Persbericht 03/119
Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid Directie
Communicatie
16 september 2003
Nr. 03/119
De Geus en Rutte in begroting SZW 2004: Nieuwe keuzes op het terrein
van werk en inkomen
Nederland staat voor ingrijpende keuzes op het terrein van werk en
inkomen. Dat schrijven minister De Geus en staatssecretaris Rutte van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de begroting voor 2004. Het beroep
op socialezekerheidsregelingen is groter dan ooit werd beoogd en het
schort aan de uitstroom uit deze regelingen. Mensen worden te snel
afgeschreven. Een nieuwe vormgeving van de WAO en de bijstand is dan
ook dringend gewenst. De vraag wat mensen nog wel kunnen, in plaats
van wat zij niet meer kunnen, moet centraal komen te staan, aldus de
bewindslieden.
De Geus en Rutte vinden dat niet alleen gewenst om sociale, maar ook
om economische redenen. De vergrijzing is geen vergezicht, maar staat
in feite voor de deur. Aangezien het in Nederland nu nog gebruikelijk
is om voor het 65^e levensjaar te stoppen met werken, zullen grote
groepen mensen uit de naoorlogse geboortegolf zich al voor 2010 van de
arbeidsmarkt terugtrekken. Een steeds kleinere groep mensen vormt dan
het draagvlak voor de publieke voorzieningen. De bewindslieden zetten
daarom in op verhoging van de arbeidsdeelname. Wie kàn meedoen, moet
meedoen, schrijven De Geus en Rutte in de begroting. Een beleid
gericht op meer mensen aan het werk, heeft alleen kans van slagen als
er voldoende werkgelegenheidsgroei is. Dat onderstreept volgens de
bewindslieden de noodzaak van een beheerste loonkostenontwikkeling.
De bewindslieden stellen voor 2004 vijf prioriteiten: een nieuwe
arbeidsongeschiktheidsregeling, meer mensen aan het werk helpen die nu
nog aangewezen zijn op een uitkering, de verwachte dalende trend in de
arbeidsdeelname van ouderen omzetten in een stijgende trend, betere
mogelijkheden om werk en zorg te combineren en verminderen van de
administratieve lasten voor het bedrijfsleven. De prioriteiten zijn
voorzien van meetbare doelstellingen.
Het sociaal-economisch beeld
Het huidige economische dal is dieper dan Nederland in lange tijd
heeft meegemaakt; het is ook dieper dan in ons omringende landen.
Sinds 2001 beweegt de groei in Nederland zich onder het gemiddelde van
de EU. Voor 2004 verwacht het CPB 1 procent groei voor Nederland
(gemiddeld 2 procent voor de hele EU).
De lage groeicijfers hangen nauw samen met de hoge loonstijgingen van
de afgelopen jaren. Het gevolg hiervan was een verslechtering van de
Nederlandse concurrentiepositie. Voor volgend jaar verwacht het CPB
licht herstel van de internationale economische conjunctuur, maar door
de hoge arbeidskosten zal Nederland daarvan slechts in geringe mate
profiteren. De stijging van de arbeidskosten als gevolg van
loonstijgingen en de verhoging van pensioenpremies bedraagt in 2003
naar verwachting meer dan 4 procent.
Als gevolg van de lage economische groei loopt de werkloosheid snel
op. In de periode april-juni waren volgens het CBS gemiddeld 400.000
mensen werkloos. Het CPB verwacht een verdere stijging tot 540.000
werklozen in 2004. Het aantal mensen met een werkloosheids- of
bijstandsuitkering zal naar verwachting oplopen van 665.000 dit jaar
naar 780.000 volgend jaar.
In 2003 is de werkgelegenheid voor het eerst in lange tijd weer
gedaald. Gemeten in arbeidsjaren neemt de werkgelegenheid af met 1¼
procent; in 2004 met ¾ procent. Dit hangt nauw samen met
reorganisaties die bedrijven doorvoeren onder druk van de conjunctuur.
De daling van de werkgelegenheid treft vooral jongeren. In 2002 hadden
78.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 25 jaar geen baan (8,7
procent). In het tweede kwartaal van 2003 is dat opgelopen tot ruim
100.000.
Loonontwikkeling
De sleutel voor verlaging van de arbeidskosten ligt bij de sociale
partners, schrijven de bewindslieden. Het is aan hen om meerjarige
loonmatiging en toekomstbestendige pensioenen tot stand te brengen.
Verdere stijging van pensioenpremies kan onder andere worden
tegengegaan door de inhoud van pensioenregelingen aan te passen.
