Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

16-9-2003

Het ministerie van VROM wil zorgen voor een duurzame leefomgeving voor iedereen. Daar is een actieve inbreng van burgers, bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties voor nodig. VROM wordt nu nog te vaak als hindermacht ervaren, terwijl het accent moet liggen op de ontwikkelkracht van het departement. VROM zal zich daartoe ondernemender opstellen en meer ruimte geven aan anderen. Het ministerie zal waken voor de neiging om ieder probleem te lijf te gaan met nieuwe regels. Dit blijkt uit de begroting van VROM voor 2004.

Het Hoofdlijnenakkoord Meedoen, Meer werk, Minder regels van het kabinet is ook richtinggevend voor VROM. Op grond hiervan en van de ambitie van hindermacht naar ontwikkelkracht van het ministerie, stelt VROM vier beleidsprioriteiten: ruimtelijk investeren en ruimte geven aan ontwikkelingen, vitaliseren van steden, handhaven ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk, en organiseren van betere naleving en minder regels.

Ruimtelijk investeren
Het kabinet geeft met één Nota Ruimte de ruimtelijke inrichting van Nederland vorm. Deze integrale rijksbrede visie op de ruimtelijke inrichting van Nederland de Ruimtelijke Hoofdstructuur is noodzakelijk. Met die visie kunnen burgers, bedrijven, maatschappelijke instellingen en andere overheden hun verantwoordelijkheid nemen. In 2004 zal de nota worden vastgesteld. In de Nota Ruimte geeft VROM aan op welke wijze, wanneer en waar ruimte wordt gegeven aan wonen, werken, mobiliteit, landbouw, natuur en water, waarbij tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit wordt behouden en/of vergroot. VROM richt zich daarbij vooral op de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid.

In de nota is specifieke aandacht voor:

* de wijze van verstedelijking;

* de Deltametropool;

* het bouwen in landelijk gebied;

* de relatie tussen verkeersinfrastructuur en verstedelijking;
* de knelpunten in de relatie tussen ruimtelijke ordening en externe veiligheid;

* de nationale landschappen;

* de uitvoering van plannen voor hoogwaardige stationsgebieden langs de hogesnelheidslijn (HSL), de zogenoemde Nieuwe Sleutelprojecten (NSP).

Het accent bij de ruimtelijke ordening zal meer liggen op wat kan en minder op wat moet. Uitgangspunt van deze zogenoemde ontwikkelingsplanologie is een gebiedsgerichte aanpak, die andere overheden in staat stelt oplossingen op maat te ontwikkelen. Aansluiting wordt gezocht bij projecten voor externe veiligheid en Stad en Milieu, omdat bij een gebiedsgerichte aanpak zowel de regels van het ruimtelijk beleid als de regels van het milieubeleid in het geding zijn.
In de Nota Ruimte wordt de mogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden af te wijken van beleidsregels uit de planologische kernbeslissing nationaal ruimtelijk beleid. Ook de fundamentele herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is voor vermindering van de regeldruk van belang.

Wonen in de stad en op het platteland
De minister van VROM streeft naar sterke steden en een vitaal landelijk gebied. Gemeenten in het landelijk gebied krijgen daarom meer mogelijkheden dan voorheen om te bouwen voor de natuurlijke bevolkingsaanwas en de lokale bedrijvigheid. Op deze manier ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. De provincies geven tot op regionaal niveau de kaders aan. De minister wil ervoor zorgen dat in een beperkt aantal gebieden met grote ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden de kwaliteit geborgd is. Om de stagnatie in de woningproductie en de herstructurering te doorbreken, wil minister Dekker in 2004 harde en concrete verstedelijkingsafspraken maken. Dit gebeurt met grote gemeenten, provincies en stedelijke regios en in vervolg op de eerder gemaakte intentieafspraken over de totale verstedelijkingsopgave voor de periode 2000-2010. Daarbij gaat het om de woningbouwproductie tot 2010, de aansluiting op het openbaar vervoer, de bodemsaneringproblematiek en de sociale infrastructuur. Verder wil het kabinet de woningproductie versnellen door ingewikkelde regelgeving te vereenvoudigen en procedures te stroomlijnen. Dat kost tijd en daarom helpen nu al op een aantal locaties op initiatief van VROM zogenoemde aanjaagteams het besluitvormingsproces te bespoedigen.

