Ministerie van Defensie


---

Toespraken
---

Symposium 25 jaar vrouwelijke officieren op de KMA: geaccepteerd en geïntegreerd?!

21-08-2003

Toespraak van de staatssecretaris van Defensie C. van der Knaap ter gelegenheid van het symposium 25 jaar vrouwelijke officieren KMA: geaccepteerd en geïntegreerd?! Breda, 21 augustus 2003

Eergisteren liep ik in Den Haag langs de hofvijver. Met een half oog keek ik naar de beeldententoonstelling modelvrouwen. Ik moet toegeven dat mijn gedachten er niet helemaal bij waren, tot mijn oog viel op een serie fotos van vrouwelijke burgemeesters samen met hun rolmodellen. Ik vroeg mij af welke barrières deze vrouwen hebben moeten doorbreken in hun marsroute naar de top van het openbaar bestuur. Ook vroeg ik me af of Defensie, als het gaat om de acceptatie en de integratie van vrouwen, is te vergelijken met civiele werkgevers? Tenslotte drong zich onwillekeurig de vraag op, hoeveel lustrumvieringen van de KMA wij nog verwijderd zijn van de eerste overzichtstentoonstelling van vrouwelijke vlag- en opperofficieren in de Nederlandse krijgsmacht.

Acceptatie en integratie Defensie heeft mannen én vrouwen nodig om alle taken te kunnen uitoefenen. De werkzaamheden van militairen zijn zo divers van aard dat een grote verscheidenheid aan kwaliteiten nodig is. De uitvoering van crisisbeheersingsoperaties, tegenwoordig de core business van de Nederlandse krijgsmacht, vraagt om andere kwaliteiten dan de collectieve verdediging van het bondgenootschappelijke grondgebied. Het optreden van de krijgsmacht kent nauwelijks nog vaste sjablonen; militair optreden vereist vooral maatwerk en stelt hoge eisen aan de flexibiliteit van de krijgsmacht. Geen uniformiteit, maar diversiteit! Diversiteit in het optreden én diversiteit in de samenstelling van de krijgsmacht, vrouwen en mannen, jonge rekruten en ervaren militairen.

Een Britse luitenant-generaal die zijn sporen bij crisisbeheersingsoperaties ruimschoots heeft verdient, omschrijft de specifieke kwaliteiten van militairen tijdens vredesoperaties als volgt: ik heb mannen en vrouwen nodig, vooral in de officiersrangen, die beschikken over overtuigingskracht, diplomatie, goede omgangsvormen met de media, emotionele intelligentie, empathie en kalmte, in plaats van agressie. De nadruk op de communicatieve en sociale vaardigheden van de militair in vredesoperaties, zal voor de stoere bikkels onder de jonge rekruten even wennen zijn. Overigens dienen onze militairen op operationeel gebied natuurlijk hun getraindheid te blijven behouden.

Vrouwen en mannen hebben gedeelde en verschillende kwaliteiten. Als defensieorganisatie moet je van ál deze kwaliteiten gebruik maken. Dat moet om als krijgsmacht beter te presteren. Maar dat moet óók om je maatschappelijke acceptatie en positie niet te verliezen. Defensie kan het zich niet veroorloven de forse toestroom van vrouwen op de arbeidsmarkt te negeren.

Old boys network Vrouwen werven is één aspect, maar het behoud en de doorstroming van vrouwen naar hogere functies is in mijn optiek van even groot belang. De laatste jaren wordt de cultuur van bedrijven en overheidsorganisaties steeds vaker genoemd als hoofdoorzaak voor de geringe doorstroming van vrouwen naar hogere functies. Die cultuur wordt aangeduid met begrippen als old boys network, 80-uur cultuur en glazen plafond.

Bij de formatie van het tweede kabinet-Balkenende hebben we gezien hoe een old girls network in stelling werd gebracht. Dat resulteerde in de benoeming van vijf vrouwelijke ministers. Het kan dus ook anders en beter! Ik durf hier de stelling wel aan dat, mede dankzij de aanwezigheid van meer vrouwelijke ministers, dit kabinet een langer en gelukkiger leven beschoren is dan het eerste kabinet- Balkenende.

