Ministerie van Buitenlandse Zaken

Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust
september 2003

Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken Afdeling Asiel- en Migratiezaken
Den Haag
(070) 348 5964
10 oktober 2003





1 Inleiding
In dit algemeen ambtsbericht wordt de huidige situatie in Ivoorkust beschreven voor zover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die afkomstig zijn uit Ivoorkust en voor besluitvorming over de terugkeer van afgewezen Ivoriaanse asielzoekers. Dit verkorte algemeen ambtsbericht vormt een aanvulling op en een actualisering van het vorige algemeen ambtsbericht Ivoorkust van 3 februari 2003, zodat in dit verkorte ambtsbericht in het algemeen slechts die onderwerpen zijn opgenomen waar zich wezenlijke wijzigingen in de situatie hebben voorgedaan. Indien bepaalde onderwerpen in dit verkorte ambtsbericht niet aan de orde komen is de tekst van het vorige algemeen ambtsbericht op hoofdlijnen nog steeds van toepassing. Dit ambtsbericht beslaat de periode van februari tot en met september 2003. Dit ambtsbericht is deels gebaseerd op informatie van openbare bronnen. Bij de opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de Verenigde Naties, verschillende niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst. Bovendien liggen vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse vertegenwoordigingen in Abidjan, in EU-lidstaten en in Bern aan dit algemeen ambtsbericht ten grondslag. In het algemeen ambtsbericht wordt veelvuldig verwezen naar geraadpleegde openbare bronnen. Daar waar dergelijke bronnen zijn vermeld, is de tekst in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de recente ontwikkelingen op politiek gebied en veiligheidsgebied. Deze beschrijving wordt voorafgegaan door een kort overzicht van de geschiedenis van Ivoorkust.
In hoofdstuk 3 wordt de mensenrechtensituatie in Ivoorkust beschreven. Na een beschrijving van ontwikkelingen op het punt van wettelijke garanties en internationale verdragen waarbij Ivoorkust partij is, komen mogelijkheden van toezicht aan de orde. Vervolgens worden de naleving dan wel schendingen van enkele specifieke mensenrechten behandeld. Ten slotte wordt de positie van specifieke groepen belicht.
In hoofdstuk 4 komen de opvang van binnenlands ontheemden evenals het beleid van een aantal andere Europese landen inzake asielzoekers uit Ivoorkust en activiteiten van internationale organisaties, waaronder de positie van UNHCR, aan de orde.
Een algehele samenvatting volgt in hoofdstuk 5.
---


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003


2 Landeninformatie
2.1 Geschiedenis
Voor begrip van de huidige situatie is enige kennis van de geschiedenis onontbeerlijk. Hieronder volgt daarom een overzicht op hoofdlijnen van de geschiedenis tot en met januari 2003. Voor een uitgebreidere weergave wordt verwezen naar het algemeen ambtsbericht Ivoorkust van februari 2003. Ivoorkust, een voormalige Franse kolonie, werd onafhankelijk op 7 augustus 1960. De politieke geschiedenis van Ivoorkust sinds de onafhankelijkheid is onlosmakelijk verbonden met de eerste President Félix Houphouët-Boigny en de Parti démocratique de Côte d'Ivoire (- Rassemblement démocratique africain) (PDCI-RDA). Ivoorkust ontwikkelde zich in de jaren 1960 en 1970 tot één van de welvarendste Afrikaanse landen met een gestadige economische groei. Immigranten uit de omringende landen werden aangetrokken voor het werk op de plantages. Eind jaren tachtig vormden zij tussen de 33 en 40 % van de bevolking. In oktober 1990 werd Houphouët-Boigny bij de eerste meerpartijenverkiezingen voor zijn zevende opeenvolgende termijn van vijf jaar tot President herkozen. De leider van het Front populaire ivoirien (FPI), Laurent Gbagbo, was de enige andere kandidaat. In een poging het land uit de economische crisis van de jaren 1980 te tillen benoemde de President in 1990 een nieuwe premier. Dit was Alassane Dramane Ouattara, die in de vroege jaren 1990 de economie uit het slop trok en pijnlijke privatiseringen doorzette. Publieke protesten leidden uiteindelijk tot confrontaties tussen burgers onderling. Toen de oppositie in februari 1992 een grote protestmars in Abidjan wilde houden, grepen de autoriteiten hard in. Laurent Gbagbo en elf andere prominente oppositieleden werden gevangen genomen. Zes maanden later werden zij weer vrijgelaten. Toen Houphouët-Boigny begin jaren 1990 langzaam wegzakte in ziekte en seniliteit zochten de partijbonzen van de PDCI-RDA hun toevlucht tot Henri Konan Bédié, voorzitter van het parlement en aartsrivaal van Ouattara. Enkele uren na de dood van Houphouët-Boigny in december 1993 riep Bédié zichzelf uit tot nieuwe tijdelijke President. Hij won vervolgens de presidentsverkiezingen in oktober 1995 met 95% van de stemmen. Ouattara had het Bédié gemakkelijk gemaakt door zich niet kandidaat te stellen.

In 1995 mochten alleen kandidaten van `zuivere' Ivoriaanse afkomst meedoen aan de presidentsverkiezingen. Dit was binnen Ivoorkust een uiterst controversieel punt. In 1995 werden de bepalingen in de Grondwet over de kandidaatstelling voor de functie van President gewijzigd. Presidentskandidaten moesten voortaan niet alleen zelf de Ivoriaanse nationaliteit bezitten, maar ook beide ouders van de
---


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

kandidaat moesten Ivoriaan zijn. Voorts werden Ivorianen die de laatste vijf jaar in het buitenland hadden verbleven gediskwalificeerd. Het was overduidelijk dat de regering Bédié deze laatste bepaling had ingevoerd om Ouattara uit te sluiten. Deze laatste verbleef namelijk inmiddels in Washington1, en volgens zijn tegenstanders was zijn vader geboren in Burkina Faso. Naar eigen zeggen stamt Ouattara af van een familie uit het noorden van Ivoorkust.

In 1999 liepen de politieke en economische spanningen op. In de gegeven context van armoede met een groot aantal West-Afrikaanse immigranten in grote arme wijken in de steden, vertaalden deze spanningen zich in toenemende xenofobie. Deze xenofobie was des te ontwrichtender, daar zij een ander reeds bestaand onderscheid in de Ivoriaanse samenleving op scherp zette: de tweedeling tussen enerzijds de noordelijke etnische groepen, in meerderheid islamitisch, politiek veelal aanhanger van de RDR (Rassemblement démocratique des républicains) van Ouattara, en vele immigranten in hun gelederen tellend, en anderzijds de zuidelijke etnische groepen, in meerderheid christelijk en politiek dichter bij het centrum van de macht.
In de zomer van 1999 maakte Ouattara zijn kandidatuur voor het presidentschap bekend. De regering Bédié trachtte de kandidatuur van Ouattara te verhinderen. Toen hiertegen in Abidjan grootschalige protesten ontstonden, liet President Bédié de kopstukken van de RDR arresteren. De RDR-partijtop werd in november 1999 veroordeeld tot zware gevangenisstraffen. Mede door hernieuwde verhitte debatten over de grondwetswijziging van 1995 inzake presidentskandidaten, lieten aanhangers van Bédié zich inspireren tot xenofobisch geweld tegen immigranten. In met name het zuidwesten van het land, waar veel immigranten in de agrarische sector actief waren, werd ook de kwestie van landeigendom een twistpunt. Op 23 december 1999 mondde een militaire oproer - ontstaan uit onvrede over achterstallige soldij - in Abidjan uit in een machtsovername door brigadegeneraal buiten dienst Robert Guéï. Het parlement en de regering werden ontbonden. De afgezette Bédié werd door de Fransen in bescherming genomen en vertrok naar Lomé (Togo). De leiding van de RDR werd na de staatsgreep bevrijd uit de gevangenis, Ouattara keerde terug naar Ivoorkust en er werd een overgangsregering gevormd. De RDR, de PDCI-RDA en de FPI accepteerden een ontwerp voor een nieuwe Grondwet, die vervolgens in 2000 bij referendum werd aangenomen.
Ouattara en de RDR bleven mikpunt van overheidsobstructie. Guéï verloor tegelijkertijd steeds meer van zijn geloofwaardigheid en steun. Na een mislukte aanval door militairen op het huis van Guéï op 18 september 2000 hield de junta
1 Ouattara was in deze periode plaatsvervangend directeur van het Internationaal Monetair Fonds (IMF).

---


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

razzia's tegen RDR-leden respectievelijk noordelijke moslims. Volgens Guéï zaten zij achter de aanval.
Op 6 oktober 2000 maakte de Constitutionele Raad (Conseil Constitutionnel) bekend dat veertien van de negentien presidentskandidaten waaronder Ouattara en voormalig President Bédié werden gediskwalificeerd, onder meer op gronden van nationaliteit. Daarop riepen PDCI-RDA en RDR hun kiezers op de verkiezingen te boycotten. De presidentsverkiezingen van 22 oktober 2000 werden gewonnen door voormalig oppositieleider Laurent Gbagbo van de FPI. Er ontstond een oproer toen Guéï nog tijdens het tellen van de stemmen de overwinning opeiste. Het leger liet hem vallen en hij ontvluchtte het land. Op 25 oktober 2000 riep Gbagbo zichzelf uit tot President. Later werd bevestigd dat hij inderdaad de meerderheid (51,9 %) van de uitgebrachte stemmen had behaald.
In reactie hierop gingen Ouattara's aanhangers opnieuw de straat op. Er vonden confrontaties plaats met leger, politie en FPI-aanhangers, waarbij vele slachtoffers vielen, moskeeën in brand werden gestoken en enorme vernielingen werden aangericht. Er was voor het eerst concreet sprake van etnisch geïnspireerd geweld tegen noorderlingen2 en (Afrikaanse) buitenlanders. Ouattara's deelname aan de parlementsverkiezingen, die gepland waren voor 10 december 2000, werd opnieuw gedwarsboomd door een uitspraak van het Constitutioneel Gerechtshof. Daarop besloot de RDR ook de parlementsverkiezingen te boycotten. De opkomst bij de verkiezingen lag officieel rond de 37%, in werkelijkheid waarschijnlijk lager. De FPI werd de grootste partij. Na een mislukte poging tot een staatsgreep op 7 en 8 januari van dat jaar benoemde President Gbagbo op 24 januari 2001 een nieuw `kabinet van nationale eenheid', doch zonder deelname van de RDR. De FPI en de PDCI-RDA waren de belangrijkste partners. In het kader van de herziening die de regering zich tot doel stelde, werd aangekondigd dat in maart 2001 een Nationaal Verzoeningsforum zou worden gehouden, waarbij alle politieke partijen zouden worden uitgenodigd. Na de rustig verlopen gemeenteraadsverkiezingen van 25 maart 2001 leek een periode van normalisatie aan te breken in Ivoorkust. De oorzaken van de spanningen ­ met name de kwestie rond de nationaliteit van Ouattara en zijn uitsluiting als kandidaat bij de presidentsverkiezingen ­ waren echter niet weggenomen.

2 Met `noorderlingen' of `noordelijke etnische groepen' wordt gedoeld op etnische groepen die van oudsher voornamelijk in het noorden van Ivoorkust woonden, met name de Voltaic en de Mande du Nord. Inmiddels wonen in het zuiden, met name in de steden, ook grote groepen `noorderlingen'.

---


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Onder druk van de internationale gemeenschap ­ met name de Europese Unie ­ werd in augustus 2001 een start gemaakt met de actieve voorbereiding van het Nationaal Verzoeningsforum3. De eerste bijeenkomst vond uiteindelijk van 9 oktober tot en met 18 december 2001 plaats. De belangrijkste politici (inclusief Gbagbo, Bédié, Guéï en Ouattara), vertegenwoordigers van religieuze en maatschappelijke groeperingen, belangengroepen en andere NGO's namen actief deel aan het Forum.
Het Forum eindigde met een breed scala aan aanbevelingen, waarvan de belangrijkste was dat op basis van de Grondwet van augustus 2000 en de uitslagen van de verkiezingen van 2000 en 2001 gestreefd zou moeten worden naar vorming van een regering van nationale eenheid met deelname van de FPI, PDCI-RDA, UDPCI (Union pour la démocratie et la paix en Côte d'Ivoire), RDR en PIT (Parti ivoirien des travailleurs). Hierbij werd door het Forum gesteld dat de bestaande sociaal-politieke crisis in belangrijke mate zijn oorzaak vond in de controverse met betrekking tot de nationaliteit van RDR-leider Ouattara. Het Forum gaf de competente rechterlijke autoriteiten onder andere de aanbeveling om aan Ouattara een certificaat van Ivoriaanse nationaliteit te verstrekken.

Alle aanbevelingen van het Forum werden op een bijeenkomst op 22 en 23 januari 2002 in Yamoussoukro door alle vier bovengenoemde politieke leiders onderschreven. Er werden evenwel geen termijnen gesteld voor de uitvoering van de overigens niet bindende aanbevelingen.
Op 28 juni 2002 ­ ruim een week voor de departementale verkiezingen ­ oordeelde de rechtbank te Abidjan dat het geoorloofd was aan RDR-leider Ouattara een nationaliteitsbewijs te verstrekken. Zijn aanvraag werd dezelfde dag gehonoreerd. Deze beslissing kwam alom als verrassing. Ouattara kondigde direct na de ontvangst van het nationaliteitsbewijs aan zich in 2005 kandidaat te zullen stellen voor het presidentschap. In Abidjan gingen tegenstanders van Ouattara ­ vooral zuidelijke christenen ­ de straat op om te protesteren tegen de beslissing van de rechter.

De departementale verkiezingen op 7 juli 2002, waaraan de RDR meedeed, verliepen zonder geweld, maar niet zonder problemen. Veel stemgerechtigden beschikten niet over de nieuwe identiteitskaart of het vervangende document, en gingen naar de stembus met documenten die bij vorige verkiezingen wel als legitimatiebewijs werden erkend, zoals oude identiteitsbewijzen, geboortebewijzen en rijbewijzen. Zij werden geweigerd. Slechts 26% van de geregistreerde kiezers bracht zijn stem uit (officieel opkomstcijfer: 28,2%).
3 EIU Country Report, februari 2002
---


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

De RDR, die bij de departementale verkiezingen met 27% de grootste partij werd, ging op 6 augustus 2002 uiteindelijk akkoord met toetreding tot de regering. Hiermee was de vorming van een regering van nationale eenheid een feit. De regering hield echter niet lang stand: de partij van Robert Guéï, de UDPCI trok zich kort hierna terug uit de regering omdat over de herschikking van ministersposten geen overleg met de UDPCI zou zijn gevoerd. De UDPCI was één van haar twee ministersposten kwijtgeraakt.

Op 19 september 2002 vond, terwijl President Gbagbo in Italië op staatsbezoek was, in Ivoorkust opnieuw een poging tot staatsgreep plaats. De opstandelingen, die zich later de Mouvement patriotique de la Côte d'Ivoire (MPCI) noemden, doodden hoge militairen en politiefunctionarissen en namen de stad Bouaké in het centrum van Ivoorkust in, alsmede Korhogo in het noorden. De rebellen slaagden er niet in Abidjan in te nemen. Bij de staatsgreep werd betrokkenheid van Guéï, voormalig President en leider van de UDPCI, vermoed. Guéï kwam op dezelfde dag om het leven4.
In de weken na de couppoging namen de opstandelingen van de MPCI het grootste deel van Noord- en West-Ivoorkust in bezit. Op 19 september 2002 werd meteen een avondklok ingesteld in heel Ivoorkust5. Eind september 2002 werden door de Minister van Defensie de regio's Bouaké en Korhogo tot oorlogszone verklaard: iedereen die in die gebieden wapens droeg en niet tot de reguliere troepen behoorde, werd als vijand aangemerkt.
Frankrijk vloog op 22 september 2002 honderd extra manschappen in om zijn onderdanen (circa 25.000) en andere buitenlanders te beschermen. In de daarop volgende maand vloog Frankrijk nog eens 400 manschappen naar Ivoorkust6. De wens van President Gbagbo om het bilaterale defensieverdrag met Frankrijk in werking te stellen werd niet gehonoreerd, omdat de opstand in de ogen van Frankrijk een binnenlandse aangelegenheid was. Het defensieverdrag voorziet slechts in militaire hulp bij agressie van buitenaf. Op 17 oktober 2002 werd een staakt-het-vuren overeengekomen tussen de regering en de MPCI. Hierna werd de rol van de Franse troepen, die eerst bestond uit het bieden van bescherming aan de eigen onderdanen en andere buitenlanders in Ivoorkust, uitgebreid met het fungeren als buffer tussen de regeringstroepen enerzijds en de rebellen anderzijds. De Franse troepen werden gestationeerd op vier strategische punten langs de bestandslijn: bij Man in het westen, tussen Daloa
4 Amnesty International, Côte d'Ivoire: A country caught up in a turmoil for more than a month, AFR 31/005/2002 (18 oktober 2002).
5 IRIN, 30 september 2002.

