Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Toespraak van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer H. Hoogervorst, ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het KNCV Tuberculosefonds. Den Haag, 9 oktober 2003

Wijzigingen voorbehouden. Alleen de uitgesproken tekst geldt!

Dames en heren,

Ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt dat ik allereerst een kort woord tot dr. Lee richt. Mijnheer Lee, ik heet u graag welkom in Nederland en wil u graag feliciteren met uw benoeming tot Directeur Generaal van de World Health Organisation. Zoals u weet is Nederland een groot supporter van de WHO en ik ga er vanuit dat we in de toekomst prima kunnen samenwerken.

U was al eerder bij de WHO werkzaam en wij weten dat u toen al grote betrokkenheid had bij de tuberculose-bestrijding in de wereld. Ook heeft de WHO in de SARS-crisis uitstekend werk verricht en haar waarde voor alle lidstaten bewezen. In Nederland konden wij met een gerust hart op de kennis en adviezen van uw organisatie vertrouwen. Veel dank daarvoor. Uw organisatie waarschuwt al enige jaren voor een mogelijke nog veel grotere pandemie, namelijk influenza. Wij hopen dat de WHO de tijd en de mogelijkheden krijgt om alle landen te helpen de wereldwijde surveillance capaciteit verder te versterken.

Voordat ik verder ga met mijn toespraak, wil ik deze gelegenheid aangrijpen om ook even stil te staan bij een groot verlies voor het Tuberculosefonds. Eind vorige maand overleed immers de voorzitter van het fonds, Johan Stekelenburg. Als oud-TB-patiënt heeft hij zich enorm ingezet voor de bestrijding van Tuberculose. Hij heeft een grote rol gespeeld voor het Tuberculosefonds en iedereen in deze zaal zal hem heel erg missen.

Terug naar de aanleiding voor deze bijeenkomst.
Als iemand 100 jaar wordt, is dat doorgaans reden voor groot feest. Cadeaus en bloemen worden overhandigd en bij de koffie is een flink stuk taart. In Nederland komt dan meestal ook de burgemeester op bezoek en die roemt dan de krasheid van de eeuwling. Ook het jubilerend KNCV Tuberculosefonds verdient het van harte te worden gefeliciteerd en allerlei lof te worden toegezwaaid. Ik wil dat bij deze graag doen!.

Maar er is een belangrijk verschil tussen het KNCV Tuberculosefonds en de krasse honderdjarige die tevreden alle felicitaties over zich heen laat komen. Je hoopt dat de laatste nog paar jaar in een goede gezondheid kan doorbrengen en kan genieten van zijn oude dag. Voor het KNCV Tuberculosefonds heb ik een heel andere wens: ik hoop dat op termijn tuberculose wereldwijd uitgebannen kan worden en dat het Fonds dus overbodig wordt.

Mijn wens is echter niet reëel.Tuberculose is nog lang niet verslagen en het werk van het KNCV Tuberculosefonds is daarom nog steeds onontbeerlijk. Ook al is het aantal TB-slachtoffers in de westerse wereld in de afgelopen eeuw revolutionair achteruit gegaan. Toen de KNCV haar werkzaamheden als particuliere organisatie in 1903 startte, stierven in Nederland ongeveer 9000 mensen per jaar aan TB. Tot in het midden van de 20e eeuw was ons land een High Burden Country van tuberculose. Dit ondanks de inzet van de overheid en de inspanningen van particuliere organisaties als de KNCV, de consultatiebureaus en de sanatoria. Pas ná de Tweede Wereldoorlog keerde het tij, dankzij de verbetering in de leefomstandigheden van mensen en het beschikbaar komen van anti-tbc middelen. Patiënten konden toen worden behandeld en er kwamen uitgebreide screeningsprogramma's op scholen en in bedrijven.

Velen in Nederland kunnen zich vast de Mantoux-test nog herinneren. Verpleegkundigen namen bezit van het gymlokaal op school en zetten op de armen van de leerlingen kleine krasjes, in feite prikjes. Deze aanpak van screening werkte uitstekend. Als duidelijk werd dat iemand besmet was met de tuberkelbacterie kon met de noodzakelijke behandeling snel worden gestart. In korte tijd daalde hierdoor het aantal slachtoffers van TB aanzienlijk. De tests verdwenen


---

grotendeels en het merendeel van de particuliere consultatiebureaus voor tuberculose werd gesloten. Dit succes is voor een groot deel te danken aan de KNCV. De georganiseerde tuberculosebestrijding was overigens de eerste moderne gezondheidscampagne en de KNCV liep daarin voorop.