Voor mij is het zo klaar als een klontje dat Defensie zich extra moet inspannen om voor een grote groep vrouwen aantrekkelijk te zijn als werkgever. Vaker moeten we ons de vraag stellen wat de gevolgen zijn van beleidsbeslissingen voor de positie van vrouwen. En we moeten deze beslissingen vervolgens herzien, wanneer zij verkeerd uitpakken voor vrouwen. Leidinggevenden - van hoog tot laag in de defensieorganisatie - zullen zich hiervoor moeten inzetten. Ik heb de plaatsvervangend bevelhebbers benoemd tot gender-ambassadeurs en hun opgedragen erop toe te zien dat vrouwen binnen de krijgsmacht werkelijk dezelfde rechten en loopbaanmogelijkheden krijgen als mannen.

Een ander punt waar ik nadrukkelijk naar kijk is de gesloten personeelsstructuur. Als het gaat om carrière zijn mannen en vrouwen gelijk. Dat zal zo blijven. De vrouwelijke luitenant van vandaag, over dezelfde kwaliteiten beschikkend als haar mannelijke collega, zal ongeveer gelijk kolonel of hoger worden. Dat is de basis van ons bestel en dat is ook precies de reden waarom de vrouwelijke generaal nog heel even op zich laat wachten. Maar moet de hooggeplaatste militair op de CO wel al die tijger- en schietervaring hebben om bijvoorbeeld goed personeel,- financieel of materieelbeleid te kunnen formuleren? Moet de manager op basis X wel militair zijn, of is alleen zijn rang van belang. Zo zou je je kunnen voorstellen dat je een vrouwelijke topper uit overheid of bedrijfsleven hoog kunt laten instromen, als burger of als militair. Daarmee zet je meteen een aansprekelijk rolmodel in de organisatie. Met andere woorden de personeelsstructuur moet open. Daarom heb ik een werkgroep van hoge ambtenaren en mensen uit het bedrijfsleven ingesteld die mij adviseert hoe ik dat kan doen.

Vrouwen en vredesoperaties In een recente studie over de rol van vrouwen in conflictpreventie en crisisbeheersing wijst het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael op het belang van een grotere participatie van vrouwelijke militairen in vredesoperaties. Vrouwelijke militairen hebben een streepje vóór wanneer het vertrouwen van de lokale bevolking gezocht wordt. Zij komen makkelijker in contact met vrouwen ter plaatse en kunnen beter de belangen van deze vrouwen bij de oplossing van het conflict en de wederopbouw bepleiten. Ook gaat van vrouwelijke militairen in het algemeen minder dreiging uit in de contacten met de lokale bevolking.

Het genderperspectief in de opleiding en training van militairen en leidinggevenden, in de voorbereiding op vredesoperaties en in de evaluatie na afloop van een missie is dan ook van belang. Het doel is uiteraard om tijdens missies nog betere resultaten te boeken. Ik heb de Tweede Kamer dit voorjaar toegezegd het genderbeleid inzake vredesoperaties op deze punten verder aan te scherpen.

Een grotere participatie van vrouwelijke militairen in vredesoperaties staat of valt uiteindelijk met voldoende vrouwen in de eenheden die voor uitzending in aanmerking komen. Het op een laat moment toevoegen van extra vrouwen aan uit te zenden eenheden is lastig. Eenheden zijn namelijk opgebouwd uit militairen, mannen en vrouwen, die zich samen intensief voorbereiden op een vredesoperatie. Bovendien geldt ook voor vrouwelijke militairen, dat na een uitzending van zes maanden een periode volgt van tenminste twaalf maanden voor recuperatie en voorbereiding op een nieuwe missie. De enige oplossing, kortom, is meer vrouwen aantrekken bij Defensie.

Streefcijfers Dit brengt mij op de streefcijfers voor vrouwen binnen de defensieorganisatie. Juist in deze tijd van bezuinigingen moet het belang van meer vrouwen bij Defensie worden onderstreept. Ik wil dan ook nadrukkelijk vasthouden aan de in 1997 afgesproken streefpercentages. Voor 2010 zijn de streefcijfers twaalf procent voor vrouwelijke militairen en 30 procent voor vrouwelijk burgerpersoneel. Het aantal vrouwelijke militairen is gestegen van 7,3 procent in 1998 naar 8,5 procent in 2002, terwijl het percentage vrouwelijk burgerpersoneel is toegenomen van 16,7 procent in 1998 naar 22,2 procent in 2002. Wat het percentage vrouwelijke militairen betreft, staat Nederland er in vergelijking met de Navo-partners overigens best goed op. Alleen de Verenigde Staten, Canada en Frankrijk halen hogere percentages.