6 IRIN, 19 oktober 2002.

---


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

en Vavoua, tussen Yamoussoukro en Bouaké, en bij Bondoukou bij de grens met Ghana in het oosten.
Het staakt-het-vuren hield stand tot 27 november 2002. Op die dag rukte het Ivoriaanse regeringsleger vanuit Daloa op naar het door de MPCI bezette Vavoua. Op dezelfde dag namen twee nieuwe rebellengroepen, de Mouvement populaire ivoirien du Grand-Ouest (MPIGO) en de Mouvement pour la justice et la paix (MJP) de steden Man, Danane, Toulépleu en Touba in het westen van Ivoorkust in. Op 1 december 2002 heroverden de regeringstroepen de stad Man. In de hierop volgende week wisten de rebellen van de MPIGO en de MJP hun gebied naar het noorden uit te breiden met Koro. Ook namen zij op 7 december 2002 de plaats Bloléquin in7. De regeringstroepen wisten echter de stad op 10 december 2002 te heroveren.
Op 30 oktober 2002 waren in Lomé, onder auspiciën van de Economic Community of West African States (ECOWAS, in het Frans aangeduid als CEDEAO) en onder leiding van de Togolese President Gnassingbe Eyadema, politieke onderhandelingen tussen de regering van Ivoorkust en de rebellen van de MPCI begonnen. Deze onderhandelingen verliepen moeizaam en leverden geen substantieel resultaat op. Met het op het toneel verschijnen van de twee nieuwe rebellenbewegingen MPIGO en MJP op 27 november 2002 werd de onderhandelingssituatie nog complexer.
Onderdeel van het staakt-het-vuren van 17 oktober 2002 is het instellen van een regionale vredesmacht van de ECOWAS in Ivoorkust. Over deze vredesmacht werd op 26 oktober 2002 verdere overeenstemming bereikt tussen de Ministers van Buitenlandse Zaken van de ECOWAS-lidstaten.

Toen bleek dat op de vredesbesprekingen onder auspiciën van de ECOWAS niet de gewenste resultaten werden geboekt, ging de Franse regering een actievere rol spelen. De Franse Minister van Buitenlandse Zaken Dominique de Villepin reisde begin januari 2003 naar Abidjan om de betrokken partijen uit te nodigen voor een Rondetafelconferentie op 15 januari 2003 in Parijs. Na een gesprek met De Villepin kondigde President Gbagbo aan dat de regeringstroepen een staakt-het- vuren in acht zouden nemen, dat de van regeringswege betaalde huurlingen uitgewezen zouden worden, en dat er geen luchtaanvallen met helikopters meer zouden plaatsvinden. Ook de MPCI kondigde aan zich te zullen houden aan het staakt-het-vuren8. Op 13 januari 2003 tekenden de MPIGO en MJP in Lomé ook een bestand met de regering9. President Gbagbo verklaarde dat hij bereid was de rebellen amnestie te verlenen.

7 Reuters, 7 december 2002.

8 IRIN, 6 januari 2003.

9 ANP, 13 januari 2003.

---


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

De Rondetafelconferentie werd georganiseerd in het trainingscentrum van het Franse nationale rugbyelftal in Linas-Marcoussis, vlakbij Parijs. Op 25 en 26 januari 2003 vond in Kléber (Parijs) de afsluitende conferentie plaats. Hierbij waren naast President Gbagbo en de leiders van de overige partijen, ook staatshoofden en regeringsleiders van West-Afrikaanse landen, vertegenwoordigers van de internationale (donor)gemeenschap en VN-Secretaris- Generaal Kofi Annan aanwezig10. Na intensieve onderhandelingen en onder zware Franse diplomatieke druk werd tijdens de conferentie het vredesakkoord aanvaard door alle partijen bij het conflict, alsmede door President Gbagbo persoonlijk11. Dit akkoord omvatte de benoeming van een nieuwe onafhankelijke premier, Seydou Elimane Diarra en de overdracht van een groot gedeelte van Gbagbo's presidentiële bevoegdheden aan de nieuwe premier; de vorming van een regering van nationale verzoening die tot de verkiezingen van oktober 2005 zal regeren, met ministersposten voor alle partijen inclusief de rebellen groepen MPCI (7 posten), MPIGO (1 post) en MJP (1 post); ontwapening van de rebellen en hervorming van het leger; amnestie voor de rebellen; en instelling van een internationaal comité de suivi voor toezicht op de uitvoering van het akkoord. Ook werd afgesproken dat de nieuwe regering maatregelen zou nemen op het gebied van de nationaliteitswetgeving en wetgeving inzake grondbezit, de positie van buitenlanders, versterking van het kiessysteem, de onafhankelijke rol van de media en verbetering van de mensenrechten. En marge van de bijeenkomst te Kléber werden afspraken gemaakt over de verdeling van de ministersposten. Met name na het bekend worden van de toewijzing aan de rebellen van de posten Binnenlandse Zaken en Defensie brak een storm van protest uit van de zijde van de aanhangers van de FPI en vanuit de legerleiding12.
2.1.1 Staatsinrichting
Door het akkoord van Linas-Marcoussis is in de staatsinrichting een aantal wijzigingen opgetreden. De relevante wijzigingen in de staatsinrichting als gevolg van dit akkoord worden besproken in paragraaf 2.2 van dit ambtsbericht. 2.2 Politieke ontwikkelingen

10 Reuters, 25 januari 2003.
11 Reuters, 25 januari 2003.
12 NRC Handelsblad, 28 januari 2003.
10


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Belangrijke punten uit het in januari 2003 gesloten akkoord van Linas- Marcoussis13 zijn de instelling van een nieuwe regering van nationale verzoening, geleid door een Minister-President die na consultatie van alle partijen door de President wordt benoemd en delegatie van een substantieel deel van de macht van de President aan de premier. Verder bevat het akkoord een tijdsschema voor het houden van nationale verkiezingen in 2005, hervormingen van de strijdkrachten en ordediensten en hergroepering en ontwapening van alle gewapende groepen. Een annex bij het akkoord bevat een regeringsprogramma voor het oplossen van belangrijke problemen in het land zoals de nationaliteitskwestie14, regels voor verkiezingsdeelname van presidentskandidaten, onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en regulering van het grondbezit. Het akkoord voorziet ook in een comité van opvolging van de uitvoering (comité de suivi), dat onder andere bestaat uit vertegenwoordigers van de Verenigde Naties, de Afrikaanse Unie, ECOWAS, de Europese Unie en Frankrijk. Het wordt voorgezeten door Albert Tevoedjre, de Speciaal Vertegenwoordiger voor Ivoorkust van de Secretaris- Generaal van de Verenigde Naties.
Onmiddellijk na het bekend worden van de inhoud van het vredesakkoord braken er onlusten uit in Abidjan. Woedende jongeren gingen op 25 januari 2003 de straat op voor een anti-Frankrijk demonstratie15. Duizenden betogers verzamelden zich voor de Franse ambassade in Abidjan en staken een deel van het pand in brand16, ook werden Franse bedrijven en instellingen geplunderd17. De betogers waren vooral gekant tegen de rol die Frankrijk had gespeeld in de onderhandelingen. De betogers waren van mening dat Gbagbo door de Fransen gedwongen is om een vernederend vredesplan te aanvaarden18.
President Gbagbo probeerde 27 januari 2003 de ongeregeldheden te bezweren door de betekenis van het akkoord af te zwakken. Hij verklaarde tegenover een groep protesterende jongeren dat het vredesakkoord uit een aantal `voorstellen' zou bestaan en dat een aantal overeengekomen grondwetswijzigingen aan een referendum onderworpen zou moeten worden19. Op 28 januari 2003 verklaarde de Minister van Binnenlandse Zaken Paul Yao N'dre het vredesakkoord `nietig'. Hij
13 De tekst van het akkoord is op internet onder andere te vinden bij de website van het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken www.france.diplomatie.fr.
14 Het betreft hier aanbevelingen die voornamelijk gericht zijn op vergemakkelijking van de toegang tot naturalisatieprocedures, het wegnemen van andere administratieve lasten en het verminderen van discriminatie door overheidsinstanties van vreemdelingen door middel van de identificatieplicht.

15 ANP, 26 januari 2003.

16 CNN.com, 26 januari 2003.

17 CNN.com, 27 januari 2003.

18 BBC News, 26 januari 2003.

19 ANP, 28 januari 2003.

---


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

wilde de rebellen niet in de regering opnemen, omdat dit hen zou belonen voor het opnemen van de wapens20.
Ook de legerleiding toonde zich ontevreden over het vredesakkoord. Het akkoord zou een `belediging' zijn, met name de toewijzing van de ministersposten voor Binnenlandse Zaken en Defensie aan de rebellen en de algehele ontwapening bleken onverteerbaar voor het regeringsleger21. Volgens legerwoordvoerder Jules Yao Yao wil het leger niet onder dezelfde voorwaarden gedemobiliseerd worden als de rebellen22. In een gezamenlijke verklaring keurden de FPI en de PIT de verdeling van de ministersposten af. Aldus was een machtsblok ontstaan dat tegen het akkoord van Linas-Marcoussis en de uitvoering daarvan was gekant. Gesterkt door de steun van de FPI en de legerleiding heeft President Gbagbo in de volgende maanden voortdurend geprobeerd de uitvoering van het akkoord daar waar mogelijk te vertragen, om zo zijn bestaande bevoegdheden zo veel mogelijk te handhaven. Ook bevinden zich in de kringen om hem heen milities van patriottische jongeren, die fel tegen het akkoord van Linas-Marcoussis gekant zijn23.
Op 31 januari 2003 belaagden meer dan duizend demonstrerende jongeren het vliegveld van Abidjan om te voorkomen dat de beoogde premier Seydou Diarra, voormalig diplomaat, premier onder generaal Guéï en tevens voorzitter van het Nationaal Verzoeningsforum, vanaf het vliegveld de stad in zou gaan24. Diarra stelde daarop zijn terugkeer naar Ivoorkust uit. De aanhoudende rellen die zich hoofdzakelijk tegen de in Ivoorkust aanwezige Fransen richtten leidden tot een grote uittocht van Fransen en andere westerse buitenlanders.

Op dezelfde dag kwamen in Senegal de leiders van de West-Afrikaanse landen bijeen in een poging het akkoord te redden. Ook de gehele internationale gemeenschap schaarde zich opnieuw achter het akkoord van Linas-Marcoussis, en de VN, EU, AU alsmede ECOWAS deden een dringend beroep op alle partijen om de voorwaarden van het akkoord te accepteren25. De VN-Veiligheidsraad nam op 4 februari 2003 resolutie 1464 aan, waarin de partijen werden opgeroepen zich te houden aan het Linas-Marcoussis akkoord. Ook gaf de Veiligheidsraad, onder Hoofdstuk VII van het VN-Handvest, een mandaat aan de ECOWAS- en Franse troepen om het akkoord te handhaven26.

20 IRIN, 29 januari 2003.

21 AllAfrica.com, 28 januari 2003.
22 Reuters, 29 januari 2003.

23 Zie over deze patriottische jongeren ook paragraaf 2.3.2. van dit ambtsbericht.
24 Reuters, 31 januari 2003.

25 IRIN, 5 februari 2003.

26 S/RES/1464 (2003).

12


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Op 10 maart 2003 tekende President Gbagbo het decreet waarmee hij de in het akkoord voorziene bevoegdheden overdroeg aan de beoogd premier Seydou Diarra. Het gaat daarbij onder andere om belangrijke terreinen als ontwapening van de rebellen, vrijlating van krijgsgevangenen, herstel van de veiligheid, amnestie, uitwerking van het wetsontwerp voor naturalisatie, bevordering van onafhankelijke media en hervorming van het kiessysteem. De bevoegdheids- overdracht heeft echter plaatsgevonden voor de duur van zes maanden met een mogelijkheid tot verlenging door de President. Hiermee houdt President Gbagbo een aanzienlijke invloed in handen.
Op 11 maart 2003 werd Diarra beëdigd als premier27. De regering werd twee dagen later geïnstalleerd, maar de Ministerraad was door het wegblijven van de ministers van de RDR en de rebellengroeperingen vooralsnog niet voltallig. Op 20 maart vond de tweede zitting van de Ministerraad plaats. Hierbij waren nu wel de RDR-ministers aanwezig. De ministers van de rebellen (inmiddels forces nouvelles genoemd) waren opnieuw afwezig.
De onderhandelingen over de precieze verdeling van de ministersposten bleven voortduren. Er werd zelfs een topoverleg in Accra ingelast op uitnodiging van de President van Ghana, tevens voorzitter van ECOWAS. Hier werd besloten tot oprichting van een Nationale Veiligheidsraad, waarin de President, de Minister- President, alle deelnemers aan de vredesconferentie te Linas-Marcoussis, het leger, de gendarmerie en de politie zitting zouden moeten nemen. Ook werd overeenstemming bereikt over de verdeling van alle ministersposten, met uitzondering van de twee hete hangijzers: Defensie en Binnenlandse Veiligheid. Totdat overeenstemming werd bereikt nam de Nationale Veiligheidsraad de honneurs waar28. De Nationale Veiligheidsraad was tevens het orgaan dat zich bezighoudt met het vinden van geschikte en door iedereen geaccepteerde kandidaten.
Op 3 april 2003 vond uiteindelijk de eerste (voornamelijk ceremoniële) voltallige bijeenkomst van de Ministerraad, met deelname van de forces nouvelles, plaats29. De rebellen hadden nog wel aangegeven zich zorgen te maken over de veiligheid van hun ministers in Abidjan, dat ten tijde van de strijd voor de rebellen `vijandig gebied' was. Als vertrouwenwekkende maatregel werd besloten de Ministerraad ook een keer in Bouaké, de thuisbasis van de forces nouvelles, bijeen te laten komen. Dit gebeurde op 22 mei 2003. De rebellen beschouwen de veiligheid van hun ministers in Abidjan nog altijd als een punt van zorg. De ministers van de forces nouvelles beschikken in de hoofdstad nog altijd niet over een eigen
27 IRIN, 11 maart 2003.

28 IRIN, 10 maart 2003.

29 IRIN, 3 april 2003.

13


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

infrastructuur en zijn door de zeer strenge bewaking nog beperkt in hun bewegingsvrijheid.
Op 3 mei 2003 kwamen alle partijen opnieuw een staakt-het-vuren overeen, dat om middernacht inging. Het staakt-het-vuren betrof het gehele land, inclusief het westen30. Op 25 mei 2003 werd een quadripartiet akkoord gesloten tussen de regeringstroepen, de forces nouvelles, de ECOWAS en de Franse troepen voor samenwerking bij het herstel van de veiligheid in het westen van het land. De vier genoemde partijen hebben voorzichtig een begin gemaakt met het binnentrekken van het gebied aan de grens met Liberia.
Op 28 mei 2003 presenteerde de premier in het parlement een programma voor zijn regering. Deze presentatie werd rechtstreeks uitgezonden op de nationale televisie. Hij deelde onder andere mede dat er een onderzoek zou komen naar mensenrechtenschendingen in de afgelopen periode31. Begin juni 2003 zijn gesprekken over ontwapening tussen de regeringstroepen en de rebellen begonnen32. Op 18 juni 2003 werd overeenkomstig het akkoord van Linas-Marcoussis afgesproken om de strijders van beide zijden allen onder te brengen in daartoe aangewezen militaire kampen. Er zijn zestien kampen aangewezen. Ook werden afspraken gemaakt over wederzijdse vrijlating van krijgsgevangenen33. Tijdens een op 26 juni 2003 gehouden Ministerraad onder voorzitterschap van President Gbagbo is afgesproken dat de ontwapening voor 15 september 2003 voltooid moet zijn. Eind juli werden met het oog op uitwisseling van krijgsgevangenen lijsten met namen uitgewisseld tussen de partijen. Een datum voor vrijlating werd hierbij echter niet vastgesteld34.

Eind juni kwam de uitvoering van het akkoord van Linas-Marcoussis even in een kritieke fase. Minister Soro van Communicatie, tevens Secretaris-Generaal van de MPCI, werd op 27 juni 2003 in Abidjan bij een bezoek aan de nationale televisie aangevallen door een groep jongeren die behoorden tot de radicale tegenstanders van het akkoord. Hierbij kon hij ternauwernood ontkomen en heeft hij zich twee uur lang schuilgehouden totdat de politie de orde hersteld had. Drie dagen later sommeerde het centrale militaire commando van de drie rebellenbewegingen hun ministers om zich terug te trekken uit de regering en terug te keren naar Bouaké. Ook riepen de rebellen in het door hen beheerste deel van het land opnieuw de noodtoestand uit35.

