Steunpunt WAV


Terug naar af?
Toestand en ontwikkelingen op de vlaamse arbeidsmarkt

Is de Vlaamse arbeidsmarkt erin geslaagd om de breuk die zich in 2001 aan- diende weer te herstellen of is er sprake van een verdere terugval van de arbeidsmarktprestaties?
Naar jaarlijkse gewoonte brengen de zomermaanden ons weer heel wat nieuw cijfermateriaal over de arbeidsmarkt in Vlaanderen. In dit artikel maken we hiervan gretig gebruik en bieden we een tussentijdse weergave van de toestand en ontwikkelingen op de Vlaamse arbeidsmarkt in 2002 en het begin van 2003. Waar mogelijk plaatsen we de belangrijkste trends in een Belgisch en Europees perspectief. Begin september wordt bovendien de uitgebreide tabellenreeks met kerncijfers op de webstek van het Steunpunt WAV (www.steunpuntwav.be) grondig geactualiseerd.
Vlaamse werkzaamheid stabiliseert
Werkzaamheid in Vlaanderen en Europa
Aan de werkzaamheidsgraad1 te zien, lijkt het wel alsof de arbeidsmarkt in Vlaan- deren sinds 2000 stilstaat. Voor het derde jaar op rij tellen we binnen de bevolking op arbeidsleeftijd om en bij de 63,5% werkenden. Tussen 2001 en 2002 zit er voor het Vlaams Gewest wel een toename van het aantal werkenden in met 9 000 per- sonen, maar omdat ook de bevolking op arbeidsleeftijd toeneemt is dit aan de werkzaamheidsgraad amper te merken (+0,1 procentpunten; tabel 1). Voor gans België en voor EU-3 (gemiddelde voor Nederland, Duitsland en Frankrijk) klinkt het verhaal identiek: een lichte toename van het aantal werkenden en een stagna- tie van de werkzaamheidsgraad. Ook in de Europese Unie als geheel beweegt er zeer weinig tussen 2001 en 2002 wat het aandeel werkenden betreft. In onze buurlanden stellen we een tegengestelde evolutie vast tussen Duitsland enerzijds en Frankrijk en Nederland anderzijds. In Duitsland loopt het aantal wer- kende inwoners aanzienlijk terug met 276 000 personen, waardoor ook de werk-


1 Werkzaamheidgraad = het aandeel werkenden binnen de bevolking op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar).



---

zaamheidsgraad een klap krijgt en terugzakt van 65,7% in 2001 naar 65,4% in 2002. In Frankrijk en Nederland daarentegen komen er op een jaar tijd nog heel wat werkenden bij en zien we de werkzaamheidsgraad licht toenemen (respectievelijk
+0,3 ppn en +0,4 ppn). We moeten wel opmerken dat dit in vergelijking met de voorgaande jaren, toen de werkzaamheidsgraad nog jaarlijks met meer dan één procentpunt toenam, een eerder zwakke prestatie is. Tabel 1. Aantal werkenden en werkzaamheidsgraad (België, de gewesten, EU-3 en EU-15; 1999-2002)
Aantal werkenden Werkzaamheidsgraad 2002 01-02 2002 01-02 00-01 99-00 (n) (n) (%) (%) (ppn) (ppn) (ppn)

Vlaams Gewest 2 504 000 +9 000 +0,4 63,5 +0,1 -0,1 +1,4 Waals Gewest 1 193 000 -4 000 -0,3 54,9 -0,5 -0,3 +1,5 Brussels H. Gewest 350 000 +10 000 +2,8 54,5 +0,6 -0,6 +1,1 België 4 047 000 +14 000 +0,4 59,9 -0,1 -0,2 +1,4

Duitsland 35 869 000 -276 000 -0,8 65,4 -0,3 +0,4 +0,5 Frankrijk 23 784 000 +200 000 +0,8 62,9 +0,3 +1,0 +1,3 Nederland 8 092 000 +96 000 +1,2 74,5 +0,4 +1,2 +2,0 EU-3 67 745 000 +20 000 +0,0 65,4 +0,1 +0,7 +0,9

