Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
Postadres der Staten-Generaal
Postbus 20001 Postbus 20018
2500 EA Den Haag 2500 EA Den Haag
Bezoekadres
Binnenhof 19, Den Haag
Datum Kenmerk
10 oktober 2003 03M460514
De regering heeft na gesprekken met Z.K.H. prins Johan Friso en mevrouw
M.M. Wisse Smit besloten geen voorstel van wet in te dienen bij de Staten-Generaal
ter verkrijging van toestemming voor hun voorgenomen huwelijk als bedoeld in
artikel 28 van de Grondwet. De reden hiervoor is dat niet volledige en niet juiste
informatie aan de regering is verstrekt, waardoor het vertrouwen is geschaad. Dit
besluit van de regering sluit aan bij de wens van Z.K.H. prins Johan Friso en
mevrouw Wisse Smit om af te zien van het eerdere voornemen van de regering
wettelijke toestemming voor het huwelijk te bevorderen.
Als bijlage zend ik u de brief van 9 oktober 2003 van Z.K.H. prins Johan
Friso aan mij, waarin hij en mevrouw Wisse Smit hun oprechte verontschuldigingen
hiervoor hebben aangeboden.
Hieronder licht de regering de overwegingen bij haar besluit toe, met inbegrip
van haar betrokkenheid bij de op 30 juni jl. bekendgemaakte verloving tussen Z.K.H.
prins Johan Friso en mevrouw Wisse Smit.
Op 16 juni 2003 hebben Z.K.H. prins Johan Friso en mevrouw Wisse Smit
de regering in kennis gesteld van hun voornemen om zich te verloven. Zij gaven
daarbij de wens te kennen om toestemming voor hun huwelijk te verkrijgen als
bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Grondwet.
Het verkrijgen van wettelijke toestemming heeft de staatsrechtelijke
betekenis, zoals neergelegd in het tweede lid van artikel 28, dat het recht op
erfopvolging in stand blijft. Op grond van de Wet lidmaatschap Koninklijk Huis
blijft het lidmaatschap daarvan eveneens in stand en wordt tevens de verloofde door
het aangaan van een huwelijk waarvoor de grondwettelijk vereiste toestemming is
verleend, van rechtswege lid van het Koninklijk Huis. De regering heeft derhalve na
te gaan of sprake is van beletselen die in de weg kunnen staan aan indiening van een
wetsvoorstel tot toestemming voor een voorgenomen huwelijk.
Ik heb derhalve terstond nadat ik in kennis was gesteld van het voornemen
tot de verloving de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB)
verzocht om op grond van zijn wettelijke opdracht onderzoek te doen naar relevante
feiten of omstandigheden die een risico of bedreiging zouden kunnen vormen voor
de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis. Ook heb ik de Algemene
Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) verzocht te rapporteren over haar
bevindingen op grond van artikel 6, tweede lid, van de Wet op de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten (WIV) naar eventuele beletselen.
Tussen 16 en 28 juni 2003 is voorts een aantal uitgebreide gesprekken
gevoerd met mevrouw Wisse Smit en Z.K.H. prins Johan Friso, waarvan drie
diepgaande gesprekken door mij persoonlijk; één met alleen mevrouw Wisse Smit en
twee met Z.K.H. prins Johan Friso en mevrouw Wisse Smit gezamenlijk. In deze
gesprekken is vanzelfsprekend ingegaan op het gehele curriculum vitae van mevrouw
Wisse Smit. Zij heeft in deze gesprekken aangegeven in het verleden onder meer
contacten met wijlen de heer K. Bruinsma te hebben gehad gedurende enige
maanden in haar studententijd, toen zij ook deelnam aan zeilwedstrijden. Mevrouw
Wisse Smit verklaarde dat zij besloot deze contacten te beëindigen toen zij zich
realiseerde met welke activiteiten wijlen de heer Bruinsma zich bezighield. Zij
verklaarde dat het een gewoon contact en geen zakelijke of intieme relatie betrof.
De uitgebreide en diepgaande gesprekken, het verslag van onderzoeken van
de AIVD en van de DKDB gaven alle hetzelfde beeld. De conclusies waren
gelijkluidend; er waren geen beletselen.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal met mij de
commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van uw Kamer nader
vertrouwelijk informeren over de aard, inhoud en uitkomst van de verrichte
onderzoeken.
De afgelopen paar weken zijn nieuwe vragen gerezen over de contacten van
mevrouw Wisse Smit met wijlen de heer Bruinsma. In dat kader heeft zij vragen van
de media, d.d. 25 september jl., enkele dagen later beantwoord. Daarin kwamen voor
mij enkele nieuwe feiten naar voren. Op 3 oktober jl. heb ik de DKDB en de AIVD
verzocht om hun onderzoek te vervolgen.
Vervolgens heb ik op 3 oktober jl. een nader, indringend gesprek gevoerd
met mevrouw Wisse Smit waarin zij nieuwe feiten verstrekte over haar contacten met
wijlen de heer Bruinsma. Daaruit bleek dat de eerder in juni door mevrouw Wisse
Smit aan mij afgelegde verklaring over haar contacten met wijlen de heer Bruinsma,
onvolledig en onjuist is geweest.
Op basis van de verstrekte informatie in juni was er vertrouwen gewekt dat
die volledig en juist was. Nu dit niet het geval blijkt te zijn is het vertrouwen
geschaad. Daarom kan de regering, gelet op de belangrijke constitutionele gevolgen
die verbonden zijn aan het vragen en verkrijgen van toestemming voor een huwelijk
alsmede de principiële aard van deze kwestie, voor de indiening van een wetsvoorstel
tot verkrijging van toestemming voor een voorgenomen huwelijk als bedoeld in
artikel 28, derde lid, van de Grondwet, geen verantwoordelijkheid dragen.
Pagina
2/3
Dit betekent dat Z.K.H. prins Johan Friso vanaf het tijdstip van zijn huwelijk
met mevrouw Wisse Smit, dat is voorzien op 24 april 2004, geen erfopvolger en lid
van het Koninklijk Huis meer zal zijn.
De AIVD en de DKDB zullen zoals te doen gebruikelijk het gevraagde
vervolgonderzoek afronden aangezien mevrouw Wisse Smit door haar huwelijk gaat
behoren tot de Koninklijke familie en dus directe toegang heeft tot het staatshoofd.
De Tweede Kamer zal te zijner tijd over de uitkomst van dit onderzoek worden
geïnformeerd.
Het behoeft geen betoog dat de regering met het verloofde paar de gang van zaken
ten zeerste betreurt. De regering aanvaardt hun excuses en spreekt de wens uit dat zij
samen hun verdere leven kunnen opbouwen en dat hun privacy wordt gerespecteerd.
DE MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,
Mr.dr. J.P. Balkenende
Pagina
3/3