
10. In het jaarverslag staat dat ten aanzien van Irak na de Golfoorlog
de grootste dreiging uitging van Iraakse nucleaire expertise. Verderop
is te lezen dat de grootste dreiging uitging van Iraakse kennis en
kunde om artilleriegranaten en raketten te voorzien van chemische
strijdmiddelen. Kan de regering aangeven waar daadwerkelijk de
grootste dreiging van uitgaat of -ging?
De zinsnede 'De grootste dreiging ging uit van Iraakse expertise' moet
worden gelezen in de context van de desbetreffende alinea over de
Iraakse nucleaire capaciteit. Dat wil zeggen dat de grootste dreiging
op nucleair gebied uitging van 'kennis en kunde' en niet van (nog)
voorhanden faciliteiten en (inzetbare) middelen. Hetzelfde geldt voor
de aangehaalde zinsnede over de kennis en kunde ten aanzien van het
uitrusten van artilleriegranaten en raketten met chemische
strijdmiddelen. Ook deze uitspraak moet in de context van de
desbetreffende alinea worden gelezen.
11. Is de conclusie juist dat Irak met het huidige sanctieregime er
langer dan vijf tot zeven jaar nodig zou hebben gehad om zelfstandig
een eenvoudig kernwapen te ontwikkelen?
De in het jaarverslag gekozen formulering terzake is gebaseerd op alle
toen bij de MIVD beschikbare informatie en is bovendien in
overeenstemming met de algemeen heersende opvatting in internationale
vergaderingen waarin de MIVD participeert.
12. Waarom zijn in het jaarverslag welgeteld slechts vijf zinnen aan
de situatie in Israël en de Bezette Gebieden gewijd?
Aan het conflict tussen Israël en de Bezette Gebieden is beperkte
aandacht besteed omdat, van dit conflict in vergelijking met andere
kwesties in de regio (zoals proliferatie van wapens, rakettechnologie,
kennis en kunde op dit gebied), minder directe dreiging uitgaat voor
Nederland en de Navo.
13. Verwacht de regering dat de politieke tegenstellingen in Venezuela
overslaan naar de Nederlandse Antillen en Aruba. Zo ja, hoe wordt dat
tegengewerkt?
Er zijn geen aanwijzingen dat de politieke tegenstellingen in
Venezuela naar de Nederlandse Antillen en Aruba zullen overslaan.
Niettemin worden de politieke ontwikkelingen in Venezuela wel gevolgd.
14. Hoe vaak is onderzoek verricht naar islamitisch radicalisme binnen
de krijgsmacht? Kan de regering concreet ingaan op de uitkomsten van
deze onderzoeken?
In 2002 zijn er vier meldingen geweest van vermeend islamitisch
radicalisme binnen de krijgsmacht. Deze meldingen zijn onderzocht en
in alle gevallen bleek dat sprake was van emotioneel, individueel
gedrag waarvoor later excuses zijn aangeboden. Het specifieke karakter
en het relatief nieuwe verschijnsel van islamitisch radicalisme binnen
de krijgsmacht is voor de MIVD reden dit separaat te onderzoeken. Dit
onderzoek wordt naar verwachting in de loop van 2003 voltooid.
15. Is de regering van mening dat aanhangers van de Arabisch-Europese
Liga (AEL) beschouwd moeten worden als personen die een
politiek-islamitisch gedachtegoed aanhangen en uitdragen en aldus
geschaard moeten worden onder 'islamitisch radicalisten'? Is het
aanhangen van het gedachtegoed van de AEL, in het bijzonder door
middel van lidmaatschap, verenigbaar met het in dienst zijn bij de
Nederlandse krijgsmacht?
Het aanhangen van de overtuiging om de inrichting van de samenleving
in overeenstemming te brengen met de voorschriften van de eigen
islamitische geloofsrichting, schaart iemand niet vanzelfsprekend
onder de noemer islamitisch-radicalist. Het is de manier waarop dit
doel wordt nagestreefd die bepaalt of van onaanvaardbaar radicalisme
sprake is. De AEL is in Nederland geen verboden organisatie.
Defensie stelt bij het vervullen van alle vertrouwensfuncties als
regel een veiligheidsonderzoek in. Tijdens dit veiligheidsonderzoek
wordt onder meer onderzocht of sprake is van deelneming of
steunverlening aan activiteiten die de veiligheid of andere gewichtige
belangen van de staat kunnen schaden. Voorts wordt onderzocht of
sprake is van lidmaatschap of steunverlening aan organisaties die
doeleinden nastreven, dan wel ter verwezenlijking van hun doeleinden
middelen hanteren, die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat
zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische
rechtsorde.
16. Wat verstaat de regering onder 'de nieuwe oorlog'?
De nieuwe oorlog wordt de laatste jaren in uiteenlopende betekenissen
gebruikt. In dit geval wordt gedoeld op het gebruik dat sommige
groeperingen van de term maken in hun stellingname tegen de strijd die
de Verenigde Staten voeren tegen het terrorisme. Volgens
desbetreffende vredesbewegingen gebruiken de Verenigde Staten deze
strijd niet zozeer ter bestrijding van het terrorisme, maar vooral om
hen niet gunstig gezinde staten binnen hun invloedssfeer te brengen.
17. In 2002 zijn 25 meldingen geregistreerd van rechts-extremisme. Wat
is de concrete uitkomst van het onderzoek naar deze 25 gevallen
geweest?
Twaalf meldingen betroffen het bekladden van muren, deuren etc. met
leuzen en opschriften van rechts-extremistische signatuur. Dertien
meldingen hadden betrekking op vermeend rechts-extremistische uitingen
en of gedragingen van personen. Uit het onderzoek daarnaar bleek dat
in geen enkel geval sprake was van politiek-ideologisch gemotiveerde
personen en (in)directe betrokkenheid bij rechts-extremistische
organisaties. De uitingen en gedragingen waren in deze gevallen niet
van dien aard dat vergaande maatregelen, zoals het intrekken van de
verklaring van geen bezwaar, waren gerechtvaardigd. Wel worden de
commandanten van deze personen regelmatig door de MIVD geconsulteerd.
18. Wat is de relatie tussen rechts-extremisme en de bij deze
paragraaf afgedrukte poster? Is hier sprake van een vergissing in de
opmaak van deze paragraaf? Zo nee, kan de regering dit toelichten?
Er is inderdaad sprake van een vergissing in de opmaak. De afbeelding
van de bedoelde poster is een voorbeeld van acties van
vredesbewegingen en hoort dus bij de paragraaf die voorafgaat aan de
paragraaf over rechts-extremisme.
19. Kan de regering aangeven hoeveel van de 143 personen bij wie de
verklaring van geen bezwaar is geweigerd, persoonlijk op de hoogte
zijn gesteld van de weigering?
Iedereen die geen verklaring van geen bezwaar ontvangt, wordt hiervan
namens de minister van Defensie door de Secretaris-Generaal met een
beschikking op de hoogte gesteld. Deze beschikking wordt als
aangetekende brief aan betrokkenen gezonden.
20. In de paragraaf 'verzoeken om informatie en klachtbehandeling'
wordt enkele malen gesproken over een 'aantal'. Kan de regering
aangeven wat de corresponderende getallen bij 'een aantal' zijn?
In 2002 heeft de MIVD elf verzoeken tot inzage ontvangen. Daarvan
hadden zeven betrekking op inzage in het eventueel bij de MIVD
berustende persoonsdossier. Vier verzoeken betroffen een verzoek om
inzage in een onderwerpdossier.