Gematigde premies dragen bij aan verlaging van de arbeidskosten.
In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat in 2004 de ontwikkeling
van het bruto minimumloon en de uitkeringen gelijk oploopt met de
loonstijging van de ambtenaren. In 2004 en 2005 zal ook de
kinderbijslag deze ontwikkeling volgen. De verslechterde economische
ontwikkeling vertaalt zich dit jaar en volgend jaar in een sterke
stijging van de verhouding tussen het aantal niet-werkenden
(inactieven) en werkenden (actieven), de zogeheten I/A-ratio. Deze
verhouding is maatgevend voor de wijze waarop het minimumloon en de
uitkeringen worden gekoppeld aan de loonstijging in de marktsector en
bij de overheid. De bewindslieden willen dat van het beleid ten
aanzien van de koppeling een richtinggevende werking uitgaat op de
loonvorming in de marktsector.
Ze nodigen de marktsector nadrukkelijk uit ook de weg van loonmatiging
in te slaan. Op deze wijze komt een solidaire inkomensontwikkeling
binnen handbereik. Het kabinet heeft besloten in deze kabinetsperiode
over te gaan tot volledige koppeling (aan de marktsector en de
overheid), als het niveau van de I/A-ratio daalt tot onder 70 procent.
Als de verwachte waarde van de I/A-ratio boven 70 procent uitkomt,
volgt koppeling aan uitsluitend de ambtenarensalarissen. Dat is voor
volgend jaar het geval, de I/A-ratio bedraagt dan naar verwachting 72½
procent.
Koopkracht
Door de economische teruggang is een achteruitgang in koopkracht
onvermijdelijk. Wel staan evenwicht en een eerlijke verdeling
centraal, aldus de bewindslieden. Het Hoofdlijnenakkoord wijst daarbij
specifiek op de positie van kwetsbare groepen (65-plussers zonder
aanvullend pensioen of met een klein aanvullend pensioen en gezinnen
met kinderen en een laag inkomen). In 2004 gaan burgers er gemiddeld
tussen 0 procent en 1 procent in koopkracht op achteruit. De verhoging
van de kinderkorting met 68 euro beperkt het koopkrachtverlies voor
gezinnen met kinderen. Wel vervalt vanaf 2004 de bijzondere jaarlijkse
verhoging van de kinderbijslag voor het eerste kind. Het kabinet houdt
in het koopkrachtbeleid rekening met huishoudens die extra zwaar
worden getroffen door maatregelen in de zorg, zoals ouderen en
chronisch zieken.
Koopkrachtontwikkeling 2004
Actieven
Alleenverdiener met kinderen
Modaal -¼
Twee maal modaal -1
Tweeverdiener
Modaal en ½ modaal met kinderen
---
Twee maal modaal en ½ modaal met kinderen
---
Modaal en modaal zonder kinderen -¼
Twee maal modaal en modaal zonder kinderen -¾
Alleenstaande
Minimumloon -¼
Modaal -¼
Twee maal modaal -¾
Alleenstaande ouder
Minimumloon -1
Modaal 1
Inactieven
Sociale minima
Paar met kinderen
-½
Alleenstaande -½
Alleenstaande ouder -¼
AOW (alleenstaand)
Sociaal minimum 0
AOW + 5000 euro 0
AOW (paar zonder kinderen)
Sociaal minimum -½
AOW + 10.000 euro
-¾
De cijfers laten voor een aantal standaardhuishoudens de gemiddelde
verwachte inkomensontwikkeling voor 2004 zien. Hierin is rekening
gehouden met de gemiddelde loon- en prijsontwikkeling en het
gemiddelde effect van algemene maatregelen, zoals aanpassingen in de
belastingen, premies en ziektekosten. Niet alle maatregelen komen in
het algemene beeld tot uitdrukking zoals enkele maatregelen in de zorg
en wijzigingen in de huursubsidie. De inkomensontwikkeling van
individuele huishoudens kan afwijken van de gepresenteerde cijfers.
