de Voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
29 september BZ 2003-1019 M
2003
Onderwerp
Evaluatie Rijksbegrotingsvoorschriften 2003
Aanleiding voor de evaluatie
Op 26 september 2002 zijn door mij de
Rijksbegrotingsvoorschriften (Rbv) 2003
vastgesteld. Met het voltooien van deze
voorschriften werd een basis gelegd voor het
afronden van de eerste vbtb- begrotings- en
verantwoordingscyclus. In de Rbv 2003 wordt
voldaan aan hetgeen gesteld wordt in artikel 58
van de CW2001, namelijk dat de financiële
informatie en de niet-financiële informatie in
het jaarverslag op een duidelijk van elkaar te
onderscheiden wijze wordt gepresenteerd.
Bij brief van 6 november 2002 (kenmerk 722R)
heeft de Algemene Rekenkamer, "ofschoon de
Algemene Rekenkamer in het algemeen geen
officieel commentaar geeft bij deze
voorschriften" kenbaar gemaakt ernstige bezwaren
op inhoudelijke en formele gronden te hebben bij
dit onderscheid tussen financiële en
niet-financiële informatie binnen het
jaarverslag. Deze brief heeft zij in afschrift
aan de Voorzitter van de Commissie voor de
Rijksuitgaven gezonden.
Bij brief van 4 december 2002 (BZ 2002- 2223M)
aan de Voorzitter van de Commissie voor de
Rijksuitgaven is door mij gereageerd op deze
bezwaren. In deze brief is verwoord dat ik de
bezwaren van de Algemene Rekenkamer niet deel.
Om die reden en ook omdat de voorbereiding op de
begrotingsverantwoording op departementen reeds
van start was gegaan, is in de brief aangegeven
dat de voorschriften voor de Rbv 2003 niet
behoefden te worden aangepast. Tevens is
aangegeven dat de werking van de Rbv, voor wat
betreft het jaarverslag-deel, in 2003 na de 3e
woensdag wordt geëvalueerd, aan de hand van de
departementale ervaringen, de bevindingen van de
Algemene Rekenkamer en de opmerkingen ten
behoeve van de parlementaire behandeling van de
jaarverslagen. Deze evaluatie kan dan dienen als
inbreng bij het opstellen van de Rbv 2004.
Het onderzoek
In het kader van het onderzoek hebben met een
aantal departementen en de Algemene Rekenkamer
gesprekken plaatsgevonden. De departementen die
deelnamen aan de gesprekken waren LNV, Justitie
en VWS. Aan deze gesprekken namen zowel
vertegenwoordigers van de directies FEZ als van
de DAD deel. Hiermee werd beoogd om zowel de
opstellers als de controleurs van de
jaarverslagen te ondervragen op hun ervaringen
met de Rbv 2003. Van de gesprekken is een
verslag opgemaakt en ter goedkeuring voorgelegd
aan de betrokkenen. Van de gehele evaluatie is
een rapportage gemaakt en de conclusies hiervan
zijn voorgelegd aan het Interdepartementaal
Overlegorgaan van directeuren FEZ (IOFEZ) en
directeuren DAD (IODAD). De uitkomsten van de
evaluatie en de conclusies die hieruit zijn
getrokken ten behoeve van de Rbv 2004 worden via
deze brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
voorgelegd. Een afschrift van deze brief wordt
gezonden aan de President van de Algemene
Rekenkamer.
De uitkomsten van het onderzoek
Uit de gesprekken met de drie departementen zijn
de volgende bevindingen naar voren gekomen:
· De voorschriften voor het opstellen
van het jaarverslag zijn helder, eenduidig en
goed uitvoerbaar.
· De aansluiting tussen de begroting en
het jaarverslag is geborgd als gevolg van het
dubbel opnemen van de Tabel budgettaire gevolgen
van beleid;
· De vormgeving van de voorschriften
heeft als gevolg gehad dat duidelijk is op welk
deel van het jaarverslag de
accountantsverklaring betrekking heeft. Het
object van controle was als gevolg van de
voorschriften helder;
· De departementen hebben zich
uitgesproken voor handhaving van de huidige
voorschriften;
Uit het gesprek de Algemene Rekenkamer is het
volgende naar voren gekomen:
· Naar het oordeel de Algemene
Rekenkamer zijn de voorschriften nageleefd door
de departementen en zijn er geen specifieke
situaties geconstateerd waar het onderscheid
tussen beleidsverslag en jaarrekening tot
omissies hebben geleid in de verantwoording;
· Voor wat betreft de Algemene
Rekenkamer problematiseerde de herhaling van
financiële informatie in het beleidsverslag via
de tabel budgettaire gevolgen van beleid zich
bij de onderzoekers met vragen als "waarom
tweemaal dezelfde informatie?" en "zijn de
financiële gegevens wel of niet identiek?" De
Algemene Rekenkamer vermoedt dat dergelijke
verwarring ook bij Kamerleden is opgewekt.