30 AFP, 1 mei 2003 en ANP, 3 mei 2003.
31 IRIN, 29 mei 2003.

32 IRIN, 4 juni 2003.

33 BBC News, 18 juni 2003.

34 IRIN, 30 juni 2003.

35 IRIN, 30 juni en 2 juli 2003.

14


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Uiteindelijk zijn de ministers van de forces nouvelles niet naar Bouaké vertrokken. Zij hebben op 1 juli 2003 in Abidjan een onderhoud gehad met een door de Veiligheidsraad van de VN gestuurde delegatie, waarbij zij hun grieven kenbaar hebben gemaakt. De leider van de delegatie, de Britse ambassadeur bij de Verenigde Naties Sir Jeremy Greenstock, verklaarde na afloop van de gesprekken die hij achtereenvolgens voerde met de rebellen en de regering, dat het vredesproces nog altijd op de rails stond.
Op 4 juli 2003 maakten de forces nouvelles en de FANCI in een gemeenschappelijke verklaring het definitieve einde van de oorlog bekend. Alle partijen bevestigden in deze verklaring tevens hun trouw aan President Gbagbo. Bij het aannemen van de verklaring waren zowel de leiders van de regering als van de forces nouvelles aanwezig36. President Gbagbo verklaarde achteraf dat het moment gekomen was om het bestuursapparaat in de tot dan toe door de rebellen beheerste gebieden te herstellen. Hij verklaarde dat binnen enkele dagen een begin zou worden gemaakt met de terugkeer van de préfets ­ die aan het hoofd van de provincies staan ­, de sous-préfets en andere ambtenaren naar hun posten in het noorden37. De ambtenaren zelf hebben half juli 2003 aangegeven pas terug te willen naar hun voormalige posten, wanneer hun veiligheid volledig is gegarandeerd38.
Op 4 juli 2003 nam de VN-Veiligheidsraad resolutie 1498 (2003) aan, waardoor het mandaat van de Franse en ECOWAS-troepen in Ivoorkust werd verlengd tot 4 februari 2004.
Op 6 augustus 2003 is de amnestiewet door het parlement met een overweldigende meerderheid aangenomen en de wet (2003-309) trad op 8 augustus 2003 in werking. Reeds op 4 juli 2003 had President Gbagbo ingestemd met het wetsontwerp, dat vervolgens ook de steun van de Ministerraad kreeg39. De wet voorziet in een amnestie voor alle burgers en militairen die hebben gepoogd de regering omver te werpen. Vergrijpen begaan op 17 en 18 september 2000, 24 tot en met 27 oktober 2000, 4 en 5 december 2000, 7 en 8 januari 2001, 10 februari 2001, en 18 en 19 september 2002 en de daaropvolgende periode vallen onder deze wet40. De wet stelt hen die naar het buitenland zijn uitgeweken in staat
36 Agence France-Presse, 4 juli 2003.
37 IRIN, 4 juli 2003.

38 AFP, 16 juli 2003.

39 VRVN, Security Council reiterates need to implement peace and ceasfire agreements in Côte d'Ivoire, with view to elections 2005. SC/7825.
40 Tekst van de wet zoals gepubliceerd in het Ivoriaanse dagblad Fraternité Matin, d.d. 8 augustus 2003.

15


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

ongestraft naar Ivoorkust terug te keren41. Uitgesloten van amnestie zijn daders van economische vergrijpen, buitenlandse huurlingen en personen die zich schuldig hebben gemaakt aan `ernstige schendingen' van de mensenrechten. Dit laatste wordt in de wet niet nader gedefinieerd, maar aan de rechtspraak overgelaten42. De misdrijven genoemd in de artikelen 5 tot en met 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof zijn in ieder geval uitgesloten van amnestie.
Op 12 augustus werden reeds de eerste vrijlatingen gemeld. Er zouden 16 militairen en 38 burgers, allen (vermeende) aanhangers van de RDR, zijn vrijgelaten43. Op 20 augustus 2003 werden eerder gedeserteerde militairen opgeroepen zich te melden bij de strijdkrachten om zich daar (ongestraft) weer bij in te lijven44.
In een televisietoespraak die President Gbagbo hield op 6 augustus 2003 aan de vooravond van de Ivoriaanse nationale dag gaf hij wederom zijn weerstand tegen het akkoord van Linas-Marcoussis te kennen. Deze houding van de President wekte wrevel bij Minister-President Diarra en de forces nouvelles. Door deze gebeurtenis is eens te meer gebleken dat het akkoord uiterst broos is. Nog altijd is van tijd tot tijd sprake van disharmonie binnen de regering van nationale verzoening45.
Gbagbo heeft op 12 en 14 augustus 2003 opnieuw blijk gegeven van zijn persoonlijke weerstand tegen het akkoord van Linas-Marcoussis. Op deze data heeft hij de voorzitter en zes leden van de Constitutionele Raad (Conseil Constitutionnel) benoemd. Deze nieuwe leden zijn felle tegenstanders van het akkoord. Deze Raad is een machtig orgaan, omdat hij wetten toetst aan de Grondwet, kandidaten voor verkiezingen goedkeurt en uitslagen van verkiezingen vaststelt. Hierdoor hebben tegenstanders van het akkoord op legale wijze grip gekregen op de wetten die op grond van het akkoord van Linas-Marcoussis worden aangenomen en op kandidaturen voor verkiezingen. In het weekend van 23 en 24 augustus 2003 is op de luchthaven in Parijs een aantal personen aangehouden, die van plan waren met een lijnvlucht naar Ivoorkust te vertrekken. De aanhouding geschiedde op verdenking van een poging om President Gbagbo uit de weg te ruimen. Onder de aangehouden personen
41 VRVN, First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S/2003/801 (8 augustus 2003), blz 4.
42 IRIN, 6 augustus 2003.

43 IRIN, 12 augustus 2003.

44 AFP, 20 augustus 2003.

45 VRVN, First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S/2003/801 (8 augustus 2003), blz 13.
16


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

bevond zich sergeant Ibrahim Coulibay (beter bekend als `IB'), die in 1999 tijdens de staatsgreep deelnam aan de zijde van generaal Guéï. Hij was in gezelschap van Ivoriaanse militairen, allen met Burkinese paspoorten. Naar verluidt zouden zij op 26 of 27 augustus 2003 een staatsgreep hebben willen plegen. De aanhouding werd gevolgd door een golf van aanhoudingen in Ivoorkust. Onder de arrestanten bevond zich een aantal hoge legerfunctionarissen, die ervan verdacht worden een aandeel te hebben in het complot. De FPI heeft premier Seydou Diarra beschuldigd van betrokkenheid bij de poging tot staatsgreep. Door de gebeurtenissen is de spanning tussen de regering en de MPCI hoog opgelopen. De MPCI heeft elke betrokkenheid bij de gebeurtenissen ontkend, maar heeft wel opgeroepen tot vrijlating van Ibrahim Coulibay.
Op 9 september 2003 is onder leiding van premier Diarra een comité van militairen en voormalige rebellen opgericht, dat gaat toezien op de ontwapening. Op 10 september stond President Gbagbo weer handel toe tussen het zuiden van Ivoorkust en Burkina Faso, dat in regeringskringen in verband wordt gebracht met de couppoging van september 2002. De grens tussen Burkina Faso en Ivoorkust is hiertoe weer opengesteld46. De treinverbinding tussen Ouagadougou en Abidjan is in het weekeinde van 20 en 21 september 2003 hersteld47. Op 13 september 2003 werd de impasse rond de benoeming van de twee ministers doorbroken. Na vele eerdere kandidaten met een veto te hebben geblokkeerd, stemde President Gbagbo na een acht uur durend overleg ditmaal in met twee kandidaten. Hij benoemde Martin Bleou, hoogleraar in de rechten en mensenrechtenactivist, tot Minister van Binnenlandse Veiligheid en René Amani, een persoon met persoonlijke banden met premier Diarra, tot Minister van Defensie. Beide ministers zijn niet gelieerd aan één van de bestaande politieke partijen48. De forces nouvelles hebben echter aangegeven bezwaren te hebben tegen de benoemingsprocedure en kondigden aan dat zij niet zouden ontwapenen49.
Op 23 september 2003 maakten de forces nouvelles bekend dat zij niet langer aan regeringsactiviteiten zouden deelnemen, waaronder bijeenkomsten van de Ministerraad en het ontwapeningsproces. Volgens de rebellen hebben zij deze stap moeten zetten aangezien President Gbagbo het vredesproces frustreert door zijn weigering bevoegdheden over te dragen aan premier Diarra en de andere leden van de Ministerraad. Ook waarschuwden zij voor het hervatten van de burgeroorlog50.
46 IRIN, 11 september 2003.

47 IRIN, 22 september 2003.

48 IRIN, 13 september 2003.

49 Radio France Internationale (Frans) 0730 UTC, 15 september 2003.
50 The New York Times, 24 september 2003.
17


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Guillaume Soro verklaarde dat de rebellen alleen bereid zijn deel te nemen aan de regering indien Gbagbo zich houdt aan het vredesakkoord en de overeengekomen overdracht van bevoegdheden aan de Minister-President plaatsvindt. Ook wilde hij dat iedere Minister zijn eigen directeur-generaal kan benoemen51. President Gbagbo antwoordde in een nationale televisietoespraak met een tirade tegen de rebellen, waarin hij hen `kinderen met pistolen' noemde52. Aldus is aan een aantal punten van het akkoord van Linas-Marcoussis opvolging gegeven. De VN spreekt in een rapport in juli 2003 van `significant progress ... in the implementation of the Linas-Marcoussis agreement'53. Nog openstaande kwesties waren eind september 2003 de daadwerkelijke uitvoering van de overeengekomen wederzijdse vrijlating van krijgsgevangenen, de volledige ontwapening van partijen en daadwerkelijke realisering van de in het akkoord voorziene wetswijzigingen ten aanzien van verkiezingen, nationaliteit, regulering van grondbezit etc. Hiertoe waren begin augustus 41 ontwerpen voor wetten en decreten ingediend bij het parlement. Nog afgezien van de ontwikkelingen rond de vermoedelijke couppoging van eind augustus 2003, is het wederzijdse vertrouwen tussen de voormalige strijdende partijen sinds het uit de regering treden van de rebellen in september ernstig afgenomen. 2.3 Militaire ontwikkelingen en veiligheidssituatie 2.3.1 Verloop van het conflict
Tot 19 september 2002 was de situatie in het gehele land, afgezien van enkele incidenten, relatief veilig. Hier kwam op genoemde datum verandering in. De gewelddadigheden na 19 september 2002 leidden tot een de facto driedeling van Ivoorkust langs politiek-etnisch-religieuze lijnen. Het noorden, dat overwegend islamitisch is en waar de RDR de grootste aanhang heeft, kwam in handen van de rebellen van de MPCI. De twee grote bolwerken van de MPCI zijn Bouaké en Korhogo. De regering merkte deze twee regio's op 27 september 2002 aan als oorlogsgebied. Dit hield in dat iedere gewapende persoon die niet behoorde tot de regeringstroepen werd beschouwd als vijand. Op 27 november 2002 geraakte het westen van Ivoorkust in handen van de rebellen van de MPIGO en de MJP. De MPIGO en de MJP hielden de steden Man, Danane, Toulépleu, Touba en Koro bezet. De regeringstroepen controleerden het overwegend christelijke zuiden van het land.

51 Radio France Internationale (Frans) 0630 UTC, 24 september 2003.
52 IRIN, 24 september 2003.
53 VRVN, Report of the Security Council mission to West Africa, 26 June-5 July 2003. S/2003/688 (7 juli 2003), blz. 8.
18


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Met uitzondering van het gedeelte van Ivoorkust dat in het westen grenst aan Liberia54 is de militaire situatie in het land relatief rustig geweest sinds de ondertekening van het akkoord van Linas-Marcoussis in januari 2003. Het overgrote deel van de incidenten die zich hebben voorgedaan, betrof meer acties van individuele rebellencommandanten dan gecoördineerde militaire actie55. De regeringstroepen hebben over het algemeen een goede relatie met de Franse en ECOFORCE-troepen56 langs de bestandslijn en houden zich volgens de VN in de regel aan het bestand57. Ook de troepen van de MPCI hebben zich, behoudens enkele incidenten langs de bestandslijn, volgens de VN in de regel aan het staakt- het-vuren gehouden58. Het staakt-het-vuren blijft echter fragiel. Zo hebben op 21 februari 2003 gevechten plaatsgevonden rond de stad Zuénoula en hebben op 17 april 2003 gevechtshelikopters van het regeringsleger in de centraal gelegen stad Vavoua een markt beschoten.
Nadat op 3 mei 2003 een hernieuwd staakt-het-vuren werd overeengekomen tussen alle partijen, is sprake van rust op vrijwel alle fronten. Er zijn echter incidenten geweest, zoals de dood van 68 dorpelingen begin mei tijdens nieuwe gevechten rond Duékoué59 en een bankroof en daaruit voortkomende gevechten tussen rebellen en plunderaars op 25 september 2003 in Bouaké, waarbij 23 doden vielen60. Op 10 mei werd de avondklok, die sinds het begin van het conflict van kracht was, voor het gehele land opgeheven61. Op 14 mei werd de avondklok echter weer ingesteld voor de gebieden rond Duékoué en Guiglo in het westen62. Begin juni 2003 is de VN voor haar personeel teruggegaan van alarmfase 4 naar alarmfase 3, hetgeen betekent dat de kantoren in Abidjan weer geopend worden. In het rapport van 8 augustus 2003 constateerde de VN, dat de veiligheidssituatie in Ivoorkust sinds het vorige rapport van 26 maart 2003 steeds verder verbeterd was63.

54 Norwegian Refugee Council, Profile of internal displacement: Cote d'Ivoire (22 juli 2003), blz. 63.

55 VRVN, Report of the Secretary-General on Côte d'Ivoire. S/2003/374 (26 maart 2003), par. 37.

56 Voor een beschrijving van de Franse en ECOFORCE-troepen zie paragraaf 2.3.2. van dit ambtsbericht.

57 VRVN, Report of the Secretary-General on Côte d'Ivoire. S/2003/374 (26 maart 2003), par. 45.

58 VRVN, Report of the Secretary-General on Côte d'Ivoire. S/2003/374 (26 maart 2003), par. 47.

59 IRIN, 14 mei 2003.

60 Reuters, 28 september 2003.

61 Reuters, 10 mei 2003.

62 IRIN, 14 mei 2003.

63 VRVN, First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S/2003/801 (8 augustus 2003), blz 1.
19


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Kort nadat het eind van de oorlog op 4 juli 2003 door de strijdende partijen officieel werd uitgeroepen, is in Bouaké, thuisbasis van de voormalige rebellen, een organisatie voor ontwapening en demobilisatie onder internationale supervisie opgericht. De organisatie, genaamd Désarmement ­Démobilisation - Réinsertion (DDR), wordt gezamenlijk geleid door de VN-missie MINUCI (Mission des Nations Unies en Côte d'Ivoire), de ECOWAS, de Fransen, het regeringsleger en de forces nouvelles. De DDR zal een zogenaamde `zone van vertrouwen' creëren, waarin de vredeshandhavers erop zullen toezien dat noch regeringstroepen, noch forces nouvelles wapens zullen dragen64. Algehele ontwapening en vernietiging van de wapens waren voorzien voor 20 september 200365. De Secretaris-Generaal van de MPCI begon op 12 juli 2003 aan een tiendaagse rondreis door de gebieden die onder controle van deze groepering vallen, om de inwoners te informeren over het op 4 juli 2003 afgekondigde officiële einde van de oorlog en het programma van de DDR toe te lichten66. De daadwerkelijke uitvoering van de ontwapening heeft echter vertraging opgelopen, doordat de forces nouvelles deze koppelen aan de benoeming van de Ministers van Defensie en Binnenlandse Veiligheid67.
Het is sinds juni 2003 weer mogelijk zich over de weg te begeven van Abidjan naar Bouaké. Reizen naar het westen is thans mogelijk tot Man. Er is sprake van een aanzienlijke afname van het aantal bemande wegversperringen in het door de regering gecontroleerd gebied. Op 24 mei 2003 zijn afspraken gemaakt tussen de regering en de forces nouvelles over het verder terugbrengen van het aantal bemande wegblokkades langs de doorgaande wegen, ter bevordering van het beoogde herstel van het economisch verkeer tussen het noorden en het zuiden.

Inmiddels heeft een beperkt aantal goederentreinen gereden tussen Abidjan en Bouaké/Ferkessédougou (nabij Korhogo in het noorden van het land) en werd op 10 september 2003 de grens tussen Ivoorkust en Burkina Faso officieel weer geopend68. De treinverbinding tussen Ouagadougou en Abidjan is in het weekeinde van 20 en 21 september 2003 hersteld69. In september heeft de VN haar security rating van Abidjan van fase 3 teruggebracht naar fase 2, waardoor de VN- personeelsleden hun familie weer kunnen laten terugkeren.
64 AFP, 11 juli 2003. Voor een beschrijving van de genoemde deelnemende partijen aan de DDR zie paragraaf 2.3.2. van dit ambtsbericht.
65 VRVN, Security Council reiterates need to implement peace and ceasfire agreements in Côte d'Ivoire, with view to elections 2005. SC/7825.
66 Ivoriaanse krant Le Patriote, 12 juli 2003.
67 VRVN, First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S/2003/801 (8 augustus 2003), blz 4.
68 IRIN, 11 september 2003.