EU-15 160 806 000 +1 154 000 +0,7 64,2 +0,2 +0,7 +1,0
* België en de gewesten: jaargemiddelde o.b.v. NIS EAK
* Buurlanden, EU-3 en EU-15: 2e kwartaal o.b.v. Eurostat LFS Bron: NIS EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WAV) Werkzaamheid naar geslacht
Van alle Vlaamse mannen op arbeidsleeftijd is bijna 72% aan het werk, bij de vrouwen maar net 55%. De kloof verkleint wel, want net als vorig jaar neemt het aandeel werkende mannen verder af en stijgt de werkzaamheid bij de vrouwen. De neerwaartse conjunctuur eist haar tol, maar raakt slechts in beperkte mate aan de (niet-commerciële) dienstensectoren waar heel wat vrouwen aan de slag zijn. Bovendien zet de toenemende arbeidsdeelname van vrouwen zich nog steeds door, waardoor elke nieuwe generatie vrouwen op arbeidsleeftijd actiever partici- peert aan de arbeidsmarkt dan de vorige generatie (cohorte-effect). Toch is ook de stijging van de vrouwelijke werkzaamheidsgraad de laatste jaren afgezwakt in vergelijking met de sterke groei aan het einde van de jaren '90.



---

Figuur 1. Werkzaamheidsgraad (Vlaams Gewest, België, EU-3 en EU-15; 2001-2002) Werkzaamheidsgraad 2002 (%) 90,0
80,0
70,0
60,0
50,0
40,0
30,0
20,0
10,0
0,0
Totaal Vrouwen Mannen 15-24 jaar 25-49 jaar 50-64 jaar Vlaams Gewest België EU-3 EU-15

Evolutie werkzaamheidsgraad 2001-2002 (procentpunten)
1,2

1,0
0,8
0,6
0,4
0,2
0,0

-0,2 Totaal Vrouwen Mannen 15-24 jaar 25-49 jaar 50-64 jaar
-0,4

-0,6

-0,8


* België en de gewesten: jaargemiddelde o.b.v. NIS EAK
* EU-3 en EU-15: 2e kwartaal o.b.v. Eurostat LFS Bron: NIS EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WAV) Werkzaamheid naar leeftijd
Dat de lage werkzaamheidsgraad in Vlaanderen enigszins genuanceerd kan wor- den door een uitsplitsing naar leeftijd te maken, is genoegzaam bekend. Zo is in Vlaanderen de `drukke leeftijd' tussen 25 en 49 jaar met 84% werkenden zelfs nog drukker dan gemiddeld in Europa. Het specifieke in- en uittredepatroon maakt dan weer dat er minder Vlaamse jongeren en senioren werken dan elders in Europa.



---

In tegenstelling tot de voorgaande jaren neemt het aandeel werkende jongeren in 2002 niet toe en stellen we een status-quo vast. Bij de 25- tot 49-jarigen merken we al het tweede jaar op rij geen significante beweging zodat de werkzaamheidsgraad op een hoog niveau stabiliseert. Anno 2002 neemt het aandeel werkenden enkel bij de 50-plussers aan een redelijk tempo toe: op een jaar tijd stijgt de werkzaam- heidsgraad van ouderen van 40,1% tot 40,6%. Er is wel enkel bij de oudere vrouwen een stijging merkbaar, die verklaard kan worden door het hogervermelde cohorte-effect - waarbij elke nieuwe generatie vrouwen steeds meer participeert aan de arbeidsmarkt - enerzijds en door de geleidelijke verhoging van de pensioenleeftijd voor vrouwen anderzijds. In vergelijking met de ouderen elders in Europa wordt de achterstand nog iets uitvergroot. Zowel in EU-3 als in EU-15 stijgt de werkzaamheidsgraad van 50-64-jarigen in 2002 dubbel zo snel (+1 ppn).
Werkloosheid in stijgende lijn
Werkloosheid in Vlaanderen en Europa
In 2002 is 4,9% van de beroepsbevolking (werkenden en werklozen) in het Vlaams Gewest werkloos (tabel 2).2 Dit betekent dat de daling die de Vlaamse ILO-werk- loosheidsgraad nog kende tussen 2000 en 2001 (-0,3 ppn) omgeslagen is in een stijging tussen 2001 en 2002 (+0,9 ppn). In het Waals Gewest bedraagt de werk- loosheidsgraad 10,6% in 2002 en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 14,7%. Ook deze gewesten tekenen een stijging op sinds 2001.
België situeert zich met een ILO-werkloosheidsgraad van 7,6% in 2002 op het niveau van EU-3 en EU-15 en scoort hiermee gunstiger dan Duitsland en Frank- rijk. Nederland daarentegen doet het heel wat beter (2,6%). België kent samen met Duitsland en Nederland een aanzienlijke stijging tussen 2001 en 2002, terwijl Frankrijk de stijging nog onder controle kan houden. Gemiddeld in EU-3 en EU-15 neemt de werkloosheidsgraad matig toe.


