Ministerie van Algemene Zaken

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postadres der Staten-Generaal Postbus 20001 Postbus 20018 2500 EA Den Haag 2500 EA Den Haag Bezoekadres
Binnenhof 19, Den Haag

Datum Kenmerk Onderwerp 10 oktober 2003 03M460504

Hierbij doe ik u, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, toekomen de antwoorden op de vragen van de leden van uw Kamer de heer Herben (LPF) en mevrouw Vos (GL), zoals deze zijn gesteld tijdens het ordedebat van 7 oktober jl. waarvan u mij een stenografisch verslag zond bij uw brief van 7 oktober (uw kenmerk: 203-099).

De MINISTER-PRESIDENT, Minister van Algemene Zaken,

Mr. dr. J.P. Balkenende



Vragen van Tweede Kamerleden de heer Herben (LPF) en mevrouw Vos (GL), gesteld bij de Regeling van werkzaamheden Tweede Kamer d.d. 7 oktober 2003

De heer Herben (LPF): Voorzitter. De zaak Mabel Wisse Smit heeft de afgelopen week voor veel beroering gezorgd. Het is goed dat de minister-president de door ons gestelde vragen zorgvuldig wil beantwoorden en daartoe aanvullend onderzoek heeft toegezegd. Wij denken dat drie weken voldoende moet zijn. Inmiddels is daarvan reeds een week verstreken. Om geen tijd verloren te laten gaan, verzoeken wij de minister-president, in zijn brief tevens in te gaan op de wat cryptische opmerking van minister Remkes, die een onderzoek door derden niet uitsloot. Is de AIVD soms niet goed genoeg? Het antwoord van de minister-president dient duidelijk te maken op welke wijze en door wie het aanvullend onderzoek is uitgevoerd. Verder verzoeken wij de minister-president, in te gaan op onze vraag of het passend is dat mevrouw Wisse Smit bij huwelijk in de adelstand wordt verheven. Ten overvloede wijs ik erop dat dit geen automatisme is, zoals blijkt uit het huwelijk van prinses Margriet met Pieter van Vollenhoven.

Mevrouw Vos (Groenlinks): Als er nog een aantal extra vragen worden gesteld aan de
regering, hecht mijn fractie aan een nadere toelichting van de minister-president op de ministeriële verantwoordelijkheid. Wij hebben begrepen dat de minister-president ervan uitgaat dat deze pas ingaat op het moment dat de toestemmingswet wordt ingediend. Wij gingen ervan uit dat er op het moment dat het kabinet een huwelijksdatum bekend maakt, al sprake is van ministeriéle verantwoordelijkheid. Wij krijgen graag een nadere toelichting op welk moment de ministeriële verantwoordelijkheid ingaat

Antwoorden:
Voor het antwoord op de vragen van de heer Herben verwijs ik naar de brief hierover die heden aan de Tweede Kamer is gezonden. Mevrouw Wisse Smit wordt niet van adel door haar huwelijk met Z.K.H. prins Johan Friso. De Wet op de adeldom laat dit niet toe.

Op de vragen van mevrouw Vos inzake de ministeriële verantwoordelijkheid, die zijn gesteld naar aanleiding van de persconferentie op 3 oktober jl. na de ministerraad, luidt mijn antwoord als volgt.

Voor de Koningin alsmede voor de leden van het Koninklijk Huis voor zover hun handelen (of nalaten) het openbaar belang raakt, draag ik ministeriële verantwoordelijkheid. De ministeriële verantwoordelijkheid geldt eveneens voor de Rijksvoorlichtingsdienst.
Voor de persoon van mevrouw Wisse Smit zou in staatsrechtelijke zin de ministeriële verantwoordelijkheid pas gelden vanaf het moment dat zij lid zou zijn geworden van het Koninklijk Huis. Met de indiening van een dergelijk wetsvoorstel neemt de regering de verantwoordelijkheid om toestemming aan de Staten-Generaal te vragen Pagina
2/3



en te verkrijgen voor een huwelijk. Voorafgaande aan de indiening van het wetsvoorstel bestaat er vanzelfsprekendheid ministeriële verantwoordelijkheid voor het proces ter voorbereiding daarvan zoals de ministeriële verantwoordelijkheid ook geldt gedurende het proces van wetgeving na de indiening van het wetsvoorstel.

Met mijn uitlatingen op 3 oktober jl. heb ik dus geenszins de indruk willen wekken dat er geen ministeriële verantwoordelijkheid geldt. Wel heb ik willen benadrukken er dat voor de (inhoud van de uitlatingen van de) persoon van de verloofde als zodanig in staatsrechtelijke zin geen ministeriële verantwoordelijkheid geldt.

Pagina
3/3