Minder succesvol zijn we geweest met een loopbaanbeleid voor vrouwen vanaf schaal 10 en vanaf de rang van kapitein. Voor militair personeel geldt een integraal loopbaanbeleid voor mannen én vrouwen. Een kwestie van gelijke kansen en rechten dus. Toch stromen vrouwen nog maar mondjesmaat door naar de hogere rangen. Daarom wil ik de streefpercentages voor de hogere functies aanscherpen: zes procent vrouwelijke militairen vanaf de rang van majoor, drie procent vrouwelijke militairen vanaf de rang van kolonel en zes procent vrouwelijk burgerpersoneel vanaf schaal 14 in 2010. Deze doelstellingen van Defensie passen bij het streven van het kabinet naar een verdubbeling van het aandeel van vrouwen in topfuncties.

Met de huidige bezuinigingen in het vooruitzicht is het tevens van groot belang dat het percentage vrouwen in de Krijgsmacht niet ineens afneemt. Nogmaals, 12 procent vrouwen in 2010 blijft het uitgangspunt. Daarmee moet dus ook nadrukkelijk bij de uitvoer van de bezuinigingsmaatregelen rekening worden gehouden. Ook moet de werving van vrouwen voor moeilijk te vervullen functies, met name de technische functies, extra aandacht krijgen.

Afsluiting Goed beschouwd is het niet van deze tijd om binnen de Nederlandse krijgsmacht nog steeds een debat te moeten voeren over de acceptatie en de integratie van vrouwelijke officieren. De openstelling van de KMA voor vrouwelijke officieren in spe nu 25 jaar geleden markeert het begin van een tijdperk waarin carrière maken binnen de krijgsmacht niet langer is voorbehouden aan mannen. Het gegeven dat in 2003 slechts één procent van de topmilitairen vrouw is - zes kolonels en nul generaals - maakt echter duidelijk dat de weg naar de top voor vrouwelijke militairen niet over rozen gaat. Die overzichtstentoonstelling van vrouwelijke vlag- en opperofficieren in de Nederlandse krijgsmacht, waarover ik het in mijn inleiding had, laat - helaas - nog even op zich wachten!

Ik begon mijn toespraak met een verwijzing naar de tentoonstelling modelvrouwen en de serie fotos van vrouwelijke burgemeesters in Zuid-Holland. De eerste vrouwelijke burgemeester in Nederland werd benoemd in 1946, bijna 30 jaar na de invoering van het algemeen vrouwenkiesrecht. De omstandigheden die Truus Smulders noopten in 1945 te solliciteren naar de vacante burgemeestersfunctie in het Brabantse Oost-, West- en Middelbeers, zijn bijzonder te noemen. Zij wilde het burgermeestersambt van haar man, die in de oorlog in Duitsland was omgekomen, voortzetten. In de eerste plaats, omdat ze de inkomsten nodig had voor haar gezin met vier kleine kinderen. De weduwe Smulders beschikte over een prominente kruiwagen. Handig maakte zij gebruik van een condoleancebrief, waarin de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Beel haar min of meer plichtmatig had verzekerd, dat zij zonodig een beroep op hem kon doen. Tot zijn verbazing, dat veronderstel ik tenminste, hield zij hem aan deze toezegging. Beel nodigde de weduwe Smulders uit en na afloop van dat bezoek draaide hij de oorspronkelijke voordracht van de Brabantse Commissaris van de Koningin terug. Kort daarop volgde de benoeming van Truus Smulders tot burgemeester van een Brabantse plattelandsgemeente.

De maatschappelijke acceptatie van de eerste vrouwelijke burgemeester was in 1946 geen onderwerp van controverse meer. De principiële strijd om het algemeen vrouwenkiesrecht was 30 jaar daarvoor al in het voordeel van de vrouw beslecht. Hier zie ik een overeenkomst met de emancipatie van de vrouw in de krijgsmacht. De principiële strijd over de rol van de vrouw in de krijgsmacht is 25 jaar geleden gestreden, en vrouwen hebben inmiddels dezelfde rechten en loopbaanmogelijkheden binnen de krijgsmacht als mannen. De weg van erkenning naar realisatie is echter langer dan menigeen, niét alleen de voorvechters van het eerste uur, wenselijk vindt. Dat is wellicht de les die de geschiedenis van de emancipatiestrijd in het burgemeestersambt voor ons in petto heeft. Neemt Defensie deze les ter harte?

Wat mij betreft heeft Defensie dit decennium de eerste vrouwelijke generaal in de gelederen. Via de voordeur of de zijdeur.

Nieuws