Algemene Rekenkamer

Persbericht Algemene Rekenkamer

-25 september 2003-

Doelen beleid stedelijke vernieuwing niet scherp genoeg

Lastig om goed beeld te krijgen van resultaten stedelijke vernieuwing

In de periode 2000-2004 besteedt de minister van VROM ruim EUR 2 miljard aan het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). De minister weet nog onvoldoende in hoeverre de dertig grote steden die dit geld ontvangen erin slagen de kwaliteit van hun woon-, werk- en leefmilieu te verbeteren. Zij heeft daarvoor niet de juiste informatie en kan hierdoor het beleid niet goed evalueren en eventueel bijsturen. De Algemene Rekenkamer beveelt aan om voor het vervolg van het beleid (de periode na 2004) heldere doelstellingen te formuleren, betere prestatieafspraken te maken met de individuele steden en de verantwoording over de besteding van het geld beter te regelen. Dit staat in het rapport Rijksbeleid stedelijke vernieuwing, dat de Algemene Rekenkamer vandaag uitbrengt.
In de rijksnota Stedelijke vernieuwing (1997) staat dat geïnvesteerd moet worden in de grote steden om te voorkomen dat mensen met midden- en hogere inkomens en bedrijven wegtrekken en de leefbaarheid van sommige wijken verder achteruit gaat. Het Rijk steekt met name geld in betere huisvestingsmogelijkheden, het creëren van werkgelegenheid en een aantrekkelijker ondernemingsklimaat. In 1997 verwachtte het kabinet dat elke euro die het zou investeren het tienvoudige zou opleveren aan investeringen door derden, zoals woningbouwcorporaties en particulieren. Het is niet vast te stellen of dit 'multiplier'-effect ook heeft plaatsgevonden.

Doelen en prestatieafspraken niet scherp genoeg
Bij de start van het ISV, begin 2000, heeft het kabinet aangegeven wat er landelijk met het geld voor stedelijke vernieuwing bereikt moet worden. De doelstellingen zijn echter niet erg duidelijk. Zo moet het beleid leiden tot 'zorgvuldig ruimtegebruik' - maar er wordt niet bij gezegd hóe zorgvuldig het ruimtegebruik in 2005 in Nederland moet zijn. Ook de afspraken uit 1999 over de prestaties die de steden moeten leveren, zijn niet scherp genoeg om in 2005 ondubbelzinnig te kunnen vaststellen of ze geleverd zijn. Dit zal de steden voor problemen stellen bij hun verantwoording aan de minister van VROM. Hierdoor zal het ook voor de minister lastig zijn verantwoording af te leggen aan het parlement over de resultaten van vijf jaar beleid voor stedelijke vernieuwing.

Geen goede afspraken over verantwoording en controle De Algemene Rekenkamer vindt ook de gemaakte afspraken over verantwoording en controle niet goed genoeg. Zij heeft de minister van VROM erop gewezen dat dit ertoe kan leiden dat er bij de eindafrekening over de eerste vijf jaar ISV - in 2005 - onzekerheid kan ontstaan over de rechtmatige besteding van het hele bedrag van EUR 2,1 miljard.
Het manco is dat de financiële verantwoording van de steden over de bestedingen losgekoppeld is van de verantwoording over hun prestaties. Datzelfde geldt voor de controle op die verantwoordingen. Deze combinatie kan er naar het oordeel van de Algemene Rekenkamer toe leiden, dat niet kan worden beschikt over een volwaardig rechtmatigheidsoordeel. De minister is het niet eens met de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over de rechtmatige besteding van het ISV-geld.

Betere afspraken met rijk, toch lokale beleidsvrijheid De minister van VROM heeft laten weten dat het kabinet in oktober 2003 ten behoeve van de tweede ISV-periode (2005-2009) een definitief besluit zal nemen. Met ISV2 wil zij beter aansluiten bij de VBTB-operatie; het moet dan inzichtelijker worden in hoeverre de situatie dankzij ISV verbetert. De minister streeft daarbij naar maximale gemeentelijke beleidsvrijheid en dus zo min mogelijk sturing vanuit Den Haag.
De Algemene Rekenkamer vindt dat ook voor zo'n arrangement goede afspraken tussen Rijk en steden nodig blijven. Dit hoeft niet tot meer administratieve lastendruk of bureaucratie te leiden en kan prima samengaan met lokale beleidsvrijheid.
Deze discussie heeft ook implicaties voor opzet en uitvoering van het grotestedenbeleid. Zodra het kabinetsstandpunt bekend is zal de Rekenkamer de correspondentie met de minister voortzetten en daar verslag van doen.

Feiten en cijfers
In 1997 was sprake van een rijksbijdrage van EUR 840 miljoen tot eind 2010 voor stedelijke vernieuwing. Inmiddels is er voor de periode 2000-2004 een totaalbedrag van EUR 2,1 miljard uitgetrokken. Van dit bedrag gaat circa EUR
1,8 miljard naar de 30 grote gemeenten. Dit zijn Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Almelo, Arnhem, Breda, Deventer, Dordrecht, Eindhoven, Enschede, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond, Hengelo, 's-Hertogenbosch, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Schiedam, Tilburg, Venlo, Zwolle, Alkmaar, Amersfoort, Lelystad, Emmen en Zaanstad.