Maar helaas betekende het niet het einde van de infectieziekte. Wereldwijd lijden momenteel nog steeds 8 miljoen mensen aan de ziekte en een kwart van hen overlijdt er aan. En ook in het welvarende Nederland lukt het niet de ziekte volledig te elimineren. Jaarlijks raken nog 1400 mensen besmet. 60% van hen is een niet-Nederlander. Dat betekent dat TB voor ons land met name een importprobleem is en dat vraagt, samen met het lage aantal besmettingen en het toenemend gevaar van resistentie, om een andere aanpak dan we vroeger gewend waren. Bovendien is alleen een lokale aanpak van de ziekte niet meer voldoende. De bestrijding van infectieziektes moet nu grensoverschrijdend zijn en voor een groot deel buiten onze landsgrenzen plaatsvinden. De strijd tegen TB moet zich met name concentreren op twee fronten: de ontwikkelingslanden en Oost-Europa. Ook daarin speelt de KNCV een belangrijke rol. Terecht heeft zij haar aandacht verlegd van nationaal naar internationaal.

Dat is overigens geen zaak van vandaag of gisteren. De ontwikkelingslanden staan al langer in de belangstelling als het om TB-bestrijding gaat. Het KNCV Tuberculosefonds is al 25 jaar actief in deze landen en Nederland steunt financieel verschillende programma's. U bent ongetwijfeld goed op de hoogte van de problemen waar de TB-bestrijding in deze landen op stuit en welke initiatieven er worden genomen om de situatie te verbeteren. Ik hoef daar nu niet verder op in te gaan.

De situatie die in Oost-Europa is ontstaan sinds het uiteenvallen van de voormalige Sovjet-Unie krijgt minder aandacht. Met het verdwijnen van het IJzeren Gordijn, verdween ook een groot deel van de volksgezondheidsinfrastructuur in de vroegere Oostblok landen. Het gevolg is dat in landen als de Oekraïne, Wit Rusland en Rusland een steeds groter percentage van de bevolking besmet raakt met de tuberkelbacterie en/of het hiv-virus. De toename van aids is in Rusland zelfs procentueel groter dan in Afrika!

En hoewel minder alarmerend dan in Rusland ook in de Baltische staten, Roemenië en Bulgarije is de tuberculose een probleem. En dat terwijl deze landen in 2004 en 2007 toetreden tot de Europese Unie. Vanwege de te verwachte toename van migratie is een goede tuberculosebestrijding ter plekke ook van belang voor de andere EU-landen. Inmiddels wordt vanuit de Europese Unie gewerkt aan het verbeteren van de gezondheidszorg in deze Oost Europese landen. Nederland is onder meer betrokken bij het op orde krijgen van het Public Health systeem in de Baltische staten.

Daarnaast moet de internationale gemeenschap naar mijn mening meer doen aan het tuberculoseprobleem in landen als Rusland en de Oekraïne, onze toekomstige buurlanden. Het zou goed zijn als de Europese Unie hier aandacht aan zou besteden.

Dames en heren,
Het is duidelijk dat de strijd tegen TB nog lang niet is gestreden en dat hierin voor de 100-jarige KNCV nog steeds een belangrijke rol is weggelegd.
Het is noodzakelijk dat de KNCV haar goede werk blijft voortzetten. Dat betekent waakzaam blijven en inspelen op nieuwe uitdagingen in Nederland. Samen moeten we de Nederlandse tuberculosebestrijding voldoende geëquipeerd houden. Internationaal en met name ook in Oost Europa, moet de KNCV vooral haar kennis en expertise blijven inzetten en overdragen. Wat mij betreft meer en meer in samenwerking met de WHO. Zowel in Oost-Europa als in de ontwikkelingslanden voert het KNCV, zowel met steun van de Nederlandse overheid als van andere financiers, al verschillende projecten uit. Om TB definitief de wereld uit te krijgen mag de internationale aandacht voor deze ziekte niet verslappen. Daarnaast zijn er ook andere uitdagingen voor het KNCV. Een nieuwe epidemie heeft zich de afgelopen winter aangediend en die kan, hoewel nu enigszins geluwd, elk ogenblik opnieuw de


---

kop opsteken. De KNCV kan met haar kennis en ervaring betrokken worden bij de bestrijding van de nieuwe longziekte SARS.

Zoals ik aan het begin al zei, een honderdjarige zou eigenlijk moeten genieten van zijn oude dag. Maar als je de internationale ontwikkelingen ziet is er nog veel werk aan de winkel. Het is voor de KNCV dus eerder tijd voor een derde jeugd.


---- --