Armoedeval
Om de zogeheten armoedeval tegen te gaan, verhoogt het kabinet in 2004
de arbeidskorting met 30 euro. Ook komt er een extra combinatiekorting
van 290 euro die is bestemd voor de minst verdienende partner en voor
alleenstaande ouders. Armoedeval betekent dat mensen er financieel
niet of nauwelijks op vooruitgaan als zij gaan werken, onder andere
door het (deels) wegvallen van inkomensafhankelijke regelingen zoals
de huursubsidie. De bewindslieden schaffen de bijzondere bijstand af
die is gericht op groepen bijstandsgerechtigden (zoals bijvoorbeeld
eindejaarsuitkeringen). Wel blijft het mogelijk in individuele
gevallen bijzondere bijstand te verlenen. Hiermee is een bezuiniging
gemoeid van 70 miljoen euro. Daarnaast bezuinigt het kabinet nog eens
150 miljoen op de bijzondere bijstand. Reden is dat het aantal
bijstandsgerechtigden is gedaald terwijl tegelijkertijd de uitgaven
voor bijzondere bijstand zijn gestegen. De bewindslieden willen het
niveau van de bijzondere bijstand terugbrengen tot het niveau van de
tweede helft van de jaren negentig.
Vanaf 2004 komt er een jaarlijkse aanvullende toeslag (van 454 euro
voor gehuwden) voor mensen met een inkomen op minimumniveau die vijf
jaar lang geen werk hebben en geen perspectief op een baan.
In 2003 gaan alleenstaanden er gemiddeld ½ procent in inkomen op
achteruit als zij een baan aanvaarden tegen het minimumloon. In 2004
verbetert hun inkomen als gevolg van de maatregelen met gemiddeld 3½
procent als ze zo'n baan aanvaarden.
Nieuwe Pensioenwet
In de nieuwe Pensioenwet worden waarborgen vastgelegd om ervoor te
zorgen dat pensioenfondsen ook in de toekomst aan hun verplichtingen
kunnen voldoen. Deelnemers aan pensioenregelingen en gepensioneerden
moeten erop kunnen vertrouwen dat afspraken over pensioenen worden
nagekomen. Daarom moeten sociale partners volstrekte helderheid geven
over de pensioenafspraken en over de vraag wanneer zij wel of niet de
pensioenuitkering indexeren. Een pensioenfonds moet vooraf duidelijk
aangeven welke maatregelen worden genomen bij een dalend vermogen.
Nieuw arbeidsongeschiktheidsstelsel
Een ingrijpende wijziging van het verzekeringsstelsel voor
arbeidsongeschiktheid is onontkoombaar om de gestage groei van het
aantal arbeidsongeschikten een halt toe te roepen, zo schrijven de
bewindslieden in de begroting. Niet het verzekeren van
arbeidsongeschiktheid staat daarbij centraal, maar het activeren van
arbeidsgeschiktheid. Het nieuwe stelsel, dat in 2006 moet ingaan,
staat in het teken van werkhervatting. Het doel is de instroom van
duurzaam en volledig arbeidsongeschikten te beperken tot maximaal
25.000 per jaar in 2007.
Wie echt niet meer in staat is te werken, krijgt een permanente
inkomensbescherming aangeboden van 70 procent van het laatstverdiende
loon. Het gaat om mensen die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt
zijn. Voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten komt er een zogeheten
regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten. Mensen die
minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn, blijven in dienst van de
werkgever. Het wordt voor werkgevers financieel aantrekkelijk gemaakt
om gedeeltelijk arbeidsongeschikten in dienst te nemen of te houden.
De bewindslieden willen de periode waarin werkgevers verplicht het
loon doorbetalen van zieke werknemers verlengen van één jaar naar twee
jaar, zodat zij er meer belang bij krijgen langdurig verzuim terug te
dringen. Om werknemers te stimuleren snel weer aan de slag te gaan, is
het van belang dat in het tweede ziektejaar aanvullingen op de
loondoorbetaling van 70 procent achterwege blijven. Dit wordt een
belangrijke voorwaarde voor de toegang tot de nieuwe
arbeidsongeschiktheidsregelingen.
De bewindslieden scherpen per 1 juli 2004 de regels aan voor de
beoordeling van de vraag of iemand ondanks zijn beperkingen nog kan
werken en hoeveel hij daarmee kan verdienen (het zogeheten
Schattingsbesluit). Het UWV past de nieuwe regels toe bij de keuring
van nieuwe WAO-uitkeringsgerechtigden en bij herbeoordelingen van
mensen die al recht op een WAO-uitkering hebben.
Voor de begeleiding van uitkeringsgerechtigden naar werk trekken de
bewindslieden deze kabinetsperiode 100 miljoen euro extra uit.
