Ministerie van Economische Zaken Berichtnaam: Vragen van de leden van Gent, Vendrik en Vos (GroenLinks) aan de ministers van Economische Zaken, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie over mogelijke plunderende ambtenaren. (Ingezonden 21 augustus 2003) Nummer: 356 Datum: 19-09-2003

1 Heeft u kennisgenomen van het bericht Ambtenaren plunderen kantoor? 1)

2 Is het waar dat bij het ministerie van Economische Zaken in 2002 onder meer dure apparatuur zoals beamers, computeronderdelen en laptops IS vermist en gestolen? Kunt u aangeven wat de totale schade is die als gevolg van vermissingen en diefstallen binnen dit ministerie is ontstaan? Is de laatste maanden sprake van een toename van het aantal vermissingen en diefstallen binnen het ministerie van Economische Zaken?

3 Heeft u van deze vermissingen en diefstallen aangifte gedaan bij de politie?

4 Op grond van welke feiten komt u tot de conclusie dat deze diefstallen door ambtenaren zouden zijn gepleegd? Deelt u de constatering van het hoofd bedrijfsbureau van het ministerie, dhr. J. van Schendelen, dat er iets mis is met de mentaliteit van de ambtenaren bij het ministerie? Zo ja, wat is er dan mis?

5 Is het waar dat op de andere ministeries eveneens sprake is van dergelijke vermissingen en diefstallen? Zo ja, kunt u aangeven op welke schaal dit plaatsvindt en wat de totale schade is? In hoeveel gevallen is hierbij aangifte gedaan en heeft er vervolging plaatsgevonden?

6 Op welke wijze bent u van plan deze vermissingen en diefstallen te bestrijden? Op welke wijze wordt in het integriteitsbeleid van de overheid, aandacht besteed aan dergelijke kwesties?


---
1) De Telegraaf, 19 augustus jl.

De Minister van Economische Zaken, mr. L.J. Brinkhorst, heeft deze vragen als volgt beantwoord. Ministerie van Economische Zaken


1 Ja.


2 Bij mijn ministerie waren in 2002 totaal 15 beamers in gebruik, waarvan er in dat jaar twee vermist werden. Daarnaast werd in 2002 één van de 100 in gebruik zijnde laptops vermist. Echter, het staat niet vast dat alle vermiste apparatuur daadwerkelijk gestolen is. Het is denkbaar dat de administratie van de uitleen van apparatuur onvolledig is en dat een aantal vermiste apparaten in een later stadium alsnog weer opduiken. Wél staat vast dat tijdens een inbraak in één van de panden van mijn ministerie vier complete PC-configuraties zijn ontvreemd. De totale schade die is ontstaan door vermissingen (inclusief diefstal) bedroeg in 2002 ¬ 16.500,=.
In algemene zin kan worden gesteld dat het totaal aantal bij de EZ-dienstleiding bekende vermissingen van zowel privé-eigendommen (zoals: portemonnees, sleutels en mobiele telefoons), alsmede EZ-apparatuur( uiteenlopend van een computermuis tot een complete PC configuratie) in het eerste half jaar van 2003 is afgenomen ten opzichte van eerdere jaren. Maar het spreekt voor zich dat elke vermissing of diefstal er één teveel is. In de eerste helft van 2001 bedroeg het aantal vermissingen 33 stuks, in de eerste helft van 2002: 36 stuks en in de eerste helft van 2003: 24 stuks. Voor wat betreft het aantal vermissingen uit de vergaderzalen is er echter wél een toename te constateren. Namelijk over heel 2001: nihil, over heel 2002: 2 stuks (de twee eerder genoemde beamers) en over de eerste helft van 2003: 9 stuks, te weten twee beamers (sinds 2002 worden in totaal dus 4 beamers vermist), drie draadloze muizen, één bijbehorende zender, twee externe floppy drives en één switcher.


3 De afdeling Beveiliging van mijn ministerie adviseert alle personen die een vermissing van een privé-eigendom doorgeven hiervan aangifte te doen bij de politie. Het blijkt echter dat daadwerkelijke aangifte bij de politie maar ten dele gebeurt. Bij vermissing van EZ-eigendommen dient de melder het (interne) formulier melding van vermissing respectievelijk diefstal in te vullen. Op dit formulier staat vermeld dat de melder dringend wordt aangeraden tevens aangifte te doen bij de recherche van de gemeente politie. In de praktijk is echter helaas gebleken dat ook bij vermissing van EZ-eigendommen niet in alle gevallen aangifte bij de politie is gedaan.


4 In het artikel in De Telegraaf van 19 augustus jl. wordt gesuggereerd dat de diefstallen van dure apparatuur zijn gepleegd door EZ-ambtenaren. Van deze vermissingen, of mogelijke diefstallen, in de afgelopen drie jaar kon echter niet worden vastgesteld dat deze waren te herleiden naar EZ-ambtenaren. Het niet intern melden of het achterwege laten van het doen van aangifte bij de politie van de vermissing van rijkseigendommen is onacceptabel. In die zin deel ik de mening van de heer Van Schendelen.


5 Op dit moment heb ik geen inzicht in eventuele vermissingen of mogelijke diefstallen bij andere departementen. Er bestaat geen centrale registratie op rijksniveau van integriteitsschendingen bij de departementen. Dit is een uitvloeisel van de verdeling van verantwoordelijkheden binnen de Rijksdienst, waarbij iedere minister verantwoordelijk is voor de uitvoering van het integriteitsbeleid binnen zijn ministerie. Afgesproken is dat ministeries in het kader van het Sociaal jaarverslag sector Rijk voortaan inzicht zullen geven in aard en omvang van integriteitsschendingen, incl. vermissingen van apparatuur. De eerste keer zal dat gebeuren over het jaar 2004.


6 Ik heb langs diverse sporen acties ondernomen. De aangifteprocedure bij vermissing van EZ-eigendommen is inmiddels aangepast.

Voortaan hoeft niet meer degene die de vermissing van EZ-eigendommen constateert aangifte te doen bij de politie, maar wordt dat gedaan door de functionaris die verantwoordelijk is voor het beheer van de desbetreffende EZ-goederen. Verder wordt intern gewerkt aan het vergroten van het beveiligingsbewustzijn door middel van een communicatietraject. Daarnaast zullen de dure EZ-eigendommen worden beveiligd.

Onderdeel van het integriteitsbeleid is het zorgvuldig omgaan met door de organisatie verstrekte middelen. De uitwerking daarvan is een verantwoordelijkheid van ieder ministerie. De uitkomsten van het door EZ gehouden onderzoek alsmede de voorgenomen maatregelen ter verbetering zullen met de overige ministeries worden besproken zodat daar lering uit kan worden getrokken en eventueel een gezamenlijke gedragslijn ter zake kan worden afgesproken.