2 Volgens de ILO-normen zijn werklozen niet-werkenden die actief naar werk hebben gezocht in een referentieperiode van vier weken en binnen de twee weken een nieuwe job kunnen beginnen, en niet-werkenden die een job hebben gevonden die binnen de drie maanden begint.



---

Tabel 2. ILO-werkloosheidsgraad (België, de gewesten, EU-3 en EU-15; 2001-2002) ILO-werkloosheidsgraad 2002 Evolutie 01-02 (%) (ppn)

Vlaams Gewest 4,9 +0,9 Waals Gewest 10,6 +0,7 Brussels H. Gewest 14,7 +1,8 België 7,6 +0,9

Duitsland 8,6 +0,7 Frankrijk 8,7 +0,1 Nederland 2,6 +0,6 EU-3 7,7 +0,2

EU-15 7,7 +0,3
* België en de gewesten: jaargemiddelde o.b.v. NIS EAK
* Buurlanden, EU-3 en EU-15: 2e kwartaal o.b.v. Eurostat LFS Bron: NIS EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WAV) Evolutie van de werkloosheid in het Vlaams Gewest
Volgens de VDAB waren er in 2002 gemiddeld 187 000 niet-werkende werkzoe- kenden (nwwz) in Vlaanderen. Dit zijn er ongeveer 17 400 meer dan in 2001. Figuur 2 toont de maand-op-maand-evolutie van het aantal nwwz in Vlaanderen. De werkloosheid ligt in 2002 over de ganse `lijn' en dus in elke maand van 2002 hoger dan in 2001.
In 2003 ligt het aantal nwwz weer iets hoger dan in 2002. Elk jaar zien we in juli een stijging van het aantal nwwz door de schoolverlaters die zich inschrijven bij de VDAB. Deze stijging komt in 2003 reeds tevoorschijn in juni. Enerzijds neemt de groep van de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen (uvw's) sterk toe maar anderzijds zijn er meer schoolverlaters (jongeren in wachttijd) die zich sneller inschrijven bij de VDAB. Minder jongeren kregen nog tijdens of onmiddellijk na de studies een job aangeboden en meer schoolverlaters schreven zich uit voorzorg in omwille van de zwakke economische situatie.



---

Figuur 2. Evolutie van het aantal niet-werkende werkzoekenden (Vlaams Gewest; 2001-2003) 250000
225000
200000
175000
150000
125000
jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec 2001 2002 2003

Bron: VDAB (Bewerking Steunpunt WAV)
Kortdurige en langdurige werkloosheid
In figuur 3 wordt de maand-op-maand-evolutie van de kortdurige (minder dan een jaar werkloos) en langdurige (meer dan een jaar werkloos) werkloosheid weergegeven. Globaal genomen zijn er meer kortdurige werklozen (62%) dan langdurige werklozen (38%). Het is dan ook logisch dat de kortdurige werkloos- heid dicht aansluit bij het patroon van de totale werkloosheid. De stijging van de kortdurige werkloosheid in juni en juli 2003 betekent dat er nog steeds een nieuwe instroom van werklozen is.
De langdurige werkloosheid kent een stabieler verloop. In de loop van 2001 en 2002 zien we zelfs nauwelijks schommelingen. Wat echter opvalt, is dat de lang- durige werkloosheid vanaf januari 2003 gestaag begint te stijgen en dat deze stij- ging blijft aanhouden tot in juli 2003. De `nieuwe' werkzoekenden van 2001 gera- ken met andere woorden moeilijk uit de werkloosheid. De aanhoudende nieuwe instroom van werklozen vraagt een preventieve aanpak om te voorkomen dat deze werklozen in de langdurige werkloosheid terechtko- men. Anderzijds zijn curatieve maatregelen nodig om de steeds groter wordende groep langdurig werklozen aan het werk te helpen.



---

Figuur 3. Evolutie van het aantal nwwz die kortdurig en langdurig werkloos zijn (Vlaams Gewest; 2001-2003)
175000
150000
125000
100000
75000
50000
jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec kortdurig 2001 kortdurig 2002 kortdurig 2003 langdurig 2001 langdurig 2002 langdurig 2003

Bron: VDAB (Bewerking Steunpunt WAV)
Krapte op de arbeidsmarkt
Parallel aan de stijging van de officiële werkloosheid neemt het gemiddeld aantal openstaande VDAB-vacatures geleidelijk aan af. Beide evoluties resulteren in een minder krappe arbeidsmarkt, dit wil zeggen dat er steeds meer werkzoekenden zijn per openstaande vacature en dat bedrijven aldus kunnen putten uit een gro- tere arbeidsreserve om de beschikbare jobs in te vullen. Het aantal nwwz per vacature neemt sinds 2001 lichtjes toe3 en in juni 2003 tellen we zo'n zes niet-wer- kende werkzoekenden per openstaande VDAB-vacature. Ter vergelijking: in juni 2000 was de situatie nog het `krapst' met maar net 3,4 nwwz per vacature en het is sinds 1998 geleden dat de arbeidsmarkt in de maand juni even `ontspannen' was als in 2003 (6,1 nwwz per vacature).
Ook de VDAB wijst op een 'ontspanning' van de arbeidsmarkt (VDAB, 2003). Zij geven hierbij wel aan dat de problemen inzake de invulling van vacatures zich in 2002 minder scherp stellen dan een jaar eerder, maar dat deze nog niet verdwenen zijn.


3 Bij een stijging van het aantal nwwz per vacature is er sprake van een minder krappe arbeidsmarkt.



---

Van werkgelegenheidsgroei naar jobverlies
Anno 2001 kreeg de Belgische economie het zwaar te verduren en ook voor het jaar 2002 werden de prognoses van de economische groei telkens opnieuw naar beneden herzien om uiteindelijk op amper +0,7% te stranden. Heel even leek het erop dat de impact op de jobcreatie nogal zou meevallen. Terwijl de werkgelegen- heidsgroei in het vierde kwartaal van 2001 voor het eerst stagneerde in vergelij- king met het voorgaande jaar, was er tijdens het eerste kwartaal van 2002 sprake van een zeker herstel, met als resultaat een toename van bijna 12 000 jobs op jaar- basis (figuur 4). Maar dit herstel was duidelijk slechts schone schijn. De werkgele- genheidsgroei viel volledig stil in het tweede kwartaal van 2002. In het derde kwartaal werden we vervolgens geconfronteerd met een verlies van maar liefst 27 000 jobs in vergelijking met hetzelfde kwartaal van 2001; en ook op 31 december 2002 telden we nog bijna 10 000 jobs minder dan aan het reeds zwakke jaareinde van 2001.
Figuur 4. Geraamde evolutie van de totale werkgelegenheid per kwartaal* (Vlaams Gewest; 1- 2001 tot 4-2002)
50000
40000
30000
20000
10000

---

1-2001 2-2001 3-2001 4-2001 1-2002 2-2002 3-2002 4-2002
-10000

-20000

-30000

-40000


* Evolutie van het totaal aantal arbeidsplaatsen ten opzichte van het overeenstemmende kwartaal in het voorgaande jaar
Bron: WAV-kwartaalraming
Aangezien ook voor 2003 amper 1% economische groei voorspeld wordt, ziet het er naar uit dat een heropleving van de werkgelegenheidsdynamiek nog wel even op zich zal laten wachten. Dit pessimistisch beeld wordt alvast bevestigd door de uitzendarbeid die maar niet uit het dal geraakt. Van januari tot maart 2003 ligt de



