Speech van Staatssecretaris Van Geel op het Forum "Energieprestaties
van Gebouwen en de Gevolgen" in Breda op donderdag 25 september 2003.
Geachte toehoorders en professionals op het terrein van bouw,
onroerend goed en energiemanagement. Het doet me goed om te zien dat
dit forum zoveel mensen uit verschillende disciplines en landen bij
elkaar brengt. De helft van alle sprekers en experts bij de
parallelsessies komt van Vlaamse overheden, industrie en de
kennisinstituten. Het is duidelijk dat veel partijen zich geraakt
voelen door de richtlijn, een maatregel die overduidelijk een Europees
probleem moet oplossen.
Nederland zal volgend jaar de uitgebreide EU voorzitten. Ik hoop
daarom dat deze grensoverschrijdende bijeenkomst zal leiden tot een
praktische uitwisseling van kennis en ervaringen, en de basis zal
leggen voor samenwerking binnen de Europese Unie.
Daarom dank ik ook de heer Luc Werring van de Europese Commissie voor
zijn toelichting over het belang van de richtlijn voor de Europese
doelstellingen voor energiebesparing en een lagere CO2-uitstoot.
Gebouwen zijn hiervoor zo belangrijk omdat er zoveel te winnen valt.
Uit onderzoek van de Europese Commissie uit 2001 blijkt dat woningen,
kantoren en andere publiek toegankelijke gebouwen 40% van het totale
energiegebruik voor hun rekening nemen. U heeft dat waarschijnlijk al
gehoord van de heer Werring. Nog belangrijker is dat deze sector per
2010 tot 22% op zijn gebruik kan besparen.
Bij andere energieverslindende sectoren is het veel moeilijker om
zulke besparingen te realiseren. Transport is bijvoorbeeld ook een
grootgebruiker. Vrachtwagenmotoren zijn de laatste jaren echter zoveel
zuiniger geworden dat daar voorlopig nog maar weinig aan te verbeteren
valt. Ook de Europese industrie gaat al behoorlijk efficiënt met
energie om, hoewel er in de nieuwe lidstaten waarschijnlijk nog
aanzienlijk vooruitgang te boeken valt.
Bij gebouwen zijn de mogelijkheden om de uitstoot te verlagen zo
groot, doordat veel panden niet optimaal geïsoleerd zijn. Ook het
binnenklimaat is vaak niet optimaal geregeld. Alleen de nieuwste
gebouwen zijn gebouwd volgens de energieprestatie-eisen, die de
laatste jaren steeds zijn aangescherpt.
De belangrijkste instrumenten van de richtlijn die er nu aankomt zijn
het energiecertificaat, en een verplichte periodieke keuring van
installaties. Het zijn gerichte aansporingen voor eigenaren van
gebouwen om passende maatregelen te nemen. Zeker ook omdat het
energiecertificaat gekoppeld is aan een advies voor energiebesparing.
Tot voor kort was er ook een subsidie die om energie te besparen door
het nemen van isolatiemaatregelen en het installeren van zonneboilers
en dergelijke. Deze Energie Premie Regeling is echter grotendeels
verdwenen door de bezuinigingen van het kabinet. De EPR was zeker
nuttig, maar was niet kostenefficiënt genoeg.
Natuurlijk blijft het van groot belang om te stimuleren dat gebouwen
energie-efficiënter worden. Daarom is de nieuwe richtlijn een welkome
aanvulling op het energie- en klimaatbeleid.
Het verplichte energiecertificaat en de regelmatige inspectie van
verwarmings- en koelinstallaties zullen eigenaren bewust maken van het
feit dat ze hun energiekosten kunnen drukken. Zeker als de
energieprijzen verder zullen stijgen.
Het certificaat zal verder de marktwaarde van energiezuinige panden
aantoonbaar verhogen. Eigenaars zullen daardoor eerder geneigd zijn om
in energiebesparende maatregelen te investeren.
Een ander positief aspect aan de richtlijn is dat Nederlandse
consultants en kennisinstituten hun expertise over dit thema nu ook in
andere EU-lidstaten aan de man kunnen brengen. België, Frankrijk en
Duitsland hebben de Nederlandse systematiek als basis gekozen voor hun
berekeningen om de energieprestatie van een gebouw te bepalen.
Daardoor hoeft Nederland niet veel aan zijn systematiek te veranderen
om aan te sluiten op de geharmoniseerde Europese berekeningswijze.
Naast de bestrijding van het broeikaseffect heeft de EU nog een andere
goede reden om serieus werk te maken van het vergroten van de
expertise op het gebied van energiezuinig bouwen. Ik doel op de
Europese concurrentiepositie ten opzichte van vooral de Verenigde
Staten. Amerikaanse gebouwen verbruiken twee keer zoveel energie als
hun Europese tegenhangers. Door dat feit hebben landen als China
belangstelling voor de manier waarop Nederland en Europa energie
besparen in gebouwen. Voor mij is het een voorbeeld hoe Europese
kennis en beleid ook wereldwijd bij kunnen dragen aan het bevorderen
van duurzame bouwwijzen.
Dames en heren,
Als Staatssecretaris van Milieu en Duurzaamheid ben ik zeer tevreden
met de richtlijn. Het is een uitstekend voorbeeld wat de coördinatie
van verschillende beleidsterreinen op kan brengen. De richtlijn - een
maatregel op energiepolitiek gebied - heeft belangrijke positieve
uitkomsten voor het milieu: een verantwoorde omgang met fossiele
energie, minder luchtverontreiniging en het bestrijden van het
broeikaseffect.
De richtlijn is belangrijke stap in de richting van een verenigd
Europa dat door samenwerking niet alleen economisch sterker, maar
vooral ook schoner en leefbaarder wordt.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer