Ministerie van Defensie

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

Onderwerp Antwoorden op vragen over de ontwerpbegroting van Defensie voor 2004 (29 200 X).

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Defensie naar aanleiding van de ontwerpbegroting van Defensie voor het jaar 2004 (29 200 X).

DE MINISTER VAN DEFENSIE

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

1. Is in het recente verleden bij de aanschaf van nieuw materieel onvoldoende rekening gehouden met de stijgende exploitatielasten? In hoeverre gaat dit op voor de thans lopende materieelprojecten?

Bij de beoordeling van een aanschaf van nieuw materieel of nieuwe uitrustingsstukken wordt steeds rekening gehouden met de actuele inzichten in de exploitatiekosten. In het Defensie Materieelproces is vastgelegd dat van iedere kandidaat bij een materieelproject de schattingen van de verwachte exploitatiekosten worden gevalideerd. Tijdens de instandhoudingsfase kunnen zich niettemin onvoorziene omstandigheden voordoen als gevolg waarvan de exploitatiekosten hoger uitvallen dan was geraamd.

Pagina 2/36

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

2. In hoeverre zijn de opgelegde bezuinigingen verantwoordelijk voor het feit dat de budgetflexibiliteit is gedaald, waardoor de stijgende exploitatielasten onvoldoende kunnen worden opgevangen en noodzakelijke investeringen uitblijven?
Dit valt niet exact te berekenen. Wel is duidelijk dat ook vóór de bezuinigingen in het Strategisch Akkoord al sprake was van een afnemende budgetflexibiliteit als gevolg van de gestegen kosten van de personele en materiële exploitatie.

Pagina 3/36

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

3. Kan de regering in percentages aangeven hoeveel Defensiematerieelprojecten vanaf 45 miljoen de afgelopen tien jaar duurder zijn uitgevallen dan aanvankelijk begroot en met welke percentages?

De afgelopen tien jaar, vanaf begin 1993, zijn ruim dertig D-brieven over projecten groter dan 45 miljoen aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit betreft projecten zoals de NH-90 maritieme helikopters, het amfibisch transportschip, de luchtverdedigings- en commandofregatten, de gevechtswaardeverbetering van de Leopard-2, antitankwapens voor de middellange afstand, het persoonlijke wapen van de individuele militair, de "midlife update" van de F-16, de vernieuwing van de luchttransportcapaciteit en bewapende helikopters. Vergelijking van het projectbudget uit de D-brief met dat uit de A-brief (behoeftestelling) wijst uit dat veel projecten duurder worden, maar ook dat even veel projecten goedkoper blijken uit te vallen. Daarbij is soms sprake van aanzienlijke verschillen. Om hieraan percentages te verbinden is echter weinig zinvol en algemene conclusies vallen hieraan evenmin te verbinden, zoals hieronder wordt verduidelijkt. In de eerste plaats kan de financiële raming ten tijde van de behoeftestelling om verschillende redenen doorgaans slechts indicatief en planmatig zijn. Die raming wint pas gaandeweg aan hardheid, naarmate de informatie over het te verwerven materieel toeneemt. Gedurende de loop van het project worden namelijk de operationele eisen vertaald in technische specificaties, die beter zicht bieden op het benodigde materieel. Mede om die reden wordt pas in de loop van het project contact gezocht met mogelijke leveranciers. Een eerdere marktverkenning is niet mogelijk.
Tegen deze achtergrond is het Defensiematerieel Proces in fasen opgedeeld, waarbij na iedere fase politieke besluitvorming is voorzien. In iedere DMP-fase wordt de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte herijkt: ook dat kan leiden tot veranderingen die gevolgen hebben voor de prijs. Een en ander wordt vervolgens in DMP- brieven voor de Tweede Kamer uiteengezet.
Pagina 4/36