69 IRIN, 22 september 2003.

20


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Zoals reeds eerder opgemerkt, is het land sinds de opkomst van de nieuwe rebellengroepen in het westen van het land verdeeld in drie gebieden. Het zuidelijk deel van het land is na de couppoging van 19 september 2002 in regeringshanden gebleven. Het betreft hier het gebied ten zuiden van de lijn Vavoua, Zuénoula, Bouna, met uitzondering van het gedeelte ten westen van Bangolo, Duékué en Guiglo. Het noorden van het land, dat in handen is geraakt van de MPCI, ligt ten noorden van de bovengenoemde lijn, met uitzondering van het gebied ten westen van de lijn Séguéla-Odienné. Het westen van het land is in november 2002 in handen geraakt van de MPIGO en de MJP.
Ondanks het feit dat in maart 2003 een uit alle partijen samengestelde, voor het gehele land verantwoordelijke regering is gevormd, bestaat de driedeling in de praktijk nog voort. De daadwerkelijke integratie van de drie delen was aan het eind van de verslagperiode nog nauwelijks van de grond gekomen. In haar rapport van 8 augustus 2003 wijt de VN dit met name aan de forces nouvelles. Het kan volgens de VN niet zo zijn dat de voormalige rebellen een parallelle overheidsstructuur in het noorden in stand houden, nu zij tegelijkertijd deel uit maken van de nieuwe regering van nationale verzoening70. Onderstaand zal voor elk van de drie genoemde gebieden de situatie afzonderlijk worden beschreven. Situatie in het zuiden van het land
Met name in Abidjan zijn patriottische jongeren niet meer prominent in het straatbeeld aanwezig. Ook de uit deze patriottische jongeren voortgekomen milities laten hun aanwezigheid beduidend minder gelden dan in de eerste helft van 200371. De milities trainden zich met veel bravoure in de volkswijken van Abidjan, hetgeen onder de daar woonachtige noorderlingen en Afrikaanse buitenlanders een sfeer van angst en intimidatie veroorzaakte. Mede onder internationale druk op President Gbagbo om deze milities te beteugelen, hebben zij de laatste maanden een lager profiel. Niettemin lopen met name noorderlingen en immigranten uit de buurlanden in Abidjan nog altijd het risico om slachtoffer te worden van geweld. Het betreft onder meer berovingen en intimidatie. Plegers van het geweld moeten worden gezocht onder leden van de bovengenoemde milities en de ordediensten. De regering is tot dusverre niet bij machte hier effectief tegen op te treden.
In de door de regering gecontroleerde grensstrook met Liberia lopen burgers het risico het slachtoffer te worden van rondzwervende criminele bendes, die de regering nog niet volledig onder controle kan krijgen. Met name immigranten uit de buurlanden, die veelal verjaagd zijn uit hun noordelijker gelegen woongebieden
70 VRVN, First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S/2003/801 (8 augustus 2003), blz 13.
71 Over de patriottische jongeren en de hieruit voortkomende milities zie paragraaf 2.3.2 van dit ambtsbericht.

21


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

in Ivoorkust, blijven een kwetsbaar doelwit. Op 3 juli 2003 deelde het kabinet mee, dat de mate van banditisme en georganiseerde misdaad nog altijd hoog was en kondigde het maatregelen aan om de veiligheid te verbeteren72. De ontruiming van sloppenwijken in Abidjan is door initiatieven van een aantal burgemeesters en enkele gerechtelijke uitspraken enigszins ingeperkt, maar ook in de verslagperiode heeft weer een aantal incidenten plaatsgevonden73. Zo is op 9 juli 2003 opnieuw een sloppenwijk van Abidjan ontruimd. Hierbij vielen drie doden74. Eind februari 2003 meldden waarnemers nog dat het afbreken van sloppenwijken tot een door de regering gesteunde praktijk ter bestrijding van de rebellen behoort. Niet bekend is of ook de actie van 9 juli 2003 van regeringszijde gesteund is. Ook is niet bekend door wie het daadwerkelijke afbreken is gebeurd. Van de eerder in 2003 plaatsvindende grootschalige onlusten door patriottische jongeren in Abidjan is sinds juni van dat jaar geen sprake meer, zij het dat met name door de politieke ontwikkelingen eind augustus de dreiging hiervan niet geheel verdwenen is.
Op 18 september 2003 werd tijdens een demonstratie van studenten een demonstrant door de politie doodgeschoten. De uit de hand gelopen betoging werd door de politie met behulp van waarschuwingsschoten uiteengejaagd75. De studenten waren sinds september 2002 gevlucht uit Bouaké en Korhogo. Zij demonstreerden in Abidjan voor een vergoeding van 300.000 CFA frank ( 457) die door premier Diarra aan de studenten was toegezegd ter compensatie voor gemiste lessen in het afgelopen jaar76.
Situatie in het noorden van het land
In het noorden van het land zijn in de verslagperiode zuiderlingen die aanhanger zijn van President Gbagbo's partij, de FPI, het doelwit geworden van etnisch- politiek geweld. In het noorden van het land bevindt zich overigens slechts een klein aantal uit het zuiden afkomstige FPI-aanhangers77. In stedelijke gebieden in het noorden van het land zwerven nog altijd private milities rond. Zij maken zich mede schuldig aan geweld tegen burgers. Het geweld van deze groepen lijkt niet politiek geïnspireerd te zijn, maar vooral gericht te zijn
72 PANA, 4 juli 2003.

73 VRVN, First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S/2003/801 (8 augustus 2003), blz 7.
74 IRIN, 9 juli 2003.

75 Reuters, 18 september 2003.

76 IRIN, 18 september 2003.

77 Human Rights Watch, Trapped between two wars: Violence against civilians in western Côte d'Ivoire (augustus 2003), blz. 25 en 26.
---


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

op eigen gewin. De MPCI in Bouaké is niet altijd in staat deze bendes in de hand te houden en te weerhouden van verkrachtingen en plunderingen. Een woordvoerder van de MPCI verklaarde dat er in de stad te veel wapens in omloop zijn78. Desondanks komt het normale dagelijks leven in Bouaké langzaam weer op gang79.
Eind juni 2003 verklaarde de MPCI dat zij een groot aantal checkpoints hebben opgeheven en hun strijders in de weken daarvoor naar de barakken hebben teruggehaald in afwachting van demobilisatie. Organisaties ter plaatse bevestigen deze verklaring. De VN uitte in haar rapport van 8 augustus 2003 haar zorgen over ongecontroleerde elementen binnen de forces nouvelles, die nog altijd wegversperringen op de belangrijkste doorgangsroutes in het noorden in stand hielden80.
Op 25 september 2003 werd in Bouaké de kluis opgeblazen van een vestiging van de Banque Centrale des États de l'Afrique de l'Ouest (BCEAO), de regionale West-Afrikaanse bank. In de hierop volgende gevechten tussen de plunderaars en rebellen vielen 23 doden81. Op 27 september kwamen twee- tot driehonderd Franse militairen kwamen met pantserwagens en lichte tanks naar Bouaké om de orde te herstellen82. Op 30 september waren de rebellen in Bouaké verwikkeld in onderlinge schermutselingen waarbij schoten werden gelost. Er zouden geen doden of gewonden zijn gevallen83.
Situatie in het westen van het land
Er bestaat nog altijd veel onduidelijkheid over wat zich sinds 19 september 2002 in het westen van het land heeft afgespeeld. De situatie in dit gebied wordt gekenmerkt door een grote complexiteit. In dit deel van het land is in de verslagperiode sprake geweest van een groot aantal moordpartijen en omvangrijke verwoestingen. Er is in dit gebied sprake van een mozaïek van gelegenheidsallianties die zijn aangegaan om oude rekeningen te vereffenen die reeds onder de oppervlakte sluimerden. Zo is er sprake van bloedvergieten tussen lokale bevolkingsgroepen onderling en tussen enerzijds lokale bevolkingsgroepen en anderzijds Burkinezen en Malinezen, die als goede landbouwers vaak succesvoller zijn dan de lokale bevolking en daardoor jaloezie opwekken. Het overgrote deel van de strijders bestaat echter uit Liberianen, die zowel door
78 Reuters, 16 mei 2003.

79 L'intelligent No. 2211, 25-30 mei 2003, blz. 78-80, IRIN, 18 juni 2003 en de Ivoriaanse krant Le Patriote, 22 juli 2003.

80 VRVN, First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S/2003/801 (8 augustus 2003), blz 2.
81 Reuters, 26 september 2003.

82 NRC Handelsblad, 29 september 2003.
83 Reuters, 30 september 2003.

23


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

regeringstroepen als door rebellen gerekruteerd zijn. Verschillende Liberiaanse bevolkingsgroepen zijn etnisch verwant aan de verschillende Ivoriaanse partijen84. Zo zijn de Guere (Kru) in Ivoorkust verwant aan de Krahn in Liberia en zijn de Yacouba (Mande) in Ivoorkust verwant aan de Gio in Liberia85. Het in oktober 2002 gesloten staakt-het-vuren tussen de strijdende partijen, dat op 13 januari 2003 ook werd ondertekend door de MPIGO en de MJP, is vanaf het ingaan ervan het meest geschonden in het westen van het land. Hiervoor zijn veelal de MPIGO en de MJP, maar ook de regeringstroepen, die alle de gewapende strijd voortzetten, verantwoordelijk86. Behalve MPIGO en MJP zijn in het westen van het land ook ongecontroleerde gewapende bendes actief geweest, die met name bestaan uit Liberianen en enkele voormalige strijders uit Sierra Leone, die aanvankelijk hebben meegevochten aan de zijde van de rebellen of in het regeringsleger, maar die nu hun eigen weg gaan. Zij trokken moordend en plunderend het gebied door, hierbij geen enkele rekening houdend met religie, bevolkingsgroep of politieke voorkeur87.
Burgers werden regelmatig slachtoffer van gewelddadigheden, zowel van de kant van regeringstroepen als van de kant van rebellen. Dit heeft hen massaal hun huizen doen verlaten; zij vonden veelal onderdak in de bossen in het gebied. Verschillende getuigen hebben tegenover Human Rights Watch (HRW) verklaard dat er lijsten met namen van tegenstanders circuleerden onder gewapende regeringseenheden in Daloa, Guiglo, Vavoua en andere plaatsen. In Daloa zouden, nadat de stad op 13 oktober 2002 door regeringstroepen op de rebellen was heroverd, volgens getuigenverklaringen tegenover HRW door een paramilitaire organisatie, genaamd Brigade Anti-Emeute (BAE) ­ een anti oproer brigade ­ meer dan 25 burgers zijn opgepakt en vermoord. Het merendeel van deze groep zouden immigranten uit Mali, Burkina Faso, Guinee en noordelijke Ivorianen zijn. Een woordvoerder van de regering heeft deze beschuldigingen tegengesproken.
In april 2003 laaide de strijd in het westen opnieuw op. In het grensgebied met Liberia heerste begin april wetteloosheid en anarchie. Regelmatig werden gevechten gemeld, evenals ernstige wandaden tegen de lokale bevolking. De
84 International Crisis Group, Tackling Liberia. The Eye of the Regional Storm (30 april 2003), blz. 22-23.

85 VRVN, Letter dated 24 April 2003 from the Chairman of the Security Council Committee established pursuant to resolution 1343 (2001) concerning Liberia addressed to the President of the Security Council, S/2003/498, blz. 16.
86 VRVN, Report of the Secretary-General on Côte d'Ivoire. S/2003/374 (26 maart 2003), par. 49.

87 Human Rights Watch, Trapped between two wars: Violence against civilians in western Côte d'Ivoire (augustus 2003), blz. 35.

24


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

veiligheidssituatie in dit gebied was op dat moment zeer zorgwekkend. Gewapende bendes van verschillende achtergrond zonder duidelijke commandostructuur hielden nog altijd huis in het gebied. De grens met Liberia was op dat moment nog altijd poreus, zodat strijders gemakkelijk over en weer konden oversteken. Op 26 april 2003 vond een ontmoeting plaats tussen President Gbagbo van Ivoorkust en de toenmalige President Taylor van Liberia, waarin werd afgesproken de gemeenschappelijke grens gezamenlijk te beveiligen. Liberia is gezien de binnenlandse situatie niet in staat geweest de afspraken gestand te doen. Gezien de steun die Gbagbo zou verlenen aan de Liberiaanse rebellenbeweging MODEL, wordt door internationale waarnemers getwijfeld aan de oprechtheid van Gbagbo bij deze besprekingen. Op 21 augustus 2003 hebben opnieuw besprekingen over dit onderwerp plaatsgevonden, ditmaal tussen Moses Blah, de nieuwe President van Liberia en President Gbagbo van Ivoorkust88. Begin april 2003 vonden in dit gebied ­ ondanks het eerdergenoemde bestand ­ nog gevechten plaats tussen de rebellen en regeringstroepen, waarbij de stad Zouan-Hounien werd heroverd door het regeringsleger89. Delen van het gebied waren half april zelfs voor hulporganisaties onbereikbaar. Human Rights Watch spreekt van systematische plundering en verkrachtingen van burgers door zowel regeringstroepen als rebellen in het gebied rond Toulépleu, Bloléquin en andere dorpen die onder regeringscontrole staan90.
De regering heeft op door haar waargenomen rebellenactiviteiten in dit gebied gereageerd met de inzet van MI-24 gevechtshelikopters, bestuurd door Zuid- Afrikaanse huurlingen91. Hierbij zijn ook burgerslachtoffers gevallen92. Ondanks de oproep van de President op 10 april 2003 om alle vijandelijkheden te staken, zette het leger enkele dagen daarna opnieuw gevechtshelikopters in bij beschietingen in het westen.
Het hernieuwde staakt-het-vuren van 3 mei 2003 omvat mede expliciet het westen van het land en bevat tevens een bepaling die toeziet op de ontwapening van de buitenlandse huurlingen93. De rebellen hadden hier reeds enkele weken eerder een aanvang mee gemaakt. Vervolgens werden in het westen Franse en ECOWAS-
88 AFP, 21 augustus 2003.

89 Human Rights Watch, Letter to Security Council Members (14 april 2003).
90 Human Rights Watch, Letter to Security Council Members (14 april 2003) en Human Rights Watch, Trapped between two wars: Violence against civilians in western Côte d'Ivoire (augustus 2003), blz. 2.

91 Over de huurlingen zie ook NRC Handelsblad d.d. 9 augustus 2003.
92 VRVN, Report of the Secretary-General on Côte d'Ivoire. S/2003/374 (26 maart 2003), par. 45 en Human Rights Watch, Trapped between two wars: Violence against civilians in western Côte d'Ivoire (augustus 2003), blz. 22.
93 AFP, 1 mei 2003.

25


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

troepen gestationeerd om ook daar de bestandslijn te bewaken94. De opheffing van de avondklok die op 10 mei 2003 werd afgekondigd95, geldt mede voor het westen van het land. In de door de regering gecontroleerde districten Duékoué en in Guiglo, beide gelegen aan de grens met Liberia, werd de avondklok op 14 mei tot nader order weer ingesteld. De reden hiervoor was de dood van 68 dorpelingen in nieuwe gevechten die in de dagen daarvoor hadden plaatsgevonden96. Op 24 mei 2003 is na onderhandelingen van de internationale troepen met de regeringstroepen en de forces nouvelles een aanvang gemaakt met een gezamenlijke operatie om de veiligheid in het westen van het land te herstellen. Het doel is om een `zone van vertrouwen' te creëren in het westen van het land. Hierbij bewaken de Franse troepen en de voormalige rebellen het noordelijk deel en de regeringstroepen het zuidelijk deel van het grensgebied met Liberia97. Door deze patrouilles hebben de hulporganisaties sinds eind mei 2003 weer toegang tot het gebied98, hoewel de veiligheidssituatie op dat moment nog altijd slecht was vanwege de rondzwervende gewapende groepen. Eind mei deelden Franse militaire functionarissen mee dat de `zone van vertrouwen' voor 95 % werd gerespecteerd.
De gemeenschappelijke operatie verloopt zonder veel moeilijkheden. De samenwerking tussen de Fransen, ECOWAS, de rebellen en het regeringsleger verloopt vrij goed. Een quadripartiete structuur is opgericht om operaties te coördineren en de demobilisatie voor te bereiden. Als eerste werd een aanvang gemaakt met het ontwapenen van de Liberiaanse strijders die aanwezig waren in regeringsgebied. Dit ging niet zonder slag of stoot: zo raakten regeringstroepen bij Duékoué slaags met enkele van hun voormalige bondgenoten die zij wilden ontwapenen. Hierbij zouden de zeven Liberiaanse strijders in kwestie uiteindelijk om het leven zijn gekomen99. Vervolgens werd een aanvang gemaakt met het voorbereiden van de eigen strijders aan beide zijden op de komende ontwapening. Het grootste obstakel hierin is dat aan de (veelal jonge) strijders nauwelijks alternatieven kunnen worden geboden voor het leven met een wapen.

Op 3 juli 2003 verklaarde President Gbagbo dat de situatie in het westen nog altijd niet geheel onder controle was. Hij riep de Franse- en ECOWAS-vredesmacht op haar controle over het gebied te versterken100. Klachten over onveiligheid houden
94 Reuters, 12 juni 2003.