Verminderen van arbeidsongeschiktheid begint bij het voorkómen van
ziekteverzuim. Arboconvenanten zijn hiervoor een belangrijk
instrument, aldus De Geus en Rutte. In 2004 begint de tweede reeks van
deze convenanten in ongeveer twintig sectoren met een hoog risico. De
convenanten worden afgesloten tussen werkgevers, werknemers en
overheid en hebben tot doel het ziekteverzuim en de instroom in de WAO
in die sectoren terug te brengen met ten minste 20 procent ten
opzichte van 2002.
Meer activerende WW
De bewindslieden scherpen ook de activerende werking van de WW aan.
Wie een beroep wil doen op de WW, moet in de toekomst 39 van de
laatste 52 weken hebben gewerkt. Nu is dat 26 weken uit de laatste 39.
In het huidige stelsel ontvangen mensen die alleen aan deze wekeneis
voldoen een kortdurende uitkering. In de nieuwe situatie vervalt deze
uitkering. Mensen krijgen een WW-uitkering als ze niet alleen aan de
wekeneis voldoen, maar bovendien ten minste vier van de afgelopen vijf
jaren hebben gewerkt. Daarnaast willen de bewindslieden de maximale
duur van de WW-uitkering bekorten door de vervolguitkering af te
schaffen. Dit is de uitkering die volgt op de uitkering die is
afgeleid van het laatstverdiende loon. Deze maatregel geldt niet voor
mensen die voor 11 augustus 2003 werkloos zijn geworden. Aanvullingen
van voormalige werkgevers op WW-uitkeringen worden deels in mindering
gebracht op de uitkering. Door deze maatregelen worden mensen
gestimuleerd sneller weer aan het werk te gaan en worden de uitgaven
voor de WW beperkt. De bewindslieden maken vóór 1 januari 2004 een
verkennende nota over de toekomstbestendigheid van
werkloosheidsregelingen.
Reïntegratie
Op 1 januari 2004 wordt, als de Eerste Kamer ermee instemt, de nieuwe
Wet werk en bijstand ingevoerd. Met de nieuwe wet krijgen gemeenten
een budget om de bijstandsuitkeringen te betalen en een budget om
mensen aan het werk te helpen. Gemeenten krijgen de volledige
financiële verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het beleid.
Tegelijkertijd krijgen zij meer vrijheid om het reïntegratiebeleid
vorm te geven. Als gemeenten door succesvol reïntegratiebeleid geld
overhouden op het budget voor de betaling van de uitkeringen, mogen ze
dit naar eigen inzicht besteden. Doel is gemeenten te stimuleren meer
werk te maken van reïntegratie zodat het aantal bijstandsgerechtigden
vermindert.
De Geus en Rutte hebben prestatie-afspraken gemaakt met het
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over het aan werk
helpen van arbeidsgehandicapten en werklozen. De afspraken betreffen
een snelle start van het reïntegratietraject, de periode waarbinnen
een reïntegratietraject moet worden aangeboden en het percentage
trajecten dat moet leiden tot een duurzaam dienstverband. Zo moet 95
procent van de WW'ers binnen twaalf maanden een reïntegratietraject
aangeboden krijgen. De helft van deze trajecten moet leiden tot een
baan van meer dan zes maanden. Uitkeringsgerechtigden die niet
meewerken aan reïntegratie, worden gekort op hun uitkering.
Er wordt 225 miljoen euro bezuinigd door het afschaffen van subsidies
aan werkgevers voor reïntegratietrajecten tijdens het eerste en tweede
ziektejaar. Dit past in het voornemen van het kabinet om de
verantwoordelijkheid voor het aan werk helpen van werknemers tijdens
de eerste twee ziektejaren geheel bij de werkgever te leggen. Verder
bespaart het kabinet onder meer op de uitvoeringskosten.
De Geus en Rutte willen het percentage mensen dat na een
reïntegratietraject in een reguliere baan aan het werk gaat, in 2007
met een kwart verhogen. Met ingang van 2003 worden
reïntegratiebedrijven afgerekend op resultaat. In toenemende mate
wordt marktwerking toegepast bij de aanbesteding van trajecten.