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

In de tweede plaats worden projectbedragen - los van veranderingen binnen het project - doorgaans jaarlijks gecorrigeerd voor de inflatie, de prijspeilcompensatie. Ook in de realisatiefase is nog sprake van prijspeil- en koersaanpassingen. Daartoe bevat het verwervingscontract afspraken over de prijsescalatie. De geschiedenis van materieelprojecten is zeer divers, mede omdat projecten zich vaak over vele jaren uitstrekken en in die tijd soms ingrijpende veranderingen ondergaan. Zo heeft het jarenlange proces van herstructurering en verkleining van de krijgsmacht, dat is ingezet met de Defensienota 1990 en de Prioriteitennota 1993, geleid tot uiteenlopende, drastische ingrepen in materieelprojecten. Voorbeelden hiervan zijn de ontwikkeling van de aantallen tanks en jachtvliegtuigen de afgelopen tien jaar. Daarom is het onmogelijk algemene conclusies te formuleren over de prijsontwikkeling van projecten. En daarom is het niet zinvol prijsstijgingen of ­verlagingen zonder nadere toelichting per project te vermelden. Om dit te onderstrepen worden hier voor enkele projecten de ramingen uit de A-fase vergeleken met het verwervingsbedrag uit de D-brief, per project voorzien van een korte toelichting. Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM) In de voorstudie van het Trojkasysteem (Kamerstuk 23 400 X, nr, 17 van 19 november 1993) werden de totale projectuitgaven geraamd op 555 miljoen (prijspeil 1993). In de brief van 25 februari 1997 (Kamerstuk 25 000 X, nr. 59) over de voltooiing van de studiefase van PAM is de projectomvang vastgesteld op 720 miljoen (prijspeil 1996). De D-brief over PAM fase 1 van 7 november 2001 (Kamerstuk 27 830, nr. 11) vermeldt een projectbudget van 618,5 (prijspeil 2001), waarvan 361,7 miljoen voor fase 1. Hierbij moet worden aangetekend dat het project in de tussenliggende jaren ingrijpend is veranderd. In 1993 ging het om het ombouwen van drie mijnenjagers van de Alkmaar-klasse tot moederschip voor het Trojkasysteem, het bouwen van drones, een verbeterd jachtsysteem voor vier mijnenjagers en levensduurverlengend onderhoud van twee Noordzee-opnemingsvaartuigen. In de tussentijd is de bouw van twee hydrografische opnemingsvaartuigen een afzonderlijk project geworden. Na een aantal verdere aanpassingen voorziet PAM nu in de aanpassing van tien mijnenbestrijdingsvaartuigen. Daarmee is ten opzichte van 1993 sprake van een nagenoeg geheel ander project.
Pagina 5/36

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

Gevechtswaardeverbetering Pantserrups tegen luchtdoelen (PRTL) In de brief over de voorstudiefase van de gevechtswaardeverbetering PRTL van 27 april 1989 (Kamerstuk 20 800 X, nr. 49) is voor de opwaardering van alle 95 PRTL-systemen 400 miljoen (prijspeil 1987) voorzien. Als gevolg van de Prioriteitennota 1993 is het aantal PRTL'n verlaagd tot 60. In de D-brief van 15 april 1996 (Kamerstuk 24 400 X, nr. 90) is het projectbudget verlaagd naar 279 miljoen (prijspeil 1996). Radargeleide lucht-luchtwapens ten behoeve van de F-16 In de A-brief over radargeleide lucht-luchtwapens (Amraam) van 25 oktober 1993 (Kamerstuk 23 400 X, nr. 6) bedraagt het totale budget 1140 miljoen (prijspeil 1993). In de eerste fase zouden de RF ("reaction forces")- squadrons van Amraam worden voorzien ( 480 miljoen), in de tweede fase de squadrons behorende tot de "main defence forces" ( 660 miljoen). De D-brief van 26 juni 1995 (Kamerstuk 23 900 X, nr. 91) betrof alleen fase 1: de verwerving van 200 Amraam-raketten voor 170 miljoen (prijspeil 1995). Van een tweede fase zal het niet meer komen, omdat het huidige beleid erin voorziet dat alleen de RF-inzet bepalend is voor het wapenpakket.

Pagina 6/36

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

4. Kan uit de zinsnede dat voorrang zal worden verleend aan kwaliteit boven kwantiteit worden afgeleid dat dit binnen Defensie tot voor kort niet het geval was? Zo ja, waarom en kan de regering hiervan concrete voorbeelden geven?
Nee. Ook in het recente verleden is dikwijls gekozen voor kwaliteit boven kwantiteit, getuige de grote reducties en gelijktijdige moderniseringsprogramma's van het afgelopen decennium. Ook die maatregelen, waaronder de opschorting van de dienstplicht, leidden tot een kleinere krijgsmacht die over moderne middelen kan beschikken. Als gevolg van deze maatregelen beschikt Nederland thans over een kwalitatief hoogwaardige krijgsmacht waarop in het kader van crisisbeheersingsoperaties een beroep kan worden gedaan.

Pagina 7/36

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

5. In welk jaar verwacht de regering dat het investeringspercentage op twintig ligt?

In de begroting 2004 wordt de volgende reeks van investeringspercentages voorzien: 2004: 18,5 procent,
2005: 19,8 procent,
2006: 19,5 procent,
2007: 20,9 procent,
2008: 21,3 procent.

Pagina 8/36

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

6. Kan de regering aangeven welke structurele kosten zijn verbonden aan het instandhouden van achtereenvolgens de mobilisabele component, marinevliegkamp Valkenburg -met een aparte vermelding van de maritieme patrouillegroep-, vliegbasis Twenthe, vliegbasis Soesterberg en de basis in Seedorf?
De structurele kosten verbonden aan de instandhouding van de mobilisabele component bedragen jaarlijks ongeveer 20 miljoen. Voor de Groep maritieme patrouillevliegtuigen, inclusief het marinevliegkamp Valkenburg, bedragen deze kosten jaarlijks ongeveer 58 miljoen, voor de vliegbasis Twenthe ongeveer 26 miljoen, voor de vliegbasis Soesterberg ongeveer 20 miljoen en voor de basis in Seedorf, inclusief het aanhouden van 41 Mechbrig, ongeveer 40 miljoen.
Als de Groep maritieme patrouillevliegtuigen naar een ander militair vliegveld zou worden verplaatst, zouden de jaarlijkse exploitatielasten (ten opzichte van de eerder genoemde 58 miljoen per jaar) op basis van een eerste schatting en afhankelijk van de locatie, tussen de 6,5 en 10 miljoen lager uitvallen. Overigens zou de instandhouding van deze en andere capaciteiten en objecten inhouden dat voorziene verkoopopbrengsten niet worden verwezenlijkt.

Pagina 9/36

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

7. Welk deel van de EUR 5 miljoen die in 2004 wordt besteed aan de versterking van de inzetbaarheid van de transporthelikopters gaat naar de Chinook-helikopters en welk deel naar de Cougar- helikopters?

De Koninklijke luchtmacht onderzoekt thans hoe de inzetbaarheid van de transporthelikopters op zo doelmatig mogelijke wijze kan worden verbeterd. De maatregelen zullen gericht zijn op het bekorten van de doorlooptijden van inspecties, de verbeterde beheersing van de interne logistiek, de betere ondersteuning van de betrokken vliegtuigfabrikanten en extra reservedelen. De prijzen en de levertijden van de extra reservedelen zullen bepalend zijn voor de verdeling in 2004 van de 5 miljoen over de Chinook-helikopters en de Cougar-helikopters.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

8. Betekent de voorgenomen sluiting van vliegbasis Soesterberg ook het einde van de mogelijkheid voor traumahelikopters om in de regio Utrecht gebruik te maken van landingsplaatsen? Welke initiatieven heeft de minister van Defensie genomen om er voor te zorgen dat faciliteiten voor de traumahelikopters in de regio Utrecht in stand kunnen blijven? Heeft er overleg plaatsgevonden met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en/of de provincie Utrecht en/of derden over het herplaatsen van de faciliteiten voor de traumahelikopters? Nee. Slechts de mogelijkheid om ook vliegbasis Soesterberg te gebruiken als landingsplaats komt te vervallen. De traumahelikopter kan nog steeds gebruikmaken van de landingsplaats bij het Utrecht Medisch Centrum. Voor faciliteiten in de regio (zoals tanken) moet de traumahelikopter in de toekomst gebruikmaken van de nationale luchthaven Schiphol, luchthaven Lelystad of luchthaven Rotterdam. Uiteraard blijven de militaire vliegvelden buiten de stedendriehoek gewoon beschikbaar voor traumahelikopters.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

9. In de brief staat dat NL een actieve bijdrage wil gaan leveren aan de NATO Response Force (NRF) en dat dit extra beslag zal leggen op de eenheden die aan de reactiemacht deelnemen. Kan de regering aangeven om welke eenheden het gaat en in welke mate beslag op deze eenheden gelegd gaat worden.
10. Betekent het oormerken van daarvoor te selecteren eenheden voor uitsluitend de NRF niet een bijzondere beperking van de mogelijkheden om een substantieel aantal eenheden daarvoor aan te wijzen? Gaat het hier om een eis die door NAVO is gesteld? Betekent dit tevens dat wanneer wordt deelgenomen aan een langdurige crisisbeheersingsoperatie met bijvoorbeeld lichte eenheden (zoals mariniers resp. luchtmobiele troepen) dat dergelijke eenheden niet tegelijkertijd voor de NRF geoormerkt kunnen zijn?
11. Wordt een eventuele deelname van Nederlandse troepen aan de nog in oprichting zijnde NRF bij daadwerkelijke uitzending aan het parlement voorgelegd? Over de precieze bijdrage die Nederland de komende tijd zal leveren aan de NATO Response Force en de eventuele gevolgen voor de besluitvormingsprocedures ten aanzien van de uitzending van Nederlandse militairen bent u inmiddels per brief apart ingelicht. Om aan de doelstelling van snelle inzetbaarheid te kunnen voldoen kan het nodig zijn de huidige besluitvormingsprocedure versneld uit te voeren of deze aan te passen. Mede gelet op de ervaringen tot dusver, gaat de regering er voorshands van uit dat de huidige besluitvormingsprocedure voor de interim-periode tot oktober 2004 toereikend is. Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

12. Streeft de regering nog steeds naar het voorkomen van duplicatie ten aanzien van Navo en EVDB?

Ja. De regering staat inderdaad op het standpunt dat onnodige duplicatie tussen de Navo en de Europese Unie moet worden vermeden en onderstreept in dit verband dan ook het belang van de totstandkoming van de regelingen tussen Europese Unie en de Navo over het gebruik van Navo-middelen door de Unie ("Berlijn- plus").

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

13. Wat wordt het precieze taakveld van de op te richten hoofddirectie voor algemene beleidszaken? Indien van toepassing, op welke wijze gaat de regering een eventuele overlap en competentieproblemen met de staf van de Chef Defensiestaf (CDS) oplossen? 14. Wordt de staf van de CDS voldoende uitgebreid om adequaat te kunnen inspelen op het veranderde en verzwaarde takenpakket? Is er in genoemde staf ook plaats voor zogenaamde `high potentials' uit de Haagse staven of wordt er slechts gerekruteerd uit de Centrale Organisatie? In het kader van de bestuursvernieuwing binnen Defensie is een nieuwe bestuursstaf in oprichting. Nog voor de behandeling van de begroting van Defensie zal de Kamer hierover een brief ontvangen.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

15. Kan de regering per krijgsmachtdeel aangeven hoeveel staffuncties zullen verdwijnen en welk effect dit heeft op de apparaatsuitgaven?

De financiële taakstelling voor Defensie is verdeeld over een pakket van bezuinigingsmaatregelen. Per maatregel resulteert dit in een generieke taakstelling aan te reduceren functies. Zo zullen er in het kader van bestuursvernieuwing bij de staven 2.000 staffuncties verdwijnen. Een exacte verdeling van deze reductietaakstelling tussen de verschillende krijgsmachtdelen over de gehele kabinetsperiode is nog niet beschikbaar. Naarmate projecten ter uitvoering van de bezuinigingsmaatregelen verder zijn uitgewerkt, zal echter duidelijk worden hoeveel staffuncties er per krijgsmachtdeel zullen verdwijnen. Voor 2003 is deze reductie voor de Koninklijke marine bepaald op 123 staffuncties, voor de Koninklijke landmacht op 304 staffuncties, voor de Koninklijke luchtmacht op 98 staffuncties en voor de Koninklijke marechaussee op 19 staffuncties. De apparaatsuitgaven zullen navenant dalen. U zult van de stand van zaken van de personele reducties jaarlijks op de hoogte worden gehouden via de in mei aan te bieden jaarverslagen, voor het eerst in 2004.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

16. Welke harde garanties kan de regering geven dat de respectievelijke commandanten van de krijgsmachtdelen in de toekomst niet een vergelijkbare rol gaan vervullen als de huidige bevelhebbers?
De verwijdering van de bestuurslaag van de bevelhebbers en hun staven heeft tot gevolg dat hun taken elders zullen moeten worden belegd. Gedurende de overgangsperiode zal van elke taak en bevoegdheid, in het kader van het besturingsmodel, worden bepaald of deze kan vervallen of moet worden overgedragen aan de operationele commandant of aan functionarissen in de bestuursstaf dan wel in een van de dienstencentra. (waarin de ondersteunende functies worden ondergebracht). Hoe dan ook zullen de operationele commandanten van de krijgsmachtdelen de taken en bevoegdheden toebedeeld krijgen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het operationele proces.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

17. Is er in 2003 nog geld voor eventuele nieuwe crisisbeheersingsoperaties, bijvoorbeeld in Liberia, of moet Defensie in voorkomend geval, net als bij Irak, weer bijspringen?

Voor additionele uitgaven die samenhangen met de inzet van militaire middelen in crisisbeheersingsoperaties is binnen de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) een structurele voorziening opgenomen. Binnen deze voorziening moeten de additionele uitgaven van alle nieuwe crisisbeheersingsoperaties worden gedekt. Eventuele tekorten op deze voorziening moeten in eerste instantie binnen de HGIS worden gecompenseerd. Vanwege vertraging bij de realisatie van de additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties en, naar het zich thans laat aanzien, bij in 2003 te betalen VN-contributies bedraagt de thans voorziene vrije ruimte op de voorziening ongeveer 35 miljoen. Deze vrije ruimte kan worden aangewend voor nieuwe operaties. Daarbij moet wel de meerjarige doorwerking op het beschikbare budget in 2004 en latere jaren, dat wil zeggen de toereikendheid van de voorziening in het kader van nieuwe operaties, nader in beschouwing worden genomen.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

18. Welk type uitgaven die traditioneel op de Defensiebegroting stonden ten behoeve van de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba hebben geen betrekking op de inzet van Defensiemiddelen en worden overgeheveld naar de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties? Om welk bedrag gaat het?
De uitgaven die tot nu toe op de defensiebegroting stonden ten behoeve van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba en die geen betrekking hebben op de inzet van defensiemiddelen betreffen de salarisuitgaven voor het lokale burgerpersoneel, de salarisuitgaven voor het militair personeel dat is toegevoegd aan de kustwachtorganisatie, materiële uitgaven (uitgaven voor bijvoorbeeld onderhoud en gebruik van niet-defensie materieel, gebouwen en terreinen) en uitgaven voor investeringen in infrastructuur en groot materieel. Deze uitgaven worden met ingang van 2003 geraamd en verantwoord in de begroting van Koninkrijksrelaties (Begroting IV). De bedragen die worden overgeheveld betreffen het deel van deze uitgaven dat eerder ten behoeve van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba naar Defensie is overgeheveld en het deel van deze uitgaven dat Defensie (naast de uitgaven voor de inzet van defensiemiddelen) tot nu toe voor haar rekening nam. De overheveling bedraagt 10,9 miljoen in 2003, 4,1 miljoen in 2004, 4,4 miljoen in 2005 en structureel 4,6 miljoen vanaf 2006.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

19. Aan wie, binnen en buiten Defensie, komen de verkoopopbrengsten van overtollig defensiematerieel ten goede? Wat gaat er gebeuren met eventuele extra verkoopopbrengsten?

Op grond van de middelenafspraak tussen de ministeries van Financiën en van Defensie komen alle opbrengsten van verkopen van overtollige defensiegoederen in beginsel ten gunste van Defensie, met uitzondering van een franchise van 13,6 miljoen die ten gunste komt van het generale beeld. Voorts geldt tot en met 2004 een inspanningsverplichting, die inhoudt dat de eerste 25 miljoen verkoopopbrengsten hoger dan die in de begroting geraamd ten gunste komen van de algemene middelen. Daarnaast is in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken dat meevallende niet-belastingontvangsten vanaf 2004 ten gunste komen van het generale beeld. Deze meevallers mogen wel eerst worden aangewend om tegenvallende niet-belastingontvangsten te compenseren. Deze afspraak is ook van toepassing op de verkoopopbrengsten van overtollige defensiegoederen en houdt in dat de niet-beleidsmatige meeropbrengst ten opzichte van de in de begroting geraamde verkoopopbrengst allereerst kan worden aangewend om tegenvallers binnen de ontvangstenbegroting, waarna het saldo ten gunste komt van het generale beeld. Gelet op voornoemde afspraken is het aandeel van de verkoopopbrengsten dat door Defensie zelf kan worden gebruikt maximaal als de totale gerealiseerde verkoopopbrengst even hoog is als de totaal geraamde verkoopopbrengst. Al het mindere dient binnen de defensiebegroting te worden opgevangen, al het meerdere komt ten gunste van de algemene middelen. In de ontvangstenbegroting 2004 en meerjarenraming is rekening gehouden met de opbrengst van alle af te stoten roerende en onroerende goederen. Deze opbrengsten zijn in de uitgavenbegroting 2004 en meerjarenraming volledig belegd met uitgaven. Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

20. Bij welke Nederlandse ambassades in het buitenland zijn militair attachés geplaatst?

Bij de Nederlandse ambassades in de volgende steden zijn militair attachés geplaatst: Abu Dhabi, Athene, Ankara, Bagdad (tijdelijk), Belgrado, Berlijn, Boedapest, Boekarest, Cairo, Carácas, Damascus, Jakarta, Kiev, Londen, Madrid, Moskou, Oslo, Ottawa, Parijs, Praag, Rome, Tel Aviv, Vilnius, Warschau, Washington, Skopje, Zagreb.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

21. Worden in de plannen van de regering de functies van onder meer de Commandant der Zeemacht Nederland (CZMNED) en de Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied (CZMCARIB) gehandhaafd?
Ja.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

22. Bewijst de forse verhoging van het aantal vlieguren van de Orions in 2003 niet hun blijvend nut?

In 2002 hebben de maritieme patrouillevliegtuigen voor verschillende taken in totaal 5499 vlieguren gemaakt. In 2003 zal dat naar schatting 5250 vlieguren zijn. In 2003 is er dus sprake van een lichte daling.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

23. Vindt de regering het niet vreemd om een volgorde te hanteren waarbij eerst aangegeven wordt dat de Orions afgestoten worden, daarbij te concluderen dat de uitvoering van luchtverkenningstaken onverminderd van belang blijft en momenteel nog onderzoek moet worden gedaan naar geschikte alternatieven? Welke alternatieven zijn er voorhanden? Is er al enig vooruitgang in het onderzoek geboekt?
De Orion is op de eerste plaats voor onderzeebootbestrijding bedoeld. De onderzeebootdreiging op de open oceanen is echter afgenomen. Gezien het operationele vermogen van de moderne fregatten, de onderzeeboten en, vanaf 2007, de nieuwe NH-90 helikopters bestaat er minder behoefte aan maritieme patrouillevliegtuigen voor onderzeebootbestrijding. Resterende taken, in het bijzonder waarneming vanuit de lucht, kunnen goedkoper met andere middelen worden uitgevoerd. Gelet op de kosten die gemoeid zijn met de instandhouding van maritieme patrouillevliegtuigen is ervoor gekozen deze capaciteit af te stoten en prioriteit te geven aan het behoud en de versterking van andere capaciteiten van de Nederlandse krijgsmacht.
Tegelijkertijd heeft het kabinet vastgesteld dat de uitvoering van luchtverkenningstaken boven zee voor de Kustwacht Nederland en de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba onverminderd van belang blijft. In interdepartementaal verband wordt gezocht naar een gelijkwaardig alternatief, dat tijdig beschikbaar zal zijn. Dit onderzoek is nog gaande. De regering zal de Tweede Kamer daarover zo spoedig mogelijk inlichten.
Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

24. Zijn er, gezien het kostbare CUP Orion project, al kopers die geïnteresseerd zijn in de aanschaf van de Nederlandse Orions?
Verschillende landen hebben belangstelling getoond voor de overname van de Orions van de Koninklijke marine. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat dit ná het doorlopen van het project "Capability Upkeep Programme" Orion (CUP Orion) zal gebeuren. Er worden thans verkennende besprekingen gevoerd over de mogelijke verkoop van Orions in de CUP-versie. Uitgangspunt daarbij is een marktconforme prijs, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de CUP. Zo lang de onderhandelingen met potentiële kopers van de Orions voortduren, worden hierover in het openbaar geen inhoudelijke mededelingen gedaan.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

25. In hoeverre zijn de subsidies aan de Koninklijke marine jacht club en aan de Marine watersportvereniging noodzakelijk?

Defensie subsidieert deze verenigingen omdat zij de relatie met de samenleving en de binding van het (voormalige) personeel bevorderen. Dit laat onverlet dat het geheel van subsidies en bijdragen van Defensie thans onderwerp van studie is.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

26. Op welke wijze denkt de regering de herkenbaarheid van de bij het Korps Commando Troepen (KCT) geplaatste Commando's te garanderen? Op welke wijze past de exclusiviteit van de Groene Baret en de instelling van een Commandokoord hierin? Kan de kleurstelling van de nieuwe algemene baret van de Koninklijke Landmacht (KL) zodanig worden aangepast dat het onderscheidend vermogen van de Groene Baret van de Commando's wordt versterkt? De herkenbaarheid van de bij het Korps Commando Troepen (KCT) geplaatste commando's is gegarandeerd door de unieke felgroene commandobaret. Bovendien is deze groene commandobaret voorzien van het specifieke commando-embleem. Elke gecertificeerde commando zal daarnaast de commandonestel (schouderkoord) gaan dragen op het nieuwe dagelijkse tenue dat binnenkort wordt ingevoerd. De nestel werd tot voor kort alleen gedragen bij het geklede en avondtenue van officieren. Bij de invoering van het nieuwe dagelijkse tenue hoort een bijpassende donkergroene baret, de "KL-baret algemeen". Deze verschilt significant van kleur met de organieke commandobaret. Dat verschil is in de uitspraak in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag op 28 augustus 2003 nog eens vastgesteld. De rechter spreekt in zijn vonnis over "het duidelijke kleurverschil tussen de "KL-baret algemeen" en de "groene baret" (van het KCT). Het versterken van het onderscheidend vermogen van de groene commandobaret is naar de mening van de regering dan ook niet aan de orde. De nieuwe "KL- baretten algemeen" zijn overigens reeds besteld en grotendeels gefabriceerd. Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

27. Is er al meer bekend over de Nederlandse inzet bij het Boxer-project nu de Britten niet langer aan dit project deelnemen?

Nederland wil het Boxer-project voortzetten. De operationele behoefte aan een dergelijk voertuig is nog steeds valide en er zijn thans geen alternatieven op de markt die voldoen aan de eisen op het gebied van bescherming, mobiliteit en laadvermogen waarmee de Tweede Kamer heeft ingestemd. Thans wordt onderzocht onder welke voorwaarden het project bilateraal met Duitsland kan worden voortgezet en wat de gevolgen van het Britse besluit zijn.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

28. Welke kostenbesparing levert het afzien van de gevechtswaardeverbetering van de Leopard 2 voor het aantal tanks ter grootte van drie bataljons op?

De gevechtswaardeverbetering Leopard 2 is voorzien voor 180 tanks, inclusief de algemene reserve en de tanks voor opleidingen. Na de voorziene reducties houdt de Koninklijke landmacht in de toekomst 110 tanks over. Het is niet mogelijk alsnog af te zien van de gevechtswaardeverbetering van de 70 tanks die op termijn worden afgestoten. Het project, dat uit twee fasen bestaat, is al in een vergevorderd stadium. De eerste fase is voltooid, terwijl de tweede fase volledig is verplicht en ook voor een belangrijk deel is uitgevoerd. Ontbinding van het contract zal dan ook maar tot beperkte besparingen leiden die niet opwegen tegen de verwachte meeropbrengst bij de verkoop of ruil van de verbeterde tanks.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

29. Betekent het feit dat de begrote bedragen voor het project vervanging vuurmond M109 ten opzichte van de vorige begroting nauwelijks zijn gewijzigd, dat Noorwegen geen M109's van Nederland zal afnemen?
Noorwegen neemt geen M109 vuurmonden over van Nederland. Defensie heeft in 2002 zevenenvijftig vuurmonden "PanzerHaubitze 2000" besteld, die allemaal zullen worden afgenomen. Hiervan komen achttien stuks in aanmerking voor de ruilovereenkomst met Noorwegen.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

30. Welke ervaringen bestaan internationaal met Stinger-platforms?

Binnen de Navo hebben alleen de Verenigde Staten en Duitsland operationele ervaring opgedaan met Stinger-platforms. In de Verenigde Staten zijn de platforms op wielvoertuigen en pantservoertuigen gebouwd en onder gevechtshelikopters aangebracht. In Duitsland is het systeem gebouwd op pantservoertuigen. De ervaringen hiermee zijn positief.
Griekenland en Turkije hebben op dit ogenblik platforms in productie. Deze worden binnenkort operationeel. Het Griekse platform wordt gebouwd op wielvoertuigen en het Turkse op pantserrups- en wielvoertuigen. Beide landen hebben nog geen operationele ervaring met de platforms opgedaan.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

31. Wat is de actuele stand van zaken wat betreft de nacht- en slecht-weer-zichtcapaciteit van de luchttransportvloot?

De gehele luchttransportvloot is voorzien van weerradars om slecht weer te signaleren en te vermijden voor zover mogelijk en noodzakelijk.
Geen van de cockpits van transportvliegtuigen is op dit moment voorbereid voor het gebruik van nachtzichtapparatuur. Om de C-130 in staat te stellen bij duisternis op geheel onverlichte vliegvelden te landen, moet het toestel worden voorzien van nachtzichtcapaciteit. Bij het project 'cockpit-upgrade' voor de C-130 wordt rekening gehouden met voorzieningen voor nachtzichtapparatuur. Thans verkeert het verwervingsproces in een eerste stadium, namelijk de inventarisatie van productalternatieven voor de 'cockpit-upgrade'. Op grond van de operationele praktijk bij de Navo-bondgenoten wordt bezien hoe dergelijke systemen in het operationele concept kunnen worden ingepast en wat het benodigde opleidingstraject is. De analyses zijn voor het einde van het jaar klaar.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

32. Kan de regering concrete voorbeelden geven van hulpverleningsprojecten die met gelden van ontwikkelingssamenwerking (OS) worden betaald?

Zoals blijkt uit het beleidskader civiel-militaire samenwerking stelt Buitenlandse Zaken / Ontwikkelingssamenwerking in beginsel 50.000 beschikbaar aan Defensie voor de uitvoering van Cimic- activiteiten per crisisbeheersingsoperatie waaraan Nederland een aanzienlijke bijdrage levert. Aanvullende fondsen voor Cimic-activiteiten kunnen door Buitenlandse Zaken ter beschikking worden gesteld na beoordeling van projectvoorstellen van Defensie in de Interdepartementale Overlegstructuur Cimic. In Irak heeft het Nederlandse detachement 50.000 ter beschikking voor Cimic-activiteiten. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft een aanvullend bedrag van 150.000 toegezegd waarvoor Defensie projectvoorstellen zal indienen. De Cimic-activiteiten die het Nederlandse detachement thans in al-Muthanna in Irak uitvoert, betreffen onder meer het opknappen van een aantal scholen, een schoonmaakcampagne in de steden As-Samawah, Ar-Rumaythah en Al-Khidr, het repareren van het verwaarloosde rioleringssysteem en het opknappen van sport- en spelfaciliteiten.
In Bosnië heeft Ontwikkelingssamenwerking van 1996 tot en met 2003 10 miljoen besteed. Er zijn twaalf Cimic-projecten ondersteund. Deze projecten voorzagen onder meer in het herstel van bruggen en wegen, van de watervoorziening en van de elektriciteitsvoorziening. Ook is bijgedragen aan "Integrated Development of Entrepreneurial Activities" (IDEA) in Bosnië. In Afghanistan is in totaal 200.000 aan Cimic-projecten besteed. Van deze gelden zijn (meisjes)scholen hersteld en ingericht en kleinschalige irrigatieprojecten uitgevoerd. Daarnaast heeft Nederland samen met Duitsland een "Female Health Centre" opgericht. Dit project zal Duitsland in de eerste helft van 2004 voltooien. Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

33. In hoeverre kunnen crisisbeheersingsoperaties gefinancierd worden met OS-gelden? Is de regering bereid een extra beroep op deze gelden te doen?

Op grond van de geldende OESO/DAC-richtlijnen kan een klein deel van de uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties ten laste komen van het budget voor Ontwikkelingssamenwerking (ODA-deel HGIS). Het gaat hierbij om activiteiten zoals de inzameling van wapens en munitie, trainingsactiviteiten op politiegebied, of het zenden van militairen als verkiezingswaarnemer. Onlangs is de Tweede Kamer bericht over de oprichting van het Stabiliteitsfonds. In de desbetreffende brief is gemeld dat als activiteiten niet voldoen aan de OESO/DAC-normen voor ´Official Development Assistance´ (ODA), deze activiteiten niet aan ODA worden toegerekend. Wél is Nederland van mening dat de huidige OESO-normen nog te weinig rekening houden met de nieuwe inzichten in de samenhang tussen vrede, veiligheid en ontwikkeling. Nederland gaat dan ook na of er internationaal voldoende draagvlak bestaat om de huidige interpretatie van de criteria van Ontwikkelingssamenwerking door OESO/DAC aan te passen, omdat die te weinig recht doet aan het belang van veiligheid en een toereikende veiligheidssector voor ontwikkeling. De regering zal ook de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) hierover om advies vragen.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

34. Waarom is vanaf 2004 slechts een bedrag van 178 miljoen gereserveerd voor het uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties, mede ook gezien het verplichtingenbedrag van 251 miljoen in 2003? Hoe verhoudt zich dit tot het bijgestelde ambitieniveau? Bij de vaststelling van de structurele hoogte van de voorziening voor additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties in de HGIS was één van de aannames dat een deel van deze operaties in VN- verband zou worden uitgevoerd. De VN verstrekt financiële vergoedingen ter (gedeeltelijke) compensatie van de gedane uitgaven. De laatste jaren heeft ons land echter in toenemende mate deelgenomen aan niet door de VN geleide operaties. Daarbij zijn vergoedingen niet aan de orde. Als gevolg van het achterwege blijven van de compensatie-inkomsten is de voorziening in de HGIS onder druk komen te staan. Door de verschuiving naar operaties die niet door de VN worden geleid sluit de hoogte van de voorziening op HGIS niet langer precies aan op het ambitieniveau. Tekorten zijn tot op heden vanuit de HGIS of het generale beeld aangevuld. Het voor 2004 gereserveerde bedrag voor VN-contributies en de additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties - 178,4 miljoen - is toereikend om de lopende operaties (inclusief mogelijk de verlenging van de operatie in Irak met zes maanden) te kunnen financieren.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

35. Wat is de reactie van Defensie op de veel gehoorde kritiek op de kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba dat te weinig drugstransporten worden onderschept en hoe beoordeelt Defensie de effectiviteit van het daarvoor beschikbare materieel? In 2002 hebben Deloitte en Touche en de afdeling beleidsevaluaties van de Koninklijke marine in opdracht van de Kustwachtcommissie de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba onderzocht. Uit het onderzoek bleek dat de Kustwacht, gelet op de context en de staat van de beschikbare middelen, in redelijke mate in staat is doelmatig een product te leveren in termen van operationele vaaruren. Het rapport stelt dat de aanschaf van nieuwe operationele middelen een bijdrage zal leveren aan de doeltreffendheid van de organisatie. Over de uitkomsten van dit onderzoek heb ik u geïnformeerd in mijn brief van 22 augustus 2002 in antwoord op vragen van het lid De Graaf (TK 2001-2002, Aanhangsel, nr 1609) en vragen van de leden Te Veldhuis en Rijpstra (TK 2001-2002, Aanhangsel, nr 1610) over het functioneren van de Kustwacht.

Pagina

Datum 10 oktober 2003
Ons kenmerk D2003003218

36. Waarom laten de uitgaven voor de inhuur van tijdelijk personeel bij de Koninklijke Marine zulke grote fluctuaties zien, dit in tegenstelling tot die bij de KL en de Koninklijke Luchtmacht?

Dit wordt vooral veroorzaakt door variaties in het werkaanbod bij het Marinebedrijf op grond van het vaar- en onderhoudsplan en in verband met het voor verkoop gereedmaken van af te stoten schepen. Voorts is sprake van een daling bij inhuur van personeel bij de Groep maritieme patrouillevliegtuigen en bij de logistieke dienst (verzorging).

Pagina


---- --