95 Reuters, 10 mei 2003.

96 IRIN, 14 mei 2003.

97 AFP, 23 mei 2003.

98 VRVN, Report of the Security Council mission to West Africa, 26 June-5 July 2003. S/2003/688 (7 juli 2003), blz. 7.

99 Reuters, 12 juni 2003.

100 IRIN, 4 juli 2003.

26


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

nog immer aan. Deze onveiligheid wordt voor het grootste deel veroorzaakt door criminelen. Volgens de Franse vredesmacht waren op 16 juli 2003 nog circa 2000 gewapende ex-huurlingen in het westen van het land aanwezig101. Na de verklaring van de strijdende partijen op 4 juli 2003 dat de oorlog officieel voorbij is, zijn honderden dorpelingen vanuit de bossen waarheen zij waren gevlucht teruggekeerd naar hun dorpen in het grensgebied met Liberia102. De VN constateert in haar rapport van 8 augustus 2003 dat de veiligheidssituatie in de westelijke regio van het land door de genoemde maatregelen `significant verbeterd' is103. Inmiddels is in veel dorpen ­ in de gebieden rond Taï, Toulépleu, Bin Houyé en Zouan Hounien ­ de helft van de bevolking teruggekeerd104. Ook de hulporganisaties zijn naar het gebied teruggekeerd105, hoewel de aanhoudende etnische spanningen en het daaruit voortvloeiend geweld de werkzaamheden bemoeilijken106.
In kleine dorpen en landelijke gebieden rond Toulépleu, Zouan Hounien, Guiglo en Duékoué zijn de etnische spanningen nog duidelijk aanwezig107. Hier worden Ivorianen niet afkomstig uit die gebieden en Afrikaanse buitenlanders door de lokale chiefs het dorp uitgezet. Inmiddels zijn duizenden mensen op deze wijze verdreven, waarbij groepen jongeren hen bedreigden en agressief benaderden108. 2.3.2 De betrokken partijen
Bij het conflict in Ivoorkust, de handhaving van de thans van kracht zijnde wapenstilstand en de uitvoering van het akkoord van Linas-Marcoussis is een groot aantal gewapende partijen betrokken. Onderstaand zullen achtereenvolgens de regeringstroepen en de pro-Gbagbo patriottische jongeren, de diverse (voormalige) rebellenbewegingen en de internationale troepen aan de orde komen. Tenslotte zal nog aandacht worden besteed aan de deelname van Liberiaanse strijders in de regerings- en rebellenlegers en de rol van Liberia in het conflict.
101 IRIN, 16 juli 2003.

102 IRIN, 10 juli 2003.

103 VRVN, First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S/2003/801 (8 augustus 2003), blz 1.
104 ICRC News 03/108, 15 september 2003.
105 VRVN, First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S/2003/801 (8 augustus 2003), blz 1.
106 UN-OCHA, Côte d'Ivoire: Insecurity, rising tensions hamper aid efforts, 4 september 2003, www.reliefweb.int.

107 UN-OCHA, Crisis in Côte d'Ivoire Situation Report No. 13, Update July/August 2003, 3 september 2003, www.reliefweb.int.
108 UN-OCHA, "Humanitarian agencies urge Ivorian authorities to assume their responsibilities", 26 augustus 2003, www.reliefweb.int.
27


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Regeringstroepen
Het Ivoriaanse regeringsleger wordt veelal aangeduid met de afkorting FANCI, die staat voor Forces armées nationales de Côte d'Ivoire. Voorafgaand aan het ontstaan van de crisis in het land telde de Ivoriaanse regeringsstrijdkrachten circa 5000 manschappen. Het leger was altijd klein van omvang gebleven omdat een groot vertrouwen bestond in het Frans-Ivoriaanse defensieverdrag, dat erin voorziet dat wanneer Ivoorkust zal worden aangevallen, Frankrijk te hulp zal schieten. De militairen die ten tijde van de poging tot staatsgreep in het noorden van het land bevonden, verkozen veelal daar te blijven en niet meer mee te vechten of zich aan te sluiten bij de rebellen. Sinds die datum zijn door het regeringsleger in Abidjan circa 3000 nieuwe manschappen geworven. Voor training en advies zou een aantal buitenlanders zijn aangetrokken. Ook waren gedurende enkele maanden circa 800 Liberiaanse strijders voor het regeringsleger actief in het grensgebied met Liberia109.
Het leger is slecht getraind, ongemotiveerd, slecht georganiseerd en intern verdeeld. Reeds vóór 19 september 2002 erkende de regering de problemen rond het functioneren van de geüniformeerde diensten. Ondanks het vrijmaken van extra middelen om de situatie te verbeteren zijn nog altijd geen structurele verbeteringen gerealiseerd. Er heerst nog steeds onvrede over de betaling bij leger en politie ondanks dat na een politiestaking in januari 2002 de lonen voor de politie zijn verhoogd. Het risico van nieuwe muiterij in het leger blijft aanwezig. Het leger, inclusief de gendarmerie, is nog altijd niet volledig onderworpen aan de controle van de burgerregering, waardoor er nog altijd ruimte is voor het nastreven van hun eigen belangen. Leden van het leger en de gendarmerie geven zich buiten diensttijd over aan criminele activiteiten. De slecht betaalde, ongedisciplineerde en corrupte ordediensten maken zich in het door de regering gecontroleerde zuiden schuldig aan agressief optreden bij wegversperringen, afpersingen, en zijn betrokken bij berovingen in volkswijken in Abidjan. Over gedwongen rekrutering door de regeringstroepen is weinig bekend. Wel is bekend dat in het regeringsleger minderjarigen deelhebben. Tegenover de VN heeft President Gbagbo begin juli 2003 ontkend dat het regeringsleger kindsoldaten zou rekruteren. Rekrutering zouden uitsluitend in niet-officiële gewapende milities voorkomen. Voor rekruten van het leger bestaat een strikte minimumleeftijd, aldus Gbagbo110.

109 VRVN, Report of the Secretary-General on Côte d'Ivoire. S/2003/374 (26 maart 2003), par. 44. Over de Liberiaanse strijders zie verderop in dit ambtsbericht.
110 VRVN, Report of the Security Council mission to West Africa, 26 June-5 July 2003. S/2003/688 (7 juli 2003), blz. 8.

28


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Patriottische jongeren en milities
Niet lang na de poging tot staatsgreep van 19 september 2002 ontstonden in Abidjan organisaties van patriottische jongeren. Op dat moment was het patriottisme in het loyalistische zuiden zeer nadrukkelijk aanwezig: overal was sprake van vlaggen, stickers en muziek waarin Ivoorkust werd verheerlijkt. De belangrijkste van de patriottische organisaties werd aangevoerd door Charles Blé Goudé, leider van de studentenbeweging FESCI (Fédération estudiantine et scolaire de Côte d'Ivoire). Goudé staat bij internationale waarnemers bekend om zijn demagogisch gedrag. Ook waren er diverse kleinere organisaties, die ieder hun eigen leider hadden. De organisaties zijn allen fel tegenstander van het akkoord van Linas-Marcoussis en trouw aanhanger van President Gbagbo. Met name na de sluiting van het akkoord van Linas-Marcoussis zijn deze patriottische jongeren betrokken geweest bij een groot aantal ongeregeldheden. Zij organiseerden regelmatig demonstraties tegen het akkoord en tegen de Fransen die het akkoord volgens de demonstranten aan President Gbagbo hadden gedicteerd. Hun demonstraties hebben tot ver in de verslagperiode regelmatig plaatsgevonden, soms gepaard gaand met geweld of wegblokkades. Ook hebben deze patriottistische jongeren zich schuldig gemaakt aan het vernielen en plunderen van Franse eigendommen in Ivoorkust in de eerste maanden na de sluiting van het akkoord van Linas-Marcoussis. De organisaties van patriottische jongeren waren ook betrokken bij de aanval op de uit rebellenkringen afkomstige Minister Soro van Communicatie in juni 2003111. De VN zegt in haar rapport van 8 augustus 2003 dat politieke sleutelfiguren die tegen het akkoord van Linas-Marcoussis zijn deze jongeren hiertoe hebben aangezet112.
Begin juli 2003 werden voor het eerst demonstraties van de patriottische jongeren neergeslagen door de politie. Dit was de eerste keer dat van overheidszijde werd ingegrepen in het doen en laten van de patriotten. Eind juli 2003 leken zij in Abidjan minder prominent aanwezig te zijn dan in de maanden ervoor. Niet bekend is in hoeverre de jongeren bij schendingen van de mensenrechten betrokken zijn geweest.
Half februari 2003 kwamen er sterke aanwijzingen dat door de regering handwapens werden uitgereikt aan groepen van deze patriottische jongeren. Eind maart 2003 werd in de pers melding gemaakt van ten minste 500 jongeren, voornamelijk behorend tot de etnische groep Bete van President Gbagbo, die in de arme buitenwijken van Abidjan een militaire training ontvangen. In de volksmond worden deze paramilitaire jeugdorganisaties vaak aangeduid als `milities'. De milities dragen veelal strijdlustige namen als `Abidjan Ninjas'.
111 IRIN, 30 juni 2003.

112 VRVN, First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S/2003/801 (8 augustus 2003), blz 5.
29


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Een voorman van de patriotten deelde eind maart 2003 mee in Abidjan 30.000 patriottische strijders paraat te hebben en in de rest van het land 20.000. Zij zouden als doel hebben het beschermen van de President en het strijden wanneer het bestand eventueel zou komen te vervallen. Op 20 april 2003 presenteerde zich in Abidjan de Groupement des Patriotes pour la Paix (GPP), een paramilitaire organisatie die zegt dienst te doen als laatste verdedigingsgordel voor President Gbagbo, diens FPI en het vaderland tegen RDR en de rebellen. De GPP is op militaire wijze georganiseerd en beweert over 500 vrijwillige soldaten te beschikken, die lichter of zwaarder bewapend zijn. Op 7 juli 2003 rapporteerde de Verenigde Naties, dat de gewapende milities nog altijd actief waren113.
Het leger ontkent elke betrokkenheid bij de patriottische jongeren114. Ook President Gbagbo heeft begin juli tegenover een VN-missie ontkend dat er aan regeringszijde gewapende milities bestaan115.
Doodseskaders
In de periode van 19 september 2002 tot eind februari 2003 werden in Abidjan talrijke tegenstanders van het regime vermoord door mensen in uniform, doodseskaders genoemd. Deze mannen in uniform hebben zich onder meer in Abidjan schuldig gemaakt aan moorden, ontvoeringen en aanvallen op eigendom. De meeste van hun slachtoffers behoren tot de oppositie van de regering. Eind februari 2003 betrof het een bekende Ivoriaanse komiek Camara Yéréfé, actief aanhanger van de politieke partij RDR en tevens plaatsvervangend imam in een moskee.
In een brief van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties aan de Veiligheidsraad van 24 januari 2003 wordt ook melding gemaakt van deze doodseskaders. De eskaders bestaan volgens de brief uit elementen die dicht staan bij de regering, de presidentiële garde en tribale milities uit de etnische groep van de President. Veel executies zouden zijn uitgevoerd in het Banco bos nabij Abidjan. De eskaders zijn vrij goed georganiseerd en beschikken over lijsten van de te executeren personen116. Ook zijn zij geüniformeerd. Niet bekend is of zij afkomstig zijn uit de bestaande geüniformeerde diensten.
113 VRVN, Report of the Security Council mission to West Africa, 26 June-5 July 2003. S/2003/688 (7 juli 2003), blz. 6.

114 Reuters, 26 maart 2003.

115 VRVN, Report of the Security Council mission to West Africa, 26 June-5 July 2003. S/2003/688 (7 juli 2003), blz. 7.

116 VRVN, Letter dated 24 January 2003 from the Secretary-General addressed to the President of the Security Council. S/2003/90, blz. 13-14.
30


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Volgens Amnesty International waren de doodseskaders in april 2003 nog altijd actief. De leiding van de eskaders is volgens Amnesty in handen van handlangers van de vrouw van President Gbagbo117.

Begin maart 2003 heeft President Gbagbo naar aanleiding van beschuldigingen door o.m. de VN- en mensenrechtenorganisaties in een anderhalf uur durend betoog verklaard dat hij en zijn vrouw niet schuldig zijn aan de doodseskaders en dat hij ook geen enkel belang heeft bij de moorden op personen die politiek gezien van marginale betekenis zijn. Gbagbo beschouwt de aantijgingen als de zoveelste poging om hem zwart te maken.
Vanaf mei 2003 zijn geen nieuwe executies door deze doodseskaders bekend. De MPCI
De MPCI (Mouvement patriotique de la Côte d'Ivoire) had oorspronkelijk een omvang van circa 800 manschappen, maar is geleidelijk uitgegroeid tot een sterkte van circa 5000. De macht van de beweging ligt in het midden en oosten van het land en met name in de stad Bouaké. Onder de manschappen zou zich een aantal buitenlandse strijders bevinden, hoofdzakelijk afkomstig uit Burkina Faso en enkelen uit Mali. Ook zou een relatief klein aantal Liberianen deel uitmaken van de MPCI.
De MPCI is ontstaan uit twee groepen, die overigens vóór het ontstaan van de MPCI niet georganiseerd waren. De eerste betrof een groep ontevreden Noord- Ivoriaanse militairen. Uit onvrede over wanbeheer en uitsluiting van de noorderlingen steunde deze groep de staatsgreep van generaal Guéï in 1999 tegen het bewind van toenmalig President Bédié. De relatie tussen deze militairen en Guéï raakte vervolgens echter ernstig verstoord, toen ook Guéï medio 2000 steeds meer de ideologie van de Ivoirité ging aanhangen. In de loop van 2000 en 2001 weken steeds meer Noord-Ivoriaanse militairen uit naar Burkina Faso, waar zij tot september 2002 verbleven. De andere groep bestaat uit militairen uit het regeringsleger die werden gedwongen om af te zwaaien, maar voor wie door de autoriteiten geen enkele regeling was getroffen.
De leider van de MPCI is Guillaume Soro Kigbalori. Soro nam in 2000 nog een belangrijke positie in binnen de RDR. De beide groepen die de MPCI vormen, hebben gemeen dat zij het niet eens zijn met het beleid van Gbagbo. Voor het overige is niet bekend of zij gelijke doelen nastreven.
117 Amnesty International, Wordt Vervolgd. Nummer 4, april 2003, blz.26.
31


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Aanhangers van President Gbagbo beschuldigen Ouattara van betrokkenheid bij de opstand. Reden daarvoor is dat de RDR van Ouattara veel aanhangers heeft in het noorden van Ivoorkust, waar de meeste rebellen van de MPCI vandaan komen. De rebellen verenigd in de MPCI staan ideologisch dicht bij Ouattara en de RDR. Ouattara stond al eerder centraal in etnische spanningen vanwege het Ivoirité- beleid van de regering118.
De MPCI vestigde zich na 19 september 2002 in de burelen van het Institut national de formation des agents de santé (Infas) in Bouaké. De MPCI nam na deze datum het bestuur van de stad op zich. Hiervoor werden circa vijftig personen aangesteld. De belangrijkste posities binnen het bestuur worden bekleed door chefs de guerre. Hoewel hij minister is, blijft Tuo Fozié de commandant van de operaties in Bouaké. Zijn plaatsvervanger is Chérif Ousmane. Chef Konaté is verantwoordelijk voor veiligheid. Hij houdt kantoor in een hangar119. De MPCI kan niet worden betiteld als een heldere, goed geleide organisatie. Bij de oorspronkelijke twee groepen die de MPCI hebben gevormd, hebben zich strijders van diverse pluimage gevoegd, waardoor een soort gelegenheidscoalitie is ontstaan. Binnen deze bonte mengeling van strijders heeft een aantal onderofficieren zich door hun charisma opgewerkt tot `chiefs'. Deze chiefs hebben een aanzienlijk belang bij het voortduren van de status quo, dat wil zeggen een verdeeld land. In de status quo blijven zij immers in het noorden aanzien genieten en kunnen zij zich via afpersing verrijken. Het hogere kader van de MPCI is niet altijd in staat om dergelijke elementen te disciplineren. Dit verschijnsel is aldus een remmende factor in de uitvoering van het Linas-Marcoussis akkoord. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de hieronder beschreven MPIGO en MJP. De MPIGO en de MJP
Eind november 2002 verschenen in het westen van Ivoorkust, in het grensgebied met Liberia, twee nieuwe rebellenbewegingen ten tonele, de MPIGO (Mouvement Populaire ivoirien du Grand-Ouest) en de MJP (Mouvement pour la justice et la paix). Zowel de MPIGO als de MJP hebben vanaf het begin gesteld dat hun bestaansrecht ligt in het wreken van de dood van generaal Guéï en zijn familie in september 2002120. Deze twee rebellenbewegingen eisten evenals de MPCI het aftreden van President Gbagbo. De leiders van de MPIGO en de MJP behoren, evenals wijlen generaal Guéï, tot de etnische groep van de Yacouba in het westen van Ivoorkust. Zij beheersen met name het westen van het land. De MPIGO heeft haar centrum in Binhouye en de MJP in Man.

