Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid


`s -Gravenhage, 23 september 2003

Directie Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen
Nr. ABG/GA/03/73140

Nader rapport inzake het voorstel van wet met
memorie van toelichting tot wijziging van de
Wet sociale werkvoorziening en de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen met name
in verband met de overgang van de indicatiestelling voor de sociale werkvoorziening van de gemeenten
naar de Centrale organisatie werk en inkomen en
verruiming van de mogelijkheden tot begeleid werken in het kader van de Wet sociale werkvoorziening,
alsmede een aanpassing van de Algemene wet bestuurs- recht en de Beroepswet terzake.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 6 juni 2003, nr. 03.002388, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 28 juli 2003, nr. W12.03.0199/IV, bied ik U hierbij aan.

De Raad geeft U in overweging een besluit te nemen, nadat aan gemaakte opmerkingen aandacht zal zijn geschonken. Hierop wordt onderstaand ingegaan.


1.
Het advies van de Raad om in de memorie van toelichting in te gaan op het moderniseringstraject van de Wsw in relatie tot dit wetsvoorstel is overgenomen. Het voornemen om de indicatiestelling Wsw naar de CWI over te dragen is in februari 2002 aan de Tweede Kamer toegezegd. Dit wetsvoorstel is te beschouwen als een eerste stap tot modernisering van de Wsw. Deze eerste stap betreft met name de overheveling van de verantwoordelijkheid voor de indicatie van de gemeenten naar de CWI alsmede enige verruiming van de mogelijkheden tot begeleid werken. Separaat is aan het parlement het kabinetsstandpunt gezonden over de modernisering van de Wsw, naar aanleiding van het op 4 juni jl. uitgebrachte advies "De gewoonste zaak van de wereld. Voorstellen tot modernisering van de Wet sociale



---

werkvoorziening" van de Raad voor werk en inkomen (RWI).

In het onderhavige wetsvoorstel zijn de voorstellen van de RWI, Aan de Koningin betreffende de indicatiestelling - daar waar het kabinet die voorstellen overneemt - verwerkt.
In het kabinetsstandpunt worden de voornemens met betrekking tot het brede moderniseringstraject uiteengezet. Het kabinet zet daarbij in op twee snelheden. Het kabinet heeft er bewust voor gekozen om eerst de overdracht van de indicatiestelling te bewerkstelligen en in de tweede fase verdere stappen tot modernisering van de Wsw te nemen, aangezien een gelijktijdige invoering van dit traject met de indicatiestelling teveel zou vragen van gemeenten, SW-bedrijven en de CWI.
De prioriteit van het kabinet ligt nu bij een onafhankelijke indicatiestelling. Door het wetsvoorstel Wet werk en bijstand en de geplande stelselherziening van de WAO komt er meer nadruk te liggen op reïntegratie op de arbeidsmarkt van werkzoekenden en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten. Het risico bestaat dat de Wsw een vangnet wordt voor personen voor wie reïntegratie op korte termijn niet succesvol is. Dit legt een verhoogde druk op de instroom in de Wsw, waardoor lange wachtlijsten kunnen ontstaan. Een onafhankelijke indicatie is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de Wsw optimaal beschikbaar blijft voor personen die uitsluitend op de Wsw zijn aangewezen. Het onderhavige wetsvoorstel kan in de loop van 2004 worden ingevoerd.
Naar verwachting kunnen er vanaf 2005, nadat nader onderzoek is verricht en na overleg met alle betrokken partijen, verdere wijzigingen van de Wsw plaatsvinden. Deze zijn in eerder genoemde kabinetsreactie nader uitgewerkt. Het gaat daarbij onder andere om (verdere) inhoudelijke afstemming met andere vormen van claimbeoordeling en indicatiestelling, het (verder) bevorderen van het begeleid werken in de Wsw en een mogelijke andere financieringssystematiek.

2.
Het kabinet ziet ook dat de onafhankelijkheid van de indicatiestelling niet gewaarborgd is, indien de SW-bedrijven betrokken blijven bij het indicatieproces. Om de beoogde onafhankelijkheid ook materieel te waarborgen, neemt het kabinet in ieder geval twee wijzigingen in het indicatieproces op. Ten eerste zal de CWI de gehele voorbereiding van de indicatiestelling op zich nemen. Taken die voorheen vaak door SW-bedrijven werden uitgevoerd, zoals intake en het verzamelen van informatie, worden in de nieuwe situatie door de CWI uitgevoerd. In lagere regelgeving zal worden geregeld dat het SW-bedrijf hier niet meer bij betrokken mag zijn. Daarnaast zal in lagere regelgeving de rol van extern ingehuurde experts en testfaciliteiten die verbonden zijn aan



---

een SW-bedrijf worden uitgesloten. Dit is ook in de memorie van toelichting aangegeven.

3.
Het kabinet heeft in de memorie van toelichting aangegeven dat de CWI een aparte projectorganisatie voor de uitvoering van de indicatie Wsw in het leven zal roepen. Hierdoor komen de huidige taken van het CWI niet onder druk te liggen en zullen er ook geen knelpunten ontstaan bij de indicatiestelling Wsw. De overdracht van de indicatiestelling zal veder ondersteund worden door een intensief implementatietraject om de indicatiestelling in de toekomstige dagelijkse praktijk bij de CWI en de ketenpartners zo soepel mogelijk te laten verlopen. Het traject richt zich op uitvoeringstechnische zaken, zoals de organisatorische inbedding en de procesmatige inbedding van de indicatiestelling bij de CWI en de samenwerking en verantwoordelijkheidsverdeling in de keten tussen de CWI en gemeenten. Een aantal CWI's zal samen met gemeenten, SW-bedrijven en indicatiecommissies proefdraaien met de nieuwe wijze van indiceren. Mede op basis van deze ervaringen kan het indicatieproces definitief worden vormgegeven en kan de definitieve datum van inwerkingtreding van de wetswijziging vastgesteld worden.

Van de gelegenheid is nog gebruik gemaakt om enige technische wijzigingen in de wet en de memorie van toelichting aan te brengen en het advies van de RWI van 4 juni 2003 en het kabinetsstandpunt dienaangaande in het wetsvoorstel te verwerken.

Tot dit laatste behoort met name de nieuwe discretionaire bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders de indicatie in te trekken als een sw-geïndiceerde persoon passende arbeid in dienstbetrekking onder aangepaste omstandigheden of begeleid werken in de Wsw weigert (artikel I, onderdelen A en C). De wijziging geeft gemeenten de bevoegdheid om de consequentie van aanmelding voor de Wsw minder vrijblijvend te laten zijn dan voorheen. De vrijwillige aanmelding voor de Wsw blijft bestaan. Niemand kan verplicht worden om zich aan te melden voor de Wsw(indicatie), ook niet vanuit een reïntegratieplicht uit hoofde van een uitkering.

In artikel I, onderdeel G (artikel 11, eerste lid) is expliciet opgenomen dat de CWI de geldigheidsduur van de indicatie bepaalt. Door een flexibele geldigheidsduur van de indicatiestelling is meer maatwerk mogelijk. In artikel 21a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt geregeld dat in lagere regelgeving een minimale en maximale geldigheidsduur voor de indicatie geldt.



---

In artikel II, onderdeel B (artikel 21a, onderdeel b, 3e punt) is geschrapt dat de CWI adviseert `of betrokkene in aanmerking komt voor een scholingstraject'. Er wordt een strikte scheiding aangehouden tussen de indicatie en het opstellen van een persoonlijk ontwikkelplan van betrokkene. Dit laatste is een onderdeel van de uitvoering van de Wsw door de gemeente. Ook in het kader van deregulering past het niet om de CWI een scholingsadvies te laten geven.

Ten slotte wordt met dit voorstel van wet geregeld, dat de CWI bedrijfsbezoeken in het kader van een verzoek om ontheffing van het verbod van werktijdverkorting kan uitvoeren. Dit is een beperkte taakuitbreiding van de CWI die met een beperkte inzet van menskracht kan worden uitgevoerd. Bedrijfsbezoeken worden momenteel nog uitgevoerd door de Arbeidsinspectie. In het kader van de ontvlechting van de uitvoeringstaken van de inspectietaken is besloten het uitvoeren van bedrijfsbezoeken in het kader van werktijdverkorting in de toekomst door de CWI te laten uitvoeren. Aangezien de taken van de CWI limitatief in wetten zijn opgenomen is een verankering voor deze beperkte taakuitbreiding in de wet noodzakelijk (artikel II, onderdeel A).

Ik moge U, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(M. Rutte)