Ministerie van Buitenlandse Zaken

Toespraak door Atzo Nicolaï
Staatssecretaris van Europese Zaken

Liberalisatie van de Europese automarktDe 'Monti verordening' en de BPM

Lezing op het 1e Nationale Wegener Auto Forum
Den Haag, 9 oktober 2003 (ca. 15 min.)

Dames en Heren,

Hartelijk dank voor de uitnodiging om voor u te spreken. Voor mij is de uitnodiging een teken dat Europa steeds meer gaat leven. En dat vind ik goed nieuws.

Europa is allang niet meer een abstract begrip, maar een concrete realiteit. Steeds meer mensen zijn zich hiervan bewust. Meer dan de helft van onze regelgeving komt uit Brussel. Natuurlijk wordt die regelgeving niet altijd toegejuicht. Zo bestaat binnen de autobranche in Nederland verzet tegen de gevolgen van de Monti verordening. Daar kom ik zo over te spreken. Ik wil deze gelegenheid echter niet voorbij laten gaan zonder te wijzen op de verworvenheden van de interne markt.

We hebben in Europa inmiddels alweer ruim tien jaar ervaring opgedaan met de interne markt. Het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal tussen de lidstaten van de Europese Unie heeft ons geen windeieren gelegd. Dit geldt zowel voor de Europese consument als voor het Europees bedrijfsleven.

Voor de consument is belangrijk dat de prijzen van veel goederen en diensten in Europa naar elkaar zijn toegegroeid en vaak ook gedaald. Ook heeft de consument meer keuzevrijheid gekregen en is de kwaliteit van de aangeboden producten beter gewaarborgd. Een onderzoek dat vorig jaar onder Europese burgers is gehouden, bevestigt dit beeld. Het onderzoek wees uit dat 80% van de burgers vindt dat de keuze in goederen en diensten is toegenomen; 67% van de burgers vindt dat ook de kwaliteit van de goederen en diensten is verbeterd. Voor een meerderheid van de burgers werkt Europa dus wel degelijk.

Ook bedrijven ­ groot én klein ­ hebben baat bij de interne markt. Op vele gebieden zijn handelsbelemmeringen uit de weg geruimd. Daarnaast heeft de introductie van de euro geleid tot een drastische daling van de transactiekosten. De euro maakt de Europese markt bovendien aantrekkelijker voor investeerders. Grensoverschrijdend zakendoen is om al deze redenen gemakkelijker en goedkoper geworden. Het uiteindelijke doel is dat de interne markt uitgroeit tot één Europese marktplaats, waar bedrijven net zo gemakkelijk zaken kunnen doen als in hun thuismarkt. Dit streven geldt óók voor de automarkt.

Er zijn weinig uitvindingen die zo'n grote invloed op ons leven hebben gehad als de auto. Honderd jaar geleden was de auto nog een bezienswaardigheid. Het was het speeltje van de plattelandsdokter of een excentrieke fabrieksdirecteur. Tegenwoordig beschikt bijna iedereen over een auto. En in plaats van een speeltje, is hij in veler ogen noodzaak geworden.

Bij politieke discussies over de auto raken de gemoederen gauw oververhit. Mijn collega van Verkeer en Waterstaat ­ en zij niet alleen ­ kan u daar meer over vertellen. Deze felheid wordt mijns inziens niet alleen ingegeven door onze afhankelijkheid van de auto, maar ook door de kosten die met autogebruik zijn verbonden. De kop in een ochtendkrant van twee weken geleden doet dan ook velen opveren. Die kop luidde: 'Nieuwe auto's laatste jaren steeds duurder'.

In het genoemde artikel wordt uiteengezet dat Nederlandse consumenten steeds meer moeten betalen voor nieuwe auto's, terwijl auto's elders in Europa steeds goedkoper worden. Als oorzaak wordt genoemd de 'Monti verordening' uit Brussel, die genoemd is naar de huidige Commissaris van Mededinging. Deze verordening zou autofabrikanten dwingen de zogenaamde 'kale' autoprijzen ­ dus zonder belasting ­ in alle lidstaten van de EU gelijk te trekken. Om de relatief hoge belastingdruk te compenseren, behoort Nederland traditioneel tot de landen met de laagste 'kale' autoprijs. Dit voordeel gaat nu verloren ­ tenzij natuurlijk de belastingdruk wordt verlaagd. Dit soort kwesties staat vanmiddag centraal.

De indruk wordt gewekt dat Brussel de Nederlandse consument benadeelt. De ironie wil nu dat de Monti verordening juist beoogt de positie van de Europese consumenten te versterken ­ óók die van de Nederlandse consumenten. Hoe zit dat?