Bestrijding jeugdwerkloosheid
De bewindslieden willen dat het percentage van de jeugdwerkloosheid in
de periode 2003-2007 niet méér bedraagt dan het dubbele van het totale
werkloosheidspercentage. Gezien de economische verwachtingen betekent
dit het beperken van de jeugdwerkloosheid tot 10 à 15 procent. Hierbij
gaat het om werkloosheid onder jongeren van 15 tot 22 jaar, exclusief
studenten en scholieren. De inzet is dat iedere werkloze jongere
binnen een half jaar (weer) aan de slag en/of naar school gaat. Op
lokaal niveau gaan werkgevers, werknemers, gemeenten,
scholingsinstellingen en andere betrokkenen afspraken maken om te
voorkomen dat jongeren langdurig werkloos worden. Er komt een
`taskforce' die daarbij ondersteuning biedt. De bewindslieden willen
ervoor zorgen dat in deze kabinetsperiode 40.000 leer-werkplekken bij
overheid en bedrijfsleven worden gerealiseerd. Ook worden jongeren
aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. De Geus en Rutte maken
verder de fiscale stimuleringsregeling waarmee werkgevers voormalig
werklozen kunnen laten scholen tot ze een zogeheten startkwalificatie
hebben bereikt, ook van toepassing op jongeren.
Meer ouderen aan het werk
De Geus en Rutte streven ernaar de verwachte dalende trend van de
arbeidsdeelname van ouderen (55-64 jaar) uiterlijk in 2007 om te keren
in een stijgende trend. Hiervoor nemen ze een groot aantal
maatregelen.
Om het onaantrekkelijker te maken voor oudere werknemers om te stoppen
met werken, wil het kabinet de huidige fiscale stimulans voor VUT- en
prepensioenregelingen wegnemen. Het risico op werkloosheid bij oudere
werknemers willen de bewindslieden terugdringen door werkgevers te
laten betalen voor werknemers van 57½ jaar en ouder die in de WW
belanden. Deze bijdrage is gelijk aan een deel van de WW-lasten.
Tegelijkertijd geldt vanaf 2004 weer de sollicitatieplicht voor oudere
werknemers die werkloos worden, te beginnen met mensen met recente
werkervaring.
Arbeid, zorg en emancipatie
In 2004 introduceren de bewindslieden een levensloopregeling die het
voor werknemers makkelijker maakt om perioden van onbetaald verlof
financieel te overbruggen. De levensloopregeling is gebaseerd op de
huidige verlofspaarregeling, maar kent ruimere mogelijkheden.
Werknemers krijgen recht op deelname aan de levensloopregeling. Over
het opnemen van verlof moet overleg met de werkgever plaatsvinden,
tenzij het gaat om een wettelijk recht op verlof zoals
ouderschapsverlof. Werknemers kunnen jaarlijks maximaal 12 procent van
het bruto inkomen sparen. Het maximum tegoed wordt uitgebreid van
éénmaal het loon op jaarbasis naar anderhalf jaar. Er geldt de
zogeheten omkeerregeling: er hoeft pas belasting te worden betaald
over het tegoed als de werknemer het opneemt. Het tegoed kan de
werknemer gebruiken voor elke vorm van verlof. Hij kan het ook in de
twee jaar voor pensionering gebruiken voor het opnemen van
deeltijdverlof, als minimaal de helft van de gebruikelijke arbeidsduur
wordt doorgewerkt. De regeling biedt de mogelijkheid tot het aanbieden
van een levenslooprekening (door banken) of een levensloopverzekering
(door verzekeraars). De invulling van de verzekeringsproducten moet
nog door verzekeraars worden uitgewerkt.
De Wet financiering loopbaanonderbreking verdwijnt, evenals de
afdrachtsvermindering voor werkgevers die ouderschapsverlof (deels)
doorbetalen. Het kabinet beraadt zich nog op voortzetting van het
Wetsvoorstel langdurend zorgverlof. Dit wetsvoorstel biedt recht op
langdurend zorgverlof voor mensen met een partner, ouder of kind met
een levensbedreigende ziekte.
Er komt een tijdelijke fiscale tegemoetkoming voor werknemers die
gebruikmaken van ouderschapsverlof. De tegemoetkoming krijgt de vorm
van een korting op de belastingheffing ter hoogte van 50 procent van
het minimumloon per opgenomen verlofdag voor werknemers die aan de
levensloopregeling deelnemen. Deze tijdelijke regeling loopt tot 2008.
De spaarloonregeling blijft naast de levensloopregeling bestaan.
Werknemers kunnen kiezen met welke regeling ze sparen.
Het kabinet streeft in de kinderopvang naar een capaciteit van ruim
182.500 plaatsen in 2004, 10.000 meer dan eind 2002. Een specifieke
uitkering stelt gemeenten in staat het bestaande aantal
subsidieplaatsen te handhaven. Vanaf 2005 biedt de nieuwe Wet
basisvoorziening kinderopvang ouders een bijdrage in de kosten van de
kinderopvang naar hun keuze. Ook is er vanaf 2005 100 miljoen euro per
jaar extra beschikbaar voor de kinderopvang. Voorafgaand aan de
invoering van de nieuwe wet verruimt het kabinet in het
overbruggingsjaar 2004 de fiscale aftrekmogelijkheden voor werkgevers
die kinderopvang bieden aan hun werknemers. Met name voor het midden-
en kleinbedrijf wordt het daarmee aantrekkelijker een bijdrage te
leveren aan de kinderopvangkosten van hun werknemers. Hiermee is een
bedrag gemoeid van 50 miljoen euro.
Via convenanten met regionale partners, zoals bedrijven, gemeenten en
Centra voor werk en inkomen, maken de bewindslieden afspraken om
herintredende vrouwen aan werk te helpen. In 2005 moeten 50.000
herintreedsters aan betaald werk zijn geholpen. Doel is de
arbeidsdeelname van vrouwen te verhogen tot 65 procent in 2010.
Doel van het arbeid- en zorgbeleid is om in 2007 het verschil tussen
de gewenste en de feitelijke mate van combineren van arbeid en
zorgtaken met een kwart te verminderen.
Prioriteiten in het emancipatiebeleid van het kabinet zijn verbetering
van de veiligheid van vrouwen, bevorderen van hun arbeidsparticipatie
en economische zelfstandigheid en stimuleren van deelname van vrouwen
aan besluitvorming en bestuur. De Commissie Participatie Vrouwen uit
Etnische Minderheidsgroepen, onder leiding van voormalig
Tweede-Kamerlid Rosenmöller, zal stimuleren dat meer vrouwen uit
etnische minderheidsgroepen aan het werk gaan. Ook maken de
bewindslieden een plan van aanpak voor de emancipatie en integratie
van allochtone meisjes en vrouwen.
Minder regels
De bewindslieden gaan het actieplan vereenvoudiging SZW-regelgeving,
dat vorig jaar is gepresenteerd, verder uitvoeren. De komende jaren
zal vereenvoudiging van regelgeving en vermindering van
administratieve lasten onder meer worden gerealiseerd door een betere
afstemming van de regelgeving op het terrein van sociale verzekeringen
en de belastingen. De inning van premies voor de sociale verzekeringen
wordt ondergebracht bij de Belastingdienst, zodat werkgevers nog maar
met één loket van doen hebben. Ook trekken De Geus en Rutte de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen in. Doel is de
administratieve lasten voor het bedrijfsleven op het terrein van SZW
in 2007 met een kwart te verminderen, onder andere via deregulering.
Fraudebestrijding
De bewindslieden willen de komende jaren de handhaving van regels
verder verbeteren. In oktober start een landelijk dekkend netwerk van
interventieteams, waarin de Arbeidsinspectie, UWV, de Belastingdienst,
gemeenten en de Sociale Verzekeringsbank gezamenlijk controles zullen
uitvoeren. Doel is bestrijding van illegale tewerkstelling en fraude
op het terrein van sociale zekerheid, zoals premiefraude,
uitkeringsfraude en identiteitsfraude. De inspectiecapaciteit van de
Arbeidsinspectie wordt uitgebreid met 80 inspecteurs. De inspecteurs
gaan werken in nieuwe multidisciplinaire teams die onderzoek gaan doen
naar illegale tewerkstelling in onder andere de horeca, de
vleesverwerkende industrie, de tuinbouw en de distributiesector. Ook
gaat de Arbeidsinspectie in Amsterdam en Den Haag onderzoek doen naar
malafide uitzendbureaus. De capaciteit van de Sociale Inlichtingen en
Opsporingsdienst (SIOD) wordt eveneens uitgebreid. Deze dienst richt
zich op bestrijding van zware en complexe fraude.
Cijfers
De uitgaven op de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid beslaan in 2004 22,7 miljard euro (2003 22,2 miljard
euro). Daarvan is onder meer 7,0 miljard euro bestemd voor het fonds
werk en inkomen (5,4 miljard euro voor uitkeringen en 1,6 miljard euro
voor het flexibel reïntegratiebudget); 3,3 miljard euro voor de
kinderbijslag; 2,1 miljard euro voor de sociale werkvoorziening en 1,7
miljard euro voor de jonggehandicapten. Verder gaat 2,6 miljard euro
als rijksbijdrage naar het AOW-spaarfonds en 4,1 miljard euro als
rijksbijdrage naar de sociale fondsen (fondsen AOW en Anw).
2003
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid