Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Toespraak van de minister van Verkeer en Waterstaat, Karla Peijs, op de conferentie VenW internationaal, in Wassenaar

Dames en heren,

In deze tijd van snelle communicatie en sound bites kan geen enkele organisatie nog zonder motto. Dat geldt ook voor overheidsorganisaties. U kent die mottos misschien wel. De belastingdienst kan het niet leuker maken, maar wel makkelijker. Bij VROM vinden ze Nederland klein, maar denken ze zelf gelukkig groot. En wij van V&W zijn, zoals u ongetwijfeld allemaal weet, vertrouwd met water en vooruitstrevend in verbindingen.

Speciaal voor het Nederlandse EU-voorzitterschap hebben we nu een variant op ons eigen motto bedacht. Ik geef u graag de primeur: Grensverleggend in verbindingen, daar gaan we in de tweede helft van volgend jaar Europa mee in. Wat we ermee willen onderstrepen is het grote belang dat Verkeer en Waterstaat hecht aan Europese samenwerking; juist straks, als de grenzen van de Unie letterlijk verlegd zijn naar het oosten. Dat klinkt nogal verheven, maar ik kan onze inzet gelukkig ook heel praktisch samenvatten. Verkeer en Waterstaat wil tijdens voorzitterschap het accent leggen op innovatie, bescherming tegen hoog water, en op een Europa waarin een soepel goederenverkeer mogelijk is. Dat laatste is belangrijker dan ooit, omdat de Europese economie hapert, en die van Nederland in het bijzonder. Het voorzitterschap staat daarmee ook in het teken van het streven van economisch herstel, een centraal thema van het tweede Kabinet-Balkenende.

Het is voor een oud-Europarlementariër als ik natuurlijk fantastisch om het voorzitterschap als minister mee te maken. Ik verheug me daar nu al op. En u waarschijnlijk ook. Want u bent elke dag druk bezig met al die internationale onderwerpen die binnen dit ministerie spelen. Het voorzitterschap is dé periode om een paar van die themas die belangrijk zijn voor ons land, nog eens extra onder de aandacht te brengen. We gaan dus samen een spannende, maar ook een inspannende tijd tegemoet.

Het Nederlandse voorzitterschap valt deze keer in een heel bijzondere periode. Om te beginnen zijn vanaf mei 2004 tien nieuwe landen volwaardig lid van de Unie, dus inclusief stemrecht. We zijn daarmee de eerste voorzitter die besluiten moet zien te nemen met 25 lidstaten. Ten tweede hebben we te maken met een nieuw gekozen Europees Parlement. En ten derde zal in november 2004 een nieuwe Commissie aantreden. Grote veranderingen dus, die het reguliere werk in Brussel vertragen en het voorzitterschap niet gemakkelijker maken.

Daarmee bedoel ik niet dat we geen ambities mogen hebben integendeel maar wel dat we realistisch moeten zijn. We zullen heel scherp prioriteiten moeten stellen in welke wetgevingsdossiers we als voorzitter verder willen brengen. Daarbuiten moeten we het, denk ik, vooral zoeken in agendasetting.

Ik denk dat ik het beste even een rondje langs de velden met u kan maken. Welke onderwerpen staan er nu hoog op ons lijstje?

Dat zijn allereerst drie wetgevingsdossiers die nu al op de Europese agenda staan: de nieuwe richtsnoeren voor de Trans Europese Netwerken, de internationale luchtvaartverdragen en het prijsbeleid. Het belang van deze dossiers voor Nederland lijkt me duidelijk.

Bij de TENs gaat het om de kwaliteit en toekomst van belangrijkste Europese transportcorridors. Dat is natuurlijk essentieel voor een transportland als het onze. Ik vind het heel belangrijk dat er bij de besluitvorming over de TENs voldoende aandacht is voor short sea shipping en binnenvaart en natuurlijk dat we onze eigen projecten terugzien in de lijst met prioritaire projecten. Daar moeten we dus tijdens het voorzitterschap goed op letten.

De lopende luchtvaartonderhandelingen met de VS en andere landen buiten de EU zijn rechtstreeks van invloed op de toekomst van Schiphol en de KLM. De luchtvaartsector heeft het al moeilijk genoeg. In dat dossier staat dus ook veel op het spel voor de Nederlandse economie.

Voor het derde punt dat ik noemde, het prijsbeleid, liggen de zaken iets genuanceerder. Er zijn op dit moment twee voorstellen actueel: de richtlijn voor de interoperabiliteit van tolsystemen en een voorstel tot wijziging van de Eurovignetrichtlijn. U weet dat de beprijzingsdiscussie in Nederland nogal lastig is. Het kabinet heeft nu in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken dat we de mogelijkheid voor een vorm van beprijzing van het goederenvervoer zullen gaan onderzoeken. Dat kan natuurlijk niet los worden gezien van de Europese ontwikkelingen. Afhankelijk van de manier waarop de discussie verloopt, zullen we tijdens het voorzitterschap prioriteit geven aan dit onderwerp. Niet alleen vanwege de belangen van de Nederlandse vervoerders. Maar ook omdat Europese richtlijnen ruimte moeten bieden aan een eventuele heffing in Nederland.

Los van deze drie actuele dossiers, hoop ik dat er in de tweede helft van volgend jaar ook nog een paar nieuwe wetgevingsvoorstellen op tafel liggen. Ik denk bijvoorbeeld aan onderwerpen als River Information Services en een Europese aanpak voor hoogwaterbestrijding. Een stroomgebiedbenadering, met als onderliggend principe niet afwentelen, is voor ons natuurlijk essentieel. Nederland wordt vaak het afvoerputje van Europa genoemd. Dat is misschien een sprekend beeld, maar ik zou toch erg graag van dat imago afwillen. Een aantal van u in Brussel, en wij in Den Haag, zijn op dit moment actief bezig om de Commissie zover te krijgen dat ze nog voor ons voorzitterschap concrete nieuwe voorstellen publiceert. Als dat lukt en ik heb daar goede hoop op dan is het aan ons om die voorstellen een stap verder te brengen.

Ik zei net al dat we tijdens het voorzitterschap vooral ook moeten proberen eigen onderwerpen op de agenda te zetten. Daarvoor zijn we verschillende bijeenkomsten aan het voorbereiden. Ten eerste natuurlijk de Informele Transportraad in juli. Die heeft als thema Mobiliteit in een uitgebreide Unie, en zal in ieder geval gaan over short sea shipping. Ik zou daar graag concrete resultaten presenteren, Bijvoorbeeld rond de gelijkschakeling van douaneprocedures van short sea shipping met die van het intracommunautair wegvervoer. Een ander voorbeeld is de vermindering van de administratieve lasten door een één-loketbenadering.

In november is er een informele ministeriële bijeenkomst over netwerken en innovatie, een gezamenlijk initiatief van collega Brinkhorst en mij. En dan zijn er ook nog verschillende conferenties op hoog ambtelijk niveau, bijvoorbeeld over energie en duurzame mobiliteit. Die conferentie moet leiden tot een actieprogramma, waarmee de nieuwe Commissie de overgang naar schone voertuigen en brandstoffen snel handen en voeten kan geven.

Waar ik bijzonder veel waarde aan hecht, is dat we er als voorzitter hard aan trekken om de Europese administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven te verlagen, bijvoorbeeld door vooraf de administratieve kosten van voorstellen te toetsen. Ik begrijp dat dat niet van de ene dag op de andere kan. Maar het minste dat we kunnen doen, is de discussie daarover serieus aanzwengelen. Ik hoop dat te kunnen doen op een speciaal seminar dat we daarvoor organiseren.

Al met al hebben we dus genoeg plannen. Of we succesvol zullen zijn, hangt voor een groot deel van u af. Vooral als u op één van de Europese posten of in Brussel gestationeerd bent, zult u een boeiende maar drukke tijd tegemoet gaan. Maar ook voor de V&W-vertegenwoordigers buiten de EU brengt het voorzitterschap werk voor zich mee. Denk bijvoorbeeld alleen maar aan de luchtvaartonderhandelingen met de VS over landingsrechten.

Ik zal zelf in de voorbereiding alle collegas uit de transportraad afzonderlijk spreken. Om als voorzitter effectief te opereren, moet je weten waar de andere lidstaten belang aan hechten. Dat geldt natuurlijk zeker volgend jaar, omdat we dan te maken hebben met tien nieuwe landen.

Tot slot wil ik even kort stilstaan bij de rol van onze Verkeersafdeling op de Permanente Vertegenwoordiging bij de EU. Uw werk is cruciaal. We kennen elkaar al langer dan vandaag en daarom heb ik er alle vertrouwen in dat u een uitstekende voorzitter zult zijn. Dat moet ook wel, want anders wordt het voor mij erg lastig om in de Raad resultaten te boeken. Ik reken dus vast op u.

Dames en heren,

Juli 2004 lijkt misschien nog ver weg, maar het is snel zover. Het komende jaar zijn een paar dingen belangrijk. We moeten flexibel blijven, omdat de actualiteit onze plannen kan doorkruisen. We moeten realistisch blijven. En we moeten vooral ook één lijn trekken, met één stem spreken. Dat geldt voor Nederland en de verschillende departementen als geheel. Maar het geldt ook voor ons, binnen V&W. Niets is fnuikender voor een voorzitterschap dan interne onenigheid. Ik voorspel u dus dat we het komende jaar echt nog wel eens lastige discussies met elkaar gaan voeren. Ik verheug me daarop, omdat ik weet dat de kwaliteit van ons voorzitterschap daarbij gebaat is.

Dank u wel.