In de EU zijn al lange tijd afspraken van kracht over mededinging. Deze behelzen ondermeer een verbod op prijsafspraken, kartelvorming en verticale overeenkomsten. De mogelijkheid bestaat evenwel om hiervan af te wijken. Voor de auto-industrie waren tot voor kort inderdaad afwijkende regels van kracht. Die regels gaven autofabrikanten de mogelijkheid de markt naar hun hand te zetten. De Monti verordening, die na een overgangsperiode van één jaar op 1 oktober jl. is ingegaan, maakt daarmee korte metten.

De Monti verordening leidt tot liberalisering van de automarkt. Ik noem een paar elementen:


·dealers mogen voortaan zelf bepalen of zij zich beperkten tot de verkoop van één automerk of dat zij zich op meer merken toeleggen,


·dealers mogen voortaan zelf bepalen of zij zich naast de verkoop van auto's ook met het onderhoud ervan willen bezighouden,


·autofabrikanten mogen daarentegen voortaan niet meer zelf bepalen welke dealers onderhoud mogen verrichten; voortaan mogen alle onderhoudspecialisten die aan de kwaliteitsnormen voldoen reparaties uitvoeren die onder de fabrieksgarantie vallen.

Het doel van de verordening is dus niet het koeioneren van de consument. Integendeel, de verordening moet leiden tot meer keuzevrijheid voor de consument. De Europese Unie wordt ook voor auto's één markt. En die grotere keuze moet leiden tot lagere prijzen voor de consument, zowel voor de aanschaf van de auto als voor het onderhoud.

Tot zover Brussel. Nu naar Nederland.

Zoals ik juist opmerkte, behoort Nederland tot de landen met de laagste 'kale' autoprijzen. Dit maakt de aanschaf van nieuwe auto's in Nederland voor burgers uit vele andere EU-lidstaten relatief goedkoop. Zeker nu de automarkt wordt geliberaliseerd en grensoverschrijdende koopgedrag makkelijker wordt, lijkt dit een gunstig vooruitzicht.

Toch staan de gezichten van sommigen onder u bedrukt. En dat komt door de verwachting dat autofabrikanten de 'kale' autoprijs in Nederland zullen optrekken naar het Europees gemiddelde. In dat geval prijst Nederland zich voor andere EU-onderdanen uit de markt. Tegelijkertijd worden nieuwe auto's ook voor Nederlanders duurder omdat de Belasting van Personenauto's en Motorrijwielen (BPM) en de BTW worden berekend als een percentage van de 'kale' autoprijs. Inderdaad geen leuk vooruitzicht.

Maar moet dit ook leiden tot verlaging van de BPM? Ik wil daar graag enige kanttekeningen bij plaatsen.

Allereerst de stijging van de 'kale' autoprijs. Het staat in het geheel niet vast of deze prijzen inderdaad over de gehele linie zullen stijgen. In haar halfjaarlijkse overzicht van de autoprijzen gaf de Europese Commissie aan dat nog steeds substantiële verschillen bestaan tussen de lidstaten. Wat betreft de 'kale' autoprijzen kent Nederland nog steeds een relatief lage prijs. Laten we niet op de zaken vooruitlopen.

In de tweede plaats: moeten we pleiten voor verlaging van de tarieven als gevolg van een wijziging in de marktsituatie? Je zou je dan de vraag kunnen stellen of we ook de tarieven moeten aanpassen wanneer de prijzen van andere producten stijgen. Bovendien zou strikte toepassing van dit principe eveneens betekenen dat ingeval van prijsdalingen de tarieven worden verhoogd. En ik vermoed dat u daar óók niet op zit te wachten.

Tenslotte zou ik willen zeggen dat ­ om met onze nationale voetbalheld Johan Cruyff te spreken ­ 'elk nadeel zijn voordeel heeft'. Want mochten de prijzen van nieuwe auto's inderdaad bovenmatig stijgen, dan moet dit toch een positief effect hebben op de markt van gebruikte auto's en op die van goedkopere merken en uitvoeringen? De mensen zullen namelijk niet minder gaan rijden.

De Monti verordening is net van kracht geworden. De bedoeling is zeker niet om de consument de dupe te laten worden van Brusselse bureaucratie, maar juist om hem of haar sterker te maken. Het doel is ­ in de woorden van Monti ­ 'to put the consumer in the driver's seat'. Ik geloof daarin ­ maar niet blindelings. Laten we eerst de ontwikkelingen afwachten.

Dit geldt ook voor de discussie over de BPM. Momenteel wordt door mijn collega's van Financiën en Economische Zaken ­ zoals bekend de ministeries die het voortouw nemen bij dit onderwerp ­ een nota voorbereid. Deze nota vormt de basis voor verdere discussie met de Tweede Kamer. Het standpunt van velen in de autobranche is daarbij bekend.

Vooralsnog ben ik niet pessimistisch over de gevolgen van de Monti verordening op de Nederlandse autobranche. Integendeel. Nederland is een ondernemend land en ondernemers grijpen kansen. De Monti verordening biedt kansen. Ik hoop en verwacht dat u die pakt.