118 Zie pag. 8.

119 L'intelligent No. 2211, 25-30 mei 2003, blz. 78-80.
120 IRIN, 28 November 2002.

32


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Er zijn sterke aanwijzingen van betrokkenheid van de Liberiaanse overheid bij deze twee rebellenbewegingen. De bewegingen bestonden aanvankelijk ook voor een groot deel uit Liberiaanse strijders121. Waarnemers hebben aangegeven dat ook minderjarigen zijn gerekruteerd door de rebellen.
Als leider van de MPIGO werd Felix Doh genoemd. Deze kwam eind april 2003 om het leven, naar verluidt bij interne gevechten met Liberiaanse strijders in zijn gelederen die hun wapens niet wilden inleveren122. Als leider van de MJP verschijnt in de media de naam Gaspard Dely123. Sinds de dood van Doh heeft de MPCI in feite de controle over de MJP en MPIGO overgenomen. Commandanten van de MPCI komen regelmatig naar het oorspronkelijke gebied van de MJP en MPIGO om polshoogte te nemen.
Franse troepen
Reeds kort na de couppoging van 19 september 2002 zijn de Franse troepen betrokken geraakt bij het conflict. Zij hebben een belangrijke rol gespeeld in de bescherming van de omvangrijke Franse gemeenschap in Ivoorkust. Later hebben de Franse troepen een belangrijke rol gekregen bij de handhaving van het bestand dat in oktober 2002 tussen de strijdende partijen werd gesloten. Zij hebben vanaf de sluiting van het bestand de bestandslijn tussen het regeringsgebied en het rebellengebied bewaakt. Hun aantal bedroeg in juli 2003 circa 4000. Het is de bedoeling dat de Franse troepen hun taken stukje bij beetje overdragen aan de ECOWAS-troepen. De Fransen zullen in het westen van het land wel aanwezig blijven en zullen tevens een snelle reactiemacht op de been houden om ECOWAS of eigen troepen daar waar nodig bijstand te bieden124. De operatie van de Franse troepen in Ivoorkust draagt de naam `Licorne'. De operatie Licorne zal niet worden afgesloten voordat het proces van ontwapening volledig is afgerond. ECOWAS
De ECOWAS is in Ivoorkust militair aanwezig in de vorm van ECOFORCE. ECOFORCE wordt ook wel aangeduid met de term ECOMICI (ECOWAS Mission In Côte d'Ivoire)125. Het sturen van een troepenmacht naar Ivoorkust werd reeds in september 2002 besloten, maar eerst vanaf januari 2003 werd begonnen met de opbouw van ECOFORCE tot de volle sterkte. Eind juli 2003 bedroeg de troepensterkte van ECOWAS 1369 manschappen. Aan ECOFORCE nemen
121 Over de betrokkenheid van Liberia zie verderop in deze paragraaf.
122 Reuters, 28 april 2003 en The Economist Intelligence Unit, Côte d'Ivoire. Country Report. May 2003, blz. 1. Over de Liberiaanse strijders in de gelederen van de MPIGO en MJP zie verderop in deze paragraaf.

123 AFP, 23 mei 2003.

124 VRVN, Report of the Secretary-General on Côte d'Ivoire. S/2003/374 (26 maart 2003), par. 39.

125 IRIN, 8 april 2003.

---


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

manschappen vanuit Benin, Ghana, Niger, Senegal en Togo deel. Het mandaat is om het staakt-het-vuren te bewaken en humanitaire hulporganisaties vrije doorgang te verschaffen. Op 7 april 2003 werd door de ECOWAS besloten het aantal manschappen op te voeren tot circa 3200. Op 12 juni arriveerden 60 gendarmes in Ivoorkust. Zij waren de eersten van de driehonderd manschappen die als eerste versterking van de bestaande ECOFORCE naar Ivoorkust zullen gaan126. VN-missie MINUCI
Op 13 mei 2003 nam de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties resolutie 1479 (2003) aan, waarin onder andere werd voorzien in een VN-missie genaamd MINUCI die mede een militaire component omvat. Het mandaat van MINUCI is het faciliteren van de implementatie van het akkoord van Linas-Marcoussis door de Ivoriaanse partijen. MINUCI dient ter assistentie aan de troepen van Frankrijk en ECOWAS, met name voor de planning van ontwapening, demobilisatie en reïntegratie127. Op 6 juni 2003 werd de Bengaalse brigadegeneraal Abdul Hafiz door de Secretaris-Generaal van de VN benoemd tot commandant van MINUCI. MINUCI zal onder andere om financiële redenen klein van omvang blijven128. De 26 MINUCI-verbindingsofficieren zijn begin juni 2003 in Ivoorkust aangekomen129. MINUCI zal minstens een jaar in Ivoorkust actief blijven. Rol Liberianen in het conflict
De rol van Liberia in het conflict is tweeledig. Enerzijds zijn er beschuldigingen van ondersteuning van de rebellenbewegingen MPIGO en MJP door Liberiaanse regeringstroepen, anderzijds is er de rekrutering van Liberianen door zowel regeringstroepen als door de rebellen. Aan de zijde van de rebellen zouden aanvankelijk zo'n 800 Liberianen hebben meegevochten130. Over directe betrokkenheid van de Liberiaanse autoriteiten bij de MPIGO en MJP is een uitgebreide beschrijving gemaakt door de Britse NGO Global Witness. In het in maart 2003 verschenen rapport The Usual Suspects. Liberia's Weapons and Mercenaries in Côte d'Ivoire and Sierra Leone stelt Global Witness onder andere dat de twee rebellengroeperingen in het westen van Ivoorkust direct door (toenmalig) President Taylor van Liberia worden aangestuurd, om zo de Ivoriaanse regering te destabiliseren. Het rapport stelt dat 90% van de manschappen van de MPIGO en MJP bestaan uit Liberiaanse en Sierra Leoonse huurlingen, die in Liberia bijeen zijn vergaard en enige tijd voor hun eerste aanval
126 IRIN, 12 juni 2003.

127 AFP, 3 juli 2003.

128 Reuters, 28 april 2003 en The Economist Intelligence Unit, Côte d'Ivoire. Country Report. June 2003, blz. 20.

129 IRIN, 6 juni 2003.

130 AFP, 8 mei 2003.

34


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

op 28 november 2002 vanuit dat land de grens met Ivoorkust over zijn gestuurd131. Internationale waarnemers beschouwen de opvattingen van Global Witness op dit punt als plausibel.
Human Rights Watch bevestigt dat het overgrote deel van de rebellen in het westen bestaat uit Liberianen, naast een aanzienlijk aantal Sierra Leoners. Deze laatsten zouden voormalig RUF-strijders zijn. Ook de begin mei 2003 om het leven gekomen Sam Bockarie, bijgenaamd Mosquito, zou zich enige tijd onder hen hebben bevonden132. De International Crisis Group bestempelt in haar rapport van april 2003 de hulp van Liberiaanse regeringstroepen aan de rebellen in het westen van Ivoorkust als een feit. Ook de aanwezigheid van Liberiaanse en Sierra Leoonse strijders bij de westelijke rebellen wordt door het rapport bevestigd133. Zowel de regeringstroepen als de rebellen hebben Liberianen gerekruteerd om aan hun zijde te strijden. Met name in het westen van het land bestonden alle strijdende partijen voor het grootste deel uit Liberianen134. Naast de MPIGO en MJP heeft ook de MPCI gebruik gemaakt van Liberiaanse strijders, zij het in veel mindere mate dan de eerstgenoemde twee rebellenbewegingen. Het kamp Nicla in de buurt van Guiglo wordt met name genoemd als een belangrijke bron van rekruten voor regeringstroepen135. Volgens Human Rights Watch bestaat een groot deel van de voor de regeringstroepen strijdende Liberianen uit voormalige vluchtelingen die op deze wijze hun loyaliteit aan de autoriteiten willen bewijzen136. Internationale waarnemers noemen als motieven voor deelname aan het regeringsleger ook nog het uitzicht op betaling, de mogelijkheid om te plunderen en druk van overheidszijde op mogelijke rekruten en hun families. Een deel van de Liberianen die in het westen meevechten aan regeringszijde zou banden hebben met de Liberiaanse rebellenbeweging MODEL, die volgens internationale waarnemers actief door President Gbagbo is gesteund. De regeringstroepen hebben het inzetten van Liberiaanse huurlingen overigens altijd ontkend.
Volgens een woordvoerder van de MJP volgden Liberiaanse strijders binnen deze rebellenbeweging vaak de orders van hun Ivoriaanse commandanten niet op. Ook
131 Global Witness, The Usual Suspects. Liberia's weapons and Mercenaries in Côte d'Ivoire and Sierra Leone (maart 2003), blz. 6, 7 en 28-31.
132 Human Rights Watch, Letter to Security Council Members (14 april 2003) en IRIN, 9 mei 2003.

133 International Crisis Group, Tackling Liberia. The Eye of the Regional Storm (30 april 2003), blz. 14.

134 Human Rights Watch, Letter to Security Council Members (14 april 2003).
135 VRVN, Report of the Secretary-General on Côte d'Ivoire. S/2003/374 (26 maart 2003), par. 38.

136 Human Rights Watch, Letter to Security Council Members (14 april 2003).
35


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Human Rights Watch spreekt van gebrek aan discipline bij de Liberiaanse strijders, zowel aan regerings- als aan rebellenzijde137. In februari 2003 verschenen de eerste berichten in de media dat de rebellenbewegingen om deze reden probeerden om zich van hun Liberiaanse strijders te ontdoen138. Eind april 2003 zou binnen de MPCI een intern conflict zijn uitgebroken toen de commandanten de Liberianen verzochten hun raketwerpers in te leveren en de Liberianen dit weigerden. Hierop zou een groot aantal Liberiaanse strijders naar hun eigen land zijn teruggegaan139. Ook de International Crisis Group meldt dat de Liberianen zowel in het regeringsleger als in de rebellenlegers niet langer in bedwang te houden zijn en dat de partijen hen niet langer in hun midden dulden140. Volgens Human Rights Watch bevinden zich aan beide zijden onder de strijders ook kinderen. Zij zouden vaak nauwelijks in staat zijn het gewicht van hun eigen wapens te dragen141. Uit het rapport van de Verenigde Naties van 26 maart 2003 blijkt dat regelmatig meldingen van rekrutering van kindsoldaten worden ontvangen. In februari 2003 werden in de westelijke steden Man, Danané en Zouan-Hounien minderjarigen aangetroffen bij militaire controleposten. Velen van hen waren onder invloed van alcohol en verdovende middelen142.


137 Human Rights Watch, Letter to Security Council Members (14 april 2003).
138 Reuters, 12 februari 2003.

139 Reuters, 25 april 2003.

140 International Crisis Group, Tackling Liberia. The Eye of the Regional Storm (30 april 2003), blz. 25.

141 Human Rights Watch, Letter to Security Council Members (14 april 2003).
142 VRVN, Report of the Secretary-General on Côte d'Ivoire. S/2003/374 (26 maart 2003).
36


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

3 Mensenrechten
Onderstaand worden de naleving en schendingen van de mensenrechten besproken, voor zover hierin wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van het vorige ambtsbericht. Voor niet vermelde categorieën mensenrechten geldt dat de situatie zoals die was in de vorige verslagperiode in de huidige niet wezenlijk veranderd is.
3.1 Waarborgen
3.1.1 Verdragen en protocollen
Met betrekking tot door Ivoorkust ondertekende en geratificeerde verdragen en protocollen zijn in de verslagperiode geen wijzigingen opgetreden. 3.1.2 Nationale wetgeving
Grondwet
De Grondwet die in 2000 per referendum werd aangenomen, bevat een uitgebreide catalogus aan mensenrechten. De Grondwet vangt aan met de onschendbaarheid van de menselijke persoon. Hierna volgen achtereenvolgens het verbod op onmenselijke behandeling en foltering, onschendbaarheid van de woning, een aantal sociale mensenrechten zoals het recht op ontwikkeling, toegang tot gezondheidszorg, scholing en cultuur, het recht op vrije meningsuiting, het recht op vrije verspreiding van ideeën, het recht van vereniging en vergadering, het recht op asiel voor buitenlandse vluchtelingen, vrijheid van oprichting van politieke partijen, recht op staking en vakbonden, recht op vrije en gelijke toegang tot de rechter, het beginsel dat strafvervolging alleen op basis van de wet kan plaatsvinden en het verbod op arbitraire detenties. In de Grondwet wordt een aantal rechten en vrijheden ingeperkt. De vrijheid van meningsuiting (art. 9) kan worden ingeperkt wanneer deze in strijd komt met de wet, de rechten van anderen, de nationale veiligheid en de openbare orde. Het recht op vrije verspreiding van ideeën (art. 10) wordt ingeperkt door het verbod op propaganda die de ene sociale groep boven de andere doet prevaleren of die aanzet tot raciale of religieuze haat. Het recht op vrije oprichting van politieke partijen (art. 13) wordt beperkt door het verbod op de oprichting van politieke partijen die zijn geschoeid op regionale, confessionele, tribale, etnische of raciale leest.
37


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Naast de genoemde mensenrechten bevat de Grondwet een aantal plichten, die betrekking hebben op het zich houden aan de wet, betalen van belasting en zich inzetten voor een beter leefmilieu.
Volgens de Grondwet van 2000 (art. 35) dienen presidentskandidaten: a) Ivoriaan te zijn van geboorte en af te stammen van een eveneens van geboorte Ivoriaanse vader en moeder; b) nooit afstand te hebben gedaan van de Ivoriaanse nationaliteit; c) nooit een andere nationaliteit te hebben doen prevaleren; d) de laatste vijf jaar vóór de verkiezingen ononderbroken in Ivoorkust te hebben gewoond en daar in totaal tien jaar te hebben verbleven. Door het akkoord van Linas-Marcoussis wordt voorzien in een wijziging van deze bepaling. In het programma voor de nieuwe regering van nationale verzoening wordt afgedaan met een groot aantal van de bovenstaande eisen. In het regeringsprogramma is voor artikel 35 van de Grondwet de volgende tekst overeen gekomen `De President van de Republiek wordt gekozen voor vijf jaar volgens een universeel direct kiesstelsel. Hij is slechts eenmaal herkiesbaar. De kandidaat moet beschikken over zijn volledige burger- en politieke rechten en ten minste vijfendertig jaar oud zijn. Hij moet uitsluitend van Ivoriaanse nationaliteit zijn, geboren uit een vader of een moeder van Ivoriaanse origine'. De Grondwet was eind augustus 2003 echter nog niet dienovereenkomstig gewijzigd. Overige wetgeving
Het akkoord van Linas-Marcoussis heeft voor de nationaliteitswetgeving geen ingrijpende gevolgen. Zo blijft de mogelijkheid om twee nationaliteiten te bezitten (reeds mogelijk onder de Nationaliteitswet 61-415 van 14 december 1961, laatstelijk gewijzigd bij Wet 72-852 van 21 december 1972143) bestaan. Het regeringsprogramma voegt een grond toe aan de lijst met redenen die leiden tot het verlies van de Ivoriaanse nationaliteit. Volgens deze wijziging kan de Ivoriaanse nationaliteit worden verloren, indien men functies in regering of parlement van een ander land heeft vervuld en dit blijft doen niettegenstaande een uitdrukkelijk bevel van de regering van Ivoorkust de betrekking te beëindigen144.
143 Artikelen 48 ­ 50 Nationaliteitswet 61-415 van 14 december 1961, laatstelijk gewijzigd bij Wet 72-852 van 21 december 1972, geven aan dat indien een Ivoriaans burger vrijwillig een vreemde nationaliteit verkrijgt, hij alleen de Ivoriaanse nationaliteit verliest indien de regering een daartoe strekkende machtiging verleent. Zo ook behoudt de Ivoriaanse echtgenote van een vreemdeling haar Ivoriaanse nationaliteit, tenzij zij hiervan afstand doet en zij de nationaliteit van haar man aan kan nemen (artikel 51 Nationaliteitswet). Derhalve sluit de Nationaliteitswet van 1961 een dubbele nationaliteit niet uit.
144 VRVN, Letter dated 27 January 2003 from the Permanent Representative of France to the United Nations addressed to the President of the Security Council, S/2003/99, Annex, blz. 6, jo. artikel 53 Nationaliteitswet 61-415 van 14 december 1961, laatstelijk gewijzigd bij Wet 72-852 van 21 december 1972.

38


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

3.2 Toezicht
Internationaal
Internationaal toezicht is sinds 19 september 2002 wegens de crisis zeer beperkt mogelijk geweest. Door de Verenigde Naties zijn enkele malen missies van enkele dagen in het land uitgevoerd. De resultaten van deze missies zijn neergelegd in rapporten, waaraan onderstaand veelvuldig wordt gerefereerd145. Ook Amnesty International heeft in de verslagperiode eigen onderzoek in Ivoorkust verricht. Amnesty heeft gerapporteerd over een moord op 60 gendarmes door de MPCI en over de situatie van de Liberiaanse vluchtelingen in Ivoorkust146. De regering heeft inmiddels in principe ingestemd met bezoeken van de VN speciale rapporteurs voor discriminatie, vrijheid van meningsuiting en de VN bijzondere vertegenwoordiger voor binnenlands ontheemden147. Aan de sinds juni 2003 in Ivoorkust aanwezige VN-missie MINUCI is ook een aantal mensenrechtenspecialisten toegevoegd148.
Nationaal gouvernementeel
Van de kant van de overheid werd sinds augustus 2002 toezicht op naleving van de mensenrechten gehouden door een onder het Ministerie van Justitie ressorterende directie mensenrechten. Daarnaast werd in mei 2002 besloten tot de oprichting van een nationale mensenrechtencommissie (Commission Nationale des Droits de l'Homme de Côte d'Ivoire, CNDHCI), met als doel het doen van onderzoek, het houden van hoorzittingen en het nemen van beleidsbeslissingen. Ook leger, politie en gendarmerie zullen in de commissie vertegenwoordigd zijn. In maart 2003 is de directie Mensenrechten van het Ministerie van Justitie omgevormd tot een apart Ministerie voor Mensenrechten149. Het regeringsprogramma, dat is opgenomen in de annex van het akkoord van Linas-Marcoussis, voorziet ­ alsnog ­ in de instelling van de bovengenoemde
145 VRVN, Letter dated 24 January 2003 from the Secretary-General addressed to the President of the Security Council. S/2003/90, VRVN, Report of the Secretary-General on Côte d'Ivoire. S/2003/374 (26 maart 2003) en VRVN, First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S2003/801 (8 augustus 2003).
146 Amnesty International, Côte d'Ivoire: A succession of unpunished crimes. AFR/31/002/2003. (27 februari 2003) en Amnesty International, Côte d'Ivoire: No escape: Liberian Refugees in Côte d'Ivoire. AFR 31/012/2003. (24 juni 2003). 146 AFP, 27 februari 2003.