Ook met het grondbeleid wordt de woningproductie gestimuleerd: toepassing van het voorkeursrecht, vereenvoudiging en versnelling van onteigeningsprocedures, en het versterken van de regiefunctie van gemeenten bij nieuwbouwlocaties.
Het nieuwe beleidskader voor de investeringen in stedelijke vernieuwing (ISV2) wordt binnenkort bekendgemaakt. Aan de hand hiervan kunnen gemeenten hun meerjarenontwikkelingsprogrammas (MOPs) opstellen. In 2004 worden de MOPs van de dertig gemeenten die onder het grotestedenbeleid vallen (GSB-30) beoordeeld. Daarbij wordt ook gekeken naar de verstedelijkingsafspraken. Vervolgens kunnen eind 2004 met deze gemeenten convenanten worden gesloten, die onderdeel zijn van het grote stedenbeleid.
In overleg met de dertig GSB-gemeenten zijn inmiddels 56 aandachtswijken geselecteerd waar de herstructurering met voorrang wordt aangepakt. In een flink aantal wijken wordt volgend jaar al begonnen met de uitvoering. Het rijk onderzoekt welke specifieke faciliteiten de versnelling op gang kunnen helpen.

De investeringen voor stedelijke vernieuwing staan voor 0,626 miljard euro bij VROM in de boeken. Voor de financiering van de herstructurering en de nieuwbouwproductie wordt echter ook een belangrijke bijdrage van de woningcorporaties verwacht. Zij worden daarom gestimuleerd om planvorming en uitvoering van de herstructurering van de 56 aandachtswijken actief aan te pakken. VROM spreekt de corporaties aan op hun verantwoordelijkheid om in onderlinge solidariteit de vermogens van rijke corporaties met een geringe opgave in te zetten voor grote opgaven van arme corporaties. VROM wil de werking van de woningmarkt en de doorstroming binnen die markt verbeteren door de verhuurders zoals woningcorporaties de mogelijkheid te bieden voor meer marktconforme huurprijzen. In ruil daarvoor vraagt het kabinet de verhuurders de betaalbaarheid van het wonen voor kwetsbare groepen te waarborgen. De extra inkomsten uit een meer marktgericht huurbeleid moeten hiervoor worden ingezet. Naar verwachting leidt dit tot een forse besparing op het budget voor de huursubsidie. Doel is hiermee een verdere bezuiniging op het investeringsbudget stedelijke vernieuwing te vermijden. De in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken versobering van de huursubsidie wordt bereikt door een generieke verhoging van de eigen bijdrage. Hiermee moet de armoedeval worden verminderd. In 2004 wordt 81 miljoen euro op de huursubsidie bezuinigd, oplopend tot 210 miljoen in 2007. Een bedrag van 1,602 miljard euro - bijna de helft van de VROM-begroting wordt overigens in 2004 aan huursubsidie uitgegeven.

Het kabinet is van plan het beslechten van huurgeschillen nu uitgevoerd door de Huurcommissies buiten de rijksoverheid te brengen. De mogelijke bestuurlijke en juridische gevolgen worden op dit moment in kaart gebracht. Uitgangspunt is dat een vorm van huurgeschillenbeslechting blijft bestaan. Op afzienbare termijn wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd.
De Rijksgebouwendienst wil een voorbeeld zijn voor andere vastgoedorganisaties. Dit komt tot uitdrukking in de kwaliteit van de gerealiseerde bouwwerken en in de rol van de dienst bij de stedelijke vernieuwing. Gezondheid, duurzaamheid en (brand)veiligheid heeft de dienst hoog in het vaandel. Meer in het bijzonder streeft de Rijksgebouwendienst naar architectonisch verantwoorde gebouwen en een goede openbare ruimte in de nabijheid van zijn projecten. De begroting van baten en lasten van de Rijksgebouwendienst bedraagt ruim 1,1 miljard euro. Investeringen in nieuwbouw, verbouw en aankoop van panden bedragen 475 miljoen euro.
Voor het realiseren van vitale steden is het bouwbedrijfsleven van belang. Na de parlementaire enquête bouwnijverheid is wel duidelijk dat nieuwe verhoudingen tussen het bouwbedrijfleven en de overheid noodzakelijk zijn. Het rijk zal hiervoor onder andere de aanbestedingsregels aanpassen.

Ontkoppeling economische groei en milieudruk
Uitgangspunt voor het milieubeleid blijft dat economische groei niet mag leiden tot een toename van milieuvervuiling. Deze ontkoppeling wil het kabinet bereiken door onder andere het vergroenen van het belastingstelsel. Eind 2004 komt er een overzicht van de vergroeningsmogelijkheden. Per 2005 wordt de REB (regulerende energiebelasting) met 450 miljoen euro verhoogd. Het kabinet zal de verplichtingen uit het Kyoto-protocol over klimaatverandering nakomen. Dat betekent dat de uitstoot van broeikasgassen in de periode 2008-2012 met 6% moet afnemen ten opzichte van 1990. Om dit doel te bereiken moeten alle sectoren een bijdrage leveren. Dit najaar wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over hoeveel elke sector maximaal nog aan CO2 mag uitstoten. In 2004 zal de Wet milieubeheer worden gewijzigd om in 2005 een systeem van CO2-emissiehandel mogelijk te maken. Per 1 april 2004 zal daarvoor een plan worden ingediend bij de Europese Commissie voor de verdeling van emissierechten. Verder zal de uitvoering van convenanten worden voortgezet. In 2004 zal er een nieuwe raming van de emissies komen. Als dan blijkt dat er tegenvallers dreigen kunnen de reservemaatregelen worden ingezet.

