Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Veiligheidsbeleid

Nucleaire Aangelegenheden en Non-proliferatie

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 3 september 2003

Behandeld


- Peter Potman


Kenmerk


- DVB/NN-275/03

Telefoon


- 070-3485555


Blad


- 1/11

Fax


- 070-3485684


Bijlage(n)


- 1


- peter.potman@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen vanhet lidWildersovereen Iraanse kernbom en een meer daadkrachtige aanpak van de Nederlandse regering en de EU hiertegen

Graag - bied ik u hierbij- de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - het lid- Wilders over - een Iraanse kernbom en een meer daadkrachtige aanpak van de Nederlandse regering en de EU hiertegen. Deze vragen werden ingezonden op - 8 augustus 2003 met kenmerk - 2020315770.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Mr. J.G. de Hoop Scheffer

Antwoord van de heer De Hoop Scheffer, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Wilders (VVD) over een Iraanse kernbom en een meer daadkrachtige en serieuze aanpak van de Nederlandse regering en de EU hiertegen.

Vraag 1

Heeft u kennis genomen van het uitgebreide onderzoek van de Los Angeles Times naar het Iraanse nucleaire bewapeningsprogramma, waaruit zou blijken dat Iran door clandestiene activiteiten al in de laatste fase is om tot de ontwikkeling van een atoombom te komen?1Wat is uw oordeel daarover?

Antwoord

Ja. Niet alle beweringen uit het artikel kunnen door de Nederlandse regering op grond van eigen bronnen worden getoetst. Niettemin is ook de regering van mening dat de ontwikkelingen op nucleair gebied in Iran zorgwekkend zijn.

Vraag 2

Kunt u op een serieuze en uitgebreide wijze de hoofdlijnen van de conclusies van dit onderzoek bevestigen en daarbij separaat antwoord geven op de volgende concrete deelvragen:

Antwoord

De Regering heeft de gewoonte kamervragen steeds serieus te beantwoorden.

Vraag 2a

Hebben VN-inspecteurs in juni jl. bij testen in Iran vastgesteld dat het nucleaire materiaal 'weapons-grade', ofwel geschikt voor een nucleaire bom, was?

Antwoord

Vanaf begin 2003 wordt door het Internationale Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) intensief onderzoek verricht naar het Iraanse nucleaire programma. In het rapport van het IAEA van 6 juni 2003 werd geen melding gemaakt van 'weapons-grade' nucleair materiaal. In het rapport dat Directeur-Generaal ELBaradei op 26 augustus jl. uitbracht wordt gemeld dat in de ultracentrifuge-installatie in Natanz sporen van hoogverrijkt uranium zijn aangetroffen. Volgens Iran zou het gaan om materiaal dat in vanuit het buitenland geleverde centrifuges was achtergebleven. Het rapport spreekt zich niet uit over de specifieke graad van verrijking.

Vraag 2b

Is in juni VN-inspecteurs de toegang geweigerd tot twee grote ruimtes en verboden testen te doen bij een fabriek, de Kalaye Electric Co., en wordt deze fabriek gebruikt voor wapenprogramma's? Zo ja, welke?

Antwoord

Iran heeft juni jl. het verzoek van het IAEA om bij Kalaye Electric Co. milieumonsters te mogen nemen geweigerd. Inmiddels zijn inspecteurs van het IAEA toegelaten tot het betrokken bedrijf en in de gelegenheid gesteld monsters te nemen. De resultaten ervan zijn nog niet bekend. Iran heeft hier volgens eigen zeggen tussen 1997 en 2002 activiteiten op het gebied van assemblage van ultracentrifuges verricht.

Vraag 2c

Heeft Iran materiaal geïmporteerd uit China dat slechts voor een nucleair wapenprogramma van nut kan zijn, en niet voor een civiel nucleair programma? Wanneer en op welke wijze is China hierop aangesproken?

Antwoord

Nederland beschikt niet over eigen informatie dat China dergelijk materiaal aan Iran heeft geleverd. De VS heeft in het verleden China aangesproken op de levering van uraniumhexafluoride aan Iran, naar het schijnt met als resultaat dat dergelijke leveranties niet meer hebben plaatsgevonden.

Uraniumhexafluoride is basismateriaal voor uraniumverrijking door middel van ultracentrifuges, en kan als zodanig zowel voor civiele als voor militaire nucleaire programma's worden benut.