---

Federgon-index4 in België maar net even hoog als een jaar eerder (figuur 5). Dat dit geen al te beste prestatie is, kunnen we afleiden uit het feit dat de uitzendacti- viteit tijdens het eerste kwartaal van het jaar 2002 al op een dieptepunt zat en dat er dus voorlopig van de opgelopen schade niets wordt goedgemaakt in 2003. In april en mei 2003 zakt de activiteit in de uitzendsector zelfs nog iets verder weg en wordt er opnieuw een kloof geslagen met vorig jaar. Juni 2003 vertoont een licht herstel zonder dat het niveau van 2002 echter opnieuw bereikt wordt. Een matig lichtpuntje vinden we wel in het recente aantrekken van het Duitse en Franse ondernemersvertrouwen wat een eerste teken kan zijn van een langzame verbete- ring van de algemene economische omgeving.5
Figuur 5. Evolutie van de activiteit in de uitzendsector (januari 1995 = 100) (België; 2001-2003) 190,00
185,00
180,00
175,00
170,00
165,00
160,00
155,00
jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec 2001 2002 2003

Bron: Federgon-index juni 2003 (Bewerking Steunpunt WAV) Opleidingsparticipatie krijgt een flinke knauw
Tot voor kort was Vlaanderen goed op weg om tegen 2010 de Europese bench- mark met betrekking tot levenslang leren te behalen, die een opleidingsparticipa- tie van 10% van alle inwoners tussen 25 en 64 jaar vooropstelt. Tussen 1999 en 2001 nam de opleidingsparticipatie van volwassen inwoners geleidelijk toe van 6,6% tot 7,4%. Anno 2002 zijn we echter terug bij af: opnieuw zijn er minder dan 7


4 De Federgon-index geeft het seizoensgezuiverd activiteitenniveau (o.b.v. het aantal gepresteerde uren uitzendarbeid) weer van de betreffende maand t.o.v. de activiteit in de maand januari 1995 (januari 1995 = 100).

5 Vooruitzichten Europese economie iets zonniger, De Standaard Online, 28/07/2003.



10

op 100 inwoners tussen 25 en 64 jaar die deelgenomen hebben aan een bijkomende opleiding tijdens een referentieperiode van 4 weken (figuur 6). Het verloop van de opleidingsparticipatie in de Europese Unie is veel gematigder, en dankzij de zeer lichte jaarlijkse toename eindigt EU-15 in 2002 toch iets hoger dan in 1999. De achterstand van het Vlaams Gewest op het Europese gemiddelde is in 2002 dan ook opgelopen.
Figuur 6. Opleidingsparticipatie van inwoners tussen 25 en 64 jaar (Vlaams Gewest en EU-15; 1999-2002, referentieperiode van 4 weken)
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---
1999 2000 2001 2002 Vlaams Gewest EU-15

Bron: NIS EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WAV) De daling van de opleidingsparticipatie in Vlaanderen tussen 2001 en 2002 situeert zich uitsluitend bij de mannen (tabel 3). Het feit dat mannen zich vaker in con- junctuurgevoelige sectoren begeven, speelt hier allicht een rol. De Nationale Bank van België stelde op basis van sociale balansgegevens reeds in 2001 een breuk vast in de trend van bestendige toename van de opleidingsinvesteringen in bedrijven (Heuse, 2003). De kans is dan ook reëel dat bedrijven die het economisch moeilij- ker hebben, als eerste gaan snoeien in opleidingsinvesteringen. Als gevolg van de forse achteruitgang bij de mannen en de stabilisatie bij de vrouwen blijkt zelfs dat de vrouwen in 2002 voor het eerst in vier jaar tijd meer deelgenomen hebben aan bijkomende opleidingen dan mannen.
Verdelen we de opleidingsprestaties naar leeftijd dan valt meteen op dat het vooral de jongvolwassenen zijn die er op achteruit gaan (-1,8 procentpunten). Met andere woorden, de groep die zich het sterkst manifesteert op de opleidingsmarkt krijgt de zwaarste klappen in 2002. Ook dit kan wijzen op een zekere impact van- uit de bedrijfswereld. De relatief hoge opleidingsparticipatie van jongvolwassenen (25-29 jaar) kan immers gelinkt worden met arbeidsmarktintrede en jobmobiliteit:



