Den Haag, 9 oktober 2003
Zeer geachte heer Balkenende,
Naar aanleiding van de berichtgeving in de media gedurende de afgelopen maanden en recente
vragen uit de Tweede Kamer hebben Mabel Wisse Smit en ik ons bezonnen op de gebeurtenissen
en onze eigen rol daarin. Wij zijn tot het inzicht gekomen dat wij zelf een belangrijk aandeel
hebben gehad in de situatie die nu is ontstaan. Daarvoor willen wij de Regering, en de Koningin
en u in het bijzonder, onze oprechte verontschuldigingen aanbieden. Alvorens mijn conclusie
daaruit te trekken willen Mabel en ik u onze visie op de situatie geven.
Mabel heeft mij in het najaar van 2000, toen het voor ons duidelijk werd dat onze relatie
misschien ooit tot een huwelijk zou kunnen leiden, verteld over de contacten die zij meer dan tien
jaar geleden heeft gehad met de heer Bruinsma. Sindsdien hebben wij in gehele openheid over
deze vriendschap gesproken. Ik was op de hoogte van de relevante feiten en details.
Omdat Mabel nooit bij de criminele activiteiten van de heer Bruinsma betrokken is geweest en
het geen liefdesrelatie betrof, zag ik zelf noch een belemmering voor Mabels contacten met de
Koninklijke familie, noch voor een eventueel huwelijk met toestemming van de Staten-Generaal.
Wij hebben al vroeg besloten om niet geheimzinnig te doen over deze contacten maar wel om zo
weinig mogelijk details aan derden bekend te maken. Ook in de gesprekken met de Koningin en
u in de aanloop naar 30 juni van dit jaar hebben wij die lijn aangehouden. Wij dachten daarmee te
voorkomen wat nu is gebeurd: het oprakelen van pijnlijke herinneringen waarvan Mabel hoopte
dat ze tot het verleden behoorden. In de afgelopen weken is ons duidelijk geworden hoe naïef en
onverstandig deze beslissing is geweest.
Onverstandig, omdat wij ons onvoldoende hebben gerealiseerd dat juist in onze contacten met de
Regering direct volledige openheid van zaken over de aard, de frequentie, en de duur van de
vriendschap had moeten worden gegeven. Door dat niet te doen is er onzekerheid ontstaan
omtrent datgene wat werkelijk is gebeurd.
Naïef, omdat we natuurlijk hadden moeten beseffen dat juist die details van deze contacten eens
openbaar zouden kunnen worden en dat wij dit door eigen handelen nooit zouden kunnen
voorkomen. Nu dat inderdaad gebeurd is hebben we te maken met een overweldigende media
aandacht; een "hype" waarin sommigen proberen de reputatie van Mabel te schaden door de
verspreiding van onwaarheden, geruchten en niet ter zake doende details.
Tijdens de gesprekken met u in de periode voor de aankondiging van ons huwelijk hebben wij de
indruk gewekt dat het ging om een oppervlakkige relatie van ongeveer twee en een halve maand
in 1989, met daarna nog een enkele ontmoeting. De contacten zouden voornamelijk om het
zeezeilen hebben gedraaid en door Mabel zijn beëindigd nadat zij zich bewust werd van de
activiteiten van de heer Bruinsma.
Wat wij in juni hadden moeten zeggen is dat het meer dan een oppervlakkige relatie betrof, en dat
zij gedurende drie maanden in 1989 regelmatig contact met elkaar hebben gehad. Toen Mabel
zich bewust werd van zijn activiteiten besloot zij haar vriendschap met de heer Bruinsma niet op
dezelfde wijze voort te zetten. Wel heeft zij in de daarop volgende anderhalf jaar hem nog met
enige regelmaat gezien. Feit is ook dat Mabel meerdere malen gelogeerd heeft bij de heer
Bruinsma. Desondanks blijft de waarheid dat er tussen de heer Bruinsma en Mabel noch zakelijke
contacten waren, noch sprake was van een liefdesrelatie. Bovendien is het haar pas na zijn dood
in volle omvang duidelijk geworden met welke praktijken de heer Bruinsma zich werkelijk
bezighield.
Met deze uitleg willen wij ons handelen absoluut niet rechtvaardigen en wij zien in dat wij een
ernstige fout hebben gemaakt door niet onmiddellijk het hele verhaal te vertellen. Met de
gevolgen van ons handelen worden de Koningin, u, onze beide families, en wijzelf nu
geconfronteerd.
In juni heeft u het voornemen kenbaar gemaakt een toestemmingswet voor ons huwelijk bij de
Staten-Generaal in te dienen. Dat was overeenkomstig onze wens gezien mijn verbondenheid
met het Koninklijk Huis, ons respect voor de Koningin en haar familie, en de ondersteunende rol
die Mabel en ik eventueel zouden kunnen vervullen.
Uw beslissing was mede gebaseerd op het onvolledige beeld dat wij van Mabels contacten met de
heer Bruinsma opgeroepen hadden. Aangezien wij niet tijdig in alle opzichten open zijn geweest
is uw vertrouwen in ons geschonden. Wij erkennen onze fout en aanvaarden de consequenties.
Daarom is het nu onze wens dat de Regering geen toestemmingswet voor ons huwelijk bij de
Staten-Generaal indient. Wij hopen hiermee tevens schade aan de Koningin, het Koninklijk Huis,
onze families, vrienden en anderen te voorkomen.
Mede als gevolg van ons handelen zijn de familie van Mabel, en anderen die de heer Bruinsma
nooit hebben gekend, volledig onterecht in de discussie rond deze zaak betrokken geraakt. Ook
zijn er enkelen die door deze situatie wederom geconfronteerd worden met heel pijnlijke feiten
uit hun verleden. Wij hopen dat hun recht op privacy zo snel en volledig mogelijk gerespecteerd
zal worden.
Graag willen wij ook publiekelijk op een gepaste wijze en op het daarvoor juiste moment onze
verontschuldigingen aanbieden aan allen die wij teleurgesteld of gekwetst hebben. Ook daarom
hebben wij geen enkel bezwaar tegen het openbaar maken van deze brief, die u desgewenst als
een verklaring zou kunnen beschouwen.
De consequenties van ons handelen zullen wij in ons verdere leven op waardige wijze dragen. Wij
zijn nog steeds van plan in het voorjaar van 2004 te trouwen. Samen hopen wij mijn moeder en
familie te kunnen blijven steunen.
Met de meeste hoogachting,
w.g.
Friso
9 oktober 2003