de Voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Plein 2
2500 EA Den Haag
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
9 oktober 2003 36-03-Fin AFP 2003-00692 U
Onderwerp
Antwoorden openstaande vragen Technische Briefing
Belastingplan 2004 c.a.
Bijgaand ontvangt u de antwoorden op nog
openstaande vragen die zijn gesteld tijdens de
technische briefing op 24 september 2003 over het
Belastingplan 2004 c.a. Met betrekking tot uw
verzoek inzicht te geven in de economische effecten
van het pakket van maatregelen rondom de eigen
woning moet ik u helaas melden dat het onderzoek
door het CPB nog loopt. De verwachting is dat de
gevraagde effecten begin volgende week beschikbaar
komen. Ik zal deze gegevens u dan zo snel mogelijk
toesturen.
Vraag
Kan voor verschillende inkomensniveaus een
cijfervoorbeeld worden gegeven hoe de maatregelen
met betrekking tot VUT en prepensioen uitwerken en
kan inzicht worden gegeven hoeveel iemand nog extra
kan sparen als hij in 2006 met VUT wil gaan?
Antwoord
Hierna wordt een aantal algemene voorbeelden
gegeven. Per individu kunnen de gevolgen van de in
het Belastingplan 2004 voorgestelde maatregelen
verschillen. Deze verschillen zijn onder andere
afhankelijk van afspraken in de betreffende CAO of
pensioenregeling, leeftijd, en het aantal gewerkte
jaren. In de onderstaande voorbeelden is als
uitgangspunt genomen dat de regelingen zelf niet
wijzigen als gevolg van de voorgestelde
maatregelen. De uitwerking is in praktijk bovendien
afhankelijk van de afspraken die na het invoeren
van de voorgestelde maatregelen worden gemaakt
tussen werkgevers en werknemers.
Gehanteerde veronderstellingen
In onderstaande voorbeelden wordt van de volgende
regeling uitgegaan: In een bedrijfstak bestaat een
prepensioenregeling. Deze houdt in dat werknemers
in 37,5 jaar een prepensioen opbouwen dat bij
uittreden op 61-jarige leeftijd recht geeft op 75%
van het laatstverdiende salaris, uit te keren tot
de ingangsdatum van het ouderdomspensioen (65
jaar). Per jaar bouwt een werknemer dus 2%
prepensioen op.
Er geldt een aanvullende overgangsregeling voor
werknemers die:
* Op het moment van invoering ouder waren dan 30
jaar en
* tot aan de prepensioeningangsdatum
ononderbroken deelnemer zullen blijven en
* voorafgaand aan de ingangsdatum van de
prepensioenregeling tenminste 10 jaar in de
bedrijfstak hebben gewerkt.
Bij uittreding op 61 jaar krijgen ze het door hen
opgebouwde prepensioen aangevuld tot 75% van het
laatstverdiende loon. Deze aanvulling wordt
gefinancierd door middel van een premie over het
loon van de actieven (omslagfinanciering, in
fiscale zin gelijk aan een VUT-regeling).
De aangesloten werkgevers zijn over de loonsom een
afzonderlijke premie verschuldigd voor de
prepensioenregeling en de aanvullende
overgangsregeling. De totale premie over de loonsom
is 5%. Werkgevers en werknemers betalen ieder de
helft van de premie.
Onderstaand wordt dit voorbeeld voor drie situaties
uitgewerkt (een situatie waarin de
prepensioenregeling pas is ingevoerd en dus nog
volledig uit VUT bestaat, een situatie waarin men
halverwege is met de omzetting van VUT in
kapitaalgedekt prepensioen en een situatie waarin
deze omzetting volledig is afgerond). In de
situatie dat de prepensioenregelingen reeds 100%
kapitaalgedekt zijn, is geen overgangsrecht meer
van toepassing.
Voorbeeld 1
· Werknemer A is 35 jaar en verdient ¤
24.000 (ongeveer 150% WML). Zijn marginaal tarief
is 40,35%.
· Werknemer B verdient eveneens ¤ 24.000.
Hij wordt op 1 januari 2005 61 jaar en treedt uit
onder de prepensioenregeling. Werknemer B heeft de
laatste 10 jaar in de bedrijfstak gewerkt.
Voorbeeld 2
· Werknemer A is 35 jaar en verdient ¤
30.000 (ongeveer modaal). Zijn marginaal tarief is
42%.
· Werknemer B verdient eveneens ¤ 30.000.
Hij wordt op 1 januari 2005 61 jaar en treedt uit
onder de prepensioenregeling. Werknemer B heeft de
laatste 10 jaar in de bedrijfstak gewerkt.
Voorbeeld 3
· Werknemer A is 35 jaar en verdient ¤
60.000 (ongeveer tweemaal modaal). Zijn marginaal
tarief is 52%.
· Werknemer B verdient eveneens ¤ 60.000.
Hij wordt op 1 januari 2005 61 jaar en treedt uit
onder de prepensioenregeling. Werknemer B heeft de
laatste 10 jaar in de bedrijfstak gewerkt.
In de verschillende situaties wordt voor de
bovenstaande drie voorbeelden steeds aangegeven wat
de effecten zouden zijn als de regeling ongewijzigd
wordt voortgezet na invoering van de maatregelen
uit het BP04 en wat de effecten zouden zijn als de
regeling niet wordt voortgezet als gevolg van de
gewijzigde regelgeving. Daarbij is voor werknemer B
(de uitkeringsgerechtigde) het inkomenseffect bij
het niet voortzetten van de regeling niet van
toepassing verklaard, omdat voor hem twee
onvergelijkbare situaties ontstaan.
Tabel: Netto inkomensmutatie over 4 jaar in
procenten ten opzichte van bestaande situatie
Bruto inkomen VUT/prepensioenregeling
100% VUT50% VUT 0% VUT
0% pp 50% pp 100% pp
24.000
Na BP04 doorgaan met
prepensioenregeling
- werknemer A -0,0% -1,9% -2,9%
- uitkeringsgerechtigde -13,3% -1,1% 0,0%
(wkn B)
- werkgever 0% 0% 0%
Niet doorgaan met
prepensioenregeling
- werknemer A 1,0% 2,8% 3,7%
- uitkeringsgerechtigde n.v.t. n.v.t. n.v.t.
(wkn B)
- werkgever 0% 0% 0%
30.000
Na BP04 doorgaan met
prepensioenregeling
- werknemer A -0,0% -2,0% -3,1%
- uitkeringsgerechtigde -11,6% -0,8% 0,0%
(wkn B)
- werkgever 0% 0% 0%
Niet doorgaan met
prepensioenregeling
- werknemer A 1,1% 2,9% 3,8%
- uitkeringsgerechtigde n.v.t. n.v.t. n.v.t.
(wkn B)
- werkgever 0% 0% 0%
60.000
Na BP04 doorgaan met
prepensioenregeling
- werknemer A -0,0% -2,8% -4,3%
- uitkeringsgerechtigde -10,5% -1,4% 0,0%
(wkn B)
- werkgever 0% 0% 0%
Niet doorgaan met
prepensioenregeling
- werknemer A 1,0% 3,1% 4,3%
- uitkeringsgerechtigde n.v.t. n.v.t. n.v.t.
(wkn B)
- werkgever 0% 0% 0%
Vraag
Kan inzicht worden gegeven in aantallen
VUT/prepensioenregelingen c.q. aantal CAO's waarin
dit voorkomt?
Antwoord
Op korte termijn zal door de minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid de Najaarsrapportage CAO
afspraken 2003 worden aangeboden aan de Tweede
Kamer. In deze rapportage wordt onder andere
inzicht gegeven in de afspraken in CAO's met
betrekking tot VUT en prepensioenregelingen.
Vraag
Kan inzicht worden gegeven hoeveel personen met
ingang van 1-1-2005 met VUT zouden gaan. Met andere
woorden hoeveel mensen zouden worden getroffen?
Antwoord
Op dit moment bestaat de groep VUT- en
prepensioengerechtigden uit circa 120.000 VUT-ters
en circa 110.000 mensen die met prepensioen
zijn. Dit prepensioen is in veel gevallen voor een
deel nog omslaggefinancierd. Bij een gemiddelde
looptijd van 4 jaar van de uitkeringen, is de
jaarlijkse in- en uitstroom ongeveer 25%. In 2005
zouden dus ongeveer 30.000 mensen met VUT gaan en
ook bijna 30.000 met prepensioen. Van de 30.000
uittredende werknemers met prepensioen heeft een
deel een volledig kapitaalgedekt prepensioen. Voor
het overige deel, waarbij de uitkering gedeeltelijk
op omslagbasis wordt gefinancierd, zullen de
voorgestelde maatregelen voor het
omslaggefinancierde deel dezelfde gevolgen hebben
als voor VUT.
Vraag
Kan een onderverdeling van de lastenverlichting van
40 mln bij de autokostenfictie worden gegeven?
Antwoord
Bijgaand een onderverdeling van de budgettaire
effecten van de maatregelen in de autokostenfictie.
Groep Budgettair
(¤ mln)
Van 10% of 15% naar 0% -40
Van 10% naar 20% 70
Van 15% naar 20% 50
Van 20% naar 20% 0
Van 25% naar 20% -110
Vervallen bijtelling -10
bestelauto's
Totaal -40
Vraag
Kunnen de effecten van de uniforme
kilometervergoeding worden gegeven?
Antwoord
Bijgevoegd treft u een inkomenseffectenmatrix van
de uniforme reiskostenvergoeding. Hiermee kan per
individuele verdeling voor woon-werkverkeer en
zakelijk verkeer afgelezen worden wat de netto meer
of minder te betalen belasting is uitgaande van een
gemiddeld marginaal tarief van 41%. Hierbij is
verondersteld dat de werknemer in 2003 en 2004
dezelfde vergoeding van zijn werkgever krijgt; 15
cent voor alle kilometers woon-werkverkeer en 28
cent voor alle zakelijke kilometers.
Tabel effecten uniform onbelaste
kilometervergoeding (- = netto nadeel; + netto
voordeel)
Woon-werkvZakelijke kilometers
kilometers
0 5.00010.00015.00020.00025.00030.000
0 0 -226 -451 -677 -902 -1128 -1353
5.000 0 -185 -410 -636 -861 -1087 -1312
10.000 0 -144 -369 -595 -820 -1046 -1271
15.000 283 180 -45 -271 -496 -722 -947
20.000 590 529 303 78 -148 -373 -599
25.000 898 877 652 426 201 -25 -250
30.000 1205 1205 1000 775 549 324 98
De Staatssecretaris van Financiën,
Mr. drs. J.G. Wijn
---
Opgemerkt kan worden dat deze 40 mln derving
betrekking heeft de automobilisten die door het
vervallen van de bijtelling voor woonwerk verkeer
onder de 500 kilometers privé gebruik komen
waardoor er geen bijtelling meer plaatsvindt. Voor
andere automobilisten zal het wegvallen van de
woonwerk verkeer kilometers geen effect hebben
aangezien ze binnen de bijtelling blijven tegen het
uniforme tarief van 20%.
Ministerie van Financiën