Vraag 2d

Heeft Pakistan, dat over nucleaire wapens beschikt, Iran geholpen bij het nucleaire programma? Wanneer en op welke wijze is Pakistan hierop aangesproken?

Antwoord

Het is de regering bekend dat er aanwijzingen zouden zijn die zouden duiden op mogelijke betrokkenheid van Pakistan of Pakistaanse entiteiten bij het Iraanse nucleaire programma. De regering beschikt echter niet over eigen informatie die betrokkenheid van Pakistan of Pakistaanse entiteiten bij het Iraanse nucleaire programma bevestigt. De regering heeft Pakistan hier niet over aangesproken.

Vraag 2e

Zijn Noord-Koreaanse, Chinese, Russische en Pakistaanse (civiele of militaire) wetenschappers, al dan niet met instemming van hun respectieve regeringen, in Iran werkzaam dan wel werkzaam geweest en is uit deze landen ook technologie aan Iran geleverd ten behoeve van het Iraanse nucleaire programma? Wanneer en op welke wijze zijn deze landen hierop aangesproken?

Antwoord

Het is de regering bekend dat Russische wetenschappers in Iran actief zijn geweest. Over hun specifieke werkzaamheden is de regering geen nadere informatie bekend, anders dan dat Russische bedrijven betrokken zijn bij de afbouw van de lichtwaterreactor in Bushehr. Over de mogelijke aanwezigheid van Chinese of Pakistaanse wetenschappers heeft de regering geen specifieke informatie. Wat betreft aanwezigheid van Noord-Koreaanse wetenschappers verwijs ik naar het antwoord op vraag 2f. Voorts is het de regering bekend dat Russische en Chinese bedrijven technologie hebben geleverd ten behoeve van de Iraanse nucleaire infrastructuur. Zoals mijn ambtsvoorganger in antwoord op vragen van het lid Wilders van 2 maart 2001 (Vergaderjaar 2000-2001, Aanhangsel, nr. 941) stelde, heeft China de Verenigde Staten in 1997 toegezegd de nucleaire samenwerking met Iran te voltooien en daarna geen nieuwe samenwerking aan te gaan.

Bij herhaling zijn de Russische autoriteiten door de regering aangesproken op de Russische assistentie aan Iran. Ook is de Chinese autoriteiten door de regering gewezen op het belang van het implementeren van strikte exportcontroles.

Vraag 2f

Hebben Noord-Koreaanse technici ook meegewerkt aan de ontwikkeling van de Iraanse Shahab3-raket en aan de thans in ontwikkeling zijnde Shahab-4 raket die een bereik heeft tot diep in Europa?

Antwoord

Op grond van de regering ter beschikking staande informatie kan worden bevestigd dat Noord-Koreaanse technici hebben meegewerkt aan het SHAHAB 3 programma en een mogelijk SHAHAB 4 programma.

Vraag 2g

Heeft Iran het Europese bedrijfsleven benaderd voor producten die met name kunnen dienen in de laatste fasen van het ontwikkelen van nucleaire wapens? Zo ja, welke bedrijven in welke landen en hoe is hier tegen opgetreden?

Antwoord

De landen die zijn aangesloten bij de Nuclear Suppliers Group (NSG) en het Missile Technology Control Regime (MTCR), waaronder alle EU-landen, spannen zich in exporten van proliferatiegevoelig materiaal naar Iran te voorkomen. Een weigering van een exportvergunning wordt met de andere leden van de exportcontroleregimes gedeeld. Dit gebeurt op basis van volledige vertrouwelijkheid, mede om bedrijfsgegevens te beschermen. De regering is derhalve niet in een positie in te gaan op de aard van de goederen, de namen van bedrijven of de landen waarin zij gevestigd zijn.

Vraag 3

Herinnert u zich uw antwoord van 4 augustus 2003 op mijn vragen van 8 juli 2003 waarin u de combinatie van een Iraanse kernwapencapaciteit en ballistische lange afstandsraketten onder meer een toenemende bedreiging voor het NAVO-grondgebied en een ernstig destabiliserende werking in de regio noemt?

Deelt u de mening dat zelfs zonder die combinatie, dus alleen al het hebben van een nucleaire capaciteit of het hebben van langeafstandsraketten door Iran reeds een grote bedreiging voor het NAVO-grondgebied betekent en destabiliserend op de regio kan werken?