---

twee fenomenen die bedrijven er vaak toe brengen om (nieuw) personeel bij te scholen. Als gevolg van het slabakkend aanwervingsbeleid tijdens de recente laag- conjunctuur neemt echter de arbeidsmarktintrede en allicht ook de jobmobiliteit af en vermindert bijgevolg ook de behoefte om nieuw personeel bij te scholen. Ook voor personen tussen 30 en 49 jaar neemt de opleidingsparticipatie nog aan- zienlijk af. Enkel bij de 50-plussers, die amper deelnemen aan bijkomende oplei- dingen, kunnen we spreken van een quasi-stabilisatie. Gemiddeld in de Europese Unie gaat geen enkele van de besproken groepen er op achteruit, maar van een echte stijging is ook geen sprake.
Tabel 3. Opleidingsparticipatie van inwoners tussen 25 en 64 jaar naar geslacht en leeftijd (Vlaams Gewest en EU-15; 2001-2002, referentieperiode van 4 weken) Vlaams Gewest EU-15 2002 Evolutie 02/01 2002 Evolutie 02/01 (%) (ppn) (%) (ppn)

Totaal (25-64 jaar) 6,7 -0,7 8,4 0,1

Geslacht
Man 6,6 -1,4 7,8 0,0 Vrouw 6,9 0,1 9,0 0,2

Leeftijd
25-29 jaar 11,4 -1,8 18,8 0,2 30-39 jaar 8,4 -0,7 9,8 0,1 40-49 jaar 7,0 -0,7 7,4 0,2 50-64 jaar 3,5 -0,1 4,1 0,1 Bron: NIS EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WAV) Besluit
De Vlaamse arbeidsmarkt slaagt er vooralsnog niet in om de zwakke prestaties van het `kwakkeljaar' 2001 te compenseren (Steunpunt WAV-SSA, 2002), het tegendeel is eerder waar. Ten eerste blijft de werkzaamheidsgraad anno 2002 voor het tweede jaar op rij steken op het niveau van 2000. Het aandeel werkenden neemt enkel bij de 50-plussers nog aan een redelijk tempo toe. Ten tweede gaat de werkloosheid nog steeds in stijgende lijn. Naast de toenemende nieuwe instroom in de werkloosheid, blijkt ook dat de werkzoekenden steeds moeilijker weer werk vinden en het risico lopen om langdurig werkloos te blijven. Ten derde gaat het met de jobcreatie de foute kant op. Tijdens het tweede kwartaal van 2002 valt de werkgelegenheidsgroei op jaarbasis volledig stil en in de tweede jaarhelft worden



12

we zelfs geconfronteerd met een aanzienlijk jobverlies. Bovendien is het aanmod- deren van de uitzendactiviteit in de eerste helft van 2003 een weinig hoopvol signaal voor een snel herstel.
Tot slot krijgt ook de opleidingsparticipatie een flinke knauw. De gestadige opmars van de voorbije jaren wordt in 2002 fors afgeblokt met als resultaat dat er anno 2002 net zoals in 1999 iets minder dan 7 op 100 volwassen inwoners zijn die deelgenomen hebben aan een bijkomende opleiding.
Mieke Booghmans Wim Herremans Steunpunt WAV Bibliografie
Pierrette Heuse (2003), `Permanente vorming volgens de sociale balansen'. In: Over.Werk, Tijdschrift van het Steunpunt WAV, nr. ½-2003, p. 65-68. Steunpunt WAV-SSA (2002), Jaarboek, Jaarreeks 2002, De arbeidsmarkt in Vlaande- ren, Leuven.
VDAB (2003), Analyse vacatures en knelpuntberoepen, algemene trends 2002, Brussel, 148 p.