Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Vragen van het lid De Ruiter (SP) aan de ministers van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het door het CBS gehanteerde inflatie-percentage.
Nummer: 336

Datum: 28-08-2003

Vragen van het lid De Ruiter (SP) aan de ministers van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het door het CBS gehanteerde inflatie-percentage. (Ingezonden 8 augustus 2003)


1. Heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek tussen juni 2002 en juni 2003 te hoge inflatiecijfers gepubliceerd?


2. Zo ja, wat is hiervoor de verklaring?


3. Welke maatregelen zijn genomen om herhaling te voorkomen?


4. Welke consequenties zal dit hebben voor de Rijksbegroting?


5. Kunt u de eventuele gevolgen schetsen voor alle verschillende uitkeringen die jaarlijks geïndexeerd worden, waarbij de indexatiefactor onder andere afhankelijk is van het inflatiepercentage?


6. Mocht tot de gevolgen behoren dat dit tot een verhoudingsgewijs te hoog indexatiecijfer heeft geleid, waardoor lonen en uitkeringen relatief te veel zijn verhoogd, kunt u dan garanderen dat voor de ontwikkeling van lonen en uitkeringen in de toekomst, voorzover dit die lonen en uitkeringen betreft die tot de competentie van de diverse overheden behoren, niet het argument zal worden gehanteerd dat de indexatie in het voorgaande jaar te hoog is uitgevallen, zodat verhoging in komende jaren gematigd kan worden?


7. Indien het antwoord op vorige vraag bevestigend luidt, welke waarborgen kunt u hiervoor geven?

De minister van Economische Zaken, mr. L.J. Brinkhorst, heeft deze vragen mede namens de minister van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als volgt beantwoord.


1. Ja. De cijfers van de consumentenprijsindex die het CBS voor de periode juni 2002 tot en met juni 2003 presenteerde zijn niet correct. Het CBS heeft aangegeven dat de exacte omvang van de afwijking op dit moment nog niet kan worden vastgesteld, maar vooralsnog wordt de afwijking geschat op enkele tienden van een procentpunt. Ontstaan in juni 2002, is de afwijking sindsdien zeer geleidelijk opgelopen. Het CBS zal binnen enkele weken gecorrigeerde reeksen van de consumentenprijsindex publiceren.



2. Het CBS heeft een probleem geconstateerd in het verwerkingssysteem van gegevensbestanden met scannerdata van supermarkten.


3. Het CBS heeft aangegeven dat de Centrale Commissie voor de Statistiek, toezichthoudend orgaan voor het CBS, KPMG heeft gevraagd een audit uit te voeren naar de oorzaken van de gemaakte fouten in het productieproces van de consumentenprijsindex. De aanbevelingen van de audit moeten er toe bijdragen dat herhaling van fouten in de toekomst wordt voorkomen.


4. Wanneer de inflatie van juni 2002 tot en met juni 2003 slechts met enkele tienden van een procentpunt wordt aangepast dan zijn de gevolgen voor de Rijksbegroting naar de huidige inzichten beperkt. De exacte gevolgen kunnen echter pas definitief worden vastgesteld zodra zowel het CBS als het CPB cijfers bekend maakt waarin de CPI-correctie verwerkt is.


5. De sociale zekerheidsuitkeringen worden conform de WKA-systematiek geïndexeerd aan de gemiddelde contractloonstijging van bedrijven en overheid en dus niet aan de consumentenprijsindex. Daarnaast zijn er verstrekkingen die wel aan de hand van de consumentenprijsindex worden aangepast, zoals de kinderbijslag en studiefinanciering. Het niveau van deze verstrekkingen is tijdelijk iets te hoog geweest (zie ook vraag 6).


6. Indien een uitkering aan de consumentenprijsindex is geïndexeerd, dan is de verandering van de hoogte van de uitkering in de regel gelijk aan de mutatie van een specifieke consumentenprijsindex ten opzichte van de prijsindex waarop de laatste herziening is gebaseerd. Deze werkwijze zal in beginsel ook bij de eerst volgende aanpassing worden toegepast. Dit zorgt ervoor dat de hoogte van een uitkering op termijn vanzelf gecorrigeerd wordt voor bijstellingen in de reeks van de consumentenprijsindex.

Een fictief voorbeeld maakt één en ander duidelijk. Stel dat een uitkering eenmaal per jaar op 1 juli wordt verhoogd aan de hand van de consumentenprijsindex voor april van dat jaar. Indien de index in april 2003 een waarde van 110,4 en in april 2002 een waarde van 107,7 had, bedraagt de verhoging van de uitkering per 1 juli 2003 2,5%. Stel nu dat de consumentenprijsindex van april 2003 neerwaarts wordt bijgesteld. Dan ook zal de verandering in de hoogte van de uitkering per 1 juli 2004 gelijk zijn aan de mutatie van de prijsindex van april 2004 ten opzichte van de prijsindex 110,4 (omdat dit de prijsindex is waarop de laatste herziening is gebaseerd). In dit voorbeeld wordt de hoogte van de uitkering per 1 juli 2004 gecorrigeerd voor een bijstelling in de reeks van de consumentenprijsindex.

Volgens deze indexatiesystematiek leidt een te hoge aanpassing van de uitkeringen slechts tot een tijdelijk voordeel voor de betrokkenen. Dit tijdelijke voordeel zal de overheid niet gebruiken als argument om in komende jaren een extra matiging te bewerkstelligen ten opzichte van de hierboven omschreven indexatiesystematiek.


7. Zie antwoord op vraag 6.