Antwoord

Ja. Het bezit van een kernwapencapaciteit door Iran is ook zonder een arsenaal van ballistische raketten destabiliserend voor de regio. Het effect ervan beperkt zich ook niet tot de regio en vormt onder meer een groeiende bedreiging voor het NAVO-grondgebied. Hoewel een ballistische raketcapaciteit zonder corresponderende niet-conventionele lading op zichzelf niet een grote strategische betekenis heeft, kan van het bezit ervan, gevoegd bij de mogelijkheid dat deze raketten van een niet-conventionele lading zouden worden voorzien, reeds een destabiliserende werking hebben in de regio.

Vraag 4

Bent u in dit licht bereid u in bi- en multilateraal verband persoonlijk actiever, serieus en met meer prioriteit bezig te houden met deze kwestie? Deelt u de mening dat dit ook inhoudt dat naast Iran ook de landen van waaruit steun aan Iran wordt gegeven op dit terrein (zowel als het gaat om de ontwikkeling van een nucleaire capaciteit als de ontwikkeling van langeafstandsraketten), daarop op de meest kritische wijze dienen te worden aangesproken? Kan de Tweede Kamer een overzicht van de activiteiten en initiatieven die u op dit punt ­ zowel bilateraal en multilateraal ­ heeft ontplooid en de komende maanden zal gaan ontplooien per ommegaande tegemoet zien?

Antwoord

Ik verwerp de opvatting van de vragensteller dat niet voldoende actief zou worden opgetreden in deze kwestie. De ontwikkelingen in Iran hadden en hebben mijn actieve, serieuze en aanhoudende aandacht.

Waar het gaat om het internationaal kader waarmee de ontwikkeling en het bezit van massavernietigingswapens wordt teruggedrongen speelt voor wat betreft Iran met name de waarborgovereenkomst die dit land heeft afgesloten met het IAEA en de mate waarin het zich daaraan houdt. Voor wat betreft de door de regering ondernomen activiteiten en initiatieven in de IAEA verwijs ik allereerst naar de beantwoording van de kamervragen van het lid Wilders van 27 maart van dit jaar (Vergaderjaar 2002 ­ 2003, nr. 1134).

Tijdens de vergadering op 16 juni dit jaar van de bestuursraad van het IAEA, waar Nederland zitting in heeft, is het IAEA opgedragen om een grondig onderzoek te verrichten naar het Iraanse nucleaire programma. Daarnaast is Iran opgeroepen zijn bestaande waarborgovereenkomst met het IAEA uit te breiden, en een Additioneel Protocol af te sluiten, zodat het IAEA onder andere milieumonsters kan nemen om eventuele illegale activiteiten op te sporen.

Voor wat betreft het tweede instrument bij de bestrijding van proliferatie, te weten een strikte handhaving van de exportcontroleregimes, is de regering buitengewoon alert op exportvergunningaanvragen bestemd voor Iran, alsmede op exporten van goederen die op zichzelf niet vergunningplichtig zijn, maar die mogelijkerwijs zouden kunnen bijdragen aan Iraanse programma's gericht op het verkrijgen van massavernietigingswapens en de ontwikkeling van zijn ballistische raketcapaciteit.

