Partij van de Arbeid

Den Haag, 4 september 2003

Bijdrage van Ella Kalsbeek (PvdA) aan het plenaire debat over het wetsvoorstel strafbaarstelling discriminatie wegens handicap (28221) - d.d . 4 september 2003

Dit wetsvoorstel is door allerlei politieke turbulentie het afgelopen jaar blijven liggen. Eigenlijk was dat geloof ik niet nodig geweest. Politiek omstreden is het immers niet. Hoogstens zouden de amendementen verschil van opvatting kunnen opleveren.

Het is heel goed dat discriminatie strafbaar wordt gesteld. Discriminatie op grond van het hebben van een handicap of een chronische ziekte blijkt in de praktijk helaas nog maar al te vaak voor te komen. Deze discriminatie moet krachtig worden bestreden en het strafrecht kan hieraan zeker bijdragen. Maar eerlijk gezegd is de antidiscriminatiewetgeving nu wel een beetje een lappendeken aan het worden.

Allereerst is er de Grondwet met artikel 1. Daarin staat, naast een aantal expliciet genoemde gronden waarop geen onderscheid mag worden gemaakt, ook de zinsnede dat geen onderscheid mag worden gemaakt "op welke grond dan ook". Daarmee is artikel 1 van de Grondwet een open wetsartikel. De gronden zijn niet expliciet limitatief opgesomd.

Een burger kan geen rechtstreeks beroep doen op de Grondwet. "Gewone" wetgeving is dus nodig. Die is er dan ook en heel wat inmiddels.

Maar de gronden die in de betreffende artikelen in de Strafwet worden genoemd, wisselen. Zo is discriminatie in het kader van ambt, beroep of bedrijf op grond van ras een misdrijf (art. 137 g) en discriminatie op andere gronden een overtreding. Dat is toch eigenlijk niet goed te begrijpen. En waarom in artikel 137g het element opzet is toegevoegd waar het elders ontbreekt, doet evenzeer vreemd aan. Immers, discriminatie lijkt me per definitie opzettelijk gepleegd te worden. Biedt de definitie van discriminatie in artikel 90 quater WvSR niet voldoende houvast voor het beantwoorden van de vraag of sprake is van opzet, of van het maken van een gerechtvaardigd onderscheid? Discriminatie wordt dus per definitie opzettelijk gepleegd. Wie per ongeluk discrimineert, vertoont toch geen strafwaardig gedrag? Minister Hirsch Ballin motiveerde deze merkwaardigheid destijds ( 28 maart 1990) door te stellen, dat onder discriminatie ook indirect onderscheid kan vallen. Het voorbeeld was dat een werkgever voor het plukken van aardbeien Nederlandstalige werknemers vraagt. Dat is natuurlijk gewoon discriminatie. Het element opzet zal ongetwijfeld ontkend worden en zal ook lastig bewijsbaar zijn maar dat zijn m.i. alleen maar redenen om het element opzet te schrappen.

Ik hoor op al dat onderscheid graag een reactie op van het kabinet. Ik zou ook graag van het kabinet willen weten, of het in de praktijk problemen geeft.

Ik vraag daar meteen bij, wanneer de toegezegde notitie van het kabinet over art. 1 van de Grondwet verwacht kan worden. Deze notitie zou vervaardigd worden ter uitvoering van de motie Rouvoet c.s.

De regering kan hierbij wellicht ook de vraag betrekken of zij voornemens is na "handicap" nog meer discriminatiegronden op te nemen in het WvSR. Bij de behandeling van het wetsvoorstel verdubbeling van de strafmaat heeft mijn fractie al gesignaleerd dat niet alle in art.1 van de Grondwet genoemde discriminatieverboden daadwerkelijk strafbaar zijn gesteld. Denk hierbij aan "politieke overtuiging".

Over de kwestie van de definities en het voldoende objectiveerbaar zijn van een handicap heeft het kabinet bevredigend geantwoord, vind ik. Toch kwam bij mij nog wel - zeer recent - een vraag op over de definitie. De wet gelijke behandeling betreft gehandicapten en chronisch zieken. Waarom is dat begrip "chronisch zieken" eigenlijk niet opgenomen in deze wetgeving? Is het begrepen onder het "gehandicapten?"

Wat wellicht nog wel onduidelijkheid kan geven, is wat in de nota n.a.v. het verslag staat over wie zich tot het O.M. kan wenden, indien er sprake is van een misdrijf of overtreding betreffende discriminatie. Op blz. 4 staat dat ook individuen die tot de betreffende groep behoren zich tot het O.M. kunnen wenden. Die formulering wekt de indruk dat hier sprake is van een klachtdelict, maar dat is toch echt niet het geval. Een ieder in dit land moet zich toch tot het O.M. - of in de praktijk de politie - kunnen wenden om aangifte te doen van strafbaar gestelde discriminatie. Sterker nog: het O.M. moet ook eigener beweging vervolgen.

Dan mijn amendement op stuk nr. 7 en eigenlijk ook dat op stuk nr. 9 van de leden Rouvoet en van der Staay ( In dat laatste amendement wordt overigens wel een andere definitie gebruikt die ik nog niet in mijn hart heb gesloten).

Het kabinet meent, dat in art. 429 quater "handicap" niet als grond op genomen zou moeten worden. Als dat wel zou gebeuren, zou discriminatie in het economische leven ook strafbaar worden. Die strafbaarheid lijkt mijn fractie juist een goede zaak. De argumentatie van het kabinet om art. 429 quater niet uit te breiden, overtuigt niet.

Ook de Raad van State had al opgemerkt, dat niet duidelijk is waarom het kabinet deze stap nu niet zet.

Juist discriminatie in het economische verkeer is een groot probleem voor mensen met een handicap. Let wel: we hebben het hier over discriminatie en niet over het maken van onderscheid. Het maken van onderscheid zal heel vaak nodig zijn, juist omdat mensen met een handicap andere faciliteiten nodig hebben om te kunnen functioneren dan mensen zonder een handicap. Discriminatie is de kwalijke vorm van onderscheid maken, het is het negatief kwalificeren, het is het van minder waarde achten en daarom iemand afwijzen. Het is het krenkende wat we al kennen uit de geschiedenis van art. 90 quater. Dat krenkende mag natuurlijk ook in het economische verkeer niet aan de orde zijn.

Waarom wel art. 429 quater uitgebreid en niet art. 137g?

Ten tijde van het indienen van het amendement heb ik afgewogen, dat art. 137g onevenwichtig zou worden, als naast "ras" alleen "handicap" wordt opgenomen. De Raad van State pleitte evenmin voor uitbreiding van art 137g.

Eerlijk gezegd ben ik later toch weer gaan twijfelen. Het is toch eigenlijk heel gek om in art. 429 quater wel een "nieuwe" grond tot te voegen waarop niet gediscrimineerd mag worden en in art. 137g niet. Ik heb daarom ook een amendement ingediend, om art.137 g te wijzigen. Ik hoor daar graag het oordeel van de minister over. Zoals gezegd: het is hoogstens een bepaald type systematische overwegingen die ik kan bedenken waarom art. 137g niet gewijzigd zou moeten worden. Maar die overwegingen zijn tegelijkertijd niet zo zwaar. Het is immers al een lappendeken!

Tot slot wil ik het grote belang benadrukken van de daadwerkelijke handhaving van de in dit wetsvoorstel neergelegde strafbaarheid. Dit wetsvoorstel mag niet verworden tot een papieren tijger. Mijn fractie heeft bij verschillende eerdere gelegenheden haar zorgen geuit over de opsporing en vervolging bij discriminatiezaken. In 2002 werd ruim dertig procent van de discriminatiezaken geseponeerd. Er zijn voorbeelden bekend van mensen die aangifte wilden doen, waarna de politie dat domweg ten sterkste ontraadde. Dat kan natuurlijk niet. Omdat we met dit wetsvoorstel de strafbaarstelling van discriminatie - terecht! - uitbreiden, heb ik er behoefte aan de regering te vragen hoe het inmiddels gesteld is met de effectiviteit van de strafrechtelijke discriminatiebestrijding. Kunnen hier recente cijfers over worden verstrekt? Hoe functioneren de expertisecentra bij politie en het OM na een moeizame aanlooptijd inmiddels? Zijn de politie en het OM voldoende geëquipeerd voor een krachtige bestrijding van discriminatie?