147 VRVN, First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S/2003/801 (8 augustus 2003), blz 7.
148 VRVN, First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S/2003/801 (8 augustus 2003), blz 7 over MINUCI zie paragraaf 2.32 van dit ambtsbericht.
149 VRVN, First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S/2003/801 (8 augustus 2003), blz 7.
39


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

mensenrechtencommissie op korte termijn. Volgens het programma dienen alle politieke partijen in de commissie vertegenwoordigd te zijn en dient de voorzitter een voor iedereen aanvaardbare persoon te zijn. Rapportage van de commissie zal bovendien worden gebruikt bij de vaststelling van schadevergoedingen aan slachtoffers van het conflict. Half juli 2003 was de commissie nog niet geïnstalleerd.
3.3 Naleving en schendingen
Onderstaand worden de naleving en schendingen besproken van de mensenrechten, voor zover hierin wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van de vorige verslagperiode. Voor niet vermelde categorieën geldt dat de situatie zoals die was in de vorige verslagperiode in de huidige niet wezenlijk gewijzigd is. Het overgrote deel van de schendingen die onderstaand aan de orde komen, heeft plaatsgevonden in het kader van het gewapende conflict tussen de rebellen en de regering. Nog niet in alle gevallen is duidelijk hoe de ­ ook steeds meer de facto ­ beëindiging van dit conflict heeft uitgewerkt op de respectering en schending van de desbetreffende rechten.
3.3.1 Vrijheid van meningsuiting
De oppositionele media konden vóór 19 september 2002 redelijk vrij opereren. De media (kranten, radio) gelieerd aan de RDR van Ouattara zijn sinds die datum van tijd tot tijd het doelwit van fysieke aanvallen geweest. Ook in de verslagperiode hebben nog vernielingen aan gebouwen van oppositionele radio of kranten plaatsgevonden. Zo maakt het rapport van de VN van 26 maart 2003 melding van aanvallen op de gebouwen van het dagblad Le Jour en het private radiostation Nostalgie150.
De berichtgeving in de lokale media was ondanks het gesloten akkoord van Linas- Marcoussis tijdens de verslagperiode soms nog ophitsend van toon. Later in de verslagperiode is de berichtgeving van de media steeds meer in lijn met de vredesakkoord geraakt151. Het regeringsprogramma in de bijlage van het akkoord van Linas-Marcoussis voorziet erin, dat de autoriteiten de neutraliteit van de publieke omroep garanderen en dat er gunstige omstandigheden dienen te worden geschapen voor de financiële onafhankelijkheid van de diverse zendgemachtigden.
150 VRVN, Report of the Secretary-General on Côte d'Ivoire. S/2003/374 (26 maart 2003), par. 60.

151 VRVN, First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S/2003/801 (8 augustus 2003), blz 8.
40


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Ook is in het programma de bepaling opgenomen, dat buitenlandse radio- en televisie-uitzendingen met onmiddellijke ingang weer toegestaan zijn. De lokale uitzendmogelijkheden van de BBC en RFI, die na de couppoging uit de lucht waren gehaald, zijn op 28 februari 2003 hersteld. Op 18 februari 2003 was de radiozender Nostalgie al weer begonnen met uitzenden. In het noordelijk deel van het land hebben de forces nouvelles hun eigen radiozender152. Van het systematisch doorvoeren van beperkende maatregelen tegen de persvrijheid is thans voor zover bekend geen sprake. 3.3.2 Mishandeling en foltering
In de Grondwet worden mishandeling en foltering verboden. In de praktijk kwam mishandeling door de politie en gendarmerie in de periode tot aan 19 september 2002 regelmatig voor. De daders werden zelden en weinig consequent ter verantwoording geroepen.
Over de situatie na 19 september 2002 is nog altijd weinig informatie voorhanden, omdat toezicht door internationale organisaties in deze periode nauwelijks mogelijk is geweest. Wel is bekend dat gewapende groeperingen zich in de verslagperiode schuldig hebben gemaakt aan wijdverbreide geweldpleging jegens burgers153. Sinds de oprichting van een `zone van vertrouwen' in de westelijke regio van het land is het aantal incidenten volgens de VN wel afgenomen154. In een VN-document van 24 januari 2003 wordt gezegd, dat er door alle partijen foltering is toegepast. Er waren echter geen bewijzen dat foltering wijdverbreid was, aldus het document155. Volgens waarnemers werden psychische en fysieke kwellingen door de autoriteiten ondersteund als praktijk om activiteiten van de rebellen te bestrijden.
Enkele gruwelijkheden uit de maanden na de coup zijn wel naar buiten gekomen. Zo maakt Amnesty International melding van een gebeurtenis op 6 oktober 2002, waarbij 60 gendarmes tezamen met circa 50 van hun kinderen door MCPI rebellen gevangen werden genomen. Een deel van hen werd geëxecuteerd, de overlevenden verbleven gedwongen dagenlang in dezelfde ruimte als waar de lijken van de
152 IRIN, 18 juni 2003.

153 VRVN, Report of the Secretary-General on Côte d'Ivoire. S/2003/374 (26 maart 2003), par. 60, 61.

154 VRVN, First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S/2003/801 (8 augustus 2003), blz 7.
155 VRVN, Letter dated 24 January 2003 from the Secretary-General addressed to the President of the Security Council. S/2003/90, blz. 19.
41


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

geëxecuteerden zich bevonden156. De MPCI heeft ontkend dat dit voorval heeft plaatsgevonden157.
3.3.3 Verdwijningen
In de maanden na 19 september 2002 werd in de pers en door mensenrechtenorganisaties melding gemaakt van politiek gemotiveerde verdwijningen in het gehele land. De VN meldde op 24 januari 2003, dat aan beide zijden verdwijningen hebben plaatsgevonden. In het VN-rapport wordt een mensenrechten-NGO geciteerd, die een aantal van 11 verdwijningen noemt in regeringsgebied. Van de verdwijningen in het noorden van het land, die volgens dezelfde NGO wel hebben plaatsgevonden, zijn geen cijfers bekend158. Volgens waarnemers werden verdwijningen door de autoriteiten gesteund als praktijk om activiteiten van de rebellen te bestrijden. Human Rights Watch spreekt van verdwijningen in het gebied dat onder regeringscontrole staat. Van een aantal personen van wie voor het laatst iets is vernomen toen zij door regeringstroepen in hechtenis werden genomen, is de verblijfplaats volgens Human Rights Watch nog altijd niet bekend159.
Uit het VN-rapport van 7 juli 2003 blijkt dat er eind juni nog altijd meldingen waren van verdwijningen van mensen die ervan worden verdacht banden te hebben met de forces nouvelles160.
3.3.4 Buitengerechtelijke executies en moorden Zowel het leger, de gendarmerie en de politie als de rebellen hebben zich in de verslagperiode schuldig gemaakt aan buitengerechtelijke executies161. De Ivoriaanse regering heeft toegegeven dat in uitzonderlijke situaties soms excessen hebben plaatsgevonden162. De regering heeft gebruik gemaakt van zogenaamde
156 Amnesty International, Côte d'Ivoire: A succession of unpunished crimes. AFR/31/002/2003. (27 februari 2003).

157 AFP, 27 februari 2003.
158 VRVN, Letter dated 24 January 2003 from the Secretary-General addressed to the President of the Security Council. S/2003/90, blz. 19.
159 Human Rights Watch, Trapped between two wars: Violence against civilians in western Côte d'Ivoire (augustus 2003), blz 23.
160 VRVN, Report of the Security Council mission to West Africa, 26 June-5 July 2003. S/2003/688 (7 juli 2003), blz. 6.
161 VRVN, Letter dated 24 January 2003 from the Secretary-General addressed to the President of the Security Council. S/2003/90, blz. 12-23.
162 VRVN, Report of the Secretary-General on Côte d'Ivoire. S/2003/374 (26 maart 2003), blz. 24.

42


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

doodseskaders om tegenstanders uit te schakelen163. In de stad Bangolo in het westen van Ivoorkust zijn op 7 maart ten minste 60 burgers om het leven gebracht door regeringstroepen, die hierbij werden bijgestaan door Liberiaanse strijders164. Door de MCPI zijn bij verschillende gelegenheden gendarmes om het leven gebracht165. In het noorden, midden en westen van het land zouden massagraven bestaan166.
In het rapport van 7 juli 2003 meldt de VN dat er eind juni nog meldingen bestonden van buitengerechtelijke executies van mensen die ervan worden verdacht banden te hebben met de forces nouvelles167. 3.4 Positie van specifieke groepen
3.4.1 Etnische groepen en minderheden
De bevolking van Ivoorkust is etnisch divers. Sociale discriminatie op grond van etnische afkomst komt tussen alle etnische groepen voor. Wijken in de steden hebben nog een duidelijk etnisch karakter, en de grote politieke partijen hebben aanwijsbare etnische en regionale bases. Huwelijken tussen leden van verschillende etnische groepen zijn ­ met name in de stedelijke gebieden ­ steeds gebruikelijker. Sociale en politieke spanningen treden vooral op tussen noorderlingen en zuiderlingen, oftewel tussen stammen uit het zuiden van Ivoorkust, die zich als `echte' Ivorianen beschouwen, en stammen uit het noorden van het land, waarvan de stamgebieden zich dikwijls uitstrekken tot in de noordelijke buurlanden Burkina Faso en Mali. In het zuidwesten van het land bestaan spanningen tussen de bevolkingsgroep van de Kru en immigranten uit Burkina Faso, waarvan velen al sinds hun geboorte of tientallen jaren in het gebied wonen.
Behalve discriminatie tussen bevolkingsgroepen onderling, komt discriminatie van buitenlanders of van Ivorianen van buitenlandse origine door vertegenwoordigers van de overheid voor, bijvoorbeeld bij toewijzing van banen of bij de inschrijving van kinderen op scholen. De politie valt Afrikaanse vreemdelingen regelmatig
163 Over de doodseskaders zie paragraaf 2.3.2. van dit ambtsbericht.
164 International Crisis Group, Tackling Liberia. The Eye of the Regional Storm (30 april 2003), blz. 23.

165 VRVN, Letter dated 24 January 2003 from the Secretary-General addressed to the President of the Security Council. S/2003/90, blz. 12 e.v. Zie over een voorval van het executeren van gendarmes ook paragraaf 3.3.2. van dit ambtsbericht.
166 VRVN, Letter dated 24 January 2003 from the Secretary-General addressed to the President of the Security Council. S/2003/90, blz. 14-18.
167 VRVN, Report of the Security Council mission to West Africa, 26 June-5 July 2003. S/2003/688 (7 juli 2003), blz. 6.
43


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

lastig. Er is sinds de couppoging van 19 september 2002 sprake geweest van een toename van geweld door zowel geüniformeerde diensten van de regering als de rebellen gericht tegen burgers op grond van hun etnische afkomst. Regelmatig hebben in de verslagperiode in het regeringsgebied wreedheden plaatsgevonden, waarbij personen uit het noorden, het westen en uit de buurlanden Burkina Faso, Mali en Liberia het slachtoffer waren. Onder hen bevonden zich personen afkomstig uit de bevolkingsgroepen Mande du Nord, Voltaic en aanhangers van de RDR. Door de bevolking worden deze groepen vaak aangeduid met de namen Dioula, Malinké of Sénoufo.
De afbraak van door Afrikaanse buitenlanders bewoonde sloppenwijken in Abidjan door leger en gendarmerie is na een televisietoespraak van President Gbagbo op 8 oktober 2002 slechts tijdelijk onderbroken geweest. Eind december 2002 had de Ivoriaanse regering nog aangegeven dat de ontruimingen van de sloppenwijken waren gestopt168. Op 9 juli 2003 is echter opnieuw een sloppenwijk van Abidjan ontruimd. Hierbij vielen drie doden169. Volgens de VN maken burgemeesters dankbaar gebruik van de crisissituatie om zo hun lokale problemen met bouwgrond op te lossen170.
Afrikaanse buitenlanders werden ook tijdens de verslagperiode systematisch het slachtoffer van berovingen en afpersingen - al dan niet met ontvoering - door gendarmerie, leger en politie. De eerder gemelde praktijken van de slecht betaalde, ongedisciplineerde en corrupte ordediensten ­ waaronder afpersingen en agressief optreden bij wegversperringen ­ gingen volgens berichten uit april 2003 onverminderd voort. Wel worden thans minder klachten gemeld over betrokkenheid van de ordediensten bij berovingen in woonhuizen. De etniciteit van een persoon staat noch op het oude en nieuwe model identiteitsbewijs, noch op enig document van de burgerlijke stand vermeld. Toch zijn noorderlingen voor de bevolking gewoonlijk makkelijk herkenbaar. Door het beperkte aantal achternamen dat in Ivoorkust wordt gevoerd, is de afkomst bijvoorbeeld veelal uit de achternaam af te leiden. Zo zijn onder noorderlingen de achternamen `Diabaté' en `Ouattara' zeer gebruikelijk. Daarnaast kleden noorderlingen zich vaak anders. Burkinezen zijn bovendien vaak snel te herkennen aan de opzettelijk aangebrachte kerven in hun gezicht, die hun stamaffiliatie weergeven.
Dioula

168 VRVN, Letter dated 24 January 2003 from the Secretary-General addressed to the President of the Security Council. S/2003/90, blz. 25.
169 IRIN, 9 juli 2003.

170 VRVN, Letter dated 24 January 2003 from the Secretary-General addressed to the President of the Security Council. S/2003/90, blz. 23.
---


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

De term Dioula kan op verschillende wijzen worden gebruikt. De aanduiding kan slaan op één specifieke etnische groep, die afkomstig is uit het noorden van Ivoorkust, het zuidwesten van Burkina Faso, Mali en Ghana. Deze Dioula in etnische zin hangen het islamitische geloof aan. Dioula wordt daarnaast gebruikt als aanduiding voor de sprekers van de taal met de naam Dioula. Deze taal wordt gesproken in Ivoorkust en het westen van Burkina Faso, en is tevens in geheel Ivoorkust een lingua franca. Etniciteit en het spreken van deze taal vallen niet in alle gevallen samen. Dioula kan ook de algemene aanduiding zijn voor mensen die zich bezig houden met handel, waarbij zij niet tot de Dioula in de bovengenoemde twee betekenissen behoeven te behoren. In de volksmond wordt de term Dioula ook gebruikt als verzamelnaam voor alle Ivorianen die afkomstig zijn uit het noorden van het land.
Door dit brede scala aan betekenissen kan de term Dioula dus duiden op personen afkomstig uit het noorden van Ivoorkust en personen afkomstig uit de Afrikaanse buurlanden. Het risico om het slachtoffer te worden van mensenrechten- schendingen is voor Dioula dan ook identiek aan het boven omschreven risico dat noorderlingen en Afrikaanse buitenlanders lopen. 3.4.2 Vrouwen
Tijdens de gevechten die in de verslagperiode hebben plaatsgevonden hebben zowel de regeringstroepen als de rebellen zich schuldig gemaakt aan seksueel geweld tegen vrouwen. Hierbij was onder andere sprake van (groeps)verkrachting, soms voor de ogen van de kinderen van het slachtoffer. In sommige gevallen werden de slachtoffers naderhand om het leven gebracht171.
171 VRVN, Letter dated 24 January 2003 from the Secretary-General addressed to the President of the Security Council. S/2003/90, blz. 19.
45


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

4 Migratie
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op een aantal aspecten van migratie, waaronder de situatie van ontheemden en vluchtelingen. De paragrafen over het beleid van andere landen en activiteiten van internationale organisaties dienen de overwegingen omtrent de mogelijkheden van terugkeer. Ook hier geldt dat indien bepaalde onderwerpen in dit hoofdstuk niet aan de orde komen, de tekst van het vorige algemeen ambtsbericht op hoofdlijnen nog steeds van toepassing is. 4.2 Ontheemden en vluchtelingen
Sinds de couppoging van 19 september 2002 en de daarop volgende strijd zijn in het hele land honderdduizenden mensen ontheemd geraakt. Ruwe schattingen van OCHA gaan uit van 750.000 ontheemden in Ivoorkust172. Sinds het begin van het conflict zijn ongeveer 400.000 Afrikaanse buitenlanders het land ontvlucht. Deze "buitenlanders" zijn voornamelijk afkomstig uit Burkina Faso (200.000), Guinee (70.000), Mali (48.000) en Liberia (44.000)173. In de zomermaanden van 2003 zijn 7.265 Burkinezen, Malinezen en Guineeërs vrijwillig gerepatrieerd door IOM uit het westen van Ivoorkust (Tabou, Guiglo en Duékoué)174. Ivoorkust biedt onderdak aan ongeveer 73.000 niet-Ivoriaanse vluchtelingen, voornamelijk Liberianen. De meeste vluchtelingen worden opgevangen in gastgezinnen of dorpen in de Zone d'Accueil des Réfugies. In het vluchtelingenkamp in Nicla (bij Guiglo) en in transit centra in Abidjan verblijven in totaal ongeveer tienduizend vluchtelingen175. Inmiddels bericht UNHCR dat de eerste Liberiaanse vluchtelingen vanuit Ivoorkust terug zijn gekeerd naar het gebied rond Zwedru (in het oosten van Liberia)176. De humanitaire situatie in het westen van Ivoorkust is zorgwekkend. Er is onvoldoende voedsel en medicijnen voor de duizenden burgers en ontheemden177. Ook in de overige delen van het
172 Norwegian Refugee Council, Profile of internal displacement: Côte d'Ivoire (22 juli 2003), blz. 28.