Ten aanzien van de politieke beïnvloeding van Iran is vooral van belang dat de EU - als belangrijke handelspartner van Iran ­ zich als eenheid zal weten op te stellen. Teheran is meerdere malen in bilaterale contacten op de hoogte gebracht van de Nederlandse zorgen over het Iraanse nucleaire programma, ondermeer door de Secretaris-Generaal van Buitenlandse Zaken tijdens zijn bezoek aan Teheran op 16 december 2002, maar de hefboom van de EU zal nodig zijn om werkelijk effect te kunnen sorteren. Veel van mijn aandacht gaat dan ook uit naar het bevorderen van een krachtig EU-standpunt terzake. Ik heb mij ervoor beijverd dat er een harde koppeling zou worden gelegd tussen totstandkoming van een Handels- en Samenwerkingsakkoord tussen de EU en Iran en vooruitgang op een aantal politieke pijnpunten, waaronder zorgen over Iraanse activiteiten op het gebied van massavernietigingswapens. In de Algemene Raad (RAZEB) van mei dit jaar, dus nog voor publicatie van het eerste tussenrapport van DG IAEA El Baradei, heb ik onderstreept dat de EU in zijn relatie met Iran non-proliferatie bovenaan de agenda moet zetten. Daarbij heb ik aangegeven dat gebrek aan voortgang op dit terrein gevolgen dient te hebben voor een handels- en samenwerkingsakkoord. Na de verontrustende inhoud van het tussenrapport van DG El Baradei heb ik een maand later, op de RAZEB van 16 juni jl., deze boodschap nog versterkt door letterlijk te stellen dat het 'not business as usual' kan zijn met Iran zolang de zorgen op proliferatiegebied niet worden weggenomen. Vervolgens heeft mede dankzij Nederland de Europese Raad van Thessaloniki zijn ernstige zorg uitgesproken over een aantal onderdelen van Irans nucleaire programma. Daarbij riep de ER Iran op volledig samen te werken met het IAEA bij al zijn werkzaamheden op nucleair gebied. Ook plaatste de ER de gehele EU-Iran relatie in de context van voortgang op ondermeer het gebied van non-proliferatie. De RAZEB van 21 juli jl. besloot toekomstige stappen in de samenwerking tussen de EU en Iran te bezien in het licht van verdere ontwikkelingen, met name het tweede rapport van DG El Baradei en de daarop volgende discussie in het IAEA.

Vraag 5

Bent u bekend met het door de LA Times genoemde (vertrouwelijke) document van de Franse regering, waarin de Franse regering concludeert dat Iran een verborgen nucleair wapenprogramma heeft en binnen enkele jaren over een nucleaire bom kan beschikken? Is dit document authentiek? Wat is uw oordeel over dit document en de daarin opgenomen conclusies?

Vraag 6

Kunt u de informatie in dit Franse document bevestigen dat Iran geprobeerd heeft verschillende aankopen voor zijn nucleaire wapenprogramma te doen in Frankrijk? Beschikt u over vergelijkbare informatie van andere (Europese) landen? Heeft Iran ook in Nederland bedrijven benaderd, zo ja welke? Is de regering alert op dergelijke aankopen door Iran? Zo ja, hoe?

Antwoord

Het is niet aan de Nederlandse regering zich uit te spreken over de authenticiteit van gerubriceerde documenten van andere landen. Voor het overige verwijs ik gaarne naar de antwoorden op vragen 2g en 4.

Vraag 7

Herinnert u zich dat u in antwoord op de in de vorige vraag genoemde eerdere vragenreeks heeft gesteld dat er aanwijzingen zijn dat de contacten tussen Iran en Libië inzake rakettechnologie de laatste jaren zijn toegenomen? Welke raketten heeft of ontwikkelt Libië thans? Kunt u deze vragen thans uitvoeriger beantwoorden door meer precies aan te geven wat die aanwijzingen zijn, welke contacten er tussen beide landen plaatsvinden als het gaat om rakettechnologie, wat uw oordeel hierover is en op welke wijze u in bi- en multilateraal verband initiatieven heeft ondernomen dan wel gaat ondernemen om aan deze gevaarlijke contacten een einde te maken?

Antwoord

Ja, zoals eerder gesteld in antwoord op vragen van het lid Wilders van 8 juli jl. (Vergaderjaar 2002-2003, nr.1674) zijn er aanwijzingen dat de contacten tussen Iran en Libië inzake rakettechnologie de laatste jaren zijn toegenomen. Uitvoeriger antwoord op deze vraag kan niet gegeven worden, aangezien het hier vertrouwelijke informatie betreft.

Wat betreft het Libische raketprogramma valt op grond van de regering ter beschikking staande informatie te melden dat het land beschikt over verouderde ballistische raketten van korte dracht en dat het zou streven naar de ontwikkeling van op SCUD technologie gebaseerde raketten van middellange dracht (meer dan 1000 km.)

In het kader van de exportcontroleregiems, met name het Missile Technology Control Regime (MTCR), spant de regering zich ervoor in te voorkomen dat aan een mogelijk raketprogramma gerelateerde goederen naar Libië zouden worden geëxporteerd.


1Los Angeles Times, 4 augustus jl.


2Aanhangsel Handelingen nr. 1673, Vergaderjaar 2002-2003.



---