De voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
BZ 2003-834 M
Onderwerp
Beleid inzake tijdelijke agentschapstatus
1. Inleiding
Met mijn brief van 31 maart 2001 (TK 2000-2001,
23 171, nummer 4) is de tijdelijke
agentschapstatus geïntroduceerd. Als
ontwikkeling is destijds gesignaleerd dat enkele
extern verzelfstandigde diensten weer terugkeren
binnen de grenzen van een ministerie waarbij de
agentschapstatus wenselijk wordt geacht. In deze
brief kom ik nader terug op uw vragen over de
toepassing van de voorhangprocedure voor de
toekenning van de tijdelijke agentschapstatus en
stel ik voor de doelgroep te verbreden.
2. Achtergrond introductie tijdelijke
agentschapstatus
De tijdelijke agentschapstatus - zoals die in
maart 2001 is geïntroduceerd - is bedoeld voor
diensten die teruggehaald worden binnen de
grenzen van een ministerie. Dit wordt vooral
ingegeven door de politieke wens om meer grip te
kunnen krijgen op de uitvoering van de taken die
deze organisaties uitvoeren. De taakuitvoering
onder de volledige ministeriële
verantwoordelijkheid brengen staat voorop.
Deze voorheen extern verzelfstandigde diensten
voeren al een baten-lastenadministratie. Binnen
de rijksdienst hebben evenwel alleen
agentschappen toestemming om het afwijkende
beheer van een baten-lastenadministratie te
voeren. Om doelmatigheidsgronden wordt aan de
voorheen extern verzelfstandigde diensten
toegestaan dat deze als overgang naar de
volwaardige agentschapstatus de
baten-lastenadministratie mogen blijven voeren.
De tijdelijke agentschapstatus biedt de tijd om
de vereiste organisatorische veranderingen door
te voeren en alsnog aan de
instellingsvoorwaarden te gaan voldoen.
De tijdelijke agentschapstatus is voor het
terughalen van een aantal extern
verzelfstandigde diensten toegepast. Vaak wordt
de terugkerende organisatie gefuseerd met een
departementale dienst. Aan het totaal van deze
gefuseerde organisatie is dan de tijdelijke
agentschapstatus toegekend. Om voldoende
waarborgen te hebben dat de organisatie het
potentieel heeft om aan de
instellingsvoorwaarden voor agentschappen te
voldoen, wordt door het Begeleidingsteam
Verzelfstandigingen een aanvangsdoorlichting
gedaan.
De tijdelijke agentschapstatus is tot op heden
toegekend aan het agentschap SZW (per 1 januari
2003 omgezet in een volwaardige
agentschapstatus), de Inspectie Werk & Inkomen
(SZW; beoogde datum volwaardige status is 1
januari 2005), het Studiecentrum Rechtspleging
(Justitie; beoogde datum volwaardige status is 1
januari 2005), Novem (EZ; aanvraag voor
volwaardige agentschapstatus per 1 januari 2004
is ingediend), het Nederlands Vaccin Instituut
(VWS; beoogde datum volwaardige status is 1
januari 2005) en de Voedsel en Waren Autoriteit
(LNV en voorheen VWS; beoogde datum volwaardige
status is 1 januari 2006).
3. Doelgroep voor het instrument tijdelijke
agentschapstatus
De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) wijkt af
van de doelgroep waarvoor het instrument
tijdelijke agentschapstatus in 2001
geïntroduceerd is. Er is immers geen sprake
geweest van het terugkeren binnen de rijksdienst
van een extern verzelfstandigde organisatie. In
de brief van 23 januari 2003 waarin u over de
verlening van de status voor de VWA bent
geïnformeerd (TK 2002-2003, 26 991, nummer 81),
staat dit ook toegelicht. De VWA is een fusie
van de bestaande agentschappen Rijksdienst voor
de Keuring van Vee en Vlees (RVV) en de
Keuringsdienst van Waren (KvW) uitgebreid met
een kleine centrale staf. Voor de toekenning van
de tijdelijke agentschapstatus is geen
aanvangsdoorlichting door het Begeleidingsteam
Verzelfstandigingen nodig geacht.
De toekenning is gemotiveerd met het feit dat de
VWA een fusie van twee bestaande agentschappen
is die op zich zelf al moeten voldoen aan de
instellingsvoorwaarden voor agentschappen. Door
de fusie is aanpassing van de bestuurlijke
inbedding nodig en ontstaan verder gevolgen door
de harmonisatie of zelfs integratie van
werkprocessen. Dit maakt dat de fusieorganisatie
als totaal tijdelijk strikt genomen niet
volledig voldoet aan de instellingsvoorwaarden
voor agentschappen. Het gaan voldoen aan de
instellingsvoorwaarden is uitsluitend mogelijk
als de fusiepartners in één organisatie en onder
één leiding staan. Om deze redenen heeft de
Ministerraad besloten tot toepassing van de
tijdelijke agentschapstatus.
Nu doet zich bij het ministerie van Landbouw bij
het ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit een min of meer vergelijkbare
situatie voor. Het betreft een fusie van de
bestaande agentschappen Bureau Heffingen en
Laser en de gewone diensten Loket LNV en
Basisregistraties LNV tot de Dienst Regelingen
LNV (DRL). De minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit informeert u afzonderlijk over
deze voorgenomen fusie en de wens om daaraan de
tijdelijke agentschapstatus toe te kennen.
De komende jaren kan het zich vaker gaan
voordoen dat onderdelen van ministeries gaan
fuseren. De doelstelling om de rijksoverheid
efficiënter te laten werken, ligt hier veelal
aan ten grondslag. De volgende situaties kunnen
zich dan voor doen:
§ Een organisatie die van buiten de
rijksoverheid wordt teruggehaald binnen de
grenzen van een ministerie (zoals bij Novem en
SSR) eventueel met samenvoeging van een gewone
dienst (zoals bij het agentschap SZW, IWI en
NVI).
§ Twee bestaande agentschappen die gaan
fuseren tot een nieuw agentschap (zoals bij de
Voedsel en Waren Autoriteit).
§ Een agentschap dat gaat fuseren met
een gewone dienst (zoals bij de Dienst
Regelingen LNV) of met een tijdelijk agentschap.
Het is dan niet vanzelfsprekend dat de
gefuseerde organisatie direct en volledig aan de
instellingsvoorwaarden voldoet. Als gevolg van
de fusie wordt veelal een integratie van
werkprocessen gezocht, hetgeen betekent dat er
eerst aanpassingen moeten worden aangebracht
voordat de desbetreffende dienst als totaal weer
voldoet aan de instellingsvoorwaarden. Om de
fusie niet te belemmeren en zo de efficiency zo
snel mogelijk te kunnen realiseren, ben ik
voornemens de tijdelijke agentschapstatus
hiervoor te benutten. Dit betekent een
verbreding van de doelgroep voor het instrument
van de tijdelijke agentschapstatus.
Net als u hecht ik aan voldoende waarborgen dat
de tijdelijke agentschapstatus inderdaad ook een
opstap is naar de volwaardige agentschapstatus.
Normaliter wordt door het Begeleidingsteam
Verzelfstandigingen een aanvangsdoorlichting
uitgevoerd om vast te stellen of de
desbetreffende dienst wel het potentieel heeft
om na afloop van het overgangsregime te voldoen
aan de instellingsvoorwaarden. Wanneer bestaande
agentschappen met elkaar fuseren, lijkt deze
doorlichting overbodig. Immers, de afzonderlijke
agentschappen hebben zich reeds eerder
gekwalificeerd voor de agentschapstatus. In de
situaties dat in de fusie ook gewone
departementsonderdelen meegaan, wordt wel een
aanvangsdoorlichting verricht. De diepgang van
deze doorlichting is afhankelijk van het aandeel
van deze diensten in de fusie. Het plan van
aanpak waarin de ontwikkeling van het tijdelijke
agentschap tot een volwaardig agentschap wordt
beschreven, vormt eveneens een belangrijke
waarborg. Dit plan van aanpak wordt dan ook in
het vervolg voorafgaand aan de beoogde start als
tijdelijk agentschap aan u verzonden.
4. Toepassing voorhangprocedure
Bij de vragen die u gesteld heeft over de tweede
rijksbrede evaluatie van het agentschapmodel (TK
2002-2003, 28 737 nummer 2) heeft u aangegeven
te hechten aan de toepassing van de in de
Comptabiliteitswet opgenomen voorhangprocedure.
Tot op heden is de voorhangprocedure uitsluitend
toegepast bij de toekenning van een volwaardige
agentschapstatus. In het vervolg zal deze
overeenkomstig uw wens ook worden toegepast bij
de toekenning van de tijdelijke
agentschapstatus. Een voornemen om de tijdelijke
agentschapstatus toe te kennen wordt u
schriftelijk gemeld. In de desbetreffende brief
wordt waar aan de orde eveneens ingegaan op de
door het Begeleidingsteam Verzelfstandigingen
verrichte aanvangsdoorlichting en op de
hoofdlijnen van het plan van aanpak voor de
omzetting van de beoogde tijdelijke status in
een volwaardige agentschapstatus. Een uitgewerkt
plan van aanpak wordt dan later maar ook nog
voor de start als tijdelijk agentschap aan u
toegestuurd.
Artikel 18 derde lid uit de Comptabiliteitswet
2001 biedt mij de mogelijkheid aanvullende
regels te stellen voor agentschappen. Zoals in
de beantwoording van de kamervragen op 21 mei
2003 aangegeven (TK 2002-2003, 28 737 nummer 2),
zal ik deze bevoegdheid gebruiken om in de
tweede helft van 2003 de instellingsprocedure
agentschappen de status van ministeriële
regeling te geven. Daarin is een artikel
opgenomen over de voorwaarden en procedure die
gelden voor de toekenning van de tijdelijke
agentschapstatus. Over deze regeling zal ik
zoals gebruikelijk advies vragen aan de Algemene
Rekenkamer waarna ik de regeling aan u zal
opsturen.
DE MINISTER VAN FINANCIËN
Ministerie van Financiën