173 Norwegian Refugee Council, Profile of internal displacement: Cote d'Ivoire (22 juli 2003), blz. 24.

174 UN-OCHA, Crisis in Côte d'Ivoire Situation Report No. 13, Update July/August 2003, 3 september 2003, www.reliefweb.int.
175 UNHCR, Briefing Note on UNHCR Operations in Côte d'Ivoire, September 2003, blz.2.
176 UNHCR, Liberian Refugees in Côte d'Ivoire trickle back, Briefing Notes 26 september 2003.
177 IRIN, 29 september 2003.
46


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

land, met uitzondering van het zuiden, zijn voedsel, medicijnen en medisch personeel voor de gehele bevolking schaars178. Het is niet zeker of leden van de Mande du Nord en Voltaic, Afrikaanse buitenlanders of Afrikaanse immigranten, en RDR-aanhangers zich zo nodig veilig elders in het door de regering beheerste gebied kunnen vestigen. 4.3 Activiteiten van internationale organisaties UNHCR heeft in februari 2003 een standpunt geformuleerd over de terugkeer van afgewezen asielzoekers naar Ivoorkust. UNHCR adviseert om de gedwongen terugkeer van afgewezen asielzoekers voor een periode van zes maanden op te schorten wegens het risico dat zij bij terugkeer slachtoffer worden van willekeurig geweld179.
4.4 Beleid andere Europese landen
In België worden alle asielverzoeken van personen uit Ivoorkust op individuele basis behandeld. Er is geen sprake van specifieke categorieën asielzoekers die bijzondere aandacht krijgen. Vanuit België worden uitgeprocedeerde asielzoekers verwijderd naar Ivoorkust.
Denemarken heeft slechts een zeer gering aantal asielzoekers uit Ivoorkust. Denemarken behandelt alle asielverzoeken ­ met inbegrip van die uit Ivoorkust ­ op individuele basis. Terugkeer naar Ivoorkust wordt mogelijk geacht. Of in de verslagperiode ook daadwerkelijk terugkeer heeft plaatsgevonden, is niet bekend. Duitsland behandelt alle Ivoriaanse asielverzoeken op individuele basis. Terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers wordt mogelijk geacht en heeft in de eerste vijf maanden van 2003 in drie gevallen daadwerkelijk plaatsgehad. Sinds het tweede kwartaal van 2003 zijn de nieuwe Ivoriaanse asielzoekers in Frankrijk voornamelijk afkomstig uit de gebieden die onder controle staan van de forces nouvelles. De meeste nieuwe asielzoekers zijn afkomstig uit de stad Bouaké en beweren te vrezen te hebben voor vervolging door het MPCI. Het MPCI kan momenteel niet worden aangemerkt als een autoriteit in de zin van de jurisprudentie, mede gezien het Linas-Marcoussis akkoord en de instelling van de regering van nationale verzoening. In afwachting van politieke stabilisatie worden deze asielverzoeken derhalve niet in behandeling genomen.
178 UN-OCHA, Crisis in Côte d'Ivoire Situation Report No. 13, Update July/August 2003, 3 september 2003, www.reliefweb.int.
179 Gedurende de verslagperiode is dit standpunt van de UNHCR niet gewijzigd.
47


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Het Verenigd Koninkrijk beoordeelt alle Ivoriaanse asielaanvragen op individuele basis. Terugkeer wordt mogelijk geacht, maar het aantal gevallen dat daadwerkelijk terugkeert is niet groot wegens het ontbreken van een terugkeerovereenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk en Ivoorkust. In Zwitserland zijn beslissingen op asielverzoeken van personen uit Ivoorkust die geloofwaardig kunnen maken dat zij wegens oppositionele acties en afstamming van een bepaalde etnische groepering worden vervolgd of bedreigd en asielverzoeken van personen die vanwege de oorlogssituatie zijn gevlucht en geloofwaardig kunnen maken dat ze uit het noorden van het land komen of behoren tot de Yacouba stam tot nader order opgeschort. Aanvragen uit Ivoorkust waar bovenstaande twee punten geen rol spelen, worden op individuele basis behandeld. Terugkeer naar Ivoorkust van uitgeprocedeerde asielzoekers wordt mogelijk geacht.
Over het huidige beleid van de overige Europese landen is thans geen informatie voorhanden.


48


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Samenvatting
Het in januari 2003 gesloten akkoord van Linas-Marcoussis, dat onder andere voorziet in de vorming van een regering van nationale verzoening, overdracht van een deel van de bevoegdheden van de President aan de nieuw aan te stellen premier en hergroepering en ontwapening van de strijdende partijen, werd door een deel van de bevolking niet positief ontvangen. Met name de achterban van de FPI, de partij van President Gbagbo, was van mening dat het akkoord te veel toegaf aan de rebellen. Dit leidde onder andere tot anti-Franse rellen, daar Frankrijk werd gezien als de `boosdoener' die het akkoord aan de President had gedicteerd.
Vorming van de in het akkoord voorziene regering van nationale verzoening verliep aanvankelijk traag. Onenigheid over de toewijzing van de posten van de Ministers van Defensie en Binnenlandse Veiligheid zorgde ervoor dat de andere ministers van de voormalige rebellen, nu forces nouvelles genoemd, weigerden deel te nemen aan de ministerraadsvergaderingen. Ook aan regeringszijde, met name onder de militairen en in de kringen rond President Gbagbo en zijn partij bestond zware weerstand. President Gbagbo heeft dan ook herhaaldelijk gepoogd het proces zo veel mogelijk te vertragen, om zo zijn bestaande bevoegdheden te handhaven.
Op 10 maart 2003 droeg de President uiteindelijk een deel van zijn bevoegdheden over aan de nieuwe premier Diarra. Hij deed dit echter voor een periode van slechts zes maanden, zodat hij de mogelijkheid open liet het mandaat niet te verlengen. Op 3 april vond de eerste bijeenkomst van de voltallige Ministerraad plaats, inclusief de ministers van de forces nouvelles. De toewijzing van de nog altijd omstreden twee ministersposten werd opgedragen aan de Nationale Veiligheidsraad. Op 3 mei 2003 werd een hernieuwd bestand tussen alle strijdende partijen overeengekomen. In de periode daarna is een militaire samenwerking tussen de strijdende partijen op gang gekomen om de veiligheid in het land te herstellen. Op 4 juli 2003 werd door de strijdende partijen gemeenschappelijk de oorlog officieel ten einde verklaard.
Door de gewelddadigheden in de periode na 19 september 2002 onstond een de facto driedeling van het land. Het noorden kwam in handen van de rebellen van de MPCI, het westen werd bezet door de rebellen van de MPIGO en MJP, en het zuiden van het land bleef in regeringshanden. Na de ondertekening van de akkoorden van Linas-Marcoussis is de militaire situatie in het land relatief rustig geweest. Het staakt-het-vuren is over het algemeen gerespecteerd. Na de hernieuwde wapenstilstand van 3 mei 2003 is sprake van rust op vrijwel alle
49


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

fronten. Een negatieve uitzondering hierop vormt vanaf het begin het westen van het land aan de grens met Liberia.
Goed inzicht in de situatie in het westen van het land na 19 september 2003 ontbreekt nog immer. Wel is duidelijk dat het westen vanaf het begin van de strijd een gebied van wetteloosheid, strijd en anarchie is geweest. In april 2003 laaiden hier de gevechten weer in alle hevigheid op. Ook is vanaf het begin sprake geweest van gewapende, ongecontroleerde bendes die rovend en plunderend het gebied rondtrekken. Eind mei 2003 hebben de regeringstroepen, de internationale troepenmacht en de forces nouvelles gezamenlijk een aanvang gemaakt met het herstellen van de veiligheid in dit gebied. Ondanks de nog altijd rondtrekkende gewapende bendes, is de veiligheid in dit gebied enigszins verbeterd en zijn eerder gevluchte burgers begonnen met terugkeer naar hun huizen. Zowel het noorden als het zuiden van het land heeft met name in de grote steden nog altijd te kampen met criminele bendes die de omgeving onveilig maken. Zowel de forces nouvelles in het noorden als de regeringstroepen in het zuiden kunnen hier in veel gevallen niet effectief tegen optreden. In het zuiden zijn de gewelddadigheden tegen noorderlingen en immigranten uit de buurlanden doorgegaan. Nog niet duidelijk is hoe de recente toenadering tussen de voormalige strijdende partijen deze situatie beïnvloed heeft. Vanaf het begin van de strijd heeft de regering zogenaamde doodseskaders ingezet om politieke tegenstanders uit te schakelen. Ook bestaan er paramilitaire groepen, bestaande uit patriottische jongeren uit de kring rond President Gbagbo die tegen de uitvoering van het akkoord van Linas-Marcoussis zijn. De President ontkent elke betrokkenheid. Voor de handhaving van het staakt-het-vuren zijn in Ivoorkust 4000 Franse manschappen aanwezig, een 26-koppige VN-missie onder de naam MINUCI die ondersteunende taken bij de planning van ontwapening verleent en een militaire eenheid van ECOWAS, die thans circa 1500 manschappen telt, maar binnen enkele maanden ruim 3000 man sterk zal zijn. Betrokkenheid van Liberia bij het conflict is tweeledig. Enerzijds was er sprake van directe steun van de toenmalige Liberiaanse President Taylor aan MPIGO en MJP bij hun aanvallen eind 2002, anderzijds hebben zowel de regeringstroepen als de rebellen in de strijd gebruik gemaakt van Liberiaanse huurlingen, met name voor de gevechten in het westen van het land. Vanaf februari 2003 tolereerden beide zijden deze Liberianen wegens hun gebrekkige discipline niet langer in hun midden. Vele Liberianen zijn teruggegaan naar Liberia, een deel is met hun wapens in het westen van het land achtergebleven, alwaar zij rovend en plunderend de omgeving onveilig maken.

50


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

De Ivoriaanse Grondwet van 2000 bevat alle gebruikelijke klassieke mensenrechten (rechten en vrijheden) en een aantal sociale mensenrechten. Het akkoord van Linas-Marcoussis voorziet in een versoepeling van de omstreden grondwettelijke bepalingen inzake verkiesbaarheid voor het ambt van President. Internationaal toezicht op de mensenrechten is in de verslagperiode slechts zeer beperkt mogelijk geweest. De VN heeft een aantal missies uitgevoerd, waarover is gerapporteerd. In het akkoord van Linas-Marcoussis is voorzien in de oprichting van een Nationale Mensenrechtencommissie. Eind september 2003 was deze nog niet geïnstalleerd. Voor een tevens in het akkoord voorziene internationale commissie die gepleegde mensenrechtenschendingen in het land moet gaan onderzoeken geldt hetzelfde.
Van het systematisch doorvoeren van beperkende maatregelen tegen de persvrijheid is thans voor zover bekend geen sprake. Wel hebben in de verslagperiode fysieke aanvallen op kantoren van diverse media plaatsgevonden. Ook blijven de media vaak nog ophitsend van toon. Tijdens de gewapende strijd hebben ook in de verslagperiode mishandeling, foltering, verdwijningen en buitengerechtelijke executies en moorden plaatsgevonden. Alle partijen in het conflict hebben zich hieraan schuldig gemaakt.
Noorderlingen en immigranten uit de buurlanden (die vaak in hun gezamenlijkheid worden aangeduid met de term Dioula) zijn ook in de verslagperiode weer systematisch het slachtoffer geworden van berovingen, afpersingen en ontvoeringen door gendarmerie, leger en politie. In regeringsgebied hebben regelmatig wreedheden van regeringszijde plaatsgevonden tegen noorderlingen en personen afkomstig uit de buurlanden, vanwege hun etnische afkomst. Op 9 juli 2003 werd na enkele maanden van stilte ook weer een ontruiming van een sloppenwijk in Abidjan met veel inwoners afkomstig uit de buurlanden gemeld. Het overgrote deel van bovengenoemde schendingen heeft plaatsgevonden in het kader van het gewapende conflict tussen de rebellen en de regering. Nog niet duidelijk is hoe de ­ ook steeds meer de facto ­ beëindiging van dit conflict heeft uitgewerkt op de respectering en schending van de desbetreffende rechten. De UNHCR heeft in februari 2003 geadviseerd om de gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers voor een periode van zes maanden op te schorten wegens het risico van geweld. In Duitsland en het Verenigd Koninkrijk worden asielverzoeken van personen uit Ivoorkust op individuele basis beoordeeld. Zwitserland kent een besluitmoratorium voor enkele categorieën Ivoriaanse asielzoekers. Voor de overige categorieën wordt in Zwitserland op individuele basis beslist. Alle drie de genoemde landen achten terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers naar Ivoorkust mogelijk

51


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Bronnen
Agence France-Presse (AFP)
Algemeen Nederlands Persbureau (ANP)
Amnesty International: Côte d'Ivoire: A country caught up in a turmoil for more than a month, AFR 31/005/2002 (18 oktober 2002).
Amnesty International: Côte d'Ivoire: A succession of unpunished crimes. AFR/31/002/2003. (27 februari 2003).
Amnesty International: Wordt Vervolgd. Nummer 4, april 2003 Amnesty International: Côte d'Ivoire: No escape: Liberian Refugees in Côte d'Ivoire. AFR 31/012/2003. (24 juni 2003)
Amnesty International Afdeling Nederland: brief aan de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie inzake Ivoorkust, dir/dv/2003/043 (11 juli 2003)
Fraternité Matin (Ivoriaans dagblad)
Global Witness: The Usual Suspects. Liberia's weapons and Mercenaries in Côte d'Ivoire and Sierra Leone (maart 2003)
Human Rights Watch: Letter to Security Council Members (14 april 2003). Human Rights Watch: Trapped between two wars: Violence against civilians in western Côte d'Ivoire (augustus 2003)
Integrated Regional Information Network (IRIN)
International Crisis Group: Tackling Liberia. The Eye of the Regional Storm (30 april 2003)
International Committee of the Red Cross (ICRC): ICRC News L'intelligent
Le Patriote (Ivoriaans dagblad)

52


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

Norwegian Refugee Council: Profile of internal displacement: Cote d'Ivoire (22 juli 2003)
NRC Handelsblad
Radio France Internationale
Reuters
The Economist Intelligence Unit: Côte d'Ivoire. Country Report, februari 2002 The Economist Intelligence Unit: Côte d'Ivoire. Country Report, mei 2003

The Economist Intelligence Unit: Côte d'Ivoire. Country Report, juni 2003 The New York Times
United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR): Briefing Note on UNHCR Operations in Côte d'Ivoire, September 2003
UNHCR: Liberian Refugees in Côte d'Ivoire trickle back, Briefing Notes 26 september 2003.
United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (UN-OCHA): "Humanitarian agencies urge Ivorian authorities to assume their responsibilities" (26 augustus 2003)
UN-OCHA: Crisis in Côte d'Ivoire Situation Report No. 13, Update July/August 2003 (3 september 2003)

UN-OCHA: Côte d'Ivoire: Insecurity, rising tensions hamper aid efforts (4 september 2003)
Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VRVN): Letter dated 24 January 2003 from the Secretary-General addressed to the President of the Security Council. S/2003/90
VRVN: Letter dated 27 January 2003 from the Permanent Representative of France to the United Nations addressed to the President of the Security Council, S/2003/99 (27 januari 2003)
VRVN: Resolutie 1464 (2003). S/RES/1464 (2003) (4 februari 2003)
53


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003

VRVN: Report of the Secretary-General on Côte d'Ivoire. S/2003/374 (26 maart 2003)
VRVN: Letter dated 24 April 2003 from the Chairman of the Security Council Committee established pursuant to resolution 1343 (2001) concerning Liberia addressed to the President of the Security Council, S/2003/498 (24 april 2003) VRVN: Resolutie 1479 (2003). S/RES/1479 (2003) (13 mei 2003) VRVN: Resolutie 1498 (2003). S/RES/1498 (2003) (4 juli 2003) VRVN: Report of the Security Council mission to West Africa, 26 June-5 July 2003. S/2003/688 (7 juli 2003)
VRVN: Security Council reiterates need to implement peace and ceasfire agreements in Côte d'Ivoire, with view to elections 2005, SC/7825 (25 juli 2003) VRVN: First report of the Secretary-General on the United Nations Mission in Côte d'Ivoire S/2003/801 (8 augustus 2003)
Websites:
AllAfrica.com
CNN.com
BBC News: news.bbc.co.uk
Ministerie van Buitenlandse Zaken van Frankrijk: www.france.diplomatie.fr ReliefWeb: www.relfiefweb.int

54


Algemeen Ambtsbericht Ivoorkust | september 2003


Bijlage I: kaart van Ivoorkust


---




---- --