· De Algemene Rekenkamer benadrukt dat
binnen het beleidsverslag-deel een verschillende
mate van betrouwbaarheid van informatie binnen
de toelichting geldt. Er is namelijk in de
toelichting op de tabel budgettaire gevolgen van
beleid in het beleidsverslag een deel met
financiële gegevens die eveneens zijn opgenomen
in de jaarrekening en een deel met
beleidsinformatie dat daarin niet is opgenomen.
Deze verschillende typen informatie in het
beleidsverslag voldoen aan verschillende
kwaliteitsnormen binnen het toetsingskader van
de controleur. De AR ziet dit onderscheid graag
zichtbaar terug in de tekst.
· De Algemene Rekenkamer stelt dat de
opneming van financiële informatie in het
beleidsverslag niet mag leiden tot een
'degradatie' van de kwaliteit van deze
informatie van 'deugdelijke weergave' naar
'adequate mate van betrouwbaarheid'.
Conclusies
De voorschriften voor het jaarverslag zijn
helder en ondubbelzinnig gebleken voor zowel de
opstellers van het jaarverslag (FEZ'en), de
controleurs van het jaarverslag (DAD's) als de
externe controleurs van het jaarverslag
(Algemene Rekenkamer). De voorschriften hebben
daarbij niet hebben geleid tot
interpretatieverschillen bij de gebruikers.
De voorschriften zijn inhoudelijk en praktisch
goed geweest, omdat ze niet hebben geleid tot
een groot aantal vragen over het gebruik en ze
zowel naar het oordeel van de Algemene
Rekenkamer als Financiën zijn nageleefd. Door de
Algemene Rekenkamer zijn geen fouten in het
gebruik van de voorschriften zijn gemeld.
Daarnaast is van belang dat de gebruikers
(opstellers op departementen) van de Rbv hun
tevredenheid over de
jaarverslaggevingsvoorschriften hebben
uitgesproken tijdens de evaluatie en tevens
hebben aangegeven voorstander te zijn van de
continuering van de huidige voorschriften.
Zowel Financiën als de Algemene Rekenkamer
hanteren als uitgangspunt dat bij de indeling
van het jaarverslag de gebruiker (Tweede Kamer)
centraal moet staan. Er bestaat echter een
verschil van opvatting over de wijze waarop de
gebruiker van het jaarverslag op de hoogte moet
worden gesteld van het onderscheid in financiële
en niet-financiële informatie. De Algemene
Rekenkamer ziet graag dat door middel van vet
afdrukken, kleuren of anderszins symboliseren
van de financiële gegevens in het beleidsverslag
de Kamer inzicht wordt verschaft in de mate van
betrouwbaarheid van de opgenomen informatie. De
Rekenkamer geeft hierbij aan dat dit geen extra
werklast voor de departementen mag veroorzaken.
Financiën geeft de voorkeur aan het duidelijk
opnemen in de leeswijzer dat financiële gegevens
ook in het beleidsverslag kunnen worden gebruikt
ter toelichting en dat deze uiteraard niet mogen
afwijken van de financiële gegevens in de
jaarrekening (de departementale
accountantsdiensten zien hier op toe). Dit
bevordert de leesbaarheid en daarmee de
bruikbaarheid van het jaarverslag en voorkomt
extra werklast voor departementen.
Gezamenlijk met de Algemene Rekenkamer is verder
vastgesteld, dat het verbeteren van de kwaliteit
van de beleidsinformatie in het beleidsverslag
de eerste prioriteit zou moeten hebben.
Conclusie ten behoeve van de Rbv 2004
Op basis van de bovenstaande uitkomsten uit het
evaluatieonderzoek ben ik voornemens de huidige
uitwerking in de Rbv 2004 van het onderscheid
tussen financiële en niet-financiële informatie
in het jaarverslag te continueren. De
departementale ervaringen met de voorschriften
en de bevindingen van de Algemene Rekenkamer
geven geen aanleiding om de voorschriften aan te
passen. Dit geldt eveneens voor de uitkomsten
van de parlementaire behandeling van de
jaarverslagen. Wel zal ik nader bezien of in
bepalingen voor de leeswijzer nader moet worden
geëxpliciteerd welke informatie in het
jaarverslag financieel danwel niet-financieel is
om zo eventuele misverstanden bij de gebruiker
weg te nemen.
DE MINISTER VAN FINANCIËN,
Ministerie van Financiën