Ook in het buitenland neemt Nederland maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. In 2004 zullen weer nieuwe samenwerkingsverbanden met diverse ontwikkelingslanden worden afgesloten. Het bedrag dat beschikbaar is voor het terugdringen van broeikasgassen in ontwikkelingslanden wordt in 2004 met 36 miljoen euro verminderd. Dit is geen bezuiniging. Het blijkt goedkoper dan gedacht om broeikasgasreducties te realiseren.
Op het subsidiebudget voor de energiepremieregeling wordt in 2004 48 miljoen euro bezuinigd wat betekent dat hiervan voor dat jaar nog 9 miljoen euro overblijft. De Tweede Kamer wordt nog voor de behandeling van de VROM-begroting geïnformeerd hoe de regeling verder wordt voortgezet. Sowieso wordt half oktober de regeling voor het jaar 2003 stopgezet, omdat het budget uitgeput is. Voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen blijft exclusief de energiepremieregeling in 2004 nog 47 miljoen euro beschikbaar.

Het Kyoto-protocol is slechts een bescheiden stap om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Voor de periode na 2012 is een hogere ambitie nodig. Staatssecretaris Van Geel stelt daarom voor om uiterlijk in 2030 de uitstoot van broeikasgassen voor industrielanden met 30% te verminderen ten opzichte van 1990. Dit doel is in lijn met het Nationaal milieubeleidsplan en komt overeen met ambities die door de Duitse, Franse en Britse regering zijn geformuleerd. Nederland zal als voorzitter van de Europese Unie in de tweede helft van 2004 het Europese standpunt uitdragen bij de internationale onderhandelingen over klimaat.
Om aan Europese regels te voldoen zijn er aanvullende maatregelen nodig om de verzuring en luchtvervuiling terug te dringen. Vooral bij de industrie, verkeer en landbouw moet de emissie van de luchtvervuilende stoffen (stikstofoxide, zwaveldioxide, ammoniak, fijn stof en vluchtige organische stoffen) omlaag. Eind 2003 zal het kabinet de uitvoeringsnotitie verzuring aan de Tweede Kamer aanbieden. Hierin staat beschreven welke maatregelen getroffen worden om te voldoen aan de door Europa in 2010 voor deze stoffen gestelde plafonds.

In de loop van 2004 zal uit onderzoek van de provincies en grote gemeenten duidelijk worden welke bodemlocaties in Nederland gesaneerd of nader onderzocht moeten worden. Hierdoor ontstaat een nauwkeuriger en betrouwbaarder beeld van de omvang en de kosten van de bodemsaneringsoperatie. Bevoegde overheden zullen in 2004 een meerjarenplanning (2005 tot en met 2009) opstellen om de verontreiniging aan te pakken. Op basis van deze plannen zal VROM de rijksbijdrage vaststellen. Voor bodemsanering is in 2004 op de VROM-begroting 108 miljoen euro beschikbaar.
Om in 2030 in alle gebieden het omgevingslawaai op een acceptabel niveau te hebben, zijn in het NMP4 doelstellingen voor 2010 geformuleerd. Tot 2010 wordt negentig procent van de locaties met meer dan 65 dB(A) verkeerslawaai aan de gevel van de woning aangepakt en naar verwachting vijftig procent van de locaties met meer dan 60 dB(A). Voor spoorweglawaai geldt een soortgelijke aanpak. In de huidige begroting (VROM en V&W) is niet voorzien in voldoende middelen om de doelstellingen in 2010 te halen. VROM heeft in 2004 voor de sanering van geluid (weg en spoor) 43 miljoen euro op de begroting staan.
De uitkomsten van de integrale ketenstudies LPG, chloor en ammoniak zullen in 2004 de basis vormen voor een implementatieplan LPG en ammoniak. De studies zullen aanleiding zijn om bepaalde activiteiten te saneren dan wel in overleg met de branche vrijwillig aan te passen. Met de studies kunnen alternatieve vervoersmodaliteiten worden ontwikkeld en bieden zij aanleiding om instrumenten uit te werken waarmee het transport van gevaarlijke stoffen over bepaalde routes kan worden afgedwongen.
Daarnaast ontwikkelt VROM in 2004 een integrale strategie om knelpunten bij goederenemplacementen met risicos voor de burger op te lossen. Daarvoor worden de te verwachten ontwikkelingen geanalyseerd. Zo wordt inzichtelijk welke emplacementen in de toekomst risicos voor de externe veiligheid zullen opleveren.

Regels en handhaving
VROM zal waken voor de regelreflex; de neiging om ieder probleem te lijf te gaan met nieuwe regels en wetten. Het ministerie zal de aandrang weerstaan om belangengroepen tegemoet te komen met uitzonderingsbepalingen en ingewikkelde amendementen. Het accent ligt in de komende jaren vooral op uitvoering, naleving en handhaving. De eigen verantwoordelijkheid van burgers, bedrijven en ander overheden moet worden vergroot.
VROM begon onder het vorige kabinet al met een grondige doorlichting van zijn wet- en regelgeving, de zogenoemde herijking. Alle wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen waarvoor VROM verantwoordelijk is, worden de komende vier jaar verder versoberd, gestroomlijnd en waar nodig verbeterd. De doelstelling is: minder en overzichtelijkere regelgeving die consistent is, minder procedures kent en meer ruimte laat voor eigen initiatieven van burgers, bedrijven, andere overheden en maatschappelijke organisaties. Dit najaar verschijnt een lijst met wetten en regels die als eerste worden aangepakt.
Het kabinet wil niet alleen minder en eenvoudigere, maar vooral effectievere regels. De VROM-Inspectie controleert daarom bestaande en nieuwe wetten op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid.
Naast het werken aan minder èn beter te handhaven regels, geeft de Inspectie in 2004 wederom prioriteit aan de naleving van de huidige VROM-regelgeving. Burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties die zich niet aan de regels houden, vinden een niet-gedogende overheid op hun weg. Maar niet alleen de wettelijke handhavingstaak staat komend jaar centraal. Ook actuele maatschappelijke problemen op het VROM-terrein rekent de inspectie tot haar werkzaamheden. Voor de handhaving van regelgeving is bij VROM in 2004 74 miljoen euro beschikbaar.

De themas waar de Inspectie in 2004 extra aandacht aan geeft zijn:
* veiligheid (grote bedrijfsrisicos, defensie-inrichtingen, vuurwerk en het voorkomen van en het voorbereiden op crises);
* gezondheidsrisicos (straling, asbest, legionella, PCB s en bestrijdingsmiddelen);

* duurzaamheid van klimaat en afval (stoffen die de ozonlaag aantasten, zwavelgehalte in brandstoffen van zeeschepen, internationale afvaltransporten en het landelijk afvalbeheersplan);

* verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving (bouwregelgeving, woonruimteverdeling, ruimtelijke inrichting).

Bij het toezicht op de andere overheden werkt de VROM-Inspectie zo integraal mogelijk (wonen, ruimte en milieu). Regels op het terrein van VROM worden door andere overheden gehandhaafd. VROM wil dit toezicht optimaliseren door goede samenwerking en structurele uitwisseling van informatie.

De cijfers op een rij
De totale VROM-begroting beslaat voor 2004 3,498 miljard euro. Daarvan zal naar verwachting bijna de helft (1,602 miljard euro) aan huursubsidie worden uitgegeven. De investeringen voor stedelijke vernieuwing staan voor 0,626 miljard euro in de boeken. Voor bodemsanering is 108 miljoen euro beschikbaar, voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen (exclusief de energiepremieregeling) 47 miljoen euro en voor geluidsreductie 43 miljoen euro. Stimulering van combinaties van wonen en zorg staat voor 33 miljoen euro in de boeken. Voor de handhaving van regelgeving is 74 miljoen euro beschikbaar. De begroting van baten en lasten van de Rijksgebouwendienst bedraagt ruim 1,1 miljard euro. Ook VROM moet echter fors bezuinigen. Dat dwingt het ministerie tot keuzes bij de inzet van middelen. De bezuinigingen bieden ook kansen om processen anders in te richten, waarbij verantwoordelijkheden en verwachtingen van burgers beter worden afgebakend. Naast de bezuiniging van 81 miljoen euro op de huursubsidie en 48 miljoen op de energiepremieregeling, bezuinigt VROM 47 miljoen euro op het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Verder bezuinigt VROM in 2004 op het budget voor bodemsaneringen 8 miljoen euro en op de sanering van geluid (weg en spoor) 3 miljoen euro. In de VROM-begroting is ook invulling gegeven aan de taakstellingen voor efficiency en volume, waaronder bezuinigingen op het personeel. Het gaat hierbij om circa 600 fte in 2007 (bezuinigingen van de kabinetten Balkenende I en II), wat een reductie van ongeveer 15% op het personeelsbestand inhoudt. Ook de taakstelling voor de hoeveelheid externen is in de cijfers verwerkt. Op externen wordt in 2004 15